HET NIEUWE AVONDBLAD
2ie JAARGANG No. 138
DONDERDAG 16 APRIL 1936
IJMUIDEQ COURANT
ABONNEMENTEN: per week 10 ct-s., per maand
40 cents plus 2y, cents incasso, per kwartaal 1.20
plus 5 cents incasso, losse nummers 3 cents.
Kantoor: Kennemerlaan 42 - IJmuiden, Telef. 5301
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Uitgave Lourens Coster, Maatschappij voor Courantuitgaven en Algemeene Drukkerij N.V
Directie: P. W. PEEREBOOM en ROBERT PEEREBOOM
AD V ERTENTIéN1—5 regels 1 0.75. Elke regel meer
15 ct. Bij abonnement belangrijke korting. Adverten
ties van Vraag en Aanbod 1-3 regeLs 25 ct., elke regel
meer 10 ct. Ingezonden mededeelingen dubbele prijs.
ALLE ADVERTENTIëN, OPGEGEVEN VOOR DIT BLAD, WORDEN KOSTELOOS OPGENOMEN IN DB NEVEN-EDITIE HET NIEUWE AVONDBLAD DE KENNEK'JR COURANT.
Alle abonnés van dit blad zijn, zoodra zij 14 dagen als zoodanig in de registers
zijn ingeschreven en verder op voorwaarden, die van tijd tot tijd gepubli
ceerd en ten kantore van dit blad gratis verkrijgbaar zijn, kosteloos ver
zekerd tegen de gevolgen van ongevallen voor de navolgende bedragen
f2000.- bij algeheels invaliditeit: f 600.- bij overlijden; ƒ400.- bij verlies van
een hand, voet of oog; 250.- bij verlies van een duim; 150.- bij verlies van
een wijsvinger; 50.- bij verlies van een anderen vinger; 30.- bij breuk van
boven- en/of onderarm; ƒ30.- bij breuk van boven- en/of onderbeen. Ten
gevolge van spoor- tram- of autobusongeval; ƒ5000.- bij overlijden van man
en vrouw beiden; ƒ3000.- bij overlijden van den man alleen; ƒ2000.- bij
overlijden van de vrouw alleen. Opvarenden van visschers-, marine-vaar
tuigen enz. 400.- bij verdrinkingsdood door ongeval tijdens de vaart,
tot een maximum van ƒ2000.-, Indien hetzelfde ongeval den dood van vjjf
of meer abonnés mocht tengevolge hebben.
Alleen de abonné(e) zelf ls verzekerd, behoudens het vermelde omtrent
spoor-, tram- of autobusongevallen. Polis is niet noodig. Ultkeeringen
krachtens deze verzekering worden gewaarborgd door de Nieuwe H.A.V.-
Bank te Schiedam.
Viruly en de Welpen
t
pe K. L. M.-vlieger en biograaf-van-de-
juchtvaart Viruly behoort tot diegenen tot
wier innerlijk besef het waanzinnige van den
oorlog is doorgedrongen. Er zijn. meen ik, naar
verhouding meer zulke menschen onder de
mannen van de civiele luchtvaart dan in
eenige andere groep van de samenleving. Dat
is begrijpelijk. Hun snelle reizen over vele lan
den hebben hun den wijden blik gegeven, die
over de eeuwige verdeeldheid in landjes en
volkjes met grensjes en ruzietjes heenkijkt en
alleen een grootere menschelijkheid aanvaar
den kan. Europa moet hun wel als een droevig
versnipperd en verpieterd geheel, dat voort
durend bezig is zijn eigen kansen in de wereld
te bederven door eindelooze „binnenlandsche"
verdeeldheden, voorkomen. Zij zijn gelukkig-
niet de eenigen die het zoo zien, maar zij zijn
zeker diegenen wier beroep hen het meest
sterkt om het zoo te blijven zien.
In het jongste nummer van De Groene Am
sterdammer vertelt Viruly een ervaring, die
hem erg pessimistisch gestemd heeft over de
kansen der vredespropaganda. Ik citeer zijn
verhaal, tevens betoog, hier:
„Op een avond sprak ik voor padvinders en
welpen. Het ging over de internationale ge
dachte, zooals die voor mij beteekenis was
gaan krijgen door de praktijk van het werk in
de burgerluchtvaart.
Ik had verteld over den valschen schijn van
ridderlijkheid in moderne krijgvoering, over
het luchtbombardement, dat op sluipmoord
lijkt en over de weinige eer, die er, naar men-
schelijke begrippen, te behalen kon zijn met
het toebrengen van leed of het dooden van
betrekkelijk weerloozen. die persoonlijk geen
schuld hadden. Ik had gezegd, dat de afschei
ding tusschen de volkeren in mijn oogen door
honderden vluchten over grenzen heen waren
geworden tot bepalingen van steeds verder
ineen schrompelende waarheden, welke met
de jaren kleiner en kleiner waren geworden
tegenover de veel grootere waarheid: dat het
een laagheid is om menschen te dooden of te
Willen dooden. Dat doodsverachting maar zel
den een mannelijke deugd is, doch triestig
vaak een vorm van levensverachting in hen,
die van de kostbaarheid en de heiligheid van
het leven onvoldoende besef hebben, omdat
hun leven niet genoeg inhoud heeft.
Daar waren vierhonderd padvinders bij el
kaar, maar in de drukke ge dachten wisseling,
die volgde, sprak ieder, die wat te zeggen of te
vragen had, al gauw zonder schroom en zoo
kon het gebeuren, dat er een kleine welp mid
den uit de kring ineens recht overeind ging
staan en met stralende oogen vroeg: „En, me
neer, waar zit u nu liever in, in een jager of
in een bommenwerper?".
Die welp had drie kwartier gespannen ge
luisterd, maar alle pacifisme was volkomen
langs hem heen gewaaid, omdat zijn heele
jongenshart uitging naar die vreeselijk interes
sante vliegtechniek, welke er mee vervlochten
geweest was. Er waren nog een paar van die
vragen: waarom een bom niet ontplofte, als
hij op z'n kant viel? hoe zoo'n mitrailleur
werkte, die tusschen de schroefbladen door
schoot? De spreker werd er wijzer van dan de
vragenstellers. Hij leerde weer eens, dat die
genen, die natuurlijk ook wel tegen het dooden
van menschen zijn maar nog meer tegen wat
anders (schending van de staatssouvereini-
teit, van hun idee van eer van de vlag, van de
nationale bezitrechten of wat dan ook) en die
dus de bereidheid tot oorlogvoering van de na
tie sterk willen houden, zich niet zoo erg
ongerust behoeven te maken over de ethisch
georiënteerde vredespropaganda, omdat ,er al
tijd welpen zullen blijven, die te jong zijn om
te kunnen beseffen, wat het leven waard is,
maar oud genoeg, om er mee te willen spelen.
Omdat de wereld altijd vol zal blijven loopen
met jongens van alle leeftijden, tot wie wei
sterk de vierhonderd kilometers uursnelheid
van het jachtvliegtuig zullen spreken maar
biet de zedeloosheid van de jacht; die. in hun
primitieve bewondering voor het mitrailleur
mechanisme zullen blijven steken omdat ze te
ongevormd zijn, om de waarde van het daar
door bedreigde leven te kunnen peilen en die
dus naar het kruisdradencentrum van den
bommenrichtkijker nooit meer dan een „ob
ject" zullen zien aanschuiven. Er steekt een
noodlottige naïeveteit in het optimisme, waar
mee vele bezielden vredespropaganda voeren
zij denken, dat die jongen door dien kijker
menschen ziet en dat het pleit dus gewonnen
Zal zijn, als hij nu maar even tot doordenken
gebracht kan worden. Maar die jongen ziet
heelemaal geen menschen, hij speelt nog al
tijd zijn opwindend spel met de onbezielde
tinnen soldaatjes en van de roemvolle oor
logen van zijn Vaderlandsche Geschiedenis
hij speelt het geboeide spel van een jongen
heiden, voor wien evangeliewoorden klanken
nit een onverstaanbare taal zijn, die hem niets
zeggen en waar hij dus niet eens naar luiste-
ren zal. Menschenliefde, vijanden liefhebben,
Gij zult niet dooden? Wat zegt dat den jongen
van twaalf, van twin tig. of van vijftig als de
daggen omhoog" gaan en de machtige jacht-
escadrilje daverend staat proef te draaien?
Niets; want het spel, de sport, de technische
volmaaktheid, vechten, wraak en overwinning
zijn tienmaal sprekender realiteiten voor den
onvolwassen mensch.
De welp wil en ziet alleen: het soort spel,
waarvoor de leeuw in Europa achter de trahes
pleegt te worden gehouden. Zijn eergevoel be
treft nog gemakkelijk alleen het heidensche
soort eer, dat van het vloeien van bloed af
hangt. Daarom is vredespropaganda, die alleen
met bezieling van menschenliefde spreekt, niet
zeer gevaarlijk voor haar tegenstanders. Die
behoeven zich niet te zeer verontrust te ge
voelen.
En nu mijn meening, ik geloof dat Viruly's
ervaring er een is die wij allemaal met kin
deren opdoen. En als het kinderen betreft is
het heusch niet erg. Zij zijn, zooals Viruly
zelf zegt, te jong om te kunnen beseffen wat
het leven waard is. Zij ,zijn onrijp, onge
vormd in hun eigen gedachten en wenschen,
en ten aanzien van het oorlogsvraagstuk
geldt voor hen zeker de waarheid van het
Fransche spreekwoord: „Cet age est sans
pitié"die leeftijd kent geen medelijden.
Maar het zijn niet de kinderen, het is niet
de veelbeschreven en veelbesproken Jeugd
die in de wereld aan de beslissende touwtjes
trekt en over oorlog of vrede beslist. In de
toekomst zal zij het moeten doenals zij
de Jeugd niet meer is, anders is gaan denken
en oordeel des ondersc'heids heeft verworven.
Maar Viruly heeft het niet alleen over de
jeugd. Hij heeft het ook over „jongens van
alle leeftijden", die even ongevormd en pri
mitief denken als de welpen op zijn padvin-
dersvergadering. En hij meent dat die er
altijd zullèn zijn.
Nu, ik erken hun aanwezigheid ten volle,
maar ik geloof niet „dat zij er altijd zullen
zijn", in dien zin: dat zij altijd de doorslag
gevende factor zullen 'blijven, die ten voor-
deele van oorlog beslist. Ik geloof dat hun
aantal en hun invloed nu al veel minder
overheerschend zijn dan vroeger, dat het
aantal diergenen die denken zooals Viruly en
schrijver dezes zeer sterk is toegenomen en
hun invloed naar rato, en dat wij daarom
vooral vol moeten houden en ons niet laten
ontmoedigen bij de vervulling van een taak,
die onmetelijk groot en bij momenten wan
hopig schijnt. Degenen die wèl beseffen
hebben reeds een tegenstand in de wereld
ontketend, een strooming doen ontstaan, die
nimmer rust en zich steeds doet gelden. Wij
zien in de huidige wereld een voortdurende
botsing tusschen de krachten van de vernie
tiging en de krachten van den opbouw, die
vóór 1914 eenvoudig niet bestond. Heeft Vi
ruly wel eens opgemerkt hoe velen er zijn
die van houding tegenover het oorlogsvraag
stuk veranderen zoodra zij de ouderlijke ver
antwoordelijkheid bereikt hebben? En is dat
verschijnsel, gegroeid op den voedingsbodem
van een nieuwen tijd die tenslotte veel meer
nadenkt over en worstelt met dit probleem
dan het verleden, niet volkomen begrijpelijk?
Is het niet logisch dat de jonge vader en
moeder van een nieuw klein menschje plot
seling het leven en zijn doel, en daarmee
hun eigen taak daarin, anders en veel rui
mer gaan zien, en zich de logische vraag
stellen: „Hebben wij dit kind nu in de we
reld gebracht, en gaan wij het groot 'brengen
en opvoeden, zullen wij het veel laten leeren
en begrijpen en tot een goed mensch pro-
beeren te maken met geen ander doel dan
dat het, voor het zelf iets in de wereld tot
stand brengen kan, domweg en bruutweg
wordt vermoord?"
Dit besef groeit overal in de wereld zeer
sterk, meneer Viruly, en op dien groei, dien
u niet in statistieken vindt maar die er is
en die u ook in andere landen kunt gaan
waarnemen, moeten wij onze hoop blijven
vestigen. Er is zeker veel vredespropaganda
die naief en dilettantisch gevoerd wordt. Maar
er is ook een ander soort, dat direct tot het
gezonde verstand spreekt en dat wel degelijk
diepen indruk maakt. Voortdurend wint het
aanhangers. Menschen als u, behooren tot
degenen die dit zaad, dat wèl wortel schiet,
kunnen zaaien en het al vaak hebben ge
daan. Geloof daarin evenals ik het doe. Er
zijn geen dingen en ook geen menschen die
„altijd zoo zullen blijven". Alles verandert
voortdurend. Het tempo van verandering is
in dezen tijd versneld. Wij hebben een beter
kans dan eenige generatie voor onsen
misschien wel de beslissende. Misschien zal
onze generatie het zijn, die de volgende uit
barsting van collectieven waanzin in Europa
nog' helpt voorkomen.
Als wij volhouden.
R. P.
WANDGEDIERTE
en alle LASTIGE INSECTEN ver
delgen wij onder schriftelijke
garantie en strikte geheimhouding.
ZUIVERINGSONDERNEMING
„RADICAAL"
GEN. CRONJéSTRAAT 135. HAARLEM-N.
TELEFOON 11657.
(Adv. Ingez. Wed.)
IJMUIDEN
GEREFORMEERDE MANNENVEREENIGING.
Hedenavond spreekt Ds. S. E. Wesbonk in
het evangelisatiegebouw De Wetstraat voor de
Gereformeerde Mannenvereeniging over „De
Doleantie van Gereformeerd standpunt be
zien".
Het nieuwe programma van
De Pont.
„Slapelooze Nachten" en „De man met de
kap" zijn de nieuwe films, die van Vrijdag
tot en met Dinsdag in de bioscoop De Pont
zullen worden vertoond.
Van laatstgenoemde film volgt hieronder dë
inhoud.
In het fort van Chafdaia in Algiers aan de
grens van de woestijn gebeuren zonderlinge
dingen. De officieren lijden aan een vreemde
ziekte die hun de lust tot werken ontneemt,
die hen tot volslagen apathie doet vervallen.
Bovendien is één der officieren spoorloos ver
dwenen, naar men vermoedt vermoord. Een
tweede vraagt dringend om zijn overplaatsing
daar zijn leven in gevaar is. Geen der mannen
wil echter zeggen wat hen bedreigt. De com
mandant van het fort, de kapitein St. Hélier
kan het raadsel niet ontsluieren.
De jonge luitenant Vanière wordt naar het
fort gezonden om te trachten achter het ge
heim te komen. Onderweg maakt hij kennis
met een dame, Grischa Warneskine, op wie
hij verliefd raakt, doch die hem smeekt geen
verdere inlichtingen over haar in te winnen
en geen verdere pogingen te willen onderne
men om nog eens met haar in contact te ko
men.
Op het fort aangekomen ontvangt Vanière
een brief van zijn voorganger, die hem waar
schuwt voor een huis, dat in de nabijheid
van het fort staat, de „Isba"' genaamd; hij
moet nimmer een voet in dit huis zetten. Den
bewoner, een zekere Warneskine en vooral
diens vrouw zal hij mijden moeten als de
pest.
Tijdens het onderzoek dat Vanière instelt,
ontdekt hij dat alle manschappen van het
fort doodelijk verliefd zijn op de mooie me
vrouw Warneskine, die zij allen slechts een
enkele maal gezien hebben. Het zonderlinge
is echter dat allen een andere beschrijving
van haar geven. Terwijl de eene haar blond
noemt, vertelt de ander, dat zij donkerbruin
haar heeft, terwijl Vanière met eigen oogen
heeft kunnen constateeren dat zij een bru
nette is. Vanière heeft nog een toevallige ont
moeting met haar in een bazaar en dit tref
fen vergroot zijn liefde voor haar en hij be
sluit ten koste van alles haar voor een derde
maal te zullen spreken. Uit haar woorden
meent hij te moeten opmaken dat zij in ge
vaar verkeert, doch den aard van dit gevaar
onthult zij hem niet.
In het fort doen de vreemdste verhalen de
ronde over de „Isba" die op de fortbewoners
een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit
oefent. Men vertrouwt elkaar niet en denkt
dat de een voor den ander deze verhalen ver
zint om elkaar af te schrikken en te ont
moedigen, zoodoende de eigen kansen voor
een bezoek aan de „Isba" vergrootend. Haat,
jaloezie, afgunst en wantrouwen heerschen
in het fort! Plotseling wordt men aan de
waarheid van deze verhalen herinnerd. Op
een avond wordt adjudant Laurey stervende
het fort binnengedragen, gewurgd door een
hond. Weer een moord, die men op rekening
meent te moeten stellen van Warneskine.
Luit. Vanière besluit thans doör te tasten
en Warneskine in zijn. woning op te zoeken
om hem rekenschap te vragen van zijn ge
dragingen. Reeds eerder had hij hem bezocht
en werd toen op een vriendschappelijke wijze
ontvangen, waarachter echter een onverzoen
lijke vijandschap schuil ging. Thans wil hij
hem verrassen en hij dringt heimelijk des
nachts het huis binnen. Warneskine, die ech
ter door spionnen op de hoogte wordt gehou
den van alles.wat rond het huis gebeurt, i;
op zijn komst voorbereid.
Vanière wordt in een kamer gelaten en met
een gaat het licht uit. Hij hoort slechts, dat
er nog een tweede persoon in de kamer zijn
moet. Deze tweede weigert echter zijn naam
te noemen. Wanneer Vanière den onbekende,
die zijn naam weigert te noemen, voor „laf
aard" scheldt, volgt een véchtpartij. Plotseling
gaat het licht weer aan en Vanière's tegen
stander blijkt zijn collega de Premelles te
zijn.
Warneskine treedt de kamer binnen en noo-
digt de beide mannen uit hem te volgen. War
neskine vertelt dan de beide mannen zijn le
ven. Hij is een slachtoffer van de Russische
revolutie en heeft daarbij zooveel uitspat
tingen en moord en doodslag meegemaakt,
dat hij de beschaving is gaan verafschuwen.
Daarom heeft hij zich aan den rand van de
woestijn, ver van de beschaving een huis ge
bouwd, waar hij met zijn vrouw zich terugge
trokken heeft. Met een aan waanzin grenzen
de jaloezie houdt hij alle mannen buiten het
huis. Hij onthult hun ook het geheim van de
verschillende persoonsbeschrijvingen van me
vrouw Warneskine, dat wij hier echter niet
verraden willen. Overtuigd in zijn eigen huis
de sterkste te zijn geeft hij openlijk toe Adju
dant Laurey te hebben laten vermoorden en
ook de verdwenen luitenant is een van zijn
slachtoffers, Premelles en Vanière zullen ook
het huis miet levend mogen verlaten. Wan
neer de Premelles echter op eerewoord be
looft nimmer een woord te zullen loslaten
over hetgeen hij in de „Isba" heeft gezien en
gehoord en zijn kameraden te zullen afhou
den nog verdere pogingen in het werk te
stellen om het huis binnen te dringen, laat hij
hem gaan. Vanière zal hij echter ter dood la
ten brengen.
Dooi" een toevallige omstandigheid ontkomt
Vanière echter,
Visscherijnieuws in een
notedop.
Uit de vaart. De Utrecht zal eenigen tijd uit
de vaart worden genomen voor survey.
Mooie heilbotten aangevoerd. Van de vijf
groote booten, die j.l. Dinsdag aan ae markt
waren, hebben er vier groote heilbotten aan
gevoerd. De Utrecht voerde een heiibotje van
72 K.G. aan. Ook de beugers vangen tamelijk
veel heilbot.
Wordt klaargemaakt voor de visscherij. De
Neptunus IJM. 87 is in het dok gepiaatst om te
worden klaargemaakt voor de visscherij.
Veel schelvisch aan de markt. De schelvisch-
booten hebben den laatsfcen tijd hun naam
eer aangedaan, door flinke hoeveelheden
schelvisch aan te voeren. De prijzen zijn hier
door belangrijk teruggeloopen.
TERAARDEBESTELING L. GROEN.
Gistermorgen vond onder groote belangstel
ling op de begraafplaats Zorgvlied te Amster
dam de teraardebestelling plaats van wijlen
den heer L. Groen, oud-firmant van de firma
Wed. S. I. Groen alhier. Achter de lijkauto
volgde een auto, waarin de vele bloemstukken
werden meegevoerd.
Toen de stoet de aula binnen kwam liet de
organist het „Es ist bestimmt in Gottes Rat.'
hooren. Daarna spraken de heer L. Polak en
een neef eenige gevoelvolle woorden.
Onder het spelen van het „Nearer my God
to thee" werd de baar grafwaarts gedragen.
Bij het graf sprak de oudste zoon eenige
woorden van afscheid. Hij dankte voorts de
aanwezigen voor hunne belangstelling.
NAAR HET CONCOURS.
De gemengde zangvereeniging „Polyhym
nia", dirigent de heer Jan Beider zal deelne
men aan het groote nationale concours, dat
dezen zomer in Zwolle wordt gehouden.
Thans hebben alle zangkoren in onze ge
meente ingeschreven voor verschillende wed
strijden, zoodat de zangers en zangeressen
zich in een groot aantal plaatsen zullen doen
hooren,
PERSONALIA.
De Kerkeraad van de Gereformeerde Kerk
(West) heeft tót organist 'benoemd den heer
K. Brouwer Jzn, ter voorziening van de vaca
ture ontstaan door het vertrek naar Velsen
van den heer A. W. van Leeuwen, die geduren
de vele jaren de kerk als organist diende.
DAMMEN.
ONDERLINGE COMPETITIE D. C. IJ.
Thans is ook de beslissing in de vierde
klas gevallen. De heer J. Visser wist hier
door een overwinning- op H. Visser beslag op
het kampioenschap te leggen. De vier kam
pioenen der verschillende klassen zijn: B
Dukel kampioen hoofdklasse, H. Buis en P.
Smit tweede klas. v. Stralen derde klas
J. Visser vierde klas.
De heer J. Visser promoveert naar de
derde klas.
OM HET DAMKAMPIOENSCHAP VAN
GROOT-I JMUIDEN.
Dinsdagavond is onder groote belangstel
ling de eerste ronde van het jaarlijksch
tournooi om het damkampioenschap van
Groot-IJmuiden begonnen.
De uitslag der eerste ronde luidt:
Hoofdklasse:
B. DukelG. Postma 20
H. de BoerLlgthart 20
T. BasstraC. Suyk (uitgesteld).
Eerste klas:
T. Postima—Kramer 1—1
KraaiOtt 11
-• KoetsierBuis 11
De Jongv. Straten 02
v. d. VeldePost 20
Derde klas:
SluisKlinge 11
H. VisserKuyk 02
VisserKok 11
v. d. OutenaarBrand 11
Sohagen—P, Visser 20
LandwehrSchoone 02
LandwehrBesse 20
E. BroekVis 0—2
B. PostmaLichtendahl 02
E. Broek—v. d. Wint 2—0
De eerste ronde leverde reeds eenige ver
rassingen op, zooals de overwinning van H,
de Boer op A. Ligthart en die van van Stra
ten op K. de Jong.
Het motto van dezen tijd
Bezuiniging
Leest daarom onze courant.
Goedkooper dan ieder ander
dagblad en beter ook nog.
10 cent per week met gratis
ongevallenverzekering.
Nu of nooit.
Het nieuwste modesnufje. Een hoed van
kristalglas.
Inderdaad, nu of nooit. Laten allen, die een
stem in het kapittel hebben, hiermede reke
ning houden.
Men heeft het reeds in ons blad kunnen
lezen: tusschen de commissie tot stichting van
een zwembad en het dagelij ksch bestuur onzer
gemeente is overeenstemming verkregen over
den prijs van den voor den bouw van het
Velserbad benoodigden grond aan het Tibe-
riusplein
Dat is al een heel ding: het beteekent zoo
veel, dat ais straks de voordracht van B. en
W. komt met het voorstel „zooveel" M2. grond
aan het Tiberiusplein en de Lorentzstraat
tegen „idem zooveei" aan de stichters te ver-
koopen en de raad dit voorstel aanneemt, onze
gemeente een inrichting krijgt, waaraan reeds
gedurende vele jaren een dringende behoefte
bestaat en waarvoor de stichters hebben ge
werkt alsof ze er duizenden guldens mee kon
den verdienen. En ze deden het louter alleen
voor het belang van de zwemsport en van hun
vereeniging.
Ik zal niet in herhaling treden door nog eens
te verteilen hoe het met de plannen geloopen
is. Ik wil met dit stukje slechts wijzen op het
geen er op het spel staat.
Nu of nooit! Als de raad het vooi'stel van
B. en W. onverhoopt mocht afstemmen, dan
is voor jaren en jaren de kans verkeken, dat
onze gemeente een overdekt en open zwem
bad krijgt, een inrichting, van zulk een groot
belang voor de volksgezondheid, een inrichting
waar des te meer behoefte aan bestaat omdat
zij ook als badinrichting wordt, ingericht.
Maar er steekt voor de gemeente nog een
ander belang in.
Velé lezers zullen zich herinneren hoe het,
er vroeger uitzag in het deel van het oude
Velseroord tusschen Zeeweg en spoorbaan. Het
was een terrein, beplant met laag eikenhout.
Toen kwam het in bezit van de gemeente, die
het ging exploïteeren als bouwterrein. En op
een gelukkige wijze.
Totdat de crisis kwam, waardoor de gemeen
te met eenige terreinen bleef zitten of ze weer
terugkreeg, doordat de kooper ze niet kon be
talen. En nu ziet men te midden van een nieuw
wooncentrum eenige terreinen met hier en
daar een struik en voor de restwildernis,
d.w.z. zand met afval.
Zulk een terrein is ook dat. hetwelk bestemd
is voor het nieuwe zwembad. Maar er is voor
de andere terreinen nog eenig uitzicht op be
bouwing voor het bewuste terrein aan het Ti
beriusplein. bestaat dit uitzicht niet.tenzij
het zwembad er komt. Want voor dit terrein
worden bijzondere eischen gesteld. Er zal al
leen een monumentaal gebouw mogen verrij
zen. dat zich aanpast bij de bestaande bebou-
wing, in het bijzonder bij de R.H.B.S. Vergis
ik mij niet. dan is dit zelfs een voorwaarde, die
het Rijk stelde toen het vaststond, dat de
R.H.B.S. gebouwd zou worden waar ze gebouwd
werd.
En wie anders dan de zwembad-bouwers
zullen daar ter plaatse een monumentaal ge
bouw stichten? Wat voor monumentaal ge
bouw anders? Een gymnasium of iets van dien
aard? Een kerk? Een verenigingsgebouw?
Noch voor het een, noch voor het ander be
staat er eenige kans. M.a.w.: als het zwembad
er niet komt, is deze grond gedoemd, nog jaren
lang braak te liggen en behoudt onze gemeen
te nog jarenlang haar geschonden aanzicht,
dat zelfs door de monumentale lantaren, die
men er eenige jaren geleden geplaatst heeft
niet gemaskeerd wordt.
Voor de gemeente ligt hier de oplossing voor
de hand van een vraagstuk van prominent be
lang. De gemeente krijgt kans. eindelijk weer
eens verlost te worden van een van de tal-
looze hiaten, die zoo typeerend zijn voor onze
gemeente. Het Tiberiusplein, dat thans alleen
nog maar „plein" heet krijgt nu de kans. in
derdaad een plein te worden, een plein, dat
a1 lures heeft, dat indruk zal maken op de hon
derden die er dagelijks per trein passeeren^
De gemeente krijgt een prachtige kans. Dat
zij die niet voorbij late gaan.
Nu of nooit!
S. B.
IJMUIDENSCH CHAUFFEUR IN DEN HAAG
AANGEHOUDEN.
Naar wij vernemen hebben twee motor
agenten in den Haag aangehouden een 41-
jarigen chauffeur, wonende alhier, verdacht
van valschheid in geschrifte. De aangehou
dene bleek den geldigheidsduur van zijn rij
bewijs to hebben vervalscht.
VERKEERSCURSUS.
De laatste les van den verkeerscursus, welke
vanwege de Vereeniging voor Veilig' Verkeer
is gegeven, heeft Dinsdagavond plaats gehad.
Deze cursus werd gegeven door inspecteur E.
Tuinstra, inspecteur-tit. H. Roelofs en den
brig, majoor der rijksveldwacht Boerema. Een
der cursisten, de heer Meinders, heeft een
woord van dank gericht tot de heeren, die den
cursus hebben geleid en er opJ gewezen, dat
de leden der vereeniging op de hoogte moeten
zijn van alle verkeersmoeilijkheden en als zoo
danig een voorbeeld moeten zijn.