Melk blijft de gezondste drar De uitdroging van de duinen. De Avonturen van Dr. Mol Door KO DONCKER. Al de dorpers van Bloemendaal Vonden 't een gemeen schandaal. „*k Eisch schaievergoeiing voor me man, Die nou niet meer werke kan," Riep de echtgenoote van Tijs Meije, En zette de handen in de zijen. Maar veldwachter Spaan die kwam te hulp En juffrouw Meije kroop in haar schulp. „Er moet toch eind'lijk iets worden gedaan,' Sprak burgemeester zijn toehoorders aan: „Er zijn twee slachtoffers al gevallen En het is pas zeven uur." Maar goede raad was op 't oogenblik duur, Ze wisten geen weg, geen een van allen. „Doodschieten kan je die beeste niet, Zo zijn nog taaier dan spaansch riet, Of 't moest gebeuren met een kanon; Als je ze maar verhongeren kon. Zal er dan nergens uitkomst dagen?" „Zou ik ook effetjes magge vragen" Vroeg een boer met een zije pet; .,Of Mèster Mol ook het water nog hèt Dat i die kikkers hèt ingegeven." De vergadering begon op nieuw te leven. „Mol"! riep men van alle kant: „Heb je die drank nog bij de hand?" Mol zat m elkaar gedoken, Hoorde niet wat er werd gesproken. „Dokter! Dokter! word eris wakker, Ze motte je hebbe," riep de bakker, En hij schopte tegen de bank. „Heb je nog van dien levensdrank?" Mol schudt van „Ja" en zuchtte diep. Terwijl het angstzweet zijn wangen afliep, „Dan moste we Mol maar zelf inspuiten." Mol vloog in zijn angst naar buiten, Maar de bakker, die vlugger was Greep den dokter bij zijn jas. „Orde!" riep van der Zwieten „Orde!" „Zie je Mol zou grooter worden Hij kon dan zelf die kikkers vangen." Mol zat naar zijn dood te verlangen, Dokter wénschte zich in 't graf. Men keurde echter 't voorstel af. 't Was radikaal, maar 't was onmenschelijk, En bovendien acht men 't niet wenschelijk Een reüs te hebben op Bloemendaal Zóo'n lange slampamper verwekt schandaal En gaat zich aan allerlei gekheid te buiten. „Maar kunnen we niet wat anders inspuiten?" Roept eensklaps Bartholomeus van Aken, Die den spijker nog al op zijn kop wist te raken „Bevoorbeeld een eend of een ooievaar, „Die vreten kikkers." Niemand zoowaar Had daar een oogenblik aan gedacht. Met een storm van gejuich wordt het voorstel begroet, Door Bartholomeus te berde gebracht En zonder kibbelen keurt men het goed. „Maar!" zei daarop een doortastende kop, „Met inspuiten schiet je waarachtig niet op, Je raakt van den regen in den drop En da's op 't oogenblik hier de mop. We worden wel van die kikkers bevrijd, Maar hoe raak je zoo'n groote ooievaar kwijt?" De man kreeg echter tot bescheid: „Dat is een kwestie van later tijd Die kikkers moeten we eerst kwijtraken." „Ik weet wat" zei hierop Bart van Aken, „We laten een dikke ketting maken. Aan 't ëéne end een paar sterke haken, Twee ringen aan het andere end. De haken slaan we in de boomen, Dan motten ze met den ooievaar komen. Als Mol het beest heeft ingeënt, Het dier gaat groeien, 't dier wordt groot, We doen een ring om ieder en poot, En tegen den tijd dat i goed gegroeid is, Dan zul je zien dat i stevig geboeid is. We jagen de kikkers in zijn bereik En elk der monsters wordt een lijk, Verslonden door den ooievaar." 't Was alles zoo duidelijk en zoo klaar En iedereen was voldaan en tevrêe; M'n bestelde de ketting bij Figee. „Is i gauw klaar? Hoe lang zal 't duren?" „Je hebt 'm in vier en twintig uren." „(Wordt vervolgd.) NEERLANDS ZUIVEL VOEDT GOED l i (Adv. Ingez. Med.) Spelen met vuurwapen kost een doode. Jongetje door zijn nichtje doodgeschoten. Noodlottig ongeluk te Overschild. Donderdagmiddag heeft te Overschild een noodlottig ongeval plaats gehad, doordat een 17-jarig meisje haar vijfjarig neefje een vuurwapen wilde demonstreeren. Terwijl de 17-jarige Aukje R. aan het werk was in het karnhuis, drentelde haar vijfjarig neefje Teunis Veenema om haar heen vroeg telkens of het dubbelloops jachtgeweer dat aan den wand hing, wel schieten kon. Ten einde raad, beu van het gezeur van den kleinen jongen, haalde het meisje het wa pen van den muur en mikte op den kleinen Teunis, waarbij plotseling het geweer afging en het jongetje doodelijk in de borst getrof fen werd. Volkens een verklaring van den vader van met meisje was het geweer altijd geladen. Een gerechtelijk onderzoek is gaande. Drogend bed vat vlam. Drie huizen krijgen brandschade. Doordat een bed. dat bij de kachel lag te drogen, vlam vatte, is Donderdagavond brand uitgebroken in de woning van mej. Krek te Heerenveen. De bewoonster was op het moment van het uitbreken van den brand niet thuis. Spoe dig had het vuur de geheele woning vernield en ook de belendende woning van den heer Blauw aangetast. De brandweer kon met drie stralen het vuur bedwingen. De woning van den heer Blauw is gedeeltelijk vernield, terwijl een nabijgelegen pakhuis waterschade kreeg. De heer Blauw was verzekerd, mej. Krek niet. Narcissenkweekers protesteeren. Tegen de maatregelen inzake het afsnijden van bloemen. Narcissenkweekers uit verschillende gemeen ten hebben Donderdagavond in Sassenheim een vergadering gehouden, waarin zij hebben geprotesteerd tegen de maatregelen, welke on langs door de Sierteeltcentrale inzake de ge mengde bedrijven zijn genomen. Deze mogen n.l. de bloemen in het vervolg alleen snijden mét blad en kruid. Volgens het oordeel der kweekers nu worden de bollen daardoor nage noeg. waardeloos. Bij de saneering van het bloembollenbedrijf is zoo zeide de voorzit ter der vergadering, de heer W. Verschoor uit Sassenheim steeds het jaar 1933 als basis genomen. In dat jaar echter mochten de bloe men worden gesneden zonder blad en het is van belang, dat die toestand bestendigd blijft. De narcissenkweekers willen geen critiek uit oefenen op de besluiten der regeering, doch zij vragen hun recht. Een andere spreker, de heer H. van der Voet uit Warmond, deelde mede, dat B. en W. van Warmond reeds overleg hebben gepleegd met de bevoegde instanties in den Haag. Verschillende andere sprekers wezen hierna nog op het feit, dat meerdere kweekers reeds in Februari bloemen in voorverkoop hebben verkocht als gevolg van den moeilijken tóe- stand, waarin zij verkeerden. Door de thans genomen maatregelen zijn zij thans evenwel niet in staat de verkochte bloemen te leveren. Aan het slot der vergadering werd besloten een combinatie te vormen, waarin uit alle ge meenten een kweeker zitting zal nemen. In iedere plaats zal de nu begonnen actie worden voortgezet, zoo mogelijk met medewerking van het gemeentebestuur. Bij den minister van Landbouw en Visscherij is reeds een audiëntie aangevraagd teneinde hem van de bestaande grieven over deze maatregelen in kennis te stellen. HUWELIJKSZWENDELAR TOT 2 JAAR VEROORDEELD. Het gerechtshof te Amsterdam wees ar rest in de strafzaak tegen een decoratieschil der uit Sliedrecht en veroordeelde hem we gens oplichting tot 2 jaar gevangenisstraf met aftrek van vier maanden voorarrest. De man, die zich uitgaf voor jonkheer, meester in de rechten en officier, had een meisje trouwbeloften gedaan en haar f 600 afhan dig gemaakt. Van het huwelijk was niets ge komen. Ook de rechtbank had den man tot 2 jaar veroordeeld. Dr. J. C. Rullmann overleden. Bekend Gereformeerd kerkhistoricus. In den ouderdom van zestig jaar is Don derdagmiddag te Wassenaar overleden dr. J. C. Rulimann, predikant der Gereformeerde Kerk aldaar. De overledene was bekend als kerkhistoricus van de Gereformeerde Kerk in Nederland. Dr. Rullmann werd geboren op 31 Maart 1876 te Amsterdam. Hij genoot zijn oplei ding aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en werd in 1902 candidaat. In 1903 werd hij predikant bij de Gereformeerde Kerk te Ga rijp, inl911 vertrok hij naarBerkel enRodenrijs welke standplaats hij in 1913 met Utrecht verwisselde. Daar heeft hij 15 jaar gearbeid en nam hij een vooraanstaande plaats in op 'elerlei gebied. In 1928 werd hij predikant te Wassenaar. Dr. Rullmann maakte vooral naam op het gebied der kerkhistorie door verschillende publicaties. Van zijn standaardwerken noe men wij: De Afscheiding; De strijd voor Kerkherstel; De Doleantie; Da Costa en zijn beteekenis voor de A. R. PartijBilderdijk als staatsman. Van zijn biografieën noemen wij: een biografie van wijlen prof. dr. F. L. Rut gers, een van wijlen dr. A. Kuy- per, een van wijlen ds. W. H. Gispen, alsook een van dr. H. Colijn. Dr. Rullmann schreef verder verschillende gedenkboeken. Finale in het R. A. I. gebouw. Amsterdam, Donderdagavond. De zesde avond van den zesden dag Finale van de groote Amsterdamsche wielerparade. Voor het laatst draven de stalen rossinan ten over de piste, bocht in. bocht uit, onder de brug doorde eentonige weg, die nu al zes dagen en zes nachten is afgelegd. De strijd is fel geweest de laatste dagen, verscheidene pedaalridders zijn uit het strijd perk verdwenen en het veld biedt dan ook een eenigszms anderen aanblik dan op den openingsavond. We missen het piepjonge koppel BoslandLos kamp, we missen den taaien Brabander Pellenaars, de twee Vroo- mens, den populairen Amsterdammer Van der HeydenVan de zesentwintig gladia toren hebben er zich zestien staande weten te houden. Langen tijd trekt de bonte sleep dezen avond langs ons heen zonder dat er iets van strijd te bespeuren valt .Het publiek is aan vankelijk niet bijster enthousiast gestemd en het verdeelt zijn belangstelling tusschen de acht kalme peddelaars en de kermisat tracties in de couloirs van den wielerbaan. De ware Zesdaagsche-atmosfeer laat dit maal lang op zich wachten. Die komt pas als de eerste sprints verreden en de eerste premies uitgeloofd worden. En nauwelijks heeft een van de favorieten de spurt ingezet of het lieve leven is aan den gang. Het publiek ontwaakt uit den dom mel, de tribunes rijzen op, geschreeuw en gegil vervult de lucht. De eerste sprint is te vens het preludium van de eerste uitlooppo ging. Het leidende koppel wordt bedreigd en nu stijgt de spanning op en om de houten renbaan tot haar hoogtepunt. De kermis- gangers achter ons laten de attracties voor wat ze zijn en beklimmen in stormtempo de trappen, die naar de zitplaatsen leiden. Iemand, dien we van on-zen hoogen uitkijkpost uit al een kwartier lang op champagne heb ben zien visschen en in de laatste minuut beet schijnt te hebben gekregen, gooit zijn hengel met een wild gebaar weg en spoedt zich naar de baan,, uit het restaurant komt een compleet Amsterdamsch gezin in ge strekte draf aanzetten en ergens opzij van ons verslikt een juffrouw zich in een gloeien de oliebol. Zelfs de koks van het R. A. I. ge bouw laten hun werk een oogenblik in den steek. De witgemutste hoofden dezer keu kenspecialisten rijzen ineens midden in een tribune op, maar niemand, die er aandacht aan schenkt. De jacht is immers aan den gang! Inderdaad, de jacht is begonnen en de rust zal in het wispelturige wielrengezin op de piste niet eerder terugkeeren, dan wan neer het schot voor de laatste maal gevallen is. Telkens weer poogt zoo'n gekleurd truitje uit den stoet weg te komen, wat niet gemak kelijk gaat, want het peloton zit er geducht op. Een plotseling slippertje van Wals, die met zijn wonderbaarlijke manoeuvres en zijn schreeuwend-blauw tricot een gemakkelijk te herkennen figuur is, heeft succes. De blonde Hagenaar is weg voor iemand er erg in heeft. Zijn beenen malen in een razend tempo op en neer, als een reuzen-kater kromt hij den rug en de ronde is in een om mezien veroverd. Vlak daarop is het 't knal- roode koppel Pijnenburg-Piet van Kempen, dat zijn kans poogt waar të nemen, maar nu is de heele renners familie weer op haar qui-vive. Dan schieten Billiet en Deneef er onverwacht tusschenuit 12 uureen geloei stijgt op uit de menigte, floodlight flikkert aan. De camera's filmapparaten richten zich op het Bel- gisch-Nederlandsche koppel, dat stralend zijn eereronde rijdt. Met dat resultaat is het overgroote deel van het publiek tevreden, want Charlier en Slaats hebben hun ronde voorsprong taai met gjoot élan verdedigd. De toeschouwers juichen, Charlier lacht, Slaats lacht En terzijde van de baan staat de arme Pellenaars, die met zijn verbonden gelaat veel weg heeft van een Egyptische mummie en ook hij slaat den zegetocht van de twee triomfaters lachend gadeJ. H. V. Wordt exploitatie van Kon. Holl. Lloyd voortgezet? Reeds geruimen tijd worden, hangende de surséances van den Kon. Holl. Lloyd, bespre kingen gevoerd omtrent de verdere exploitatie van deze maatschappij. Deze besprekingen hebben plaats onder leiding van den heer Zaalberg als vertegenwoordiger van de regee ring, terwijl behalve de directie van den Kon. Holl. Lloyd, ook de directies van eenige groote Amsterdamsche reederijen bij de regeering verscheidene adviezen hebben ingediend. Naar de Tel. thans verneemt, zijn de bespre kingen zóó ver gevorderd, dat binnen zéér korten tijd een beslissing kan worden tege moet gezien. In scheepvaartkringen wordt ver wacht, dat de lijn van Amsterdam behouden zal blijven en onder directie zal komen van één maatschappij, waarin zoowel de Kon. Holl. Lloyd als de drie groote Amsterdamsche reede rijen vertegenwoordigd zullen zijn. „Wereldproblemen in theorie en practijk". Sir Josiah Stamp, de bekende Engelsche eco noom heeft Donderdagavond in de residentie voor het genootschap NederlandEngeland in Den Haag een causerie gehouden over Wereld problemen in theorie en practijk. Hij wees er hierbij op, dat de economische problemen, waarmede vrijwel de geheele wereld worstelt, allereerst, doch niet uitsluitend, het geldwezen en de industrie betreffen. In theorie wordt de wereld steeds rijker ten gevolge van den voor uitgang van wetenschap en techniek, maar in werkelijkheid zal de levensstandaard veel lager blijven tengevolge van het zoeken naar veiligheid en vrijheid in kleine politieke ge bieden, zonder een daartegenover staande grootere vrijheid voor het handelsverkeer. Sinds 1931 is in Gr. Brittannië en de Ver. Staten een herstel ingetreden. In andere landen duurde de daling daarentegen nog voort. Sinds 1935 echter is er een algemeene stijging te zien. De omknelde internationale handel en het gebrekkige monetaire mechanisme zitten in een vicieuzen cirkel van oorzaak en gevolg. Het eerste noodige moet zijn om aan de handels betrekkingen meer vrijheid te geven, om een stabiliteit van het internationale prijspeil te beveiligen, de nationalistische sentimenten binnen redelijker grenzen te houden, en te werken in de richting van een internationaal ruilverkeer, niet als een financieelen wedstrijd maar als een gemeènschappelijke, coöpera tieve taak. Verzet tegen het Girowetje. „Onnoodige aantasting van bevoegdheden der publiekrechtelijke lichamen." Eenigen tijd geleden heeft de regeering bij de Kamer ingediend een wetsontwerp, dat ten doel heeft de instandhouding en oprichting van gemeentelijke girodiensten slechts moge lijk te maken met een vergunning van de Kroon. De Kamer heeft dit ontwerp nu in de afdeelingen onderzocht en naar het oordeel van vele leden moet de voorgestelde regeling alleen dienen om den Rijksgirodienst te be schermen tegen concurrentie van de zijd» gemeentelijke diensten. Naar hun meen?* worden de belangen van de gemeentel^ iensten daarbij te zeer achtergesteld bii h van den Rijksdienst. Zij achten dit een «r noodige aantasting van de bevoegdheden v?* de publiekrechtelijke lichamen. Met het in ontwerp opgenomen verbod van renteverVr» ding kon men zich eveneens niet vereenieZ" Tenslotte wordt als een ernstig bezwaar aa* gevoerd, dat het ontwerp een bedenkelijk cedent schept door voor het van gemeentewei oprichten van een bedrijf of dienst, waarh» ook de belangen van het rijk betrokken zijn een vergunning te eischen, welke niet in eeX privaatrechtelijke verhouding haar oorspro** vindt. DE VERDUISTERING BIJ DE GRONTVr.rp ORKESTVEREENIGING. K De Groningsche rechtbank heeft N. d j wegens verduistering bij de Groningsche Ór kestvereeniging veroordeeld tot 1 jaar ge" vangenisstraf met aftrek van de prevent'eve hechtenis. De eisch luidde 1 jaar en 6 maan! den Het nadeel voor cultuurgronden. Door een aantal leden van de Provinciale Staten van Noord-Holland werd een voorstel ingediend een commissie van deskundigen te benoemen welke een onderzoek heeft in te stellen naar' de gevolgen van de wateronttrek king door het Provinciaal Waterleidingbedrijf aan de gronden in Kennemerland, speciaal voor de aldaar gelegen cultuurgronden. In de toelichting wordt o.m. vermeld dat „eertijds op de bevroren wateren werd ge schaatst". Er wordt verlangd dat de commis sie niet alleen zal bestaan uit deskundigen in engeren zin, maar ook uit personen uit den kring van onmiddellijk belangstellenden. Het is inderdaad een feit dat de duinen vroeger veel natter waren dan nu. Oude Haar lemmers weten nog te vertellen dat ze naar Zandvoort gingen op de schaats door de duin vlakten van Aerdenhout en Bentveld. En wie daar nu een gat zou willen graven om grond water te vinden zou meters diep moeten gaan. En men meene niet dat dit proces tot stilstand is gekomen. Voor een jaar of 5 was er nog een beek, de z.g. Primula-beek. Deze is nu ook geheel droog, nadat de Amsterdamsche Waterleiding er eennieuw kanaal gegraven had, dicht langs de Zandvoortschelaan. Nu is de Amsterdamsche Waterleiding wel de grootste slokop, die er is. Niet alleen is het inwoneraantal van Amsterdam het grootst maar door het gemis aan watermeters voor iedere woning is men daar zoo weinig zuinig met water dat de gemiddelde Amsterdammer tweemaal zooveel water verbruikt als de Haarlemmer, wat wel niet aan meer dorst of grooter zindelijkheid geweten behoeft te wor den. Het feit dat Amsterdam ook water betrekt uit de Vecht en die omgeving kan daar niets aan veranderen. Ten noorden van Overveen ligt de Haarlem- sche Waterleiding. Deze heeft slechts één lange, smalle waterwinplaats, zoodat we aan het einde van den Zeeweg een toestand heb ben, waarbij het grondwater wel ongeveer een meter gedaald is, maar toch weinig in verge lijking met de daling ten zuiden van Zand voort. In de nabijheid van het Noordzeekanaal is de daling weer zeer groot, wat uit de aan wezigheid van dit kanaal te verklaren is, bij Wijk aan Zee, Heemskerk en Castricum iets minder, bij Egmond nog iets minder, bij Ber gen weer grooter, bij Kamperduin weer min der, bij Petten en Callantsoog gering en op Texel, Vlieland en Terschelling slechts op enkele plaatsen grooter en overigens gering. Inderdaad is de daling van het grondwater daar het grootst, waar de grootste waterwin- plaatsen liggen en waar het meeste water weg gevoerd wordt. Of men oppervlakte-water wint of water uit grooter diepte, verandert weinig aan de zaak. Bij het P. W. N. te Castricum gebruikt men veel water uit diepere lagen en meent dan dat dit van weinig invloed kan zijn op het oppervlakte-water door de ondoordringbare lagen die er tusschen liggen: het resultaat is dat ook daar de waterstand zeker enkele me ters lager is dan vroeger. Zelf heb ik nog wel gezien hoe in het belang van den tuinbouw overal in de duinen afvoer- sloten gegraven moesten worden, die het over tollige water buiten de duinen afvoerden. Het staat dus voor ieder onpartijdig kenner van den toestand wel vast dat de waterlei dingen de hoofdoorzaak vormen van de ver laging van het waterpeil in de duinen. Ik schrijf opzettelijk niet: van de uitdroging van de duinen, want de daling van het water in onze breede duinenrij met ongeveer 1 a 2 M. is in verhouding tot de aanwezige hoeveelheid water nog niet zoo veel en we zijn hier over het algemeen niet toe aan den catastrofalen toestand van een waterleiding als die van de gemeente Middelburg, waar de zoutflora als Zeemelkkruid reeds ingedrongen is in de win- plaats en het Middelburgsche water zelfs in een kop thee te proeven is. Ook wil ik er den nadruk op leggen dat alle daling van het water in de duinen niet aan waterleidingen geweten kan worden en weer sproken kan worden de wel eens geopperde mogelijkheid dat verstuivingen in de duinen zouden ontstaan door daling van het grond water. Deze kunnen alleen ontstaan door vernietiging van den plantengroei door konij nen. Als de daling van het grondwater eens bij uitzondering het begin is geweest, zijn het ten slotte de konijnen die het vernielingswerk vol tooien, zonder deze laatste zou de moerasflora vervangen zijn door een mat van Thym, Struis gras, Stalkruid, Walstroo en meer duinplanten die goed tegen droogte kunnen, zich juist graag vestigen op uitgedroogde plekken met humus van de vroegere moerasflora, maar waarvan de vestiging door de konijnen ver traagd of geheel tegengaan kan worden. Om dit vraagstuk te kunnen overzien is het ook goed eens na te gaan hoe het water er onder den grond uitziet, hoe het wegloopt bij overvloedigen regenval en vooral ook of soms de toenemende begroeiing van de duinen geen grooter aandeel tot zich neemt van den regen dan vroeger. En dit verloop, van strand tot duin, van zout tot zoetwater is nog goed te bestudeeren in duingebieden als op Voorne, Texel, Ameland, waar jonge duinen ontstaan en aan de hand van de plantengroei reeds de verzoeting van het water nagegaan kan worden. Nu verloopt dit proces vrij snel. Ér ont staat in het zoute water een „zak" van zoet water, dat erop drijft als olie op water, want zoet water is, omdat er geen zout in zit, na tuurlijk lichter dan zout water. Deze zoet- waterzak breidt zich ook naar oost en west uit. Wie een pomp slaat op het strand krijgt daar zoet water. Zoo vloeit het water in duinen zonder wa terleidingen langzaam naar beneden en naar oost en west, waarvan natuurlijk een groot deel verloren gaat. In alle duinen, ook, maar in minder mate in die zonder waterleidingen, wordt echter gecon stateerd, dat het grondwater daalt, de bron nen aan den duinvoet minder water geven of geheel droog worden en de plassen die 's win ters in de duinen stonden en tot in den zomer een moerasflora mogelijk maakten, steeds kleiner worden. Groote duin meren, als het Zwanenwater, blijven echter bestaan, zij het met een iets ver laagd niveau. Lag een duinpias echter in de buurt van een waterleiding of van kunstmatige afvloeiingswerken (het Vogelwater bij Bak- kum en de Moksloot op Texel), dan was de daling van den waterstand direct catastrofaal. Dat er wel degelijk direct verband is tus schen waterleidingen en uitdroging bleek der halve uit het reeds genoemde voorbeeld, ook bij Wassenaar, waar het graven van een nieu we „sprank", direct in hetzelfde jaar een da ling van het grondwater in een dichtbij gele gen kweekerij ten gevolge had en nog ster ker: dat bij Bergen de waterstand in sommige putten op het einde van de Zondagen, wan neer niet gepompt was op honderden meters afstand, hooger was dan in de week. Juist omdat de hoeveelheid zoet water in de duinen beperkt is en bij daling geen aan voer mogelijk is uit oost en west (in het oos ten liggen de polders te diep en in het westen is het grondwater zout), reageert de water stand zoo snel op allerhande „kleinigheden", op enkele droge winters, op een dichtere be groeiing, vooral ook op bebossching en na tuurlijk zeer sterk op catastrofale wateront trekking, zooals van onze groote waterlei dingen, welke veel en veel meer water weg voeren uit de duinen dan er met regen weer terugkomt. Het spreekt van zelf dat dit zoo niet blijven kan. De bevolking breidt zich steeds uit. Het schijnt voor Amsterdam een financieele on mogelijkheid te zijn aan iederen verbruiker een watermeter te geven. De klachten over den achteruitgang van cultuurland nemen steeds toe. Nog nooit Is schadevergoeding uitgekeerd aan eigenaren of gebruikers, wier opbrengsten achteruit gingen door daling van het grondwater, ook al stond voor ieder vast dat de waterleiding de hoofd schuldige was. Zal dit zoo kunnen blijven? De klachten komen niet uit Zuid-Holland of het zuidelijk deel van Noord-Holland. Men heeft daar het bollenland afgegraven tot polderpeil, dat 's zomers en 's winters vrijwel even hoog is, 's winters zelfs iets lager dan 's zomers. Daar werken de kanalen door hun lage ligging zelfs uitdrogend op de duinen in, er stroomt zoet, kostbaar duinwater naar toe en komt met het overtollige water van de droogmakerijen in zee. In Noord-Holland benoorden het Noordzee kanaal heeft men een ander systeem gevolgd. Het zand had daar niet zooveel waarde door de grootere afstanden naar de steden. Men heeft daar het cultuurland aangelegd op het gemiddelde peil van het afstroomende duin water. Dit had vroeger ten gevolge dat in den winter het land er dikwijls veel te nat was en pas laat in het voorjaar gespit kon worden. Hyacinten, vroeger de meest winstgevende cul tuur, konden er dus niet geteeld worden, ma or wel voorjaarsgewassen als aardappelen en gladiolen. Een oplossing zou dus zijn aldaar het kana len-systeem met afzanding te volgen van de zuidelijke bollenstreek. Dat hieraan zeer groo te kosten verbonden zijn is wel duidelijk. Maar gesteld dat men in staat zou zijn den water stand te verhoogen (een haast ondenkbare en kostbare maatregel), dan zou er 's winters te veel en 's zomers te weinig zijn. Ook het aanbrengen van waterleidingen met irrigatie lijkt mij een kostbare geschiedenis, die ook cultuurtechnisch groote nadeelen heeft als het uitspoelen van plantenvocdsel. Indien het land op polderpeil komt te lig gen, heeft ook opstijging van water plaats: het peil kan 's zomers iets hooger gesteld worden dan 's winters, evenals Rijnland dit doet en de kweekers hebben vaarten en slooten voor aan voer van mest en afvoer van producten wat m de Zuidelijke bollenstreek zoo goed voldoet, Mogelijk kan het overtollige zand ook in de noordelijke bollenstreek productief gemaakt worden voor wegenaanleg en dergelijke. Groo te steden als Amsterdam hebben ook nu nog behoefte aan zand dat over water goedkoop vervoerd kan worden. Zoo ooit, dan ligt hier een arbeidsveld geba seerd op plan-economie, op vooruitzien in de toekomst. Want de waterwinning zooals deze bij Vogelenzang en Castricum plaats heeft en waarbij meer onttrokken wordt aan de duinen dan er ingebracht wordt, zal zoo niet voort kunnen gaan. Het is bekend dat het IJsselmeer ieder jaar zoeter wordt en de tijd niet ver meer af is dat dit water als drinkwater te gebruiken is. Indien er goede waterwegen door de pro vincie loopen, welke tot aan den voet van de duinen komen, welk bezwaar is er dan tegen er in het oosten zoet IJsselmeerwater in te la ten en in het westen ditzelfde water in de dui nen te pompen in zulke hoeveelheden als noodig is om de waterleidingen te geven wat ze noodig hebben? Alle mogelijke kosten van uitbreidingen van putten en kanalen, welke millioenen kosten en alleen noodig zijn omdat de bestaande bronnen onvoldoende water op leveren, zijn dan overbodig. De duinflora kan zich weer herstellen, het cultuurland in de duinen wordt weer bruikbaar en het cultuur land langs de duinen kan door zijn ligging op polderpeil in den zomer over voldoende water oeschikken, terwijl er in den winter voldoen de drainage is. C. SIPKEf

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 2