Hoe
ik. groeide
De Avonturen
van Dr. Mol.
Vrouw door haar man
gedood.
Door KO DONCKER.
XII.
De kikkers hadden zich al dien tijd,
In 't heldere water der Kolk vermeid.
't Was een gekledder en geplas.
Het water spoelde over 't gras
En 't land werd drillerig en werd dras.
De ooievaar spartelde van belang,
Zijn pooten werden verschrikkelijk lang
En 't werd een reusachtige ooievaar.
Hij maakt' een oorverdoovend misbaar,
Hij stond te rukken en te stopten;
Maar de ringen om zijn pooten
Maakten zijn spartelen zonder gevaar,
Hielden het monster in bedwang,
En d' omstandelingen die waren niet bang.
Volgens den raad van Bart van Aken,
Is men geweldig leven gaan maken.
Men is de kikkers op gaan jagen,
Er werd geschoten, op trommels geslagen;
Men ging aan 't brullen en aan 't tieren.
Men sarde en joeg de logge dieren.
Ze sprongen en wipten over elkaar,
Argeloos naar den ooievaar.
„Snap", zei d'ooievaar en met één klap
Verdween zoo'n ondier in één hap
En voor i van narigheid of van nood wist,
Verdween i in zijn gevleugelde doodkist.
De tweede in zijn argeloosheid,
Viel ten prooi aan 's menschen boosheid.
Hij is door d'ooievaars keel gegleden,
En behoorde weldra tot 't verleden.
De derde en vierde, je kunt er op bouwen,
Kwamen de and'ren gezelschap hou'en.
Nummer vijf die liet zich niet vangen;
't Begon hem danig dé keel uit te hangen,
't Begon hem klaarblijkelijk te vervelen,
Dat eeuwig durend verstoppertje spelen.
Maar de Bloemendalers, stout,
Nooit verlegen, nooit benauwd,
Joegen 't monster naar zijn graf;
De ooievaar maakt "t ondier af.
Nummer zes is aan de beurt.
De ooievaar pakt hem bij zijn baadje
En onder een oorverdovend hoeraatje
Verdwijnt dezelve en de zaak is gebeurd.
Het menschenvernuft moest zegevieren
Over redelooze dieren.
Men feliciteert elkaar over en weer,
Over den gunstigen afloop der zaken;
Men prijst het verstandig en moedig beheer,
Van den kranigen Bartholomeus van Aken.
Men stond te praten en te kletsen,
Stond te bluffen en te zwetsen,
Te babbelen, te wauwelen naar hartelust.
Maar 't ware genie dat nimmer rust.
Dat door de fortuin niet wordt gesust,
Was nog op meerdere roem belust.
Van Aken riep het volk bij één,
Ze kwamen allen om hem heen.
„Mannen, vrienden", sprak hij hen aan,
„Ons werk is thans nog niet gedaan
Gij allen ziet dien ooievaar.
Zoo groot en zoo zwaar als i is, niet waar?
Hoe schoon en hoe forsch is dezelve
gebouwd,
Zoo iets heeft niemand ter wereld
aanschouwd,
Een toonbeeld van schoonheid en van
kracht.
Nu heb ik zoo bij mijn eigen gedacht;
Kunnen we hier geen slaatje uit slaan?
't Is gauw en tevens gemakkelijk gedaan.
Wanneer we," vervolgde Bart van Aken,
„Onzen ooievaar ruchtbaar maken
In d'een of andere goeie krant.
Uit alle oorden van het land,
Zullen de menschen hier samen stroomen;
Ze zullen van heinde en verre komen,
Om dit wonder te aanschouwen.
Want; de mensch is nieuwsgierig, je kunt
me vertrouwen.
We slaan een hek dwars over het pad;
Wie d'ooievaar zien wil, moet betalen,
Entrée één dubbeltje en ik schat,
Dat we er best de kosten uithalen
Benevens vergoeding voor de schade.
Geleden door Meije en van der Spijk,
En als ik de zaak nog eens goed bekijk!
Een aardig restant je niet te versmaden."
Men heeft met verbazing alles aangehoord.
Van Akens rede woord voor woord,
Schoot wortel in elk aanwezig gemoed,
Vervuld' een ieder met een gloed,
Die de menschen handelen doet.
Men stak de handen uit de mouwen,
Begon te werken en te sjouwen.
Men begon een hek te maken
Door de geldzucht aangevuurd,
En Burgemeester heeft van Aken
Naar 't advertentiebureau gestuurd.
Dokter Mol in d'apotheek,
Kwam langzamerhand weer een beetje op
streek.
Kwam langzamerhand weer bij zijn zinnen,
Alles komt hem weer te binnen,
Van zijn nachtelijken tocht,
Hoe hij met den ooievaar vocht....
Maar verder gaat het geheugen niet meer.
Mol zijn leden doen hem nog zeer,
Hij vraagt d'aptheker: Hoe i hier is
gekomen
En dokter Mol heeft alles vernomen,
Wat er dien morgen is geschied,
Ook vergat d'aptheker niet,
Mol uitvoerig te vertellen,
Hoe die ooievaar was gaan zwellen,
Hoe i die kikkers had verscheurd,
Hoe dat alles was gebeurd.
Mol was dommelig, Mol was moe
En gevoelde zich niet plezierig,
Maar was erg benieuwd en nieuwsgierig
En ging terstond naar 't Kolkje toe.
Men was er verbazend druk in de weer.
De ooievaar ging verwoed te keer,
Het monster bleef voortdurend groeien,
't Stond te worstelen in zijn boeien,
't Sjorde, sloeg en trok en rukte,
't Beest verkocht een kouwe drukte,
Trok en rukte aan den boom.
Zijn keten hield hem echter in toom.
't Gevaarte stond verwoed te slaan,
De boomen gingen er scheef van staan.
D'advertentie in de krant,
Trok het volk van allen kant
Aan de Brouwerskolk bijéén.
Oud en jong was op de been,
Ze schenen uit den grond te komen
En bij het Kolkje saam te stroomen.
(Slot volgt.)
Na hevigen twist.
Echtelijk drama te Boxtel.
Maandagmiddag tegen drie uur heeft
zich in de Nieuwstraat te Boxtel een
afschuwelijk drama afgespeeld.
Daar heeft de 34-jarige J. van H.
ten huize van zijn schoonmoeder zijn
gescheiden van hem levende vrouw
met een mes neergestoken. De vrouw
vluchtte hevig bloedend de straat op
en is na eenige oogenblikken leven
loos ineen gezakt.
Een dokter die toevallig passeerde,
snelde toe, maar kon niet anders
dan den dood constateeren.
De politie heeft den dader in de
woning aangehouden.
Omtrent de oorzaak van het gebeurde ver
nemen wij, dat de vrouw, dë 32-jarige M. L.
te Amsterdam woonde ten huize van haar
oom. Dit verblijf deed jalouzie ontstaan bij
H., die af en toe naar Amsterdam was ge
komen en de vrouw had lastig gevallen.
De vrouw was nu Maandagmorgen om elf
uur te Boxtel met den trein aangekomen,
om haar moeder te bezoeken. De man, die
op een of andere wijze te weten was geko
men, dat de vrouw te Boxtel vertoefde, drong
de woning binnen, waar toen een hevige
twist schijnt te zijn ontstaan. De man heeft
daarop plotseling een bijl te voorschijn ge
haald en de vrouw daarmede eenige slagen
toegediend, met het bovengemelde gevolg.
SECRETARIS-PENNINGMEESTER VAN
WATERSCHAPPEN GEARRESTEERD.
Door de marechaussee te Veen is gearres
teerd C. S. aldaar, secretaris-penningmeester
van de waterschappen Polder Veen, Polder Alm
en Gantel en Polder Pompveld, verdacht van
verduistering van een aanzienlijk bedrag, toe-
behoorende aan deze waterschappen.
MINISTER COLIJN MET VERLOF.
DEN HAAG, 6 April. (A.N.P.) De minis
ter-president dr. Colijn is tot na de Paasch-
dagen met verlof vertrokken.
SCHANDELIJKE MISHANDELING VAN
KLEIN KIND BERECHT.
De mijnwerker P. V. uit Heerlen werd door de
rechtbank te Maastricht veroordeeld tot een
gevangenisstraf van een jaar, wegens het
mishandelen van het tweejarig kind van zijn
inwonende dochter, waardoor de kleine soms
bewusteloos geraakte. Zijn echtgenoote, M.
E. B. die het kind ook meermalen mishan
deld had werd tot negen maanden gevan
genisstraf, waarvan zes maanden voorwaar
delijk, veroordeeld.
ROEKELOOS CHAUFFEUR VEROORDEELD.
De chauffeur A. J. V. uit Heerlen, die door
veel te hard en onvoorzichtig rijden met zijn
vrachtauto twee jongens van 9 en 12 jaar op
het trottoir had aangereden, zoodat beide
jongens opslag dood waren, is tot twee maan
den gevangenisstraf veroordeeld. De eisch
was vier maanden.
Palmpaschen te Amsterdam
herleefd.
Fleurige optochten trokken door de stad.
Palmzondag is van ouds een vreugdedag ge
weest. Vroeger werden er in alle plaatsen luis
terrijke processies en optochten gehouden. Die
optochten zijn thans in Amsterdam in eere
hersteld, het oude volksfeest is in de Amstel-
stad herleefd en langs de moderne straten met
hun klingelende trams en suizende auto's
trokken in vele stadsgedeelten de optochten
van duizenden kinderen met hun palm
paschen, met vlaggen en vaandels hunner ver-
eenigingen. Voorop ging de muziek; de sner
pende Noord-Ooster deed geen afbreuk aan de
feestelijke wandeling van de hoofdstedelijke
jeugd.
De Palmpaasch viering is georganiseerd
door de afdeeling Amsterdam van het Neder-
landsch Verbond en groepen van velerlei rich
ting hebben hun medewerking verleend. De
optochten trokken o.a. door Zuid en Oost,
langs de straten aan den overkant van het IJ
en over Wittenburg en Kattenburg.
Het centrum van de viering was echter ge
legen op de Westermarkt. Daar formeerde zich
een stoet van meer dan duizend kinderen. Het
was een aardig gezicht, de kinderen met hun
palmpaasch, waarvan de een al mooier dan
de ander was, langs de straten te zien trekken.
Dat het oude Palmpaaschfeest nog leeft in
de harten van duizenden Amsterdammers,
bleek wel uit de zeer groote belangstelling in
alle stadsgedeelten voor deze folkloristische ge
beurtenis.
Boschlcapelle van brand,
stichter bevrijd.
Verscheidene branden op zijn geweten.
In verband met den brand van Zondag in
een landbouwschuur te Boschkapelle, waarbij
28 koeien en 12 paarden omkwamen, is Maan
dag zekere van L. uit die plaats aangehouden.
Van L. heeft bekend den brand te hebben ge
sticht en ook schuldig te zijn aan alle voor
gaande branden, welke verleden jaar te Bosch
kapelle zijn gesticht.
Pedro Caballeró Martinez.
De bandiet „El Pepino".
Een grijsaard, gebukt onder zijn jaren en
onder ziekte, werd dezer dagen vrijgelaten uit
de Spaansche gevangenis. Wie zou. in deze
armen man, den grooten Pedro Caballeró Mar
tinez herkennen, beter bekend als .El Pepino"
den laatsten grooten ridderlijken en galanten
bandiet van Spanje?
Tien jaren lang joeg de Spaansche politie
hem na, doch nooit slaagde zij er in hem te
vangen. Het ongeluk kwam voor Pedro toen
hij verliefd werd op de dochter van een gen
darme. De schoone Spaansche beantwoordde
zijn genegenheid en bijna iederen dag ont
moetten zij elkaar.
Zij besloten te trouwen en het huwelijk
werd in een eenzame kapel ingezegend. Doch
de schoonvader had van deze gebeurtenis de
lucht gekregen en deed de kapel omsingelen.
Slechts met de hulp van zijn getrouwen
slaagde El Pepino er in te ontkomen.
Eenigen tijd later vernam de groote roover
dat zijn vrouw weldra een kind ter wereld zou
brengen. Alles zette de onverschrokkene er
toen op zijn spruit te zien en inderdaad wist
hij haar te bereiken.
Doch men had hiervan een valstrik ge
maakt. Op het oogenbiik dat- hij zich over
de wieg boog stonden twaalf gendarmes bin
nen. El Pepino vreesde voor het leven van
vrouw en kind en bood geen weerstand. Hij
werd gearresteerd en toen hij tot levenslange
gevangenisstraf werd veroordeeld, sloot men
hem op in de donkerste en vochtigste cel van
de gevangenis.
Na dertig jaren liet men hem gaan.
LANGS DE STRAAT.
O verwinnares.
De wielen van den „electrischen" gierden
over de rails, maakten bij momenten het
spreken bijkans onmogelijk en waren oor
zaak, dat een geheel compartiment weldra
zwijgend zat. De meeste banken waren bezet
en vrijwel alle reizigers keken landerig ver
veeld voor zich, zooals wij allemaal doen
wanneer we een traject bereizen, dat we kun
nen droomen, waarvan geen boom of sein
paal ons onbekend is. Slechts de niet-
habitués keken naar buiten, waar enkele
fietsers, de hoed op de hoogstaande kraag
van de jas gedrukt, tegen een feilen, kil-
snijdenden voorjaarswind in, met zwaar-
gaande beenbeweging de trappers tot rond
draaien dwingend en in streven naar een
zoo gering mogelijken luchtweerstand over
hun sturen hangend, langzaam vooruit
kwamen. Het was een doodelijk eentonige
reis. Zelfs was er geen automobilist op den
weg, die de snelheid van zijn benzinemotor
wilde meten met den full speed langs de
baan razenden trein.
Juist in zulke oogenblikken echter wordt
over het lot van ons menschen beschikt, soms
door zulk een peuterige pietluttigheid:, dat
ook de meest argwanende wantrouweling met
open oogen zijn ongeluk tegemoet loopt. Hier
was het een heer, die in ons zwijgende com
partiment den slag van zijn leven ontving.
Het was een heer met een grijze winterjas,
wiens meest opvallende merkwaardigheid
raast de zeer vele andere! een vuurroode
nek was, die breed en forsch torende boven
een tors als die van een bokser, en die een
met een bolhoed gedekte kogelrond hoofd
droeg. De eerste indruk was die van een prijs-
vechter-in-ruste, een heer, met wien ge beter
geen woorden kunt krijgen.
De trein was reeds enkele minuten onder
weg, toen zijn rechterhand plots met rukjes
omhoog ging, vlag bij den nek gekomen stil
bleef, dan iets zakte en eenige seconden
boven den schouder hing. om met een ruk
naar beneden te gaan. Het kogelronde hoofd
draaide, de oogen gingen langs de ramen en
bleven ineens strak gericht op een afslui
ting, die pas luttele seconden geleden door
een smalle juffrouw was opengezet. De heer
leek door een onzichtbare macht naar de
afsluiting te worden gesleurd. Hij scheen van
zijn bank omhoog getrokken te worden,
zweefde bijna door het middenpad, strekte
een groote hand uit en klapte het raampje
dicht. Voldaanheid daalde over hem.
„Jessisch meneer, waddoedunou", schoot
echter plotseling de huilerige gilstem van de
smalle, lispelende juffrouw uit.
De heer verschrik zichtbaar.
„Jessisch meneer, hoekenudanoudoen. 't Is
hier om te schtikke. 'k Schtik kepleet".
Fel en ruzie-achtig schoot de stem door
het ineens opgeleefde compartiment, welks
verveeldheid, nu het een drama speurde,
bij tooverslag was geweken.
De heer keek, maar scheen slechts de af
sluiting te zien. Intusschen had de juffrouw
haar smalle borst volgezogen en vervolgde
haar monoloog;
'k Schmoor hier helegaar, ook al ben 'k
nie-zoo-dik-asch-u. Me keel wordt me dicht-
geschnoerd in die peschthitte hier. En aschi
't u niet anschtaat, dan zal 'k de conduc
teur wel roepe".
Met veel wit om een spitsen neus krijschte
zij door den wagen en gilde den conducteur
binnen.
Deze kwam met gezag, was het gezag zelf.
In een oogwenk had hij de situatie doorzien,
den heer en de juffrouw getaxeerd en zijn
menschenkennis geraadpleegd. Dan greep hij
in. Woorden had hij niet noodig; hij ging
naar de afsluiting, zette deze open en zeide
daarbij slechts:
„Klaar".
De juffrouw kreeg haar kleur, voorzoover
deze in natura aanwezig was, terug en lispel
de vilijnig-triomfantelijk, zoo luid, dat de
heele wagon het boven het razen der wielen
uit kon hoor en:
,,'k Wisch-'t-wel".
De heer keek hulpeloos rond en uit zijn
groot karkas piepte een kinderlijk-hooge
stem. die maar enkelen konden verstaan;
„Dan zal 'k maar ergens anders een plaatsje
zoeken".
Ls.
Negenhonderd man komen te
Leerdam zonder werk.
Glasfabriek wordt stopgezet.
Onderhandelingen met werkfonds
hebben nog geen resultaat
opgeleverd.
Per Zaterdag 11 April a.s. is aan alle
weeklooners ongeveer 900 In getal dei-
Glasfabriek Leerdam ontslag aangezegd. On
derhandelingen met de regeering zijn nog
gaande ten einde te trachten het bedrijf
alsnog voort te zetten.
Van de Nederlandsche Trust Maatschappij,
N.V. trustee der oblïgatieleening, verneemt het
A. N. P., dat in Mei 1935 door de maatschappij
een reorganisatieplan is opgesteld, als onder
deel waarvan aan het Werkfonds verzocht
werd een crediet te verleenen. Aangezien bij
welslagen van het plan werkgelegenheid voor
900 arbeiders zou blijven bestaan en tevens het
onderpand van obligatiehouders intact zou
blijven, heeft de trustee gemeend zich van da
den te moeten onthouden, welke de verwezen
lijking van het reorganisatieplan onmogelijk
zouden maken. Om deze reden is hij er niet
toe overgegaan, ondanks het feit, dat de glas
fabriek met verlies werkte, de achterstallige
aflossingstermijn over het jaar 1933 ad
f 36.000 op te eischen, aangezien dit ongetwij
feld faillissement der vennootschap-debitrice
ten gevolge zou hebben gehad. Daar de aan
vraag aan hét Werkfonds nu na 11 maanden
nog geen tastbaar resultaat heeft opgeleverd,
twijfelt de trustee er ernstig aan of voortzet
ting der glasfabriek mogelijk zal blijken. Er zal
dus rekening mede gehouden moeten worden,
dat de glasfabriek geliquideerd zal worden en
het onderpand der hypothecaire obligatiele
ning door den trustee verkocht zal moeten
worden. Met het oog hierop heeft de trustee
door een makelaar doen schatten, wat naar
zijn meening een executoriale verkoop van het
onderpand tot resultaat zou hebben. In ver
band met het feit, dat in Leerdam reeds eenige
fabrieken leeg staan, is er bij de schatting
rekening mede gehouden, dat voor de fabrieks
gebouwen geen kooper zou zijn en dat deze
dus voor afbraak verkocht zouden moeten
worden.
De schatting had tot resultaat, dat, wat de
fabriek betreft, een opbrengst van f 172.442
verwacht kan worden. Behalve de fabrieksge
bouwen, machinerieën en ondergrond bestaat
het onderpand uit arbeiderswoningen met een
bruto huuropbrengst van ongeveer f 16.000 per
jaar, een directiewoning welke op het oogen
biik onverhuurd is en eenige perceelen bouw
land ter grootte van bijna 2 H.A..
Voor het geval de glasfabriek wordt stilge
legd, is het natuurlijk niet te voorspellen wat
het verloop der huren zal zijn, en welke waar
de aan dit deel van het onderpand kan wor
den toegekend.
Indien men hiervoor een waarde aanneemt
van ongeveer f 120.000 zou dus uit het onder
pand voor obligatiehouders ongeveer f 202.000
of rond 70 procent van de nog uitstaande
f421.000 obligatiën te verwachten zijn. Voor
het resteerend deel hunner vordering komen
obligatiehouders dan eventueel nog op als con
currente crediteuren in de opbrengst der niet
verpande activa.
Administrateur van M. T. S.
veroordeeld.
Wegens verduistering.
De rechtbank te Maastricht deed Maan
dagmiddag uitspraak in de zaak tegen J. H.
G. administrateur aan de M.T.S. en de Am
bachtsschool te Heerlen, thans gedetineerd,
terzake van verduisteringen tot een bedrag
van pl.m. f 16.000, gedurende de jaren 1928
tot en 'met 1935. G. werd veroordeeld tot een
gevangenisstraf van een jaar met aftrek van
het voorarrest. De eisch was 2V2 jaar.
Fabrieksbrand te Nijmegen.
Maandagavond omstreeks elf uur werd de
brandweer te Nijmegen gealarmeerd voor een
uitslaanden brand in het hulpmagazijn en
expeditieafdeeling van de Nijmeegsche pa
pierfabriek van Schueller en Co. aan de
Nieuwe Markt aldaar. De brandweer was bin
nen weinige minuten met groot materiaal
aanwezig en bestreed den aanvankelijk drei
gend uitzienden brand met drie stralen op de
waterleiding. Na een goed half uur blusschen
was men het vuur, dat grootendeels op de
eerste verdieping woedde, meester. Het bleek,
dat de magazijnruimte grootendeels was uit
gebrand, terwijl de expeditieafdeeling minder
brandschade dan waterschade bekwam.
.Dichter en Gemeenschap".
Inaugureele rede van prof. dr. Donkersloot
te Amsterdam.
Maandagmiddag aanvaardde prof. dr. N.
A. Donkersloot, die benoemd is tot gewoon-
hoogleeraar in de Nederlandsche taal- en
letterkunde, openlijk het hoogleeraarsambt
door het uitspreken van een rede: „Dichter
en gemeenschap'' in de Aula der Gemeen
telijke Universiteit te Amsterdam.
Nu in verschillende landen van overheids
wege de doeleinden van het dichterschap
met die van den staat vereenzelvigd wor
den, dient zich de vraag naar de verhouding
van dichter en gemeenschap nog des te na
drukkelijker aan.
„De" gemeenschap is tot op zekere hoogte
een fictie, veronderstelt in de samenleving
een idealiteit, die daarin maar zeer onvolko
men aanwezig is. De fictie der totaliteit, die
de werkelijkheid in schijn op een ander plan
heft, heeft er belang bij den dichter niet
slechts uit het volk af te leiden, maar ook
er toe te herleiden, hem volgens duidelijk
bepaalde richtsnoeren in den dienst er van
te stellen. Evenzoo kan men, uitgaande niet
van een nationalistische, doch van een his
torisch-materialistische wereldbeschouwing
den dichter afleiden uit de klasse en de eco
nomische omstandigheden om hem in zijn
taak wederom tot deze te herleiden als dich
terlijk strijder voor een verbeterde samen
leving.
De dichter dient de cultuur van zijn volk.
en als hij een groot dichter is, van een
volkerencomplex op twee wijzen, behoudend
en scheppend, vernieuwend, stuwend. Hij
vervult een louterende en scheppende cultu-
reele functie.
Men verwarre dit echter niet met een
maatschappelijke houding.
DINSDAG 7 APRie
Een halve eeuw gelede
Uit Haarlem's Dagblad
7 April:
Onderscheidene Parijsche dames hph
ben onlangs over de vraag beraadslaag
hoe het toch komt, dat het gezellig
vriendschappelijk verkeer onder lamiliü*1
zoo sterk afneemt. 611
Algemeen was men het eens, datdn
te wijten was aan de eischen, die wa'tfl
wijze van onthalen der gasten betref?
worden gesteld. Ieder samenzijn W
door de samenstelling der soupers ver
scheidene honderden francs, ongerekt
nog de kosten voor versiering van de
tafel, bloemen enz.
Ten einde het oude, ongedwongen ver
keer weder tot stand te brengen, besln"
ten de dames in den vervolge in haar
woningen gezellige avondjes te orgam
seeren, waarop gedanst en gekeuveld
zou worden en die om half negen zullen
beginnen om te twaalf uur te eindden
Er zal niets anders worden 0
dan thee, gebakjes en limonade, de tol
letten moeten zeer eenvoudig zijn en dè
dienstboden mogen op straf van ont
slag geen fooien aannemen.
VAN NU[
TOT ACTEUR
Publiek.
Het publiek is ondoorgrondelijk. Het juicht
een voorstelling luide toe. het maakt reclame
bij vrienden en kennissen, het loopt den
schouwburg plat en het geldkistje van den
bureaulist puilt van de harde rijksdaalders
en het bankpapier. Noodgedwongen breken
we dan de serie voorstellingen voor twee
dagen af. We hebben al voor den aanvan»
van het seizoen „verbintenissen elders" aan*
gegaan die we moeten nakomen. Enfin, die
twee dagen moet uitgaand Amsterdam zich
dan maar zonder ons amuseeren. Onze con
tracten moeten we nakomen. Daarna kan de
stormloop op de cassa weer beginnen.
Die twee dagen evenwel doen ons de das
aan. Er komt plotseling geen kip meer kij
ken naar hetzelfde stuk, waar de vorige week
heel Amsterdam over praatte. De loop is er
uit. Het is zoo dood als een pier,
Dit wonderlijke verschijnsel treft ons tel
kens weer. Een tooneelstuk heeft, al gaat het
nog zoo goed. zoo'n wrak bestaan, dat iedere
kleinigheid het om hals kan brengen. En de
onderbreking van een serie is een operatie,
waaraan de patiënt bijna zeker overlijdt.
Hoe moeten we ons redden? In de eerste
plaats pogen we de overledene nog eenig le
ven in te blazen door sensationeele prijzen
aan te kondigen. Daarna kunnen we dan
nog een paar volksvoorstellingen geven. Zoo
houden we het allicht nog een dag of tien
uit. Vol zal het niet loopen, daar rekent
niemand op; als we de kosten er maar uit
halen, zijn we al lang tevreden.
Dat is ook zooiets geks. Als het publiek een
bepaald stuk wil zien, kan je, bij wijze van
spreken, vragen wat je wilt voor de. plaat
sen, ze komen toch. Met een stalen gezicht
betalen ze exorbitante prijzen. Ze komen met
taxi's, in avondtoilet; het buffet in de pauze
is prachtig en na de voorstelling gaat de
heele familie nog gezellig een poosje in een
établissement zitten. Men is nu eenmaal uit,
nietwaar, en och., dan denkt men graag
eens een heelen avond niet aan dat beroerde
geld. Eens een keer prettig lachen of prettig
huilen is toch wel een paar tientjes waard.
Maar als een stuk niet gaat. kan je hemel
en aarde bewegen, je blaast, het toch geen
leven in. Al verlaag je de prijzen tot het be
lachelijke, de menschen komen eenvoudig
niet. Zelfs wanneer je, zooals in den tijd van
Justus van Maurik, een gratis biertje zou
offreeren in de pauze of een zoute haring,
ze zouden niet verschijnen. En de enkelen,
die zich voor het loket vertoonen, kijken met
opgetrokken wenkbrauwen en neergetrok
ken mondhoeken naar de prijzen der plaat
sen.
Stalles nog éen-vijf-en-twintig? Jonges
meneer, u moet eens naar de bioscooen kij
ken. Daar zit ik loge voor tachtig centen.
De bureaulist zegt maar niets terug. Hij
wist dit al van te voren. Als stalles een
kwartje kostte, zouden ze nog mopperen.
In de pauze loopen de kellners met bladen
vol kopjes koffie, waarvan ze er sporadisch,
hier en daar, een kwijt raken, 't alle
maal zoo op; de vestiaire hebben ze ook al
apart moeter. betalen.
Ja, het publiek is een vreemdsoortig we
zen. Het is als een nukkige vrouw; het wil
vandaag zus en morgen zoo. Het is op een
gegeven oogenbiik dol op een bepaald en
semble en slaat er geen première van over.
Een nieuw stuk bij dien of dien troep, daar
ga je eenvoudig heen, dat laat je je niet
ontglippen, dat is een evenement waarbij je
tegenwoordig hoort te zijn.
Even onverwachts als die bevlieging ge
komen is, verdwijnt ze weer. De acteurs en
actrices die men kort te voren heeft beju
beld en toegejuicht, schijnen opeens niet
meer te bestaan. Wat ze ook ten toonee.e
brengen, eiken avond gaapt het groote
zwarte gat van een leege zaal ze tegen, ze
vechten als leeuwen om hun oude positie
weer te veroveren, maar het publiek laat
zich niet dwingen. Het blijft weg. Het
olotseling bevangen door een nieuwe rage'
Het rent achter een tandakkenden neger
aan of bezoekt in luxueuse auto's en m
avondtoilet een tingeltangel in de Jordaan.
Zoo is het publiek. En toch zal het eens
naar den schouwburg teruc keer en. Iedere
acteur die ziin kunst lief heeft weet dat met
de zekerheid, die alleen een groote liefde ge
ven kan.
Het kolerpreld voor werk-
loozen.
In verband met de aanhoudende koude en
het intrekken van kolengeld voor werkloozen.
heeft het communistische Tweede Kamerlid
Schalker zich gisteren telegrafisch tot den
minister van sociale zaken gewend en dezen
verzocht maatregelen te nemen tot doorbed*
ling van kolengeld aan werkloozen.