BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
Dit keer schrijf ik eens geen brief vooraf
maar begin direct met de beantwoording van
jullie briefjes.
Beste JOPIE SLIM. Ja vriend, door m'n
onverwacht uitstapje was ik niet in de gele
genheid jullie m'n plan mede te deelen. Maar
wat in 't vat is.... A.s. Woensdag bespreek
ik alles en moeten we tevens de schade aan
onze Paaschversieringen inhalen. Maar ale
jullie flink werkt-, komen we op tijd klaar. Nog
wel gefeliciteerd met je broertje. Zal je vooral
niet onrustig slapen en gaan droomen over
het nieuws dat ik nog moet vertellen? Tot
Woensdag. Dag Jopie Slim.
Lief SPARRETJE. Alweer een andere
briefomslag, 'k Heb het niet zoo ver mis, als
ik veronderstel, dat je een heele verzameling
verschillende omslagen bezit. De eerste de
beste couvertenverzamelaar zend ik op je af,
daar moet je maar op rekenen. Toen ik den
brief ontving, schoot ik in een lach en je va
der eveneens. „Belangrijk ook voor U" las ik
Natuurlijk werd door dit opschrift de omslag
spoediger dan gewoonlijk geopend om van
den inhoud kennis te nemen, 'k Ben heel blij
dat je pop Dora weer in orde is. Het lijmen
van haar pruik zal nu wel reeds geschied zijn,
denk ik. Maar jongedame, je hebt me nog niet
op m'n vraag over de in je tuintje gestopte
bolletjes geantwoord. Of waren het soms olie-
krente- of zoutebolletjes? Die komen nooit op
en je had ze beter in je mond kunnen stop
pen. Ja. nu ben ik je toch eventjes aan het
plagen en nog wel, zonder je er vooraf verlof
toe gevraagd te hebben, 'k Eindig niet alvo
rens" nogmaals m'n vraag te herhalen. Hoe
gaat het met de bolletjes in je tuintje? 'k Ben
benieuwd of ik nu antwoord krijg. Wat je
schrijven betreft en je belofte van trouw heb
je de laatste drie weken goed woord gehouden.
Flink zoo. Dag Sparretje.
Lief LELIETJE VAN DALEN. Daar je ver
hinderd was op de club te komen, heb ik je
prijsje maar thuis laten brengen, 'k Dacht je
er een genoegen mede te doen. Je kunt nu
fijn aan het kleuren gaan. Prettig dat je
zuster binnenkort weer hersteld terugkomt.
Kom je a.s. Woensdag weer op de club? Dag
Lelietje van Dalen.
Best DOORNROOSJE. Je hebt ook je
prijsje thuis ontvangen? Was het naar je zin?
'k Denk van wel. Je zus mag een kaart voor
je zuster maken. Gelukkig dat ze nu weer
spoedig thuis komt. Ze is anders lang ziek
geweest. De zomer is in aantocht en het zon
netje en de buitenlucht zal haar, naar ik hoop
spoedig doen aansterken. Het beste met haar
hoor. Dag Doornroosje.
Beste BEP. Hartelijk dank voor je mooie
teekeningen. Vooral de gekleurde vond ik
mooi. Je kunt nu nog meer teekenen zeg, Ik
heb moedwillig veel teeken- en kleurboeken
als prijsjes uitgereikt. Jullie houdt allemaal
van teekenen en kleuren, vooral in een mooi
boek. Werk maar met plezier. Dag Bep.
Lief KRULLEINKOPJE. Wat een goeden
grootvader heb je toch, die je zoo fijn met de
bouwplaat geholpen heeft. Hij was keurig. Ja
het was een heel karweitje om alles goed in
elkaar te krijgen. Maar het is gelukt. In totaal
zijn 16 bouwplaten in elkander gemaakt en
ik ben tevreden met het resultaat. Je moeder
is erg ingenomen met het clubwerk? Dat vind
ik prettig. Tot Woensdag. Dag Krullekopje.
Lief SNEEUWKLOKJE. Aan je broertje
kan ik geen briefje schrijven. Hij heeft me
niet zelf geschreven, dus ik kan hem ook niet
op z'n brief antwoorden. Er is een tijd van
ontspanning maar ook een tijd van werken.
Daar moet hij maar vroeg aan wennen. Ja,
Mijnheer V. B. is van school af en ik begrijp,
dat je het niet prettig kunt vinden. Je zat
graag bij hem in de klasse en zult hem de
eerste dagen wel missen. Leuk dat hij een
blijvend aandenken van jullie heeft ontvan
gen. Nu bij je nieuwen onderwijzer ook maar
weer goed je best gedaan. Zie ik je Woensdag
weer? Dag Sneeuwklokje.
Beste FOETER PELLEN.
Je gaat me wat vertellen
Je wilt me lijmen.
Met je zoogenaamde rijmen.
Ziezoo vriend, je dacht dat je alleen maar
rijmen kunt, maar ik versta ook de kunst,
zooals je ziet. Nu zal ik je rijmelarij hier on
der even over nemen. De rubriekertjes kunnen
dan ook van je moois genieten.
„Pieter Pelle
Zal weer wat vertelle
Het raadsel was klok
Het stijgt nu toch ten top
Want Pieter geeft raadsels op
Ha ha ha!
Zei z'n Pa
Z'n paard liep in galop
Hop hop hop.
Hij liep op een holletje
Een aardig rubriekertje is er bij
Hij heet Polletje."
Dag Pieter Pellen, ga je me nog eens op rijm
iets vertellen?
Dag Pieter Pelle
Lief JULIAANTJE. Je moeder heeft ge
lijk. Verbeteringen en doorhalingen in brie
ven staan slordig. Maar daarom behoeft de
brief nog niet met fouten verzonden te worden
Als je fouten gemaakt hebt en je ontdekt ze,
dan schrijf je de brief even keurig over. Het
geeft wel wat meer werk, maar daar moet je
niet tegen op zien. Als je volwassen bent, kom
je wel meer voor veel werk te staan en moet
je je er dan doorheen slaan. Daarom is het
zoo goed reeds jong aan flink aanpakken te
wennen Fijn dat jullie nu een sjoelbak thuis
hebt. Wie gooit de meeste punten van jullie
vieren thuis? Sjoel maar prettig. Dag Ju-
liaantje.
Beste ZUS. Je vriendinnetje is niet in de
„Licht Oeve" maar in de „Lichthoeve". Gezel
lig dat je haar mag bezoeken en bij haar spe
len. Je leest het boek „Gerdientje" nu zeker
nog eens over. Het is echt mooi en het over
lezen waard. Wat zal dat een gesjoel bij je
thuis worden. Oefen maar goed, dan haal je
over een poosje het hoogst aantal punten.
Dag Zus.
Beste POLLY. Heel hartelijk dank ik je
voor de invitatie en hoop er ook eens gehoor
aan te geven. De drukste dagen moeten echter
eerst voorbij zijn en ik denk dat het wel Mei
zal worden, alvorens ik kom. Je vader kent
jnij wel. We hebben jaren terug nog eens in
een vereeniging op „Geheelonthoudersterrein"
gewerkt te IJmuiden-Oost toen Velseroord.
Vraag er hem maar eens naar. Hij zal zich ook
nog wel de jaarfeestjes van de „Hoop der
Toekomst" herinneren van welke vereeniging
ik de leidster was. Wat je raadsel betreft, hoe
graag of ik ook de door je uitgeloofde prijs
wil winnen, ik zie geen kans haar op te los
sen. 'k Dank je voor de geteekende portret
ten van Polly en Jopie. Je verhaal moet ik
deze week laten rusten. Tot m'n spijt heb ik
geen tijd meer om een stuk over te nemen.
A s. week hoop ik haar echter te vervolgen.
De sigarenbandjes heb je nu toch zeker wel
ontvangen? Zijn er veel bij die je reeds had?
M'n groeten aan je broertjes Jan en Piet alias
Peter. Dag Polly.
Vele groeten van
Mej. E. VTJLBRIEF.
EEN STIJLJURKJE.
„Tante Tine, ik moet u wat vertellen."
„En dat is, Louki?"
„De moeder van Truke, mevrouw van 't Huis
heeft ons met onze poppekinderen op de thee
genoodigd en nu heeft ze een prijs beloofd
voor diegene, die haar pop het mooiste en het
netste heeft aangekleed!"
„Dat is een alleraardigst idee," zei ik glim
lachend. „En wie komen er allemaal?"
„Natuurlijk Truke's vriendinnen, Gerda en
ik en dan nog een stel meisjes uit de klas en
een paar nichtjes van Truke."
„Enis de bedoeling, dat pop Tony een
nieuwe jurk krijgt voor deze feestelijke gele
genheid, of trek je haar een van haar oude
jurkjes aan?"
„Nee, ik zou wel graag een nieuwe jurk
hebben. Wilt u me helpen, tante Tine?"
Ik kan mijn kleine nicht nu eenmaal niets
weigeren en dus waren we weldra aan het
werk. Louki had het lapje, dat zij wilde ge
bruiken maar vast meegenomen. Het was een
lap bleek rose taftzijde. We begonnen, als ge
woonlijk een patroon van papier te knippen
op Tony's maat. Het model, dat we maakten,
was zeer eenvoudig: een kort lijfje met pof
mouwtjes en een shawlkraag, waaraan een
zeer wijde rok gerimpeld werd. Het patroon
voor dezen rok trokken we met een passer.
Louki, die langzamerhand een heele handig
heid had gekregen in het knippen en naaien,
knipte de zijde volgens 't patroon en stikte
toen de verschillende naden dicht. Een paar
knoopen werden van voren op het blousje
gezet en toen begonnen we aan de garnee
ring. Daarvoor hadden we zoom en kraag dub
bel genomen. Met behulp van een zijden draad
maakte we daarin op vijf millimeter van el
kaar stiksels en door de schuifjes, die we op
die manier kregen haalden we 'n dikke wol
len draad, zoodat deze rond gingen staan. Zoo
deden we met kraag en zoom. Het effect was
alleraardigst.
Tenslotte bonden we een strik van blauw
HANSEMAN IS ZIEK.
Hanseman is ziek; niet zoo heel erg, maar
hij mag toch zijn bedje niet uit. Toen hij des
ochtends niet als gewoonlijk aan de slaapka
mer van vader en moeder kwam kloppen en
vragen of hij er in mocht ,werd moeder on
gerust. Ze stapte daarom Hansjes kamer in
en zag haar ventje met hoogroode wangen in
zijn bedje liggen. Hans, die wakker in zijn
bed lag 's morgens, dat was zoo iets onge
woons, dat moeder dadelijk vroeg:
„Wat is er, Hansje, ben je ziek?"
„Ik weet niet, mam, maar ik voel me zoo
akelig."
„Kind, hoe komt dat nu en gisteravond was
je zoo goed?"
Als Hansje niet reeds zoo'n roode kleur had
zou moeder gezien hebben, dat hij nog rooder
werd. Moeder nam den thermometer en nam
Hans de temperatuur op. Hooger dan ge
woonlijk.
„Ik begrijp het niet," mompelt moeder nog
eens. „Gisteren was je zoo gezond als een
visch en heb ik niets aan je gemerkt."
Dan wint Hansjes eerlijkheid het.
„Mam" stottert hij, „ik hebikik
heb gisteravond alle chocolaadjes opgegeten,
die ik van Oom Henk gekregen had. Zou
zouhet misschien daardoor komen?"
Het heele probleem is nu opgelost en eigen
lijk moest ze een beetje lachen, maar dat
merkt Hansje niet.
bandfluweel om het jurkje, streken het ge
heel even luchtig op onder een warme bout
en het jurkje was klaar. Ik weet natuurlijk
niet, waar de andere meisjes mee voor den
dag zullen komen; maar ik heb een flauw
idee. dat pop Tony ernstig voor den eersten
prijs in aanmerking zal komen.
TANTE TINE
IK MOET OP PIETJE PASSEN
door W. B.—Z.
ia op netje passen,
Want moesje is er niet.
Hij ligt nu in zijn wiegje,
Zooals je op 't plaatje ziet.
Hij heeft een mooie rammelaar,
Dat is een heel leuk ding,
Als Pietje ligt te trappen,
Dan gaat het klingelingling.
Nu zing ik maar een liedje
Van wiedewiede-wei
Klein Pietje vindt het prachtig,
Hoor maar, hij lacht zoo blij!
Dan ga ik dansen, springen
Klein Pietje zegt tata
Maar als ik op wil houden,
Zeurt hij maar om mam-ma.
Kijk, hij gaat heel stil liggen
Zijn duimpje in zijn mond.
Nu ga ik prettig spelen,
Pièt slaapt het klokje rond.
i in Til 1 i:j ii iTiciJiiii li1!1!;
Met angstige oogen wacht hij wat moeder
daarop te antwoorden zal hebben.
„Dan begrijp ik het al," zegt ze kalm. „Dat
was heel ondeugend van je; maar je bent er
nu al voor gestraft. Je begrijpt natuurlijk
wel, dat je nu den heelen dag in bed moet
blijven. Ik zal voor alle zekerheid dokter nog
even laten komen. En kruip nu nog maar even
onder dek, dan zal ik Marie je een kopje heete
melk laten brengen
Hansje trekt een leelijk gezicht; want hij
houdt niet van melk en van warme melk hee-
lemaal niet. Maar een blik op moeders gezicht
doet hem het protest, dat op zijn tong lag,
maar inhouden. Hij is per slot ondeugend ge
weest en moet zijn straf maar ondergaan.
Niet uit bed en dat terwijl hij afgesproken had
om met zijn vriendjes, te gaan ballen op het
plein
Als Marie even later met de heete melk
komt, zit Hanseman met een benepen ge
zichtje in bed, zegt met een benauwd stem
metje goeden morgen en drinkt heel gehoor
zaam zijn heete melk.
„Ja Hanseman," zegt Marie, die graag een
preek geeft, „als je iets ondeugends gedaan
hebt, al heeft niemand het gezien krijg je
toch je straf. Dat merk je wel! Niemand
heeft gemerkt, dat jij zoo gesnoept hebt, maar
nu ben je er ziek van geworden!"
Hans knikte onderdanig.
WIE ZOEKT ER MEE?
Deze schilder maakt het portret van een
dame. Wie ziet de dame?
EEN ROEITOCHTJE.
Eindelijk was de verjaardag van Kees en
Karei, die tweelingen waren, aangebroken,
's Morgens waren beiden er natuurlijk al heel
vroeg uit. Na het ontbijt zei vader: „Ik ga de
tuin eens opknappen. Kees haal de hark eens
uit de schuur".
Maar Kees die even later het schuurtje uit
stoof, dacht aan geen hark. Want in de schuur
stond de zoo vurig verlangde roeiboot. Even
later hingen Kees en Karei hun ouders aan
den hals en pakten en zoenden hen eens
flink.
Met behulp van vader lag de boot weldra
in 't water en stapten ze in. Natuurlijk moest
vader mee. Wat ging dat prachtig. Regelma
tig kwamen de roeiriemen in het water neer.
„Mag ik ook eens, vader?" vroeg Karei.
Karei wilde overstappen maar deed dit na
tuurlijk weer veel te wild. Voor hij 't wist lag
hij in 't water. Gelukkig kon hij goed zwem
men maar h ij zat met zijn natte pak.
„Drommelsche kwajongen nog an toe,"
bromde vader boos. „Wat doe je ook zoo
wild?"
Van verder roeien kwam natuurlijk niets en
ze gingen maar weer terug. Toch hadden ze
plezier gehad
PAS OP!
deer W. B.—Z.
Pas op:
Kleine pop.
Doe maar weg je handje.
Sta niet dicht aan 't kantje.
Van de groote plas,
Die vast dieper was.
Dan je wel zoudt gelooven
Al drijven planten boven
Want hun wortels zijn zoo lang
Lijken net een bruine slang.
Pas op!
Kleine pop.
Houd goed vast je handje.
Buig niet over 't kantje.
Van de waterplas
't Lijkt net spiegelglas.
Als je moedertje 't eens zag
Want je weet wel, dat 't niet mag.
Laat de lelies rustig staan,
En nu gauw naar huis gegaan!
Als wat later op den dag dokter komt, is
Hans al wat meer te spreken en als hij onder
zocht wordt en dokter met zijn haren Hans
jes kin raakt, begint hij luid te schateren.
„Waarom lach je zoo?" vraagt dokter ver
baasd
„Omdat u me kietelt," lacht Hansje en dok
ter moet glimlachen.
„Niets bijzonders," zegt dokter later op moe
ders angstige blik. „Het beste is, dat u hem
vandaag in bed houdt en hem alleen een paar
beschuitjes met warme melk geeft."
De dag valt lang voor Hans, want moeder
die het een gerechte straf voor zijn snoeplust
wil laten zijn, bemoeit zich niet al te veel
met hem en laat hem eigenlijk een beetje aan
zijn lot over en Marie heeft het te druk met
haar werk.
En zoo wordt het eindelijk avond en komt
vader thuis. Als die hoort, wat er aan de
hand is, verbergt hij met moeite een glim
lach.
„En heb je je nogal geamuseerd in bed den
heelen dag, vent?"
„Nee," zegt Hans en dan nog vlug:
„De chocolaadjes, die ik gisteravond gege
ten heb, waren wel erg lekker, maarik
heb er toch niet meer voor over om 'n heelen
dag in bed te moeten blijven."
Dan lacht vader en tilt hem meteen zijn
bed uit
„Als je dat dan maar onthoudt, mag je er
nu nog een uurtje uit, niet moeder?"
En moeder knikt!
ZATERDAG 7 MAART 1935
GESCHIEDENISSEN VAN
DE ZEE.
Toen Xerxes, de koning del* Perzen, er cm
uittrok om Griekenland te veroveren, had
hij de beschikking over een vloot, zooals' men
te voren nog nooit gezien had en bovendien
over een leger van IV2 millioen man. Xerxes
was niet alleen van .plan Griekenland, dat hij
verafschuwde, te veroveren; hij droomde er
van het geheele toenmalige Europa in 2ijn
macht te krijgen. Aan het hoofd van zijn
reusachtig leger, doorkruiste hij dalen en
vlakten tot hij in Abydos de vloot trof. Daar
wilde Xerxes de Hellespont oversteken. De
schepen werden met kettingen aan elkaar
verbonden en vormden zoo een brug, waar
het leger over zou trekken.
Maar in den nacht stak een storm op, die
de kettingen verbrak, waarmee de schepen
aan elkaar verbonden waren. Toen de „ko
ning der koningen" dit nieuws vernam ont
stak hij in zulk een heftige toorn, dat men
vreesde dat hij zijn verstand had verloren.
„Dien de zee 300 stokslagen toe", schreeuw
de hij. „Leg haar in kluisters en brandmerk de
schuimende golven met de tang, die men ook
voor rrv'-^digers gebruikt."
Zijn woede kende geen grenzen; hij liet de
ongelukkigen, die aan de brug gewerkt had
den onthoofden en hun lichamen in zee wer
pen.
De brug werd weer opnieuw gemaakt en toen
het voetvolk er over getrokken was, scheid
den leger en vloot zich om elkander eenige
dagen later in Therma wederom te ontmoe
ten. Alvorens over te gaan tot een grooten
slag hield Xerxes eerst een vlootschouw:
12O0 galeien met drie roeibanken, onder be
vel van Syriërs en Phoeniciërs, die in dien
tijd voor de beste zeelieden golden; schepen
met 30 en 50 roeiers, enz. In het geheel 8.000
vaartuigen, bevolkt met 520.000 schepelingen
en soldaten. Voor deze vlootschouw werden
de schepen op regelmatige afstanden, telkens
acht naast elkaar, verankerd. Xerxes zelf was
aan boord gegaan van een galei, waarop men
een gouTc tent had gebouwd.
Het weer was prachtig; de zee stralend
blauw. Pratend met zijn officieren vaarde,
Xerxes tusschen de schepen door. 's Avonds
sliep iedereen rustig in, vol vertrouwen op de
uitslag van den strijd.
Den volgenden ochtend zag het er echter
anders uit; de hemel was bewolkt, zoodat het
zonlicht er niet doorheen kon dringen. De
zee, die den avond te voren zoo kalm en
blauw was geweest, had thans een loodgrijze
kleur. De golven werden hooger en hooger .De
wind begon te loeien. Plotseling wierp een
rukwind de schepen met een verschrikkelijke
kracht tegen elkander; verschillende werden
verbrijzeld en van de bemanning slechts en
kelen gered.
Het was Xerxes gelukt aan land te komen
en van den oever af zag hij met ontzetting
de verwoesting aan. De windstooten namen in
kracht toe; de vaartuigen probeerden zich
van elkander te verwijderen; maar door den
storm gelukte dit niet. Telkens weer wer
den de schepen tegen elkander gesmeten.
Den geheelen dag hield de wind huis en te
gen den avond nam hij nog in kracht toe. De
koning gaf bevel de schepen naar den kant te
halen; maar daar ze masten en riemen verlo
ren hadden, was dat onmogelijk.
De nacht was ontzettend; de ongelukkige
schepelingen vervulden de lucht met hun
jammerklachten. Gek van woede moest de
„koning der koningen" toezien, hoe zijn vloot
vernield werd.
De opkomende zon van den volgenden dag
bescheen eèn droevig schouwspel: de geheele
kust was bedekt met wrakstukken, waartus-
schen de lijken der verdronkenen. Om te ver
hinderen, dat de gieren en aasvogels zich
hieraan te goed zouden doen. besloot men al
les te verbranden. Tot laat in den nacht zag
men deze onheilspellende vuren branden aan
de geheele kust.
Meer dan 400 vaartuigen en 80.000 men-
schen had Xerxes verloren in den storm. Toch
was zijn strijdmacht nog aanzienlijk. Hij mar
cheerde verder naar Athene; maar werd ver«