BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Wel hoe hebben jullie het 1.1. Woensdag ge maakt? Was het niet vreemd dat er geen club was? Nu maar veel buiten spelen en wandelen, maar mij niet vergeten, hoor. Hoe meer briefjes ik ontvang, hoe liever het mij is. Best ZONNESTRAALTJE. Nog wel ge feliciteerd met je broertje. Ik wist wel dat je ouders de Paaschversiering aardig zouden vinden en natuurlijk was het iets voor Simon. Vond je moeder het niet fijn, dat- je met twee koeken gewapend thuis kwam? 'k Zou best mede willen smullen, maar de smul partij gaat mijn neus voorbij. Prettige Paaschvacantie. Dag Zonnestraaltje. Lief LELIETJE- VAN DALEN. Ja. hoe wel je ziek was heb je mij toch niet vergeten, 'k Dank je nog hartelijk voor het verjaar present. Het fruit was overheerlijk. Prettig dat je zoo blij met de Paaschversiering bent. Heb je het ei er nog in zitten? 'k Hoop dat het weer gauw zonniger wordt. Je kunt dan weer naar buiten en naar school. Het beste hoor en in tijds naar bed. Dag Lelietje van Dalen. Lief DOORNROOSJE. Jammer dat je fiets stuk is. In de vacantie kan ze zoo echt van pas komen. Heb je je nicht al gesproken of ben je nog niet te Santpoort geweest? De kinderen te Velsen-Noord krijgen a.s. Zater dag al vacantie. Ben jij ook zoo gelukkig? Veel genoegen met de Paschen. Dag Doorn roosje. Best FILMSTERRETJE. Natuurlijk mag je m'n vriendinnetje weer worden. Je weet het, hoe meer vriendinnetjes en vriendjes ik heb, hoe prettiger ik het vind. Dus me nu maar weer trouw schrijven, 'k Heb in lang niets van je gehoord en ik ben zeer nieuws gierig naar je vorderingen en lessen op de Huishoudschool. Schrijf je me eens het een en ander in je volgend briefje? Dag Film sterretje. Lief SPARRETJE. Wel meisjelief hóe gaat het je? Is de stijfheid weer over? Je hebt zeker ergens op den tocht gestaan of gezeten. Gele bloemen vind ik altijd erg ge zellig staan, 'k Vind het net of ze de omge ving oplichten en ze de zon in de vertrekken brengen. Dat kruiwagentje zal ook snoezig zijn. Hoe heeten de blauwe bloempjes die je hebt? Zijn het misschien druif hyacinten? Mijn tuintje is deze week door den tuinman aangelegd. Het is snoezig geworden. Vooral de bosjes licht gele primula's doen het voor treffelijk. Als je eens op visite komt, zal ik je m'n tuintje laten zien. Het beste hoor. Wil je je moeder m'n groeten overbrengen? Dag Sparretje Lief ROZEKNOPJE. Ja in ieder Paasch- ei zat iets bijzonders. Het waren geluks- eieren. Moppig dat je een tolletje had. Of ik een goeden verjaardag heb gehad? Ja hoor, ik ben veel te veel verwend geworden Repe teer maar flink voor het speeltuinfeest. Dag Rozeknopje. Beste VERONTKA. Hartelijk dank voor je kaart. A.s. Zondag wensch ik je een pret tig dagje toe. Ga je in de a.s. vacantie naar den Haag? 'k Hoop dat je dan mooi weer treft. Wat zal de klas, waar je nu in zit, veel kinderen tellen. De Paaschversiering bewaar je natuurlijk tot de a.s. feestdagen. Dag Ve- ronika. Lief KRULLENKOPJE. Wat ga je goed en duidelijk schrijven. Het schrift is oneindig veel beter dan een jaar geleden. Mooi zoo. In het ei van Bep zat dus een z.g.n. wonder schelp. Voor je teekeningen zeg ik je harte lijk dank. Het was mij ook heel vreemd 1.1. Woensdag. Soms dacht ik „straks naar de club", 'k Vond dat de Woensdag heel lang duurde en dat ik heel veel tijd had. Je hebt je zeker zonder het clubuurtje toch wel ge amuseerd. Veel genoegen, Dag Krullenkopje. Beste BEP. Hartelijk dank voor je tee keningen. Hoe gaat het op school? Vertel je me er eens iets van. Je hebt maar weer gauw vacantie en ik wensch je prettige speeluur- tjes toe. Dag Bep. Beste ANNO. Je briefje is spoorloos ver dwenen. 'k Was juist heel druk bezig toen je het bracht en nu denk ik dat het tusschen de klasseschriften is gekomen Maar daarom niet getreurd. Je ziet ik schrijf je toch. Wat had je een schattig zusje bij je. Ze lijkt heel veel op je. Gaat ze al op school? Dag vriend, tot ziens. Best ELFJE. Gefeliciteerd met je over gang. Je rapportcijfers vind ik heel goed. Dat is een bof zeg, wanneer de heele klas over gaat. De jongen die voorwaardelijk is over gegaan, moet maar goed z'n best doen, dan behoeft hij niet terug geplaatst te worden. Doe maar weer goed je best, zoodat je vol gend rapport goed blijft. Dag Elfje. Beste NORA. Zoo ben je van schuilnaam veranderd? Dat is zeker ter eere van den overgang naar de groote school? Natuurlijk ga je goed je best doen. Op de voorbereidende school heb je toch immers ook goed je best gedaan. Wat zal je me nu gauw geheel al leen een briefje kunnen schrijven. Ik ver lang er al naar. Veel genoegen op school. Dag Nora. Beste JULIAANTJE Neen, terecht weet je me niet veel te schrijven. Nog wel gefeli citeerd. Ben je op school overgegaan of heb je nog geen overgang gehad? 'k Dank je voor de teekeningen. Dag Juliaantje. Beste PIETJE PELLE. Vriend je rijme larij kan ik niet op. 't Is maar weer een reu zen gedicht geworden, en je heele familie heb je er in te pas gebracht. Wat zal die zus zich voelen met haar mantelpak. Blikoortje herken ik niet meer met z'n wijde pantalon. Hij is nu ,,'t heertje". Bevalt het hem nog best op de drukkerij? Je raadsel begrijp ik niet goed. Dag Pietje Pelle. Beste THIJS IJS. 'k Dank je voor je teekening en ik vind het prettig dat je zoo blij bent met de, door je gemaakte Paasch versiering. Heb je Woensdag prettig gespeeld? Dag Thijs IJs. Beste POLLY. Ja vriend, je verhaal „Koolbek het jonge konijn" vervolg ik a.s week weer. Per abuis heb ik je verhaal op school in de kast laten liggen en ik heb geen gelegenheid het nu te halen. Dus maar ge duld houden tot a.s Zaterdag. Fijn dat je even naar IJmuiden bent geweest maar jam mer dat je nu weer het bed moet houden, Ik wensch je van harte een spoedig herstel toe. Wie zijn Takko en Bimbo? Zijn dat ook vrienden uit je boeken? 'k Hoop dat ik weer spoedig een boomenplaatje ontvang. De groeten aan de hondjes Polly en Jopie en je broertje Jan. Dag Polly. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. Hansje en zijn vriendinnetje „Wat doe je daar voor het raam, Hans?" riep moeder vanuit de huiskamer. „Niets mam, ik kijk!" kwam Hansjes ant woord. Maar moeder, die het toch niet heelemaal vertrouwde, ging eens kijken, en toen zag ze, dat Hansje het gordijn opzij had geschoven en ijverig stond te wuiven naar iets of iemand. „Wie zegt mijn Hansje daar zoo vriende lijk goedendag?" „Mijn vriendinnetje!" „Je vriendinnetje? Wie is dat dan? Ken ik haar?" „Kom maar zien, dan kun je haar zien staan. Kijk, daar aan den overkant!" Moeder keek en werkelijk, in een huis aan den anderen kant van de straat stond een klein meisje van een jaar of drie met blonde krullen en een vriendelijk poppen gezichtje. „Ze heet Liesje," verklaarde Hans trots. „Maar hoe ken je haar dan?" Hansjes moeder moest onwillekeurig lachen. „En hoe heb je dan kennis met haar ge maakt?" Hans zweeg verlegen. „Nu?" drong moeder aan. „Zij wandelde met haar moeder en toen gingen ze een banketbakkerswinkel binnen. En ik had juist ook wat willen koopen, want ik had dien middag van oom Paul een dub beltje gehad. Ik stapte dus ook binnen en kocht twee harten van koek van vijf cent per stuk. Die eene wilde ik meteen opeten en de andere bewaren tot de school uit was; maar toen zag ik het kleine meisje zoo kij ken en toen heb ik haar de andere koek ge geven. Haar moeder vond dat erg lief van me. Ze vroeg, hoe ik heette en waar ik woonde en toen kwam het uit, dat ze aan den overkant van ons woonde. Nu wuif ik iederen dag tegen haar." „Speelt ze wel eens op straat?" ,.Ja soms, dan mag ze mijn autoped hebben; maar ze is nog te klein om zoo vaak op straat te spelen." „Ik meen me te herinneren, dat je altijd gezegd hebt, dat je niet van kleine meisjes hield. En vind je Liesje dan opeens wel aar dig?" Hans kreeg een kleur. „Ja, Liesje vind ik wel aardig. Ze ziet er net uit als een pop; maar ze is toch niet zoo vervelend als de meisjes van school. Want laatst viel ze eens van mijn autoped en ze huilde niet eens. Mams, mag ze op mijn ver jaardag komen?" vleide hij toen. „Wil je dat erg graag, jongen?" „Ja, enik heb het haar al beloofd." „Zoo? Een belofte moet je natuurlijk hou den. Nu goed, dan mag ze komen." „Ha fijn! Want weet je mams, als ik groot ben en Liesje ook, dan gaan we met elkaar trouwen!" „Oh, ik zie haar iederen dag op het plein tje voor school. Ze gaat dan een wandeling maken met haar moeder. Een logeerkamer in een boom. Jaren.ge leden zag ik in het Veluwsche dorpje Epe voor een hotel een heerlijk zitje boven in een boom. Vanuit een kamer boven de gelagkamer leid de een flinke, breede plank naar een zitje tusschen de takken. Een plantersvrouw Oost Afrika heeft iets dergelijks ingericht, ze is echter niet tevreden geweest met een zitje, maar ze heeft in een apenbroodboom, tusschen de takken een heele logeerkamer ingericht, voorzien van alle mogelijke gemakken en door tal van ramen een heerlijk uitzicht biedend over de omgeving. Dicht bij den voet van den boom bevindt zich een bron, die dienst doet als drinkplaats voor allerlei gedierte. Groote troe pen giraffe's, antilopen en zebra's komen hier hun dorst lesschen. Af en toe verschijnt ook de koning der dieren, de leeuw, 't Is te begrijpen, dat van alle kanten de gasten komen opzet ten, om te genieten van het schoone gezicht op de planten- en dierenwereld aan hun voe ten. Zelfs uit Londen komen de logeergasten opdagen. Mrs. Walker, want zoo heet de eigenaarster van deze buitengewone logeer- gelegenheid stelt aan haar logeergasten maar één voorwaarde, dat ze n.l. geen vuurwapenen mogen meenemen, wel fotografietoestellen. W. B. Z. Wist je dat? De stad Venetië is gebouwd op 118 eilandjes, die door 450 bruggen met el kaar zijn verbonden.. EEN BEZOEK AAN ARTIS. Jullie weet natuurlijk allemaal, wat „Artis" is; dat is de naam van den bekenden dieren tuin van Amsterdam. Eigenlijk is „Artis" maar een afkorting van den geheelen naam die Natura Artis Magistra luidt. Dit is Latijn en beteekent: de natuur is de meesteresse der kunst. Ik denk, dat de meesten van jul lie dat wel op school geleerd zullen hebben. Wat echter niet iedereen weet is, dat in het jaar 1938 deze bekende dierentuin, die in het hartje van de hoofdstad ligt, zijn honderd jarig bestaan zal vieren. In het jaar 1838 werd door de heeren G F. Westerman, J. W. H. Werleman en J. J. Wijsmuller de eerste stoot gegeven tot de oprichting. En in dien tijd zal zeker wel nie mand hebben kunnen droomen, dat „Artis" nog eens tot de bekendste dierentuinen van Europa zou gaan behooren. Misschien stellen jullie er wel belang in te weten, waaruit het voedsel bestaat, dat aan de verschillende dieren wordt toegediend en op welke wijze het wordt bereid. Daarvoor zullen we eens een kijkje gaan nemen in het magazijn. Op somnvge tijden van den dag is het daar een drukte van belang; want er moet voor heel wat hongerige magen wor den gezorgd en daar bijna elk dier afzonder lijk voedsel noodig heeft, kunnen jullie wel begrijpen, dat er heel wat werk verricht moet worden. Goed voedsel, op geregelde tijden en in be hoorlijke maat toegediend, is een hoofdvoor waarde om de dieren gezond en frisch te houden. Wat verstaat men nu eigenlijk onder goed voeds^'Die vraag is niet gemakkelijk te beantw n. Als jullie zelf wel eens vo gels of anc ieren gehouden hebt, weet je uit eigen c inding hoe verschillend het voer moet Cr z' dieren, die men niet in leven ka >ud'? wanneer ze niet het voer krijgen, dat ze in vrijen staat gewoon zijn te gebruiken. En als je dan bedenkt, welke dieren in Artis wonen en die toch alle maal in leven blijven en goed gezond zijn, dan begrijp je wel, dat daar heel wat stu die en ervaring voor noodig geweest is. Eük plantenetend dier kan men maar niet met hooi en gras tevreden stellen; elke vo gel is niet op te voeden met vogeltjeszaad en elk verscheurend dier wil niet gevoed zijn met paardenvleesch. De bereiding en ver- IETS OVER WILDE-DIERENGEVECHTEN. In de Oudheid waren wilde-dierengevech- ten een publieke vermakelijkheid. Zooals men thans naar schouwburg of bioscoop gaat, ging men toen naar de arena's om de gevechten te zien. Vooral onder de Romeinsche keizers wa ren de wilde-dierengevechten volksvermaken. Om het publiek tevreden te stellen, bedacht men steeds nieuwe gevechten. Eerst leeuwen tegen tijgers; toen tijgers tegen olifanten, tijgers tegen krokodillen, enz. Om de dieren woester te maken, gaf men ze dagen lang geen eten of drinken; zoodat ze uitgehongerd de arena betraden. Men beweert, dat de Ro meinen op de volgende manier tot deze wree- de gevechten gekomen zijn: In den Punischen oorlog (251 jaar v. Chr.) had Me tellus aan de Carthagers 140 olifan ten ontstolen, die een danige schrik onder de Romeinsche soldaten verwekt hadden. Om zijn manschappen met deze dieren vertrouwd te maken, liet hij ze in de arena, jagen door met stokken gewapende mannen. Toen liet hij de dikhuiden dooden. Van dien tijd af werden de wilde-dierengevechten zeer popu lair. En om het volk tevreden te stellen, en zelf goede baantjes te houden, gaven de machtbekleeders van het oude Rome telkens nieuwe spelen. Niet met honderdtallen maar met duizendtallen voerde men de wilde dieren uit Afrika aan: leeuwen, tijgers, luipaarden, panters, olifanten, herten, krokodillen, zelfs iraffen. Van de aantallen dieren, die gedood werden kan men zich misschien een idee vormen als men het volgende leest: bij een feest werden 600 leeuwen, 410 pan ters en meer dan 2-0 olifanten gedood. Ter eere van een andere gelegenheid werden 400 leeuwen, 40 olifanten en een toen nog onbe kende giraffe in de arena afgemaakt. Keizer Augustus liet eens 600 panters, een neushoorn, een hippopotamus (rivierpaard), 35 krokodillen en een python dooden. Germa- nicus liet een krokodil en 300 leeuwen ver moorden. menging van het voedsel is een studie op zichzelf. Bijna elk dier heeft zijn afzonderlijk menu en de kok, die in de keukens van Ar tis regeert, is minstens even bekwaam als zijn collega, die in een hotelkeuken de scep ter zwaait. Het menu voor de roofdieren is tamelijk eenvoudig; vleesch, altijd vleesch en het behoeft niet eens gebraden of gestoofd en ook niet fijngesneden te zijn. Rauw eten ze het en al is het taai, dat hindert niet; hun tanden en kiezen moeten ook wat te doen hebben. Er zijn dieren, die geen dood vleesch eten en ook voor hen wordt gezorgd. Ze krij gen levende boutjes voorgezet. Roofvogels krijgen doode ratten, muizen, musschen en kraaien, terwijl reigers, vischarenden en pe likanen uitsluitend met visch worden ge voed. De giraffe gebruikt, behalve zijn ge woon voer, dat uit klaver of klaverhooi be staat, ook nog gerst, gemalen wortelen, haver, mais, uien en scheepsbeschuit. Het Nijlpaard vult zijn maag dagelijks met twee manden hooi, gemalen mangelwortelen, haver en eenige roggebrooden. Olifanten zijn niet erg kieskeurig op hun voedsel. De olifanten in Artis krijgen ieder per dag veertig kilo hooi en stroo. Dit laat ste, dat eigenlijk niet tot voedsel bestemd was, peuzelen ze ook met graagte op, Verder vier roggebrooden, .benevens rijst en zemelen. Twee groote emmers met mangelwortelen worden in de tusschentijden nog leeg ge snoept, zooals wij een koekje bij de thee eten. De hoeveelheid water, die een olifant dage lijks drinkt, wordt op zeven emmers per dag geschat. Niet minder samengesteld is het voer voor de vogels, vooral voor de kleinere soorten. Miereneieren, gehakt vleesch en insectenvoer zijn de hoofdschotels. De suikervogeltjes voeden zich met het sap van sinaasappelen, brood, melk en suiker. De gibbons of lang armapen zijn groote lekkerbekken. Hun voed sel bestaat uit eieren, moscovische gebakjes, geconfijte dadels, sinaasappelen en wijn. Het onderhoud der dieren kost een heele- boel, dat begrijpen jullie wel. Duizend gul den in de week is niet veel, eerder te wei nig geschat! Dat Artis zich echter een piaatsje in het hart van iederen Nederlander heeft veroverd, dat bewijst wel het drukke bezoek in de zomer- en herfstmaanden. ZATERDAG 4 APRIL 1936 Onder Nero werd het gebruikelijk men- schen, en vooral Christenen, zoowel mannen als vrouwen en kinderen in de arena te sturen en de wilde dieren op hen los te laten. Lang zamerhand, met het verval van het Romein sche keizerrijk ,kwam er ook een einde aan deze wreede vermaken. De schrijver van Robinson Crusoe. Deze heette Daniel Foe, maar hij veranderde dien ill Daniel Defoe. Hij werd in 1661 te Londen geboren, waar zijn vader slager was. Hij leer de verschillende vreemde talen o.a. Fransch Spaansch, Italiaansch, Grieksch en Latijn en hield in zijn jeugd en ook op la teren leeftijd veel van Aardrijkskunde. Hij had een zaak in wollen goederen en besteedde zijn vrijen tijd aan 't schrijven van boeken, zoowel groote menschen- als jongensboeken. De eerste waren van godsdienstigen en staatkundigen aard en vooral bij de laatste zei of liever schreef hij precies zooals hij er over dacht, wat de re geering van zijn land Engeland niet al tijd even goed aanstond en wat hem niet zel den met den rechter in aanraking bracht. Niet alleen dat hij meer dan eens tot een groote boete veroordeeld werd, maar ook heeft hij driemaal te pronk moeten staan op de kaak. Hij werd dan op een hooge stelling geplaatst, voor een paal, die voorzien was van drie ga ten, waardoor armen en hoofd gestoken wer den. Eén op deze manier veroordeelde werd in den regel door zijn medemenschen niet al te vriendelijk behandeld. Heel vaak werden ze met allerlei vuil gegooid zooals vuile eieren of rotte appelen. Heel anders echter verging het Defoe. Het volk beschouwde hem als een mar telaar en stroomde wel naar de plaats, waar hij te pronk was gesteld; echter niet om hem te beschimpen maar om hem zooveel mogelijk attenties te bewijzen en in plaats van hem met vuil te werpen, bracht men bloemen voor hem aan den voet van den schandpaal. Voordat zijn straf tij d om was, liet de regeering hem dan ook vrij. Zijn eerst later geschreven jongensboek „Robinson Crusoe" bracht hem meer plezier. Het is in zoo goed als alle Europeesche talen overgezet en zelfs in het Arabisch en heet dan „Paarlen van den Oceaan". Rijk schijnt hem zijn schrijverij niet gemaakt te hebben, want hij stierf in 1731 te Londen in kommervolle omstandigheden. Het kleine Londensche kerk. hof waar hij toen begraven werd is thans een tuin, maar op zijn graf staat nog de marmeren gedenkzuil, waarop eenige bijzonderheden uit zijn leven vermeld staan, die men vele jaren na zijn dood daar heeft opgericht. W. B.Z. WIE ZOEKT ER MEE? Deze mijnheer wil gefotografeerd worden. Hij staat in een mooie houding, maar wie ziet den fotograaf? TANTE TINE. MIJN LUCHTBALLON door W. B. Z. k. Heb een mooie luchtballon Rood met gouden stippen, 'k Houd heel goed het touwtje v Hij mag niet ontglippen. Ik sta in het bloemenveld. Vol van madelieven. Moesje noemt ze ook wel eens. Witte hartedieven. Mijn ballon lijkt net een zon. Zie je hem wel glanzen? Als ik durfde wou ik graag. Eventjes gaan dansen. Maar ik houd mijn touwtje vast, Anders gaat hij glippen, 't Is zoo'n prachtige ballon Rood met gouden stippen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 10