BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Thans, aan het begin van de Paaschva- can tie wensch ik jullie prettige dagen toe en aangename feestdagen met veel, mooi: zonnig weer. Jullie speelt maar flink buiten en in den speeltuin en geniet maar volop van de schoolvrije dagen. :k Hoop echter dat jullie, ondanks je spel, de rubriek en mij niet vergeet en zorgt dat ik op tijd de briefjes heb. Maar daar behoef ik niet bang voor te zijn. Thans heb ik, ondanks de vacantie, ook briefjes- ontvangen, die ik terstond zal gaan beantwoorden, 'k Begin maar met het bo venste briefje van het stapeltje. Dat is van Klavertje vier. Lief KLAVERTJE VIER. Speel maar volop met je zus in den speeltuin. Je speelt er veel veiliger dan in de straat en boven dien, de straat is feitelijk geen openbare speelgelegenheid. Leuk dat je een plantje van school mede naar huis mocht nemen om in de vacantie te verzorgen. Zorg er maar goed voor en vergeet het vooral niet van tijd tot tijd water te geven; Speel maar prettig. Dag Klavertjevier Beste JOPIE SLIM. Wat ga jij genieten zeg. Pijn hoor. Wandel en speel maar naar hartelust. Of ik met de Paaschvacantie uit ga? Neen hoor, 'k Heb nog heel wat in orde te maken, hoewel ik wel op een rustige va cantie gehoopt had. Maar enfin. Eerst maar aanpakken en dan zien of er tijd overblijft. Jullie briefjes heb ik later in een der zak ken van mijn witten jas gevonden. Dag vriend. Beste POLLY. Maar vriend wat ben je nu weer gaan doen? 'k Vind het echt jam mer en hoop dat je weer spoedig op mag staan. Doe maar goed wat de dokter zegt, dan werk je zelf de beterschap in de hand. 'k Begrijp dat je briefje nu kort is en je geen boomenplaatje voor me hebt kunnen teekenen. Van harte beterschap hoor. Geef Jopie en Polly van mij een hand. Dag Polly. Beste ROBBEDOES. Zeg baas. wat ben Je flink geweest. Het briefje vind ik heusch aardig en netje geschreven. Wat was het 1.1. Zondag gezellig bij jullie. Zoo was ik nog on verwachts te gast. 'k Hoop nu dat je moeder ook eens spoedig bij mij komt. Wil je je moe der. vader en Klaas van mij de groeten doen? Speel maar prettig in het duin en in den tuin. Dag Robbedoes. Best BRUINTJE. Ga maar fijn spelen, Maar niet krakeelen Ga maar hollen Prettig tollen Rollebollen in de tuinen En van de duinen Laat de zon je maken bruin Vanaf je teenen tot je kruin. Dag beste Bruin. Lief FILMSTERRETJE, Wat jammer 2at je de dagelij-ksche reis van en naar Be verwijk op de fiets niet hebt kunnen vol houden en je de Huishoudschool hebt moe ten vaarwel zeggen. Maar je gezondheid gaat boven alles. Bovendien kan je je bij je tante ook verdienstelijk maken en als je wilt, heel veel van haar leeren. Binnenkort hoop ik je eens te spreken en je iets mede te deelen. Dus tot ziens. Dag Filmsterretje. Lief SPARRETJE. Heel vriendelijk van je mij tóch te schrijven ondanks je nog niet heelemaal beter bent. 'k Hoop dat je me spoedig kunt melden, weer geheel hersteld te zijn. Gezellig zeg, dat je vader nu weer vacantie heeft en je, wanneer het weer goed is, met hem kunt gaan wandelen. Prettig dat je van den zomer eens naar mijn tuin tje komt kijken, 'k Verheug me er nu reeds op. Van harte beterschap hoor en prettige dagen. Dag Sparretje. Lief KRULLEK OP JE. Je hebt alweer eenige pretjes in het vooruitzicht zeg. Wat gezellig dat je ook medespeelt. De repetities zijn zoovele kleine pretjes vooraf. Doe maar goed je best. Dit keer heb je net zoo lang va cantie als ik. Heel misschien kom ik even aanwippen en m'n belofte inlossen. Tot zien.s Dag Krullekopje. Beste BEiP, 'k Dank je voor je mooie teekening. Fijn zeg, dat je moeder gauw jarig is. Dat zal een feest zijn zeg. Je moet 'eens bij me aankomen. Liefst 's middags tusschen 4 en 6 uur. Je zus mag ook medekomen. Wat we dan bespreken mag je niet aan je moe der vertellen. Het blijft geheim. Alleen jij je zus en ik weten er van. Kom je? Goed. Dag Bep. Beste TOM MIX. Fijn dat je me zoo spoedig je rapportcijfers stuurt, 'k Vind het werkelijk goed. Alleen je algebracijfer is ge worden zooals ik je voorspeld heb. Maar, met een beetje ernstig willen wordt dit vak wel beter. Waarvoor ben je nu weer aan het sparen? Je zult wel denken, „ze is niet nieuwsgierig, maar weet graag alles." Zoo is het toch niet, Tom. Het is pure belangstel ling. Prettig dat je nu vacantie hebt. 'k Hoop dat je veel geniet zoodat je, na de vacantie weer frisch en met veel ijver en lust je stu die aanvangt. Veel succes en een goed vol gend rapport met een beter cijfer voor al gebra wensch ik je van harte toe. Dag Tom Mix. Beste VERONIKA. Nog wel gefeliciteerd Wat fijn, dat je zoo'n goeden verjaardag gehad hebt. Wat zal je deftig stappen met je nieuwe tasch. Zal ik je wel herkennen als ik je ontmoet en zal je mij zien of loop je steeds met je neus in de lucht? „Bah alweer plagen." Ja meisjelief de club is wel voorloo- pig stop gezet, maar m'n plaagkuurtjes niet. Die komen zoo nu en dan eens om een hoek je gluren, Hoe sterk is die eau de cologne wel? Zoo ongeveer als Simson was? Maar nu wordt het te erg. 'k Zal m'n plagen staken, 'k Hoop dat je zus weer spoedig beter is, zoodat ze nog iets aan haar vacantie heeft. Ja, Poppenmoedertje is van naam veran derd. Zij heet voortaan Nora. Ik vond Pop penmoedertje aardiger. Is de brief nu lang genoeg? Prettige Paasch- en vacantiedagen. Dag Veronika. Lief ROZEKNOPJE. Wel ja, nu heb je vacantie en ga je haar in je bed doorbrengen. Hoe kom je er bij om nu juist ziek te worden? 'k Wensch je spoedig herstel toe, zoodat je nog van je vacantie kunt genieten. Dag Roze- knopje. Beste THIJS IJS. Ja vriend, er zijn meer kinderen die het betreuren dat de club voor- loopig tot October is opgeheven. Het waren inderdaad heele prettige en gezellige uur tjes, zoowel voor de rubriekertjes als voor mij 'k Zou me echter geweld moeten aandoen als ik „wanneer het weer is om buiten te spelen: jullie in een lokaal zou verzamelen om club te houden. Neen dat nooit. In de a.s. weken moeten jullie zooveel als mogelijk is na school tijd buiten vertoeven en 'gezondheid op doen om in den komenden winter tegen een stoot je te kunnen en om, door weersgesteldheid ge dwongen grootendeels de dagen binnen de muren, zonder al te veel schade te kunnen doorbrengen. Dus geen clubuurtjes voorloopig en tot October geduld houden. Speel maar zooveel als mogelijk is. Dag Thijs IJs. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Zoo, maakt de vacantie je zoo lui, dat ik niet eens een briefje van je ontvangen heb! 'k Hoop dat ik spoedig iets van je verneem. Dag Bood- schapstertje. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. Wist je dat? Als men al het zout kon verzamelen, dat in alle zeeën der wereld voorkomt, zou men een hoeveelheid verkrij gen, groot genoeg om de Vereenigde Staten van Amerika te bedekken met een laag zout van 20Ö0 meter dikte. Zou 't waar zijn? Naar men zegt, heeft men in Amerika een serum gevonden, waarmee men verdachten van 't een of an der misdrijf inspuit, die daardoor in een soort van verdooving geraken en dan op alle hun gestelde vragen antwoorden. Een lange reis. Onlangs spoelde aan de kust van. Nieuw-Zuid-Wales in Australië een flesch aan, die een briefje bevatte, waarop stond dat ze 5 jaar te voren aan de Califor- nische kust in zee geworpen was. De afstand tusschen beide kusten bedraagt 8000 mijl. TOMMIE door W. B.—Z. Als 'k ga naar het strand van de groote zee Dan neem ik mijn Tommie altijd met me mee En als 'k zeg: zwemmen, dan likt hij mijn voet Kijk nu maar hoe hij mijn schoen uit doet. Eii geef ik niet gauw mijn andere been, Dan rukt er die Tommie maar steeds aan mijn teen. Totdat hij mijn kous ook uit heeft gesjord. Maar dat mag niet meer, want moes heeft geknord. Eens kwam ik met kousen vol gaten thuis En moeder moest stoppen, dat vond ze een kruis. Nu moet ik Tommie wat anders leeren. Of ik draag alleen maar oude kleeren. Als 'k ga naar het strand van de groote zee Dan neem ik toch altijd mijn Tommie weer mee. Ik trek er mijn oudste spulletjes aan, Want met mooie kleeren is 't niets gedaan. BOEDDHA EN HET KONIJN. (Boeddhistische vertelling) Er leefde eens een heilige man, Boeddha genaamd. Gekleed in lompen, tevreden met heel weinig, was hij de weldoener van men- sclien en dieren. Op een keer wilde hij eens weten, hoeveel de dieren van hem hielden. Hij riep op een open plek in het bosch de wolf, de leeuw, het schaap, de koe en alle an dere dieren tezamen. „Ik heb honger," zei hij, „breng me iets te eten." En iedereen begaf zich op weg, om voed sel te zoeken voor Boeddha. „Hij heeft honger," brulde de leeuw, ik zal een hert of een ree voor hem vangen," „Hij heeft honger," gromde de wolf, „een malsch lammetje zal wel in'zijn smaak val len." „Hij heeft honger," blaatte het schaap, „ik zal wat gras voor hem plukken; dat is een lekker slaatje." „Hij heeft honger," loeide de koe, „ik zal hem roomige melk geven." Allen zochten en vonden iets en legden het aan de voeten van den heiligen man neer. Alleen het kleine konijn wist zich geen raad. Wat kan een doodgewoon klein konijn aan 'n heiligen man als Boeddha aanbieden? Wat klaver? Dat zou te weinig zijn. Gras? Dat had 't schaap al gegeven. Melk? Waar die van daan te halen? Eln om een dier te vangen en dat aan Boeddha te brengen, daarvoor had het kleine konijntje een veel te goed hart. Droevig dacht het kleine konijntje aan het weinige, dat de natuur hem gegeven had. Maar plotseling schoot hem iets te binnen. Hij ging rechtop zitten en glim lachte. Hij had al iets gevonden. Hij verzamelde droge takjes, eikels, dorre bladeren, die de herfstwind van de boomen gerukt had en legde die op een stapeltje, dat juist groot genoeg was om er een lekker boutje op te braden. Op dit brandstapeltje ging het konijntje liggen. Met behulp van twee steenen sloeg het konijn toen vuur en stak daarmee de droge takjes aan. Toen liet hij zich langzaam braden, terwijl de andere dieren verwonderd toekeken. „Het konijn heeft zijn verstand verloren," zei de koe. En de wolf grinnikte: „Dat houdt hij toch niet vol! Wees maar niet bang!" De dieren maakten een kling om het arme konijntje en bespotten het en lachten het uit Maar het konijn kwam niet van de brand stapel af. Van grijs werd zijn lichaam langzamerhand roodachtig bruin; in een woord, het konijn was gebraden. Omdat hij niets anders te geven had, had hij zijn eigen lichaam gebraden om dat Boeddha aan te bieden. De heilige man begreep de opoffering en legde de dieren het zwijgen op. Temidden van de stilte die nu volgde, nam hij voorzichtig het lichaam van het kleine konijntje van de brandstapel af en zette het op de maan, waar het nog is, omgeven door een krans van licht, als een voorbeeld van goedheid. En als je goed kijkt, zie je, dat de vlekken op de maan soms werkelijk den vorm hebben van een konijntje De kleinste electrische machine. Die heeft een Hongaarsche electricien vervaar digd; ze is zoo groot of liever zoo klein als een vlieg. Nieuwe waterleidingbuizen. In Rusland is men tegenwoordig bezig een proef te ne men met houten waterleidingbuizen. Men heeft ze reeds tot een lengte van 3 millioen meter in gebruik. Hoe de tabak ontstond. Volgens een oude Arabische overlevering werd Mohammed door een adder gebeten, maar zoog onmid dellijk het gif uit de wond en spoog het uit op den grond. Later groeide op die plek een plant, die de menschen tabak noemden. HET SPOOK BIJ DE HUT Midden in een klein dorp stond een groot bosch. Daarin stond een klein hutje dat al jaren leeg was. Het bestond haast ge heel uit klei en planken. In het dak waren groote scheuren en een deur was er al niet meer in. Er om heen stond een dicht den- nenbosch. Eens op een kouden nacht, toen de wind door de boomen gierde kwam er een late be zoeker over den straatweg die door het bosch leidde. Toen de man haast het bosch uit was hoorde hij een vreemd geluid bij de hut. Het leek wel op er iemand aan het steu nen was. Toen hij naar de hut keek, zag hij wat geks. Voor de oude hut stond een wit wezen, dat hevig met zijn armen zwaaide. Ook schreeuwde hij telkens zulke gekke ge luiden dat je er bang van werd, of je wilde of niet. Toen de man dit zag werd hij erg bang. Hij holde den straatweg af zoo naai de woning van den burgemeester. Deze ging juist zijn huis binnen toen de man kwam aan loopen. „Mijnheer de burgemeester," zei de man, „ik heb een vreemd spook bij een oude hut gezien." En gauw vertelde hij alles aan den burgemeester. Toen de man was uitver teld zei de burgemeester: „Ja dan zullen we den veldwachter moeten halen". En even la ter was de veldwachter er ook. Toen gingen de drie mannen naar de hut waar het geluid gehoord was. Toen ze vlak bij de hut waren, stonden ze stil. Ze hoorden niets. Maar op eens klonk een hèvig gekraak en ineens kwam er een griezelig spook uit de hut te voor schijn. „Nu zul je het hebben" dachten de drie mannen. En ja het spook begon zijn ar men en beeijen te bewegen. Daar stapte de burgemeester naar net spook toe en nam in zijn kraag. Het spook begon te trappen en te slaan. Maar dat hielp niets want door de andere twee mannen werd hij gauw over rompeld. Hij werd vastgebonden met een stevig dik touw. Toen kon hij niets meer doen. Nu commandeerde de burgemeester „Breng dat spook naar den kelder onder het stadhuis". En zoo werd het naar het stadhuis gebracht. Den volgenden morgen moest het spook voor de rechtbank komen. En wat bleek er toen? Het spook was maar een ver- kleede jongen die probeerde de bevolking van het dorp schrik op het lijf te jagen. Maar dat was hem toch niet gelukt. VOOR DE CROOTEREN. WAJANG. Het Javaansche Tooneel. Wajang, het Javaansche marionetten theater, het Javaansche tooneelIn de wajangvoorstellingen worden voor den Ja vaan godsdienst, geschiedenis, romantiek, levend. Met eerbiedige aandacht volgt hij urenlang de bewegingen der schimmen op het doek; en in die uren verzinkt de wereld van het dagelijksche leven voor hem in het niet. Wajang is het karakteristiek Javaansche tooneelspel, en toch schijnt het, dat het zijn oorsprong elders heeft gevonden. Mogelijk is natuurlijk, dat een verwante kunstvorm in een ander land zijn invloed op dit spel heeft uitgeoefend, terwijl de Javaansche volksziel daarna aan het wajangspel zijn eigen karak ter heeft gegeven. Sedert de 5e eeuw is althans een zekere invloed uit Voor-Indië merkbaar. Met zeker heid blijkt, dat wajang üi de elfde eeuw na Chr. op Java reeds populair was; in ver schillende Javaansche gedichten uit dien tijd wordt van het schimmenspel gewag ge maakt. In die gedichten worden dan wijs- geerige opmerkingen gemaakt in den trant van „Het leven is een schimmenspel". Hoe gaat een wajang voorstelling in haar werk? Wajang beteekent oorspronkelijk schaduw, en daarna schaduwbeeld, pop. Bij de wajang poerwa, de oudste en meest po pulaire vorm, worden de poppen geprojec teerd op een wit scherm, zoodat de silhouet ten daarop zichtbaar worden. Deze poppen zijn gemaakt van leer of hout en hebben zon derlinge vormen en afmetingen. Gezicht en beenen ziet men steeds van den zijkant, ter wijl het bovenlijf en face is genomen. De ar men zijn wanstaltig lang, maar dat heeft zijn bedoeling. Want met de armen moeten sterke gebaren gemaakt worden en sterk- sprekende gebaren worden met lange armen het best tot uitdrukking gebracht. De poppen worden met de hand „bespeeld" door den vertooner, „dalang" geheeten, die tevens een uitlegging van het spel geeft. Soms reciteert hij, soms zingt hij of geeft het sein aan het gamelanorkest, dat het moet invallen. Want de voorstelling wordt begeleid door muziek, gamelanmuziek. Op den Westerling maakt deze muziek een zeer eentonigen in druk. De begeleiding speelt een belangrijker rol dan de melodie. Men onderscheidt nog de gamelan salendro die vijftonig en de gamelan pelog, die ze- ventonig is. De wajangpoppen stellen ieder een bepaal de figuur voor. De edele, nobele soort is ge makkelijk te onderkennen van de boosaar dige figuren, want bij het eerste type vormen voorhoofd en neus een rechte lijn, terwijl bij het onedele gespuis de neus naar voren of zelfs omhoog steekt. Maar overigens zijn de figuren voor een Europeaan niet uit elkaar te houden. De Javaan kent alle poppen: hoofdpersonen uit sagen en legenden, half goden, demonen enz. En waarom nu heeft de Javaan zoo'n ge wijde aandacht voor zijn nationaal tooneel spel? Omdat hij in het aanschouwen daar van een uiting van zijn religieus gevoel ziet. Want in den ontwikkelingstij d van de wa jang geloofde de Javaan, dat zijn overleden verwanten als schimmen bleven rondwaren over de aarde, en dat zij beschermengelen konden zijn. Vandaar dat het schimmenspel hem heilig was. En al is nu de doorsnee Javaan Moham medaan geworden, het geestengeloof is hem bijgebleven; met spanning volgt hij den strijd tusschen goed en kwaad, die de inhoud is van ieder wajangspel en die onveranderlijk eindigt met de overwinning van het goede. Het is voor de Javanen als het ware een ge bed, dat het goede moge zegevieren over het booze. Bij gebeurtenissen van groot belang mag het wajangspel niet ontbreken. Als de duis ternis valt, is het uur voor de vertooning aan gebroken, want dan waren de schimmen rond. Van den avond tot den ochtend zit het aandachtige gehoor in de grootste stilte, ge boeid, betooverd. „Als wij twee strijdende wajangfiguren voor ons zien," aldus het oor deel van een Javaan, „is het alsof uit hun oogen de gloed van den strijd oplaait." Tot de allerbelangrijkste figuren behoo- ren Ardjoena, het model van schoonheid en edele inborst de personificatie van het goede; en de grootste aller reuzen, en der halve de boosaardigste is Koembaharna. De ernstige voorstellingen, die vol zijn van romantiek, ontvoeringen, vechtpartijen en toovermiddelen, kennen echter ook een zekere dosis humor, waarvoor steevast de drie nar ren zorgen, van welke Sêmar de belangrijk ste is. Het wajangspel is overigens aan strenge regelen gebonden. De grootte der figuren is nauwkeurig voorgeschreven, even als de plaats, die ieder er van op het tooneel, dus op het scherm moet innemen. Naast de wajang poerwa heeft zich in den laatsten tijd de wajang gedog ontwikkeld, die er in hoofdzaak mee overeenstemt, doch waarvan de inhoud ontleend is aan de in- heemsche, nationale verhalen en meestal uit liefdesavonturen en van gevechten van prins Raden Panji bestaat. Het verschil tusschen deze beide wajang- soorten en de wajang kêbilik is grooter. Het kenmerkende van de wajang is, dat men hier werkelijk poppen en geen schaduwen te zien krijgt. Deze vertooningen, die zich uit de beide soorten ontwikkeld hebben en dus van jongeren oorsprong zijn, dragen geen spo ren van een oorspronkelijk godsdienstig ka rakter, doch zijn geheel wereldsch. Een groote overeenkomst met de wajang kêtilik vertoont de wajang golek, alleen ge bruikt men hier ronde, dikke houten poppen en geschieden de voorstellingen meestal over dag, terwijl zij bij de wajang kêtilik gewoon lijk des nachts plaats hebben. De wajang golek geniet ook een groote populariteit en heeft op sommige plaatsen zelfs de wajang poerwa verdrongen. Een geheel afwijkende soort wajang is de wajang heber, waarbij de voorstelling in het vertoonen van platen bestaat. Tegenwoor dig vinden dergelijke voorstellingen echter zoo goed als niet meer plaats De wajang in zijn geheel is later overge nomen door de Maleiers en de Balineezen, ZUS GAAT RIJDEN door W. B.—Z. Zus gaat rijden met haar paardje, Hupla, ho, hupla hi. Zie haar loopen, hoor haar zingen Onze lieve, kleine Rie. Met haar dikke bloote beentjes, Hupla, ho, hupla hi. Stapt ze vroolijk langs het straatje Onze lieve, kleine Rie. Met haar bruin gebrande handjes Hupla, ho, hupla hl. Zwaait ze of ze heusch de maat slaat Onze lieve, kleine Rie. Met haar witte ronde hoedje Hupla, ho, hupla hi. Danst ze op haar kleine voetjes Onze lieve, kleine Rie. EEN KARRETJE VAN LUCIFERSHOUTJES Jullie zusje heeft vast wel een heel klein babypopje. Daar zullen we een karretje voor maken. Je hebt noodig: een paar stukjes dun carton, wat lucifershoutjes en twee spelden. Je teekent op het carton eerst de deelen 1, 2 en 4 en neemt de maten, die op het schema aangegeven zijn. Figuur 1 is de bodem van het karretje. Je vouwt de randen langs de stippellijnen omhoog. Figuur 2 moet even eens worden gevouwen langs de stippellijnen, die op het schema te zien zijn. Figuur 4 knip je tweemaal; dat worden de wielen. Dan knip je lucifershoutjes (zonder kop) in stukjes van 4 centimeter en met lijm be vestig je die tusschen de cartonnen randen op de manier, zooals je op de afbeelding duidelijk zien kunt. Tenslotte bevestig je de wielen met spelden aan een lucifershoutje. Twee lucifershoutjes dienen als handvaten. Aan den slag! TANTÉ TINE. DE ROMAANSCHE STIJL. De Romaansche bouwstijl ziet men ook in ons land nog wel bij oude kerken, stadhuizen enz., heeft als voornaamste kenteeken het gewelf, dat tamelijk plat is afgerond. Op onze beide teekeningen zien jullie een paar gewelven, zooals die bij Romaansche bouwwerken voorkomen. Probeer ze maar na te teekenen. Maar net zoo lang oefenen, tot je ze goed, en uit je hoofd kunt teekenen, hoor. Eerder moet jl niet ophouden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 10