BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
Thans, aan het begin van de Paaschva-
can tie wensch ik jullie prettige dagen toe
en aangename feestdagen met veel, mooi:
zonnig weer. Jullie speelt maar flink buiten
en in den speeltuin en geniet maar volop
van de schoolvrije dagen. :k Hoop echter dat
jullie, ondanks je spel, de rubriek en mij niet
vergeet en zorgt dat ik op tijd de briefjes
heb. Maar daar behoef ik niet bang voor te
zijn. Thans heb ik, ondanks de vacantie, ook
briefjes- ontvangen, die ik terstond zal gaan
beantwoorden, 'k Begin maar met het bo
venste briefje van het stapeltje. Dat is
van Klavertje vier.
Lief KLAVERTJE VIER. Speel maar
volop met je zus in den speeltuin. Je speelt
er veel veiliger dan in de straat en boven
dien, de straat is feitelijk geen openbare
speelgelegenheid. Leuk dat je een plantje van
school mede naar huis mocht nemen om in
de vacantie te verzorgen. Zorg er maar goed
voor en vergeet het vooral niet van tijd tot
tijd water te geven; Speel maar prettig. Dag
Klavertjevier
Beste JOPIE SLIM. Wat ga jij genieten
zeg. Pijn hoor. Wandel en speel maar naar
hartelust. Of ik met de Paaschvacantie uit
ga? Neen hoor, 'k Heb nog heel wat in orde
te maken, hoewel ik wel op een rustige va
cantie gehoopt had. Maar enfin. Eerst maar
aanpakken en dan zien of er tijd overblijft.
Jullie briefjes heb ik later in een der zak
ken van mijn witten jas gevonden. Dag
vriend.
Beste POLLY. Maar vriend wat ben je
nu weer gaan doen? 'k Vind het echt jam
mer en hoop dat je weer spoedig op mag
staan. Doe maar goed wat de dokter zegt,
dan werk je zelf de beterschap in de hand.
'k Begrijp dat je briefje nu kort is en je
geen boomenplaatje voor me hebt kunnen
teekenen. Van harte beterschap hoor. Geef
Jopie en Polly van mij een hand. Dag Polly.
Beste ROBBEDOES. Zeg baas. wat ben
Je flink geweest. Het briefje vind ik heusch
aardig en netje geschreven. Wat was het 1.1.
Zondag gezellig bij jullie. Zoo was ik nog on
verwachts te gast. 'k Hoop nu dat je moeder
ook eens spoedig bij mij komt. Wil je je moe
der. vader en Klaas van mij de groeten
doen? Speel maar prettig in het duin en
in den tuin. Dag Robbedoes.
Best BRUINTJE.
Ga maar fijn spelen,
Maar niet krakeelen
Ga maar hollen
Prettig tollen
Rollebollen in de tuinen
En van de duinen
Laat de zon je maken bruin
Vanaf je teenen tot je kruin.
Dag beste Bruin.
Lief FILMSTERRETJE, Wat jammer
2at je de dagelij-ksche reis van en naar Be
verwijk op de fiets niet hebt kunnen vol
houden en je de Huishoudschool hebt moe
ten vaarwel zeggen. Maar je gezondheid gaat
boven alles. Bovendien kan je je bij je tante
ook verdienstelijk maken en als je wilt, heel
veel van haar leeren. Binnenkort hoop ik je
eens te spreken en je iets mede te deelen.
Dus tot ziens. Dag Filmsterretje.
Lief SPARRETJE. Heel vriendelijk van
je mij tóch te schrijven ondanks je nog niet
heelemaal beter bent. 'k Hoop dat je me
spoedig kunt melden, weer geheel hersteld
te zijn. Gezellig zeg, dat je vader nu weer
vacantie heeft en je, wanneer het weer goed
is, met hem kunt gaan wandelen. Prettig
dat je van den zomer eens naar mijn tuin
tje komt kijken, 'k Verheug me er nu reeds
op. Van harte beterschap hoor en prettige
dagen. Dag Sparretje.
Lief KRULLEK OP JE. Je hebt alweer
eenige pretjes in het vooruitzicht zeg. Wat
gezellig dat je ook medespeelt. De repetities
zijn zoovele kleine pretjes vooraf. Doe maar
goed je best. Dit keer heb je net zoo lang va
cantie als ik. Heel misschien kom ik even
aanwippen en m'n belofte inlossen. Tot zien.s
Dag Krullekopje.
Beste BEiP, 'k Dank je voor je mooie
teekening. Fijn zeg, dat je moeder gauw jarig
is. Dat zal een feest zijn zeg. Je moet 'eens
bij me aankomen. Liefst 's middags tusschen
4 en 6 uur. Je zus mag ook medekomen. Wat
we dan bespreken mag je niet aan je moe
der vertellen. Het blijft geheim. Alleen jij
je zus en ik weten er van. Kom je? Goed.
Dag Bep.
Beste TOM MIX. Fijn dat je me zoo
spoedig je rapportcijfers stuurt, 'k Vind het
werkelijk goed. Alleen je algebracijfer is ge
worden zooals ik je voorspeld heb. Maar,
met een beetje ernstig willen wordt dit vak
wel beter. Waarvoor ben je nu weer aan het
sparen? Je zult wel denken, „ze is niet
nieuwsgierig, maar weet graag alles." Zoo is
het toch niet, Tom. Het is pure belangstel
ling. Prettig dat je nu vacantie hebt. 'k Hoop
dat je veel geniet zoodat je, na de vacantie
weer frisch en met veel ijver en lust je stu
die aanvangt. Veel succes en een goed vol
gend rapport met een beter cijfer voor al
gebra wensch ik je van harte toe. Dag Tom
Mix.
Beste VERONIKA. Nog wel gefeliciteerd
Wat fijn, dat je zoo'n goeden verjaardag
gehad hebt. Wat zal je deftig stappen met je
nieuwe tasch. Zal ik je wel herkennen als
ik je ontmoet en zal je mij zien of loop je
steeds met je neus in de lucht? „Bah alweer
plagen." Ja meisjelief de club is wel voorloo-
pig stop gezet, maar m'n plaagkuurtjes niet.
Die komen zoo nu en dan eens om een hoek
je gluren, Hoe sterk is die eau de cologne wel?
Zoo ongeveer als Simson was? Maar nu
wordt het te erg. 'k Zal m'n plagen staken,
'k Hoop dat je zus weer spoedig beter is,
zoodat ze nog iets aan haar vacantie heeft.
Ja, Poppenmoedertje is van naam veran
derd. Zij heet voortaan Nora. Ik vond Pop
penmoedertje aardiger. Is de brief nu lang
genoeg? Prettige Paasch- en vacantiedagen.
Dag Veronika.
Lief ROZEKNOPJE. Wel ja, nu heb je
vacantie en ga je haar in je bed doorbrengen.
Hoe kom je er bij om nu juist ziek te worden?
'k Wensch je spoedig herstel toe, zoodat je
nog van je vacantie kunt genieten. Dag Roze-
knopje.
Beste THIJS IJS. Ja vriend, er zijn meer
kinderen die het betreuren dat de club voor-
loopig tot October is opgeheven. Het waren
inderdaad heele prettige en gezellige uur
tjes, zoowel voor de rubriekertjes als voor mij
'k Zou me echter geweld moeten aandoen als
ik „wanneer het weer is om buiten te spelen:
jullie in een lokaal zou verzamelen om club
te houden. Neen dat nooit. In de a.s. weken
moeten jullie zooveel als mogelijk is na school
tijd buiten vertoeven en 'gezondheid op doen
om in den komenden winter tegen een stoot
je te kunnen en om, door weersgesteldheid ge
dwongen grootendeels de dagen binnen de
muren, zonder al te veel schade te kunnen
doorbrengen. Dus geen clubuurtjes voorloopig
en tot October geduld houden. Speel maar
zooveel als mogelijk is. Dag Thijs IJs.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Zoo, maakt
de vacantie je zoo lui, dat ik niet eens een
briefje van je ontvangen heb! 'k Hoop dat
ik spoedig iets van je verneem. Dag Bood-
schapstertje.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
Wist je dat? Als men al het zout kon
verzamelen, dat in alle zeeën der wereld
voorkomt, zou men een hoeveelheid verkrij
gen, groot genoeg om de Vereenigde Staten
van Amerika te bedekken met een laag zout
van 20Ö0 meter dikte.
Zou 't waar zijn? Naar men zegt,
heeft men in Amerika een serum gevonden,
waarmee men verdachten van 't een of an
der misdrijf inspuit, die daardoor in een
soort van verdooving geraken en dan op
alle hun gestelde vragen antwoorden.
Een lange reis. Onlangs spoelde aan de
kust van. Nieuw-Zuid-Wales in Australië een
flesch aan, die een briefje bevatte, waarop
stond dat ze 5 jaar te voren aan de Califor-
nische kust in zee geworpen was. De afstand
tusschen beide kusten bedraagt 8000 mijl.
TOMMIE
door
W. B.—Z.
Als 'k ga naar het strand van de groote zee
Dan neem ik mijn Tommie altijd met me mee
En als 'k zeg: zwemmen, dan likt hij mijn voet
Kijk nu maar hoe hij mijn schoen uit doet.
Eii geef ik niet gauw mijn andere been,
Dan rukt er die Tommie maar steeds aan
mijn teen.
Totdat hij mijn kous ook uit heeft gesjord.
Maar dat mag niet meer, want moes heeft
geknord.
Eens kwam ik met kousen vol gaten thuis
En moeder moest stoppen, dat vond ze een
kruis.
Nu moet ik Tommie wat anders leeren.
Of ik draag alleen maar oude kleeren.
Als 'k ga naar het strand van de groote zee
Dan neem ik toch altijd mijn Tommie
weer mee.
Ik trek er mijn oudste spulletjes aan,
Want met mooie kleeren is 't niets gedaan.
BOEDDHA EN HET KONIJN.
(Boeddhistische vertelling)
Er leefde eens een heilige man, Boeddha
genaamd. Gekleed in lompen, tevreden met
heel weinig, was hij de weldoener van men-
sclien en dieren. Op een keer wilde hij eens
weten, hoeveel de dieren van hem hielden.
Hij riep op een open plek in het bosch de
wolf, de leeuw, het schaap, de koe en alle an
dere dieren tezamen.
„Ik heb honger," zei hij, „breng me iets te
eten."
En iedereen begaf zich op weg, om voed
sel te zoeken voor Boeddha.
„Hij heeft honger," brulde de leeuw, ik zal
een hert of een ree voor hem vangen,"
„Hij heeft honger," gromde de wolf, „een
malsch lammetje zal wel in'zijn smaak val
len."
„Hij heeft honger," blaatte het schaap, „ik
zal wat gras voor hem plukken; dat is een
lekker slaatje."
„Hij heeft honger," loeide de koe, „ik zal
hem roomige melk geven."
Allen zochten en vonden iets en legden
het aan de voeten van den heiligen man
neer.
Alleen het kleine konijn wist zich geen
raad. Wat kan een doodgewoon klein konijn
aan 'n heiligen man als Boeddha aanbieden?
Wat klaver? Dat zou te weinig zijn. Gras? Dat
had 't schaap al gegeven. Melk? Waar die van
daan te halen? Eln om een dier te vangen
en dat aan Boeddha te brengen, daarvoor
had het kleine konijntje een veel te goed
hart. Droevig dacht het kleine konijntje aan
het weinige, dat de natuur hem gegeven
had. Maar plotseling schoot hem iets te
binnen. Hij ging rechtop zitten en glim
lachte. Hij had al iets gevonden.
Hij verzamelde droge takjes, eikels, dorre
bladeren, die de herfstwind van de boomen
gerukt had en legde die op een stapeltje, dat
juist groot genoeg was om er een lekker
boutje op te braden. Op dit brandstapeltje
ging het konijntje liggen. Met behulp van
twee steenen sloeg het konijn toen vuur en
stak daarmee de droge takjes aan. Toen liet
hij zich langzaam braden, terwijl de andere
dieren verwonderd toekeken.
„Het konijn heeft zijn verstand verloren,"
zei de koe.
En de wolf grinnikte:
„Dat houdt hij toch niet vol! Wees maar
niet bang!"
De dieren maakten een kling om het arme
konijntje en bespotten het en lachten het uit
Maar het konijn kwam niet van de brand
stapel af.
Van grijs werd zijn lichaam langzamerhand
roodachtig bruin; in een woord, het konijn
was gebraden.
Omdat hij niets anders te geven had, had
hij zijn eigen lichaam gebraden om dat
Boeddha aan te bieden.
De heilige man begreep de opoffering en
legde de dieren het zwijgen op. Temidden van
de stilte die nu volgde, nam hij voorzichtig
het lichaam van het kleine konijntje van de
brandstapel af en zette het op de maan,
waar het nog is, omgeven door een krans
van licht, als een voorbeeld van goedheid.
En als je goed kijkt, zie je, dat de vlekken
op de maan soms werkelijk den vorm hebben
van een konijntje
De kleinste electrische machine. Die
heeft een Hongaarsche electricien vervaar
digd; ze is zoo groot of liever zoo klein als
een vlieg.
Nieuwe waterleidingbuizen. In Rusland
is men tegenwoordig bezig een proef te ne
men met houten waterleidingbuizen. Men
heeft ze reeds tot een lengte van 3 millioen
meter in gebruik.
Hoe de tabak ontstond. Volgens een
oude Arabische overlevering werd Mohammed
door een adder gebeten, maar zoog onmid
dellijk het gif uit de wond en spoog het uit
op den grond. Later groeide op die plek een
plant, die de menschen tabak noemden.
HET SPOOK BIJ DE HUT
Midden in een klein dorp stond een
groot bosch. Daarin stond een klein hutje
dat al jaren leeg was. Het bestond haast ge
heel uit klei en planken. In het dak waren
groote scheuren en een deur was er al niet
meer in. Er om heen stond een dicht den-
nenbosch.
Eens op een kouden nacht, toen de wind
door de boomen gierde kwam er een late be
zoeker over den straatweg die door het
bosch leidde. Toen de man haast het bosch
uit was hoorde hij een vreemd geluid bij de
hut. Het leek wel op er iemand aan het steu
nen was. Toen hij naar de hut keek, zag hij
wat geks. Voor de oude hut stond een wit
wezen, dat hevig met zijn armen zwaaide.
Ook schreeuwde hij telkens zulke gekke ge
luiden dat je er bang van werd, of je wilde
of niet. Toen de man dit zag werd hij erg
bang. Hij holde den straatweg af zoo naai
de woning van den burgemeester. Deze ging
juist zijn huis binnen toen de man kwam aan
loopen. „Mijnheer de burgemeester," zei de
man, „ik heb een vreemd spook bij een oude
hut gezien." En gauw vertelde hij alles aan
den burgemeester. Toen de man was uitver
teld zei de burgemeester: „Ja dan zullen we
den veldwachter moeten halen". En even la
ter was de veldwachter er ook. Toen gingen
de drie mannen naar de hut waar het geluid
gehoord was. Toen ze vlak bij de hut waren,
stonden ze stil. Ze hoorden niets. Maar op
eens klonk een hèvig gekraak en ineens kwam
er een griezelig spook uit de hut te voor
schijn. „Nu zul je het hebben" dachten de
drie mannen. En ja het spook begon zijn ar
men en beeijen te bewegen. Daar stapte de
burgemeester naar net spook toe en nam
in zijn kraag. Het spook begon te trappen en
te slaan. Maar dat hielp niets want door de
andere twee mannen werd hij gauw over
rompeld. Hij werd vastgebonden met een
stevig dik touw. Toen kon hij niets meer
doen. Nu commandeerde de burgemeester
„Breng dat spook naar den kelder onder het
stadhuis". En zoo werd het naar het stadhuis
gebracht. Den volgenden morgen moest het
spook voor de rechtbank komen. En wat
bleek er toen? Het spook was maar een ver-
kleede jongen die probeerde de bevolking
van het dorp schrik op het lijf te jagen.
Maar dat was hem toch niet gelukt.
VOOR DE CROOTEREN.
WAJANG.
Het Javaansche Tooneel.
Wajang, het Javaansche marionetten
theater, het Javaansche tooneelIn de
wajangvoorstellingen worden voor den Ja
vaan godsdienst, geschiedenis, romantiek,
levend. Met eerbiedige aandacht volgt hij
urenlang de bewegingen der schimmen op
het doek; en in die uren verzinkt de wereld
van het dagelijksche leven voor hem in
het niet.
Wajang is het karakteristiek Javaansche
tooneelspel, en toch schijnt het, dat het zijn
oorsprong elders heeft gevonden. Mogelijk is
natuurlijk, dat een verwante kunstvorm in
een ander land zijn invloed op dit spel heeft
uitgeoefend, terwijl de Javaansche volksziel
daarna aan het wajangspel zijn eigen karak
ter heeft gegeven.
Sedert de 5e eeuw is althans een zekere
invloed uit Voor-Indië merkbaar. Met zeker
heid blijkt, dat wajang üi de elfde eeuw na
Chr. op Java reeds populair was; in ver
schillende Javaansche gedichten uit dien
tijd wordt van het schimmenspel gewag ge
maakt. In die gedichten worden dan wijs-
geerige opmerkingen gemaakt in den trant
van „Het leven is een schimmenspel".
Hoe gaat een wajang voorstelling in haar
werk? Wajang beteekent oorspronkelijk
schaduw, en daarna schaduwbeeld, pop. Bij
de wajang poerwa, de oudste en meest po
pulaire vorm, worden de poppen geprojec
teerd op een wit scherm, zoodat de silhouet
ten daarop zichtbaar worden. Deze poppen
zijn gemaakt van leer of hout en hebben zon
derlinge vormen en afmetingen. Gezicht en
beenen ziet men steeds van den zijkant, ter
wijl het bovenlijf en face is genomen. De ar
men zijn wanstaltig lang, maar dat heeft
zijn bedoeling. Want met de armen moeten
sterke gebaren gemaakt worden en sterk-
sprekende gebaren worden met lange armen
het best tot uitdrukking gebracht.
De poppen worden met de hand „bespeeld"
door den vertooner, „dalang" geheeten, die
tevens een uitlegging van het spel geeft.
Soms reciteert hij, soms zingt hij of geeft het
sein aan het gamelanorkest, dat het moet
invallen.
Want de voorstelling wordt begeleid door
muziek, gamelanmuziek. Op den Westerling
maakt deze muziek een zeer eentonigen in
druk. De begeleiding speelt een belangrijker
rol dan de melodie.
Men onderscheidt nog de gamelan salendro
die vijftonig en de gamelan pelog, die ze-
ventonig is.
De wajangpoppen stellen ieder een bepaal
de figuur voor. De edele, nobele soort is ge
makkelijk te onderkennen van de boosaar
dige figuren, want bij het eerste type vormen
voorhoofd en neus een rechte lijn, terwijl bij
het onedele gespuis de neus naar voren of
zelfs omhoog steekt. Maar overigens zijn de
figuren voor een Europeaan niet uit elkaar
te houden. De Javaan kent alle poppen:
hoofdpersonen uit sagen en legenden, half
goden, demonen enz.
En waarom nu heeft de Javaan zoo'n ge
wijde aandacht voor zijn nationaal tooneel
spel? Omdat hij in het aanschouwen daar
van een uiting van zijn religieus gevoel ziet.
Want in den ontwikkelingstij d van de wa
jang geloofde de Javaan, dat zijn overleden
verwanten als schimmen bleven rondwaren
over de aarde, en dat zij beschermengelen
konden zijn.
Vandaar dat het schimmenspel hem heilig
was. En al is nu de doorsnee Javaan Moham
medaan geworden, het geestengeloof is hem
bijgebleven; met spanning volgt hij den strijd
tusschen goed en kwaad, die de inhoud is
van ieder wajangspel en die onveranderlijk
eindigt met de overwinning van het goede.
Het is voor de Javanen als het ware een ge
bed, dat het goede moge zegevieren over
het booze.
Bij gebeurtenissen van groot belang mag
het wajangspel niet ontbreken. Als de duis
ternis valt, is het uur voor de vertooning aan
gebroken, want dan waren de schimmen
rond. Van den avond tot den ochtend zit het
aandachtige gehoor in de grootste stilte, ge
boeid, betooverd. „Als wij twee strijdende
wajangfiguren voor ons zien," aldus het oor
deel van een Javaan, „is het alsof uit hun
oogen de gloed van den strijd oplaait."
Tot de allerbelangrijkste figuren behoo-
ren Ardjoena, het model van schoonheid en
edele inborst de personificatie van het
goede; en de grootste aller reuzen, en der
halve de boosaardigste is Koembaharna.
De ernstige voorstellingen, die vol zijn van
romantiek, ontvoeringen, vechtpartijen en
toovermiddelen, kennen echter ook een zekere
dosis humor, waarvoor steevast de drie nar
ren zorgen, van welke Sêmar de belangrijk
ste is. Het wajangspel is overigens aan
strenge regelen gebonden. De grootte der
figuren is nauwkeurig voorgeschreven, even
als de plaats, die ieder er van op het tooneel,
dus op het scherm moet innemen.
Naast de wajang poerwa heeft zich in den
laatsten tijd de wajang gedog ontwikkeld, die
er in hoofdzaak mee overeenstemt, doch
waarvan de inhoud ontleend is aan de in-
heemsche, nationale verhalen en meestal uit
liefdesavonturen en van gevechten van prins
Raden Panji bestaat.
Het verschil tusschen deze beide wajang-
soorten en de wajang kêbilik is grooter. Het
kenmerkende van de wajang is, dat men hier
werkelijk poppen en geen schaduwen te zien
krijgt. Deze vertooningen, die zich uit de
beide soorten ontwikkeld hebben en dus van
jongeren oorsprong zijn, dragen geen spo
ren van een oorspronkelijk godsdienstig ka
rakter, doch zijn geheel wereldsch.
Een groote overeenkomst met de wajang
kêtilik vertoont de wajang golek, alleen ge
bruikt men hier ronde, dikke houten poppen
en geschieden de voorstellingen meestal over
dag, terwijl zij bij de wajang kêtilik gewoon
lijk des nachts plaats hebben. De wajang
golek geniet ook een groote populariteit en
heeft op sommige plaatsen zelfs de wajang
poerwa verdrongen.
Een geheel afwijkende soort wajang is de
wajang heber, waarbij de voorstelling in het
vertoonen van platen bestaat. Tegenwoor
dig vinden dergelijke voorstellingen echter
zoo goed als niet meer plaats
De wajang in zijn geheel is later overge
nomen door de Maleiers en de Balineezen,
ZUS GAAT RIJDEN
door
W. B.—Z.
Zus gaat rijden met haar paardje,
Hupla, ho, hupla hi.
Zie haar loopen, hoor haar zingen
Onze lieve, kleine Rie.
Met haar dikke bloote beentjes,
Hupla, ho, hupla hi.
Stapt ze vroolijk langs het straatje
Onze lieve, kleine Rie.
Met haar bruin gebrande handjes
Hupla, ho, hupla hl.
Zwaait ze of ze heusch de maat slaat
Onze lieve, kleine Rie.
Met haar witte ronde hoedje
Hupla, ho, hupla hi.
Danst ze op haar kleine voetjes
Onze lieve, kleine Rie.
EEN KARRETJE VAN LUCIFERSHOUTJES
Jullie zusje heeft vast wel een heel klein
babypopje. Daar zullen we een karretje voor
maken. Je hebt noodig: een paar stukjes dun
carton, wat lucifershoutjes en twee spelden.
Je teekent op het carton eerst de deelen 1,
2 en 4 en neemt de maten, die op het schema
aangegeven zijn. Figuur 1 is de bodem van
het karretje. Je vouwt de randen langs de
stippellijnen omhoog. Figuur 2 moet even
eens worden gevouwen langs de stippellijnen,
die op het schema te zien zijn. Figuur 4
knip je tweemaal; dat worden de wielen.
Dan knip je lucifershoutjes (zonder kop)
in stukjes van 4 centimeter en met lijm be
vestig je die tusschen de cartonnen randen
op de manier, zooals je op de afbeelding
duidelijk zien kunt.
Tenslotte bevestig je de wielen met spelden
aan een lucifershoutje. Twee lucifershoutjes
dienen als handvaten. Aan den slag!
TANTÉ TINE.
DE ROMAANSCHE STIJL.
De Romaansche bouwstijl ziet men ook in
ons land nog wel bij oude kerken, stadhuizen
enz., heeft als voornaamste kenteeken het
gewelf, dat tamelijk plat is afgerond.
Op onze beide teekeningen zien jullie een
paar gewelven, zooals die bij Romaansche
bouwwerken voorkomen.
Probeer ze maar na te teekenen. Maar net
zoo lang oefenen, tot je ze goed, en uit je
hoofd kunt teekenen, hoor. Eerder moet jl
niet ophouden.