Industriefinanciering verdedigd. Den Haag en de voetbal Haarlems Kunstbezit. De Avonturen van Dr. Mol. WOENSDAG 8 XPRIE 1936 Lichaam, dat crediet verstrekt, noodig geacht. Enkele wijzigingen in de voorgestelde regeling aangebracht. In de Memorie van Antwoord op het Ontwerp tot oprichting eener N.V. Maatschappij voor Industriefi nanciering verdedigen de Ministers Oud en Gelissen hun voorstellen te gen de door de Tweede Kamer ge maakte opmerkingen. Zij zetten hierbij uiteen, dat naast economisch- technologische exploratie en naast een goeden nijverheids- en handels- voorlichtingsdienst, waarvan de re organisatie bijna gereed is, vooral voor de klein- en middenindustric, die geen beroep op de emissiemarkt kan doen, een financieringslichaam noodig is. De credietverstrekking zal op commercieele basis moeten geschieden. De te vragen waar borgen zullen in de eerste plaats bestaan uit eerste hypotheken of andere zakelijke zeker heden. daarnaast kunnen ook persoonlijke borgstellingen of andere waarborgen, welke voldoende zekerheid voor het verstrekte cre diet bevatten, worden aanvaard. In de tweede plaats zal de op te richten Maatschappij voor Industrie-Financiering zich niet begeven op het terrein, waarop het particuliere bankwezen in Nederland werk zaam is, met name zal zij geen credieten op korten termijn verstrekken. In geen geval zal de maatschappij zien bezighouden met het disconteeren van wis sels of andere vorderingen. Dat de behoefte aan een instelling, als m het wetsontwerp wordt voorgesteld, inderdaad bestaat, blijkt uit dp ervaring, die tot dus- verre met het Werkfonds is opgedaan. Tot 10 Juli 1935 waren bij het Werkfonds ingediend 411 -industrieele projecten, waar van 48 toegewezen, 313 afgewezen en 80 nog in behandeling waren. De ministers stemmen er in too den Raad van Bestuur der op te rich ten N.V. Maatschappij voor Indus trie-financiering uit te breiden met enkele particulieren. De daarvoor noodzakelijke wijzigingen in de sta tuten zijn aangebracht. Zij hebben voorts geen bezwaar het aandeel, waarvoor de Staat in het maatschappelijk kapitaal der ven nootschap deelneemt, te brengen van ten minste 90 procent op ten minste 75 procent van het maat schappelijk kapitaal. Economische en industrieele verdedigingsvoorbereiding. In een rede, die hij hield voor een door het comité voor nationale Veiligheid te Breda be legde vergadering heeft majoor-intendant J. B. de Jongh volgens de Tel. meegedeeld, dat binnenkort de instelling van een uitgebreid interdepartementaal orgaan tegemoet kan wen den gezien, met de economische en indu strieele verdedigingsvoorbereiding. Zitting zullen hierin nemen de vertegenwoordigers van verschillende departementen, militaire auto riteiten en vertegenwoordigers van nijverheid en handel. Salarissen politiepersoneel, te Heemstede Thans een aanmaning van den minister aan B. en W. Nadat de minister van binn. zaken eerst den Raad van Heemstede had aangemaand, de salarissen van het politiepersoneel te bren gen op het door den minister gewenschte peil. waaraan zooals bekend door den Raad geen gevolg is gegeven, heeft de minister thans een tweede dergelijke aanmaning ge richt tot B. en W. Deze aanmaning is Maandag ten Raadhuize ontvangen. B. en W. van Heemstede zullen nu binnen drie weken moeten beslissen. Den Haag en Paschen. Huis- en grondeigenaren. Protesten tegen het vaste lastenontwerp. In Den Haag is Dinsdagmiddag een druk bezochte vergadering gehouden van den Ne- derl. bond van huis- en grondeigenaren en bouwondernemers onder voorzitterschap van den heer J. Brouwer plaatsvervangend voor zitter van dien bond. Ter vergadering voerde het woord drs. W. A. Hermse uit Rotterdam, die uiteenzette, dat het doel dezer vergadering was, de publieke opinie er van te doordringen, dat het vaste- lastenontwerp in den huidigen vorm niet mag worden goedgekeurd. Spr. wees op het verband tusschen de aanpassingspolitiek der regeering en dit wetsontwerp. Het ontwerp wekt den indruk, dat het aan de huiseigena ren hulp verleent, doch inderdaad zullen de huiseigenaren practisch alle financieele na- deelen hebben te dragen die een gevolg zijn van deze aanpassingspolitiek, en dit niette genstaande de huiseigenaren reeds veel ka pitaals verlies hebben gehad, ook ten gevolge van die politiek. Na de inleiding was er gelegenheid tot ge- dachtenwisseling. De bond heeft een uitvoerig adres aan de Tweede Kamer gezonden, waarin hij tot de conclusie komt, dat de tot dusver getroffen en de in dit ontwerp door de regeering voor gestelde maatregelen ten aanzien van de ex ploitatie van het gebouwd onroerend goed •ten eenenmale onvoldoende zijn, aangezien o.m. worden gemist maatregelen, welke even wichtsherstel brengen tusschen de waarde van het onroerend goed en de daarop rusten de schuld. Voorts geeft de bond als zijn meening te kennen, dat aanpassing op het terrein dei- huren reeds voor het overgroote deel geheel is verkregen, zoodat het ingrijpen van over heidswege niet noodzakelijk is en daarom achterwege dient te blijven, terwijl ook het verleenen van terugwerkende 'kracht aan de beslissing van de huurkamer onbillijk zou zijn. Tenslotte worden in het adrès nog ver schillende desiderata kenbaar gemaakt. Bij ons in Den Haag is een voetbalwedstrijd tusschen Ajax en H. B. S. gespeeld, een groote gebeurtenis in de groote voetbalwereld, waar ook vele kranige sportieve heeren, die nooit tegen een voetbal getrapt hebben in automo bieltjes heenrollen (want loopen is zoo ver moeiend) en waar zij dan anderhalf uur gaan zitten schreeuwen (omdat zonder hun ge schreeuw de wedstrijd natuurlijk niet door hun favorieten gewonnen wordt). U begrijpt wel, dat ik daarover niets laat dunkends ga schrijven noch moraiiseeren, want ik ben een zure buitenstaander die zelfs al zou hij dat willen in het gelaat van moedertje maatschappij geen enkel rimpeltje glad zou kunnen strijken al zou hij daar nog zoo zijn best voor doen. Maar ik wilde alleen maar even mededee Ien het is zoo maar een kleine zoeklicht bundel op de kleine gebeurtenissen van ons leven dat alle kaarten voor dezen wedstrijd reeds lang waren uitverkocht en -dat er Zon dagmorgen één loket om half twaalf geopend zou worden waar een klein aantal plaatsbe wijzen uitsluitend voor jongens en werkloozen te verkrijgen was. En dat reeds Zaterdagavond om elf uur, dus ruim twaalf uur voor de openstelling van dat loketveertig menschen op post stonden om niet te laat te komen Een heelen Zaterdagavond, een heelen nacht, een heelen morgen hebben die men schen daar gestaan om anderhalf uur te zien voetballen. Moet ik nu gaan zeggen, dat die lieden er geen kwartier voor zouden hebben over gehad om Rembrandt's Nachtwacht te zien? Dat zij beter hadden gedaan Vondel of Dostojefski te lezen? Dat zijnuttiger werk hadden kunnen ver richten tijdens al die eindelooze uren? Ach kom, zou d i t de hoog-moreele taak van een stukjes-schrijver zijn? Neen, ik wil het u slechts voorhouden, dit tafereel: die veertig menschen en die hon derdtallen die daar in den loop van den nacht nog bijgekomen zijn. Veertig menschen, honderd, tweehonderd, vijfhonderd menschen, een heelen eindeloo- zen nacht in de kou voor een loketje, leunend van bet linker- op het rechterbeen. Sigaret jes, handen in de broekzakken en maar wachten. Grapjes maken, verkleumde praat jes verkoopen, rillen en rooken. Alles om dien wedstrijd. Alles om anderhalf uur sport te zien. Het is verbijsterend, maar wij moeten er niet boos om worden, want is het geen onschuldig vermaak? En wij moeten er vooral geen medelijden mede hebben. Want is het niet heerlijk, dat menschen tot zulke offers in staat zijn voor iets dat zulk een eenvoudig vermaak is? En dien Zondag beleefde onze rustige, inge togen stad een zeldzaam tafereel, overstroomd als zij werd door een tierende en krijschende vloed van Amsterdamsche Ajax-supporters, die in onvervalscht Haarlemmerdijksch in den vorm van lied en spreekkoor hun vreugde uit- bralden over de overwinning van „hun" club, dansende en hossende langs de straat, advo caatjes lepelend en borrels drinkende in de' overvulde café's van de binnenstad en in de buurt van het station. Gelukkig echter de mensch, die in dezen tijd nog zoo uitzinnig- opgewon-den kan zijn om den uitslag van een voetbalwedstrijd. Gelukkig de 'Haagsché'café houders en winkeliers van snoepgoed en be legde broodjes, die aan deze tierige schare hoofdstedelingen een' voordeeligen dag dank ten. En nu bereidt den Haag zich voor om de Paasch-provincialën te ontvangen. Veler ll'lllillllllillllllillllllllllllillllllillllllllM Herman ten Kate (In Teijler). Nog eenmaal willen wy ons bezighouden met dien kring van leerlingen van Cornelis Kruseman, waaruit een aantal schilders van society-interieurs is voortgekomen, wat des te opmerkelijker is waar Kruseman zelf steeds zichzelf gelijk en aan de klassieke historische figuurschildering verknocht bleet. Herman Frederik Carel ten Kate, een broe der van den dominé die „het dichten niet kon laten" is van 1837 tot '41 op Kruse man's atelier werkzaam geweest. David. Bles en Bakker Korff, van wie wij reeds eerder spraken en nog eenige minder befaamd ge- wordenen waren zijn medeleerlingen. Van dit trio was Bakker Korff misschien de ver- fïjndste schilder, Bies de amusantste en ten Kate de veelzijdigste verteller. Want zoo de eerste twee hun roem in de eerste plaats aan de society-interieurs danken, de stukken en stukjes met veel figuur in 18e eeuwsche of begin 19e eeuwsche kleedij, bij ten Kate komen die onderwerpen pas na 1856 ongeveer aan de orde en bet zou best mogelijko, zijn, dat hij daartoe door het succes van Bles en Bakker Korff gedreven werd. Want ten Kate vangt, als hij Kruseman's atelier verlaat, eerst aan met genre-schilde- rijtjes in den geest van dieji tijd, zooals dat uit 1843 dat Armoede heet en waarop een romantische witgebaarde bedelaar met drie kinderen in een kerkportaal staat. Dat was wat men toen roerend-mooi vond en de schilder vond er spoedig een liefhebber voor hoop is tegenwoordig op de met dagjesmen- schen gevulde treinen, trams en autobussen gevestigd. Vroeger plachten de deftigaards onder ons den neus. zij het onmerkbaar, op te halen voor de melk-drinkende, biefstukken en broodjes-met-kaas etende scharen, die ons met Paschen en Pinksteren komen bezoeken. Doch de tijden zijn veranderd en wij zelfs de deftigen onder ons, met hen. Menige chique restauranthouder hoopt heel veel onchique biefstukken te mogen voorzetten aan eenvou- digen van smaak en van beurs. Menige café exploitant hoopt dat zijn kostbare tapijten en zijn namaak-gobelin stoelen beloopen en be zet zullen worden door Paaschvacantie-gan- gers, die menige kop koffie en menige hart versterking mogen drinken. Scheveningen hoopt op het lente-zonnetje. Het houten plankier ligt al weer op het strand en het straatje van winkeltjes en melksalons erlangs staat al bijna weer heelemaal over eind. Eén hotel van de Maatschappij Zeebad opent Zaterdag reeds zijn deuren en de nieuw- in-de-verf gezette stoelen van de boulevard cafés wachten even verlangend op een mooie Paschen als hun eigenaars. Het typische res taurant Meerrust te Warmond is ook alweer gereed een stroom van bezoekers te ontvangen en dit stukje den Haag-aan-de-plassen hoopt eveneens op 'n heerlijk zonnetje. De buiten- bedrijven zijn netjes in de verf gezet en zelfs de Italiaansche ijssalons hebben hun beschei den lokaliteiten weer betrokken. Maar aan den anderen kant zouden onze bioscoopdirecteuren eerlijk gezegd wel graag willen dat er ook eens een regenbui viel. Ook zij hebben hun hoop op de provincie geves tigd. En Cor van der Lugt Melsert zou Cor van der Lugt Melsert niet zijn, wanneer hij voor deze hoogtij des jaars niet weer met stuk ken voor den dag kwam. die veler harten be koren en geesten verkwikken. En ook hij, en ook Fritz Hirsch en ook De Twee Weezen die in Scala hun deerlijk lot ten zooveel-duizend- sten male ondergaan, hepen op óók een beetje slecht weer. De mensch is den mensch een wolf, heeft Spinoza gezegd. En wij zeggen dat iedere medaille twee kanten heeft. Héél den Haag evenwel hoopt op een vloed van vreemdelingen. Héél den Haag. Maar niet „toute la Haye". Want dit trekt naar Brussel of Parijs of nog een beetje verder, of blijft thuis, verschanst achter gesloten gordijnen en het bordje AFWEZIG. „Toute la Haye" moet niets van al die ba nale drukte hebben. „Met Paschen komen wij nóóit op Scheve ningen; dat kün je eenvoudig niet doen met al die rare menschen" zei mijn buurvrouw en zij haalde haar neusje op. Haar pa, dien ze eigenlijk een beetje bur gerlijk vindt, sinds zij met een advocaat ge trouwd is, zal daar wel anders over denken. Zijn sigarenwinkel kan bést wat klanten ge bruiken Mr. E. ELI AS. Ook verlaging der havenkosten in Amsterdam? Er zou met Rotterdam overleg gepleegd worden. Binnenkort zullen de Rotterdamsche haven- tarieven verlaagd1 worden, opdat de Maasstad den concurrentiestrijd tégen Antwerpen zal kunnen volhouden. Daar Amsterdam en Rot terdam den laatsten tijd geregeld over de tarieven overleg hebben gepleegd, bestaat vol gens de Tel. de mogelijkheid, dat het gemeente bestuur van Amsterdam binnenkort het voor beeld van Rotterdam zal volgen en eveneens de havenkosten zal verlagen. tiiiMi'c'i'.yi' En zijn broer, de predikant schreef er een vers bij en had het daarin over de tegen stelling tusschen die armoede en een bal. „Waar d' Afgodslang der Eeuw, de Wals. haar schuibben kronkelt". Hoe de dichter van den bedelaar op de wals (Verspringt, is opmerkelijk, en het is maar goed dat hij de fox-trot niet beleefd heeft, want als hij kronkelende slangenschubben aan de wals ontdekte, zou hij zeker onze moderne schuif-schuif beweging van duivelspootjes voorzien hebben. Zoo ziet men hoe iedere waardeering van den tijd afhankelijk is en onze dichter zou dat zelf ondervinden toen zijn „gedichten" door een jongere generatie spottend ver worpen werden en de Haarlemmer Frederik van Eeden, als Frederik Paradijs, hem in de maling nam: „Zingt nu, zingt, zingt nu cantaten, Daar komt J. J. L. ten Kate", enz. Ondertusschen was deze dichter-predikant een welmeenend man en een goede broeder. Want toen hij nog dominé op het eiland Mar ken was stond zijn huis voor zijn twee schil derende broers open en zoo komt het dat wij van Herman een aantal Markensche interieurs met figuratie kennen en ook Mari ten Kate Herman's negen jaar jongere broer, wel in de Markensche pastorie kwam schilderen. Maar tegen het jaar '50 kwam aan die onderwerpen een eind misschien werd J. J. L. toen naar elders beroepen, dat weet ik op het oogen- blik niet en Herman gaat gansch andere onderweroen aanvatten. Van dat jaar af da teeren zijn tafereelen uit het krijgsmansleven Door KO DONCKER. XIII. 't Leek wel of het kermis was. Men verkocht er koek, garnalen, Schar, oblie, konfijte dalen. Bier en karnemelk per glas, Snoepgoed, vijgen en kokosnoot, Wat zijn ze lekker! Wat zijn ze groot! 't Was gejuich en een gejoel, Een gewriemel en gekrioel D'ooievaar bleef voortdurend zwellen, ('t Deed de Bloemendalers ontstellen); De menigte stond verbaasd te kijken, Verbaasd te kijken naar het wonder. Daar valt op eens't was om te bezwijken Een slagnog zwaarder dan de donder. De paniek is algemeen, Men rolt van schrik door elkander heen, Men stoot zich bulten, men stoot zich builen, Vrouwen gillen, kinderen huilen Want de groote ooievaar, Die spatte met een knal uit elkaar. Het regende botjes, 't regende veeren, Bezoedeld werden de Zondagsche kleeren. 't Was alles zoo in een oogwenk geschied: Paraplu op steken hielp hier niet. Wat een ellende, wat een kruis, Diep ongelukkig ging men naar huis. Doch wie het onheil mocht betreuren, De Bloemendalers natuurlijk niet, Want zooals 't nu was geschied, Had het niet mooier kunnen gebeuren. "t Was. als van Aken 't had voorspeld; Toen men de centen had geteld, Had men een overvloed van geld En werden van der Spijk en Meije, Voor hjun leed en voor hun lijên Ruimschoots schadeloos gesteld. En was men niet terzelfder tijd, Van het groote monster bevrijd? Mol was niet tegenwoordig geweest historisch-romahtische voorstellingen naar in oude costuums gestoken modellen: dobbelende soldaten, gevangen genomen spionnen, bijeen komsten van bevelhebbers en dergelijke. Door een groote handigheid van techniek en g illustratief begrip, maar bovenal door een vaste teekenhand waarover Ten Kate be schikte, vielen ook deze onderwerpen, zeer in den smaak bij zijn tijdgenooten en genoot hij vaak de eer met den knappen Belg Madou vergeleken te worden, een in die jaren in hoog aanzien staand kunstenaar. En dan zwaait hij, als hij de 35 al gepasseerd is en dus in de volle kracht van zijn leven staat, naar het society-onderwei-p om, misschien als reeds gezegd, door het succes van Bles en Bakker Korff aangezet. Uit 1858 is de schil derij in Teyler, dat er officieel „Voor het. eerst in gezelschap" heet, en een voorstelling geeft van een groot gezelschap dames en heeren, ter verpoozing hij een in een salon uit de 18e eeuw en in costuums uit dienzelfden tijd. Twee groepen zijn er aan twee op af stand geplaatste tafeltjes gezeten. Aan het ééne is men met een kaartspelletje bezig, aan hetandere, bij het raam converseeren de dames, levendig. Links en rechts in den salon staan nog hier en daar eenige gasten in ge sprfk. maar om nu dadelijk uit te maken vie van al deze elegante lieden voor het eerst in u'eztischap verkeert, zal men misschien meer Kijk op de convenances van die periode moe ten hebben dan waarover schrijver uezes op schikt. Misschien is het wel de keurige jonge man die zoo met de kaarten zijn best doet Wij willen ons daaromtrent verder geen zorg maken en liever eens letten op Ten Kate's schildertrant. Die is vlot en kundig, misschien zelfs iets te vlot. Het pikante wat een kleur tje bij Bakker Korff hebben kan, mist hij en ook bij Bles is in den regel meer rijp ge worden kleur aanwezig. Zonder oppervlakkig te zijn heeft Ten Kate toch iets van een te groote gemakkelijkheid en men voelt die on willekeurig, zooals men die ook bij een ander uiterst vlot teekenaar als Rochussen vaak voelt. Daartegenover staat dat die artisten veel gecompliceerder gegeven gemakkelijker ne- heerschen en als het ware spelend zulk ge geven uitwerken. Het Teyler schilderij is een zeer mooi spe cimen van Ten Kate's kunst zooals iri deze collectie de meeste werken uit de romanti sche periode goed gekozen zijn. Zijn beste qualiteiten: levendigheid, goed arrangement, zijn er in terug te vinden. In het maatschappelijke heeft Herman ten Kate's leven dezelfde qualiteiten vertoond er. hem een plaats in de zon bezorgd. Hij was een vriend van den Koning, vaak zijn gast en in kunstzaken zijn vertrouweling. Hij was voorzitter van de commissie, die de Konink lijke subsidies toewees en bestuurslid van Arti; beide functies vervulde hij vele jaren terwijl hij nog gedurende twee jaar directeur van de Kon. Akademie voor Beeldende Kun sten te Amsterdam was. Driemaal schilderde hij 's Konings portret en wat er ;r. die dagen aan erkenning te krijg was. is hem ten deel gevallen. Een gelukkig, bijna zeventigjarig leven werd in 1891 afgesloten. J. H. DE BOIS. Een halve eeuw gelede Uit Haarlem's Dagblad van 8 April: Gedurende dezen winter hebben van werklieden, daartoe door de Amsu damsche afdeeling van het „Alg V, Werkl. Verbond" aangewezen, dienst daan als „bezoekers", dat is, zij w een persoonlijk onderzoek ingesteld na welks resultaten de verdeeling werd p maakt van de belangrijke hulp, die J?" velen dezen winter aan de werkloon is verschaft. -a Namens deze bezoekers werd verzocht allen die tot het goede doel hebbe medegewerkt. Zij zeiven waren werkw zen en verdienden met hun onderzoe'- eerlijke wijze hun brood. traan," schrijven zij, „hielpen zij dro£ menige pijn verzachten." Zij danken d vier vereenigingen die de uitdeeling kf stuurden en vooral de Amsterdamse! afdeeling van het „Alg .Ned. Werkl Ver bond" voor het vertrouwen in' hi" gesteld, en drukken de hoop uit, dat da zegen op dit werk niet uitblijven 'en vom de maatschappij een betere toekom/ dagen zal. Bij 't ontploffen van het beest, Hij zat thuis en had verdriet Wat 't eind zou zijn, ach hij wist het niet- Hij zat te zuchten en te treuren, 1 „Wat zou er verder nog gebeuren?".... Daar hoort hij op eens de zware knal „Groote genade, daar heb je 't al Daar heb j' 't lieve leven gaande" Mol die hield zich met moeite staande 't Bloed dat stijgt hem naar zijn bol, Arme, arme, arme Mol Hij wilde het menschdom van smart bevrijde* Maar 't bracht hem ellende, leed en üjdep 't Bracht hem zorgen, angst en verdriet En voldoening had hij niet Doch was men niet terzelfder tijd, Van het groote monster bevrijd? Weg was de wrok en weg was de spijt, Weg was de haat en weg was de nijd. „Mol heeft in de laatste dagen Zooveel ellende al verdragen." Zoo sprak de goede brave van Aken, „We zullen het alles goed zien te maken. Je menschengevoel mag je niet verzaken, We zullen Dokter het leed vergoeden." Men was zoo tevreden en wel te moede; Men stemt verblijd, vereend van zin En met een onbeklemd gemoed, Met 't elkgevallig voorstel in En keurt hetzelve eenparig goed. Ze zullen Mol een feest bereiden, Tot vergoeding van zijn lijden. Men is toen naar den dokter gegaan,. Deze zag de menigte naderen, Zijn haar begon over eind te staan, Het bloed dat stolde in zijn aderen. Maar, de dokter heeft zich vermand, „Wanneer ze me nu weer gaan verwijten, Zal 'k eens flink van me af gaan bijten, Oog om oog en tand om tand, Ik hoef me voor niemand hiér te schamen* Hij kneep zijn vuisten krampachtig zameiv Hij greep den kolenschepper vast En zet zich schrap teeg' de linnenkast. De menigt' is in zijn huis gekomen En Mol heeft met verbazing vernomen. Wat men hem eigenlijk kwam vertellen. Mol was innig, diep bewogen, Tranen kwamen in zijn oogen, Kwamen in zijn oogen wellen; Tranen van dankbaarheid en gevoel, Liepen biggelend langs zijn stoel, Liepen biggelend langs zijn jas, Omdat i zoo innig bewogen was. Des avonds was er een luisterrijk feest, Men was nog nooit zoo vroolijk geweest. Men at en dronk, was van vreugde dol, Men klonk op van Aken, klonk op Mol, Men klonk op Meije en van der Zwieten, Men liet den wijn overvloedig vlieten, Klonk op van der Spijk en op Spaan; Toen niemand meer op zijn beenen kon^ Toen zijn ze een „patertje" gaan doen. Mol gaf juffrouw Meije een zoen, Dat mag je nog wel zes maal doen. Zes maal is geen zeven, zeven maal is geen acnv» O, wat zoent juffrouw Meije zacht. Toen het „patertje" was gedaan, Toen zijn ze weer aan 't eten gegaan, 't Eéne voor en 't andere na, Sla met kreeft en kreeft met sla. Mol die wou van de kreeft niet eten, „Neen voor geen geld, je kan nooit weten Maar de sla heeft i opgegeten: M „Kropsla knaagt niet aan je geweten. Dokter dacht nog jaren later Aan zijn wonderlijk tooverwater. 't Boekje, dat i had verloren, Dat i zoo roekeloos heeft verbeurd, Daarover heeft hij niet getroren, Nee hij heeft er niet over getreurd. Want hoe of een mensch gelukkig kan wetefi- Dat staat niet in een boek te lezen, Dat kan je uit zoo'n boek niet krijgen, Dat weet een ieder voor zijn eigen, En weet i het niet" zei Mol bedaard, Hij haalde zijn vingers door zijn baard, „Dan weet een ander 't even min," Hij streek geleerd met zijn hand langs. zijn KW' Wanneer je de menschen gelukkig wilt maken, Bemoei je dan met je eigen zaken. UIT.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 2