Industriefinanciering
verdedigd.
Den Haag en de voetbal
Haarlems Kunstbezit.
De Avonturen
van Dr. Mol.
WOENSDAG 8 XPRIE 1936
Lichaam, dat crediet verstrekt,
noodig geacht.
Enkele wijzigingen in de voorgestelde
regeling aangebracht.
In de Memorie van Antwoord op
het Ontwerp tot oprichting eener
N.V. Maatschappij voor Industriefi
nanciering verdedigen de Ministers
Oud en Gelissen hun voorstellen te
gen de door de Tweede Kamer ge
maakte opmerkingen. Zij zetten
hierbij uiteen, dat naast economisch-
technologische exploratie en naast
een goeden nijverheids- en handels-
voorlichtingsdienst, waarvan de re
organisatie bijna gereed is, vooral
voor de klein- en middenindustric,
die geen beroep op de emissiemarkt
kan doen, een financieringslichaam
noodig is.
De credietverstrekking zal op commercieele
basis moeten geschieden. De te vragen waar
borgen zullen in de eerste plaats bestaan uit
eerste hypotheken of andere zakelijke zeker
heden. daarnaast kunnen ook persoonlijke
borgstellingen of andere waarborgen, welke
voldoende zekerheid voor het verstrekte cre
diet bevatten, worden aanvaard.
In de tweede plaats zal de op te richten
Maatschappij voor Industrie-Financiering
zich niet begeven op het terrein, waarop het
particuliere bankwezen in Nederland werk
zaam is, met name zal zij geen credieten op
korten termijn verstrekken.
In geen geval zal de maatschappij zien
bezighouden met het disconteeren van wis
sels of andere vorderingen.
Dat de behoefte aan een instelling, als m
het wetsontwerp wordt voorgesteld, inderdaad
bestaat, blijkt uit dp ervaring, die tot dus-
verre met het Werkfonds is opgedaan.
Tot 10 Juli 1935 waren bij het Werkfonds
ingediend 411 -industrieele projecten, waar
van 48 toegewezen, 313 afgewezen en 80 nog
in behandeling waren.
De ministers stemmen er in too
den Raad van Bestuur der op te rich
ten N.V. Maatschappij voor Indus
trie-financiering uit te breiden met
enkele particulieren. De daarvoor
noodzakelijke wijzigingen in de sta
tuten zijn aangebracht.
Zij hebben voorts geen bezwaar
het aandeel, waarvoor de Staat in
het maatschappelijk kapitaal der ven
nootschap deelneemt, te brengen
van ten minste 90 procent op ten
minste 75 procent van het maat
schappelijk kapitaal.
Economische en industrieele
verdedigingsvoorbereiding.
In een rede, die hij hield voor een door het
comité voor nationale Veiligheid te Breda be
legde vergadering heeft majoor-intendant J.
B. de Jongh volgens de Tel. meegedeeld, dat
binnenkort de instelling van een uitgebreid
interdepartementaal orgaan tegemoet kan wen
den gezien, met de economische en indu
strieele verdedigingsvoorbereiding. Zitting
zullen hierin nemen de vertegenwoordigers van
verschillende departementen, militaire auto
riteiten en vertegenwoordigers van nijverheid
en handel.
Salarissen politiepersoneel,
te Heemstede
Thans een aanmaning van den minister aan
B. en W.
Nadat de minister van binn. zaken eerst
den Raad van Heemstede had aangemaand,
de salarissen van het politiepersoneel te bren
gen op het door den minister gewenschte peil.
waaraan zooals bekend door den Raad
geen gevolg is gegeven, heeft de minister
thans een tweede dergelijke aanmaning ge
richt tot B. en W.
Deze aanmaning is Maandag ten Raadhuize
ontvangen.
B. en W. van Heemstede zullen nu binnen
drie weken moeten beslissen.
Den Haag en Paschen.
Huis- en grondeigenaren.
Protesten tegen het vaste lastenontwerp.
In Den Haag is Dinsdagmiddag een druk
bezochte vergadering gehouden van den Ne-
derl. bond van huis- en grondeigenaren en
bouwondernemers onder voorzitterschap van
den heer J. Brouwer plaatsvervangend voor
zitter van dien bond.
Ter vergadering voerde het woord drs. W.
A. Hermse uit Rotterdam, die uiteenzette, dat
het doel dezer vergadering was, de publieke
opinie er van te doordringen, dat het vaste-
lastenontwerp in den huidigen vorm niet
mag worden goedgekeurd. Spr. wees op het
verband tusschen de aanpassingspolitiek der
regeering en dit wetsontwerp. Het ontwerp
wekt den indruk, dat het aan de huiseigena
ren hulp verleent, doch inderdaad zullen de
huiseigenaren practisch alle financieele na-
deelen hebben te dragen die een gevolg zijn
van deze aanpassingspolitiek, en dit niette
genstaande de huiseigenaren reeds veel ka
pitaals verlies hebben gehad, ook ten gevolge
van die politiek.
Na de inleiding was er gelegenheid tot ge-
dachtenwisseling.
De bond heeft een uitvoerig adres aan de
Tweede Kamer gezonden, waarin hij tot de
conclusie komt, dat de tot dusver getroffen
en de in dit ontwerp door de regeering voor
gestelde maatregelen ten aanzien van de ex
ploitatie van het gebouwd onroerend goed
•ten eenenmale onvoldoende zijn, aangezien
o.m. worden gemist maatregelen, welke even
wichtsherstel brengen tusschen de waarde
van het onroerend goed en de daarop rusten
de schuld.
Voorts geeft de bond als zijn meening te
kennen, dat aanpassing op het terrein dei-
huren reeds voor het overgroote deel geheel
is verkregen, zoodat het ingrijpen van over
heidswege niet noodzakelijk is en daarom
achterwege dient te blijven, terwijl ook het
verleenen van terugwerkende 'kracht aan de
beslissing van de huurkamer onbillijk zou
zijn.
Tenslotte worden in het adrès nog ver
schillende desiderata kenbaar gemaakt.
Bij ons in Den Haag is een voetbalwedstrijd
tusschen Ajax en H. B. S. gespeeld, een groote
gebeurtenis in de groote voetbalwereld, waar
ook vele kranige sportieve heeren, die nooit
tegen een voetbal getrapt hebben in automo
bieltjes heenrollen (want loopen is zoo ver
moeiend) en waar zij dan anderhalf uur gaan
zitten schreeuwen (omdat zonder hun ge
schreeuw de wedstrijd natuurlijk niet door
hun favorieten gewonnen wordt).
U begrijpt wel, dat ik daarover niets laat
dunkends ga schrijven noch moraiiseeren,
want ik ben een zure buitenstaander die
zelfs al zou hij dat willen in het gelaat van
moedertje maatschappij geen enkel rimpeltje
glad zou kunnen strijken al zou hij daar nog
zoo zijn best voor doen.
Maar ik wilde alleen maar even mededee
Ien het is zoo maar een kleine zoeklicht
bundel op de kleine gebeurtenissen van ons
leven dat alle kaarten voor dezen wedstrijd
reeds lang waren uitverkocht en -dat er Zon
dagmorgen één loket om half twaalf geopend
zou worden waar een klein aantal plaatsbe
wijzen uitsluitend voor jongens en werkloozen
te verkrijgen was.
En dat reeds Zaterdagavond om elf uur, dus
ruim twaalf uur voor de openstelling van dat
loketveertig menschen op post stonden om
niet te laat te komen
Een heelen Zaterdagavond, een heelen
nacht, een heelen morgen hebben die men
schen daar gestaan om anderhalf uur te zien
voetballen.
Moet ik nu gaan zeggen, dat die lieden er
geen kwartier voor zouden hebben over gehad
om Rembrandt's Nachtwacht te zien?
Dat zij beter hadden gedaan Vondel of
Dostojefski te lezen?
Dat zijnuttiger werk hadden kunnen ver
richten tijdens al die eindelooze uren?
Ach kom, zou d i t de hoog-moreele taak van
een stukjes-schrijver zijn?
Neen, ik wil het u slechts voorhouden, dit
tafereel: die veertig menschen en die hon
derdtallen die daar in den loop van den nacht
nog bijgekomen zijn.
Veertig menschen, honderd, tweehonderd,
vijfhonderd menschen, een heelen eindeloo-
zen nacht in de kou voor een loketje, leunend
van bet linker- op het rechterbeen. Sigaret
jes, handen in de broekzakken en maar
wachten. Grapjes maken, verkleumde praat
jes verkoopen, rillen en rooken.
Alles om dien wedstrijd.
Alles om anderhalf uur sport te zien.
Het is verbijsterend, maar wij moeten er niet
boos om worden, want is het geen onschuldig
vermaak?
En wij moeten er vooral geen medelijden
mede hebben. Want is het niet heerlijk, dat
menschen tot zulke offers in staat zijn voor
iets dat zulk een eenvoudig vermaak is?
En dien Zondag beleefde onze rustige, inge
togen stad een zeldzaam tafereel, overstroomd
als zij werd door een tierende en krijschende
vloed van Amsterdamsche Ajax-supporters, die
in onvervalscht Haarlemmerdijksch in den
vorm van lied en spreekkoor hun vreugde uit-
bralden over de overwinning van „hun" club,
dansende en hossende langs de straat, advo
caatjes lepelend en borrels drinkende in de'
overvulde café's van de binnenstad en in de
buurt van het station. Gelukkig echter de
mensch, die in dezen tijd nog zoo uitzinnig-
opgewon-den kan zijn om den uitslag van een
voetbalwedstrijd. Gelukkig de 'Haagsché'café
houders en winkeliers van snoepgoed en be
legde broodjes, die aan deze tierige schare
hoofdstedelingen een' voordeeligen dag dank
ten.
En nu bereidt den Haag zich voor om de
Paasch-provincialën te ontvangen. Veler
ll'lllillllllillllllillllllllllllillllllillllllllM
Herman ten Kate (In Teijler).
Nog eenmaal willen wy ons bezighouden
met dien kring van leerlingen van Cornelis
Kruseman, waaruit een aantal schilders van
society-interieurs is voortgekomen, wat des te
opmerkelijker is waar Kruseman zelf steeds
zichzelf gelijk en aan de klassieke historische
figuurschildering verknocht bleet.
Herman Frederik Carel ten Kate, een broe
der van den dominé die „het dichten niet
kon laten" is van 1837 tot '41 op Kruse
man's atelier werkzaam geweest. David. Bles
en Bakker Korff, van wie wij reeds eerder
spraken en nog eenige minder befaamd ge-
wordenen waren zijn medeleerlingen. Van dit
trio was Bakker Korff misschien de ver-
fïjndste schilder, Bies de amusantste en ten
Kate de veelzijdigste verteller. Want zoo de
eerste twee hun roem in de eerste plaats
aan de society-interieurs danken, de stukken
en stukjes met veel figuur in 18e eeuwsche
of begin 19e eeuwsche kleedij, bij ten Kate
komen die onderwerpen pas na 1856 ongeveer
aan de orde en bet zou best mogelijko, zijn,
dat hij daartoe door het succes van Bles
en Bakker Korff gedreven werd.
Want ten Kate vangt, als hij Kruseman's
atelier verlaat, eerst aan met genre-schilde-
rijtjes in den geest van dieji tijd, zooals dat
uit 1843 dat Armoede heet en waarop een
romantische witgebaarde bedelaar met drie
kinderen in een kerkportaal staat. Dat was
wat men toen roerend-mooi vond en de
schilder vond er spoedig een liefhebber voor
hoop is tegenwoordig op de met dagjesmen-
schen gevulde treinen, trams en autobussen
gevestigd. Vroeger plachten de deftigaards
onder ons den neus. zij het onmerkbaar, op te
halen voor de melk-drinkende, biefstukken
en broodjes-met-kaas etende scharen, die ons
met Paschen en Pinksteren komen bezoeken.
Doch de tijden zijn veranderd en wij zelfs de
deftigen onder ons, met hen. Menige chique
restauranthouder hoopt heel veel onchique
biefstukken te mogen voorzetten aan eenvou-
digen van smaak en van beurs. Menige café
exploitant hoopt dat zijn kostbare tapijten en
zijn namaak-gobelin stoelen beloopen en be
zet zullen worden door Paaschvacantie-gan-
gers, die menige kop koffie en menige hart
versterking mogen drinken.
Scheveningen hoopt op het lente-zonnetje.
Het houten plankier ligt al weer op het strand
en het straatje van winkeltjes en melksalons
erlangs staat al bijna weer heelemaal over
eind. Eén hotel van de Maatschappij Zeebad
opent Zaterdag reeds zijn deuren en de nieuw-
in-de-verf gezette stoelen van de boulevard
cafés wachten even verlangend op een mooie
Paschen als hun eigenaars. Het typische res
taurant Meerrust te Warmond is ook alweer
gereed een stroom van bezoekers te ontvangen
en dit stukje den Haag-aan-de-plassen hoopt
eveneens op 'n heerlijk zonnetje. De buiten-
bedrijven zijn netjes in de verf gezet en zelfs
de Italiaansche ijssalons hebben hun beschei
den lokaliteiten weer betrokken.
Maar aan den anderen kant zouden onze
bioscoopdirecteuren eerlijk gezegd wel graag
willen dat er ook eens een regenbui viel. Ook
zij hebben hun hoop op de provincie geves
tigd. En Cor van der Lugt Melsert zou Cor
van der Lugt Melsert niet zijn, wanneer hij
voor deze hoogtij des jaars niet weer met stuk
ken voor den dag kwam. die veler harten be
koren en geesten verkwikken. En ook hij, en
ook Fritz Hirsch en ook De Twee Weezen die
in Scala hun deerlijk lot ten zooveel-duizend-
sten male ondergaan, hepen op óók een beetje
slecht weer.
De mensch is den mensch een wolf, heeft
Spinoza gezegd.
En wij zeggen dat iedere medaille twee
kanten heeft.
Héél den Haag evenwel hoopt op een vloed
van vreemdelingen.
Héél den Haag.
Maar niet „toute la Haye".
Want dit trekt naar Brussel of Parijs of nog
een beetje verder, of blijft thuis, verschanst
achter gesloten gordijnen en het bordje
AFWEZIG.
„Toute la Haye" moet niets van al die ba
nale drukte hebben.
„Met Paschen komen wij nóóit op Scheve
ningen; dat kün je eenvoudig niet doen met
al die rare menschen" zei mijn buurvrouw en
zij haalde haar neusje op.
Haar pa, dien ze eigenlijk een beetje bur
gerlijk vindt, sinds zij met een advocaat ge
trouwd is, zal daar wel anders over denken.
Zijn sigarenwinkel kan bést wat klanten ge
bruiken
Mr. E. ELI AS.
Ook verlaging der havenkosten
in Amsterdam?
Er zou met Rotterdam overleg gepleegd
worden.
Binnenkort zullen de Rotterdamsche haven-
tarieven verlaagd1 worden, opdat de Maasstad
den concurrentiestrijd tégen Antwerpen zal
kunnen volhouden. Daar Amsterdam en Rot
terdam den laatsten tijd geregeld over de
tarieven overleg hebben gepleegd, bestaat vol
gens de Tel. de mogelijkheid, dat het gemeente
bestuur van Amsterdam binnenkort het voor
beeld van Rotterdam zal volgen en eveneens
de havenkosten zal verlagen.
tiiiMi'c'i'.yi'
En zijn broer, de predikant schreef er een
vers bij en had het daarin over de tegen
stelling tusschen die armoede en een bal.
„Waar d' Afgodslang der Eeuw, de Wals.
haar schuibben kronkelt".
Hoe de dichter van den bedelaar op de wals
(Verspringt, is opmerkelijk, en het is maar
goed dat hij de fox-trot niet beleefd heeft,
want als hij kronkelende slangenschubben aan
de wals ontdekte, zou hij zeker onze moderne
schuif-schuif beweging van duivelspootjes
voorzien hebben.
Zoo ziet men hoe iedere waardeering van
den tijd afhankelijk is en onze dichter zou
dat zelf ondervinden toen zijn „gedichten"
door een jongere generatie spottend ver
worpen werden en de Haarlemmer Frederik
van Eeden, als Frederik Paradijs, hem in de
maling nam:
„Zingt nu, zingt, zingt nu cantaten,
Daar komt J. J. L. ten Kate", enz.
Ondertusschen was deze dichter-predikant
een welmeenend man en een goede broeder.
Want toen hij nog dominé op het eiland Mar
ken was stond zijn huis voor zijn twee schil
derende broers open en zoo komt het dat wij
van Herman een aantal Markensche interieurs
met figuratie kennen en ook Mari ten Kate
Herman's negen jaar jongere broer, wel in de
Markensche pastorie kwam schilderen. Maar
tegen het jaar '50 kwam aan die onderwerpen
een eind misschien werd J. J. L. toen naar
elders beroepen, dat weet ik op het oogen-
blik niet en Herman gaat gansch andere
onderweroen aanvatten. Van dat jaar af da
teeren zijn tafereelen uit het krijgsmansleven
Door KO DONCKER.
XIII.
't Leek wel of het kermis was.
Men verkocht er koek, garnalen,
Schar, oblie, konfijte dalen.
Bier en karnemelk per glas,
Snoepgoed, vijgen en kokosnoot,
Wat zijn ze lekker! Wat zijn ze groot!
't Was gejuich en een gejoel,
Een gewriemel en gekrioel
D'ooievaar bleef voortdurend zwellen,
('t Deed de Bloemendalers ontstellen);
De menigte stond verbaasd te kijken,
Verbaasd te kijken naar het wonder.
Daar valt op eens't was om te
bezwijken
Een slagnog zwaarder dan de donder.
De paniek is algemeen,
Men rolt van schrik door elkander heen,
Men stoot zich bulten, men stoot zich builen,
Vrouwen gillen, kinderen huilen
Want de groote ooievaar,
Die spatte met een knal uit elkaar.
Het regende botjes, 't regende veeren,
Bezoedeld werden de Zondagsche kleeren.
't Was alles zoo in een oogwenk geschied:
Paraplu op steken hielp hier niet.
Wat een ellende, wat een kruis,
Diep ongelukkig ging men naar huis.
Doch wie het onheil mocht betreuren,
De Bloemendalers natuurlijk niet,
Want zooals 't nu was geschied,
Had het niet mooier kunnen gebeuren.
"t Was. als van Aken 't had voorspeld;
Toen men de centen had geteld,
Had men een overvloed van geld
En werden van der Spijk en Meije,
Voor hjun leed en voor hun lijên
Ruimschoots schadeloos gesteld.
En was men niet terzelfder tijd,
Van het groote monster bevrijd?
Mol was niet tegenwoordig geweest
historisch-romahtische voorstellingen naar in
oude costuums gestoken modellen: dobbelende
soldaten, gevangen genomen spionnen, bijeen
komsten van bevelhebbers en dergelijke. Door
een groote handigheid van techniek en g
illustratief begrip, maar bovenal door een
vaste teekenhand waarover Ten Kate be
schikte, vielen ook deze onderwerpen, zeer in
den smaak bij zijn tijdgenooten en genoot hij
vaak de eer met den knappen Belg Madou
vergeleken te worden, een in die jaren in
hoog aanzien staand kunstenaar. En dan
zwaait hij, als hij de 35 al gepasseerd is en
dus in de volle kracht van zijn leven staat,
naar het society-onderwei-p om, misschien
als reeds gezegd, door het succes van Bles en
Bakker Korff aangezet. Uit 1858 is de schil
derij in Teyler, dat er officieel „Voor het.
eerst in gezelschap" heet, en een voorstelling
geeft van een groot gezelschap dames en
heeren, ter verpoozing hij een in een salon uit
de 18e eeuw en in costuums uit dienzelfden
tijd. Twee groepen zijn er aan twee op af
stand geplaatste tafeltjes gezeten. Aan het
ééne is men met een kaartspelletje bezig, aan
hetandere, bij het raam converseeren de
dames, levendig. Links en rechts in den salon
staan nog hier en daar eenige gasten in ge
sprfk. maar om nu dadelijk uit te maken vie
van al deze elegante lieden voor het eerst in
u'eztischap verkeert, zal men misschien meer
Kijk op de convenances van die periode moe
ten hebben dan waarover schrijver uezes op
schikt. Misschien is het wel de keurige jonge
man die zoo met de kaarten zijn best doet
Wij willen ons daaromtrent verder geen zorg
maken en liever eens letten op Ten Kate's
schildertrant. Die is vlot en kundig, misschien
zelfs iets te vlot. Het pikante wat een kleur
tje bij Bakker Korff hebben kan, mist hij en
ook bij Bles is in den regel meer rijp ge
worden kleur aanwezig. Zonder oppervlakkig
te zijn heeft Ten Kate toch iets van een te
groote gemakkelijkheid en men voelt die on
willekeurig, zooals men die ook bij een ander
uiterst vlot teekenaar als Rochussen vaak
voelt. Daartegenover staat dat die artisten veel
gecompliceerder gegeven gemakkelijker ne-
heerschen en als het ware spelend zulk ge
geven uitwerken.
Het Teyler schilderij is een zeer mooi spe
cimen van Ten Kate's kunst zooals iri deze
collectie de meeste werken uit de romanti
sche periode goed gekozen zijn. Zijn beste
qualiteiten: levendigheid, goed arrangement,
zijn er in terug te vinden.
In het maatschappelijke heeft Herman ten
Kate's leven dezelfde qualiteiten vertoond er.
hem een plaats in de zon bezorgd. Hij was
een vriend van den Koning, vaak zijn gast
en in kunstzaken zijn vertrouweling. Hij was
voorzitter van de commissie, die de Konink
lijke subsidies toewees en bestuurslid van
Arti; beide functies vervulde hij vele jaren
terwijl hij nog gedurende twee jaar directeur
van de Kon. Akademie voor Beeldende Kun
sten te Amsterdam was. Driemaal schilderde
hij 's Konings portret en wat er ;r. die dagen
aan erkenning te krijg was. is hem ten deel
gevallen. Een gelukkig, bijna zeventigjarig
leven werd in 1891 afgesloten.
J. H. DE BOIS.
Een halve eeuw gelede
Uit Haarlem's Dagblad
van
8 April:
Gedurende dezen winter hebben
van werklieden, daartoe door de Amsu
damsche afdeeling van het „Alg V,
Werkl. Verbond" aangewezen, dienst
daan als „bezoekers", dat is, zij w
een persoonlijk onderzoek ingesteld na
welks resultaten de verdeeling werd p
maakt van de belangrijke hulp, die J?"
velen dezen winter aan de werkloon
is verschaft. -a
Namens deze bezoekers werd
verzocht
allen die tot het goede doel hebbe
medegewerkt. Zij zeiven waren werkw
zen en verdienden met hun onderzoe'-
eerlijke wijze hun brood.
traan," schrijven zij, „hielpen zij dro£
menige pijn verzachten." Zij danken d
vier vereenigingen die de uitdeeling kf
stuurden en vooral de Amsterdamse!
afdeeling van het „Alg .Ned. Werkl Ver
bond" voor het vertrouwen in' hi"
gesteld, en drukken de hoop uit, dat da
zegen op dit werk niet uitblijven 'en vom
de maatschappij een betere toekom/
dagen zal.
Bij 't ontploffen van het beest,
Hij zat thuis en had verdriet
Wat 't eind zou zijn, ach hij wist het niet-
Hij zat te zuchten en te treuren, 1
„Wat zou er verder nog gebeuren?"....
Daar hoort hij op eens de zware knal
„Groote genade, daar heb je 't al
Daar heb j' 't lieve leven gaande"
Mol die hield zich met moeite staande
't Bloed dat stijgt hem naar zijn bol,
Arme, arme, arme Mol
Hij wilde het menschdom van smart
bevrijde*
Maar 't bracht hem ellende, leed en üjdep
't Bracht hem zorgen, angst en verdriet
En voldoening had hij niet
Doch was men niet terzelfder tijd,
Van het groote monster bevrijd?
Weg was de wrok en weg was de spijt,
Weg was de haat en weg was de nijd.
„Mol heeft in de laatste dagen
Zooveel ellende al verdragen."
Zoo sprak de goede brave van Aken,
„We zullen het alles goed zien te maken.
Je menschengevoel mag je niet verzaken,
We zullen Dokter het leed vergoeden."
Men was zoo tevreden en wel te moede;
Men stemt verblijd, vereend van zin
En met een onbeklemd gemoed,
Met 't elkgevallig voorstel in
En keurt hetzelve eenparig goed.
Ze zullen Mol een feest bereiden,
Tot vergoeding van zijn lijden.
Men is toen naar den dokter gegaan,.
Deze zag de menigte naderen,
Zijn haar begon over eind te staan,
Het bloed dat stolde in zijn aderen.
Maar, de dokter heeft zich vermand,
„Wanneer ze me nu weer gaan verwijten,
Zal 'k eens flink van me af gaan bijten,
Oog om oog en tand om tand,
Ik hoef me voor niemand hiér te schamen*
Hij kneep zijn vuisten krampachtig zameiv
Hij greep den kolenschepper vast
En zet zich schrap teeg' de linnenkast.
De menigt' is in zijn huis gekomen
En Mol heeft met verbazing vernomen.
Wat men hem eigenlijk kwam vertellen.
Mol was innig, diep bewogen,
Tranen kwamen in zijn oogen,
Kwamen in zijn oogen wellen;
Tranen van dankbaarheid en gevoel,
Liepen biggelend langs zijn stoel,
Liepen biggelend langs zijn jas,
Omdat i zoo innig bewogen was.
Des avonds was er een luisterrijk feest,
Men was nog nooit zoo vroolijk geweest.
Men at en dronk, was van vreugde dol,
Men klonk op van Aken, klonk op Mol,
Men klonk op Meije en van der Zwieten,
Men liet den wijn overvloedig vlieten,
Klonk op van der Spijk en op Spaan;
Toen niemand meer op zijn beenen kon^
Toen zijn ze een „patertje" gaan doen.
Mol gaf juffrouw Meije een zoen,
Dat mag je nog wel zes maal doen.
Zes maal is geen zeven, zeven maal is
geen acnv»
O, wat zoent juffrouw Meije zacht.
Toen het „patertje" was gedaan,
Toen zijn ze weer aan 't eten gegaan,
't Eéne voor en 't andere na,
Sla met kreeft en kreeft met sla.
Mol die wou van de kreeft niet eten,
„Neen voor geen geld, je kan nooit weten
Maar de sla heeft i opgegeten: M
„Kropsla knaagt niet aan je geweten.
Dokter dacht nog jaren later
Aan zijn wonderlijk tooverwater.
't Boekje, dat i had verloren,
Dat i zoo roekeloos heeft verbeurd,
Daarover heeft hij niet getroren,
Nee hij heeft er niet over getreurd.
Want hoe of een mensch gelukkig kan
wetefi-
Dat staat niet in een boek te lezen,
Dat kan je uit zoo'n boek niet krijgen,
Dat weet een ieder voor zijn eigen,
En weet i het niet" zei Mol bedaard,
Hij haalde zijn vingers door zijn baard,
„Dan weet een ander 't even min,"
Hij streek geleerd met zijn hand langs.
zijn KW'
Wanneer je de menschen gelukkig wilt
maken,
Bemoei je dan met je eigen zaken.
UIT.