De Locarno-conferentie te Parijs. De Jaarbeurs geopend.
DE GOUDEN BRUG.
De 34ste Nederlandsche Jaarbeurs te Utrecht heeft Dinsdag haar
hekken voor de bezoekers geopend
De Locarno-conferentie in de «Salie de l'Horloge" te Parijs. De Engelsche
minister Anthony Eden wordt bij aankomst door de fotografen „onder vuur
genomen
Nabij Schiphol wordt thans over de Schinkel een moderne verkeers-
brug gebouwd als onderdeel van de belangrijke verbetering der toe
gangswegen welke naar de Amsterdamsche luchthaven leiden
De Belgische ambassadeur graaf
Kerkhoye Denterghem verlaat hét
Quai d'Orsay te Parijs na een on
derhoud met Flandin over de scherf-
ding van het Locarno-pact
De aankomst van de auto met balen meel voor den eersten bakdag der a.s.
F.I.K.A.-oliebollendagen te Amsterdam verwekte Dinsdag bij de leerlingen der
huishoudschool in de Gabriël Metsustraat den noodigen geestdrift
Een der pantserwagens, die In den 24-uurs oefenrit der Vrijwillige
Burgerwacht „Amsterdam" zullen meerijden
Tommy Rose, die het record Londen - Kaapstad vice-versa verbeterd^
bij zijn aankomst op het vliegveld Croydon
FEUILLETON
ROMAN VAN HANNO FLESSEN.
(Nadruk verboden)
13)
Zijn genie moet achteraf rechtvaardigen, wat
hij, uit louter"grootspraak, bij voorbaat reeds
heeft genomen. Nog veel, veel meer moet hij
worden dan dirigent van het Münchener Sa
lonorkest, hoewel zelfs die functie tot dusver
nog onbereikbaar voor hem is gebleven. Want
zooals hij het Johanna heeft voorgespiegeld, is
de zaak niet. In werkelijkheid heeft hij wel
naar deze betrekking gesolliciteerd, maar zon
der resultaat. En al evenmin is hij de gezeten
componist, waarvoor hij zich zoo graag uit
geeft. Goed beschouwd, heeft hij zich tot dus
ver nog maar juist zoo'n beetje door het
leven kunnen slaan en daarbij is hij zelfs lang
niet altijd op den rechten weg gebleven. Nu
ja, goed, hij heeft zoo nu en dan wel eens
eens paar schlagers verkocht en een enkele
maal ook wel eens een instrumentatie-op-
dTacht gekregen, maar daarnaast heeft hij bij
zijn collega's en kennissen, met wie hij van
tijd tot tijd in een of ander strijkje is opge
treden, op het gebied van geldzaken niet zoo'n
bijster gunstige reputatie verworven en menig
leeninkje, dat hij met hen heeft aangegaan,
moet thans nog worden afgelost. En lui is hij
bovendien geweest. Hij had het zich tot een
gewoonte gemaakt een gat in den dag te
slapen en gewoonlijk begon hij met zijn och
tendtoilet als anderen reeds een groot deel
van hun dagtaak achter zich hadden. En zoo
heeft het een bij het ander hem zoo achterop
gebracht.
Meedoogenloos legt hij rekenschap af van
zijn leven en onwrikbaar v >rdt daarbij zijn
besluit, dat van nu af alles anders zal wor
den. De eergierigheid om te bewijzen wat hij
kan, zal hem een aansporing zijn om een ge
heel nieuw leven te beginnen op een meer ge
zonde basis. Hij moet een streep zetten onder
datgene wat tot dusver zijn leven heeft uit
gemaakt. Daartoe behoort moed en die put
hij uit de kracht van zijn bewust talent en
uit zijn groote liefde voor Johanna. En van
zóóveel gewicht acht hij deze scheidings
streep, zóó intens belangrijk het doel, dat hij
van dit oogenblik af, waarin alles hem zoo
helder voor den geest staat, nastreeft, dat
hij elk middel aangrijpt om dit doel te ver
wezenlijken. Nog eenmaal zal het daarvoor
noodig zijn, dat hij tot een minderwaardige
handelwijze zijn toevlucht neemt, maar het
moet om zich volkomen schoon te wasschen
en vrij en onafhankelijk tegenover Johanna
te kunnen staan.
Dit besluit dwingt Sylvester Vonberg, zich
zelf af op Kerstochtend van het jaar 1935.
Dan begint hij te schrijven. Haastig vliegt
zijn pen over het papier, nauwelijks in staat
om de, in het brein van den man jagende
gedachten te volgen. Vel na vel schrijft hij
vol met de groote, schuin liggende letters van
zijn karakteristiek handschrift. Zonder den
brief nog eens door te lezen, vouwt hij het
papier samen. Daarna sluit hij het in een
couvert, dat hij adresseert aan: Mej. Emma
Koch, Kirchplatzstraat 16, München.
Vier dagen later ontvangt hij antwoord
op dezen brief.
De gasten van Iglerhof zitten nog aan het
ontbijt, als de eerste post, door twee handige
picolo's gesorteerd aan de verschillende tafels
wordt afgegeven.
Zachtjes rinkelt het theekopje, dat Sylvester
Vonberg haastig neerzet om daarna met
bevende vingers den brief te openen. Zijn blik
vliegt over de dicht ineengeschreyen regels.
Hij verschiet van kleur. De hand .welke het
papier vast houdt, trilt als een espenblad en
verfrommelt het met een heftige beweging.
Johanna, die aan een tafel schuin tegen
over hem zit, ziet het. Ze ziet ook de kleine
zweetdruppels, die op Vonberg's voorhoofd
parelen en als een lichamelijke pijn gevoelt
zij dit teeken van een met moeite onderdrukte
hevige gemoedsaandoening, waaraan Sylvester
ten prooi schijnt te zijn. Een warm gevoel
van medelijden en saamhoorigheid stijgt in
haar op. Ze zou van haar plaats willen op
springen om naar hem toe te gaan en de
diepe teleurstelling over het slechte nieuws
met hem te kunnen deelen. Zóó sterk is dit
vrouwelijke gevoel in haar, dat het 't conven-
tioneele masker een 'oogenblik afrukt. Verlan
gend staart zij naar den man tegenover haar,
smeekend om zijn aandacht, zijn toestemming
haar in zijn zorgen te laten deelen.
Szartossy, die juist de ontbijtzaal binnen
komt, vangt dezen blik op, doch slechts een
oogenblik, want onmiddellijk kijkt hij bezorgd
om zich heen, of ook anderen van deze ver
standhouding getuige zijn geweest. Gelukkig
is men overal te zeer in zijn eigen lectuur
verdiept om iets bemerkt te hebben.
Sylvester, die Johanna's oogen op zich ge
richt voelt, tracht haar met een geforceerd
zorgeloos lachje gerust te stellen. Kwasi on
verschillig strijkt hij den gekreukten brief glad
om hem daarna in de borstzak van zijn ski-
pak te bergen. Het couvert scheurt hij in
kleine snippers. Langzaam beëindigt hij zijn
ontbijt. Hij treuzelt opzettelijk om het alleen
zijn met Johanna, dat hij anders nauwelijks
kan afwachten, zoo lang mogelijk uit te
stellen. Hij wil tijd winnen, want Johanna zal
hem straks natuurlijk er naar vragen en
hij weet niet wat hij dan moet antwoorden.
Het wordt hem bij zijn pogingen om zijn
goede bedoelingen in een daad om te zetten
wel bijzonder moeilijk gemaakt. Reeds nu, aan
het begin van den nieuwen we£, dien hij
dacht te gaan, stapelen de hindernissen zich
op. Maar hij wil zich niet laten afschrikken.
Zijn groote liefde en zijn ijzeren wil zullen
hem helpen de moeilijkheden te overwin
nen
Als hij eenige minuten later Johanna in de
muzieksalon ontmoet, om volgens afspraak
een paar liederen van Brahms met haar door
te nemen, stelt zij hem echter de even ge
vreesde als onvermijdelijke vraag. Zij eischt
haar aandeel in zijn zorgen.
Hij ontkent niet, dat de brief hem een zeer
onaangenaam oogenblik heeft bezorgd, bij
dezen aanloop tot nadere mededeelingen blijft
hij steken. Het is veel moeilijker dan hij dacht,
deze comedie tegenover het diep gemeende
blijk van medeleven van het meisje.
„Toe, Sylvester, schud je hart toch uit!"
zegt Johanna en meer nog dan haar woorden,
is het haar blik, die daarop aandringt.
„Achtenslotte is het een bagatel
een kleine moeilijkheid, omdatja, omdat
de musicus Vonberg nu eenmaal geen zaken
man is, maar een domme onpractische kerel,
een ezel. Maar nee, dat zijn toch allemaal
dingen, waar je geen verstand van hebt,
prinses
„Je onderschat me geweldig, Sylvester!
Geldkwesties schrik nu maar niet en erken
liever, dat ik, ondanks je vage aanduiding,
toch direct begrepen heb waar het om gaat
van geldkwesties dus heb ik heusch wel een
klein beetje verstand. Waarschijnlijk zelfs
meer dan jij. Wat ik echter niet begrijp, is je
blijkbare vrees om het kind eenvoudig bij
den naam te noemen
Johanna's gedecideerde openhartigheid
heeft slechts tot gevolg, dat hij zich steeds on
zekerder begint te gevoelen.
„Ach kinwhet is zoozoo, ja
hoe zal ik zeggen
„Nee, nee. 't Is niet zoo pijnlijk en ook
niet laag, of wat je anders wilt zeggen, Syl
vester. Laten we toch rustig over pécui iaire
aangelegenheden sprefcen. Z§ be&oorep m
eenmaal tot het leven en maken er zelfs een
belangrijk bestanddeel van uit".
„Merkwaardig, zooals jij daarover praat, Jo!
Zoo heel anders dan.... ik bedoel zoo
en wederom blijft Silvester Vonberg steken.
„Verrassend, bedoel je", helpt Johanna hem
op weg. „Ach ja, ik ben nu eenmaal een kind
van mijn tijd. Misschien ben ik ook wel wat-
vroeg zelfstandig geworden, omdat ik reeds
als kind mijn ouders heb verloren. Daarbij
komt nog, dat ik niet gewend ben met oog
kleppen door het leven te gaan. Van verrassing
behoeft dus geen sprake te zijn; je zou het
eerder vanzelfsprekend kunnen noemen, dat
ik zoo over die dingen denk. Zie je, jongen,
ik ben geen vrouw, die je in een vitrine zet,
geen vrouw voor de Zon- en Feestdagen van
het leven. Ik wil ook een goede kameraad voor
de werkdagen zijn en daarom ben ik blij, dat
die brief, die je blijkbaar zooveel zorg bereidt,
het mogelijk maakt eens ronduit met je over
die dingen te spreken. En nog meer verheug
ik mij er over, dat het tenslotte maar een on-
beteekenende geldkwestie betreft. Als je eens
wist, jongen, hoe ik geschrokken ben; ik had
me iets veel ergers voorgesteld!"
Met een innig gebaar neemt Johanna zijn
rechterhand van het toetsenbord en vlijt deze
tegen haar wang.
Vonberg slaat de oogen neer. Innerlijk
schaamt hij zich over zijn eigen slappe hou
ding tegenover dit eerlijke, openhartige jonge
meisje.
Daar hij nog steeds niet de juiste woorden
schijnt te kunnen vinden tracht Johanna hem.
opnieuw op weg te helpen;
„Heb je schulden?"
(Wordt vervolgd)