HET NIEUWE AVONDBLAD 2ie JAARGANG No. 138 DONDERDAG 16 APRIL 1936 IJMUIDEQ COURANT ABONNEMENTEN: per week 10 ct-s., per maand 40 cents plus 2y, cents incasso, per kwartaal 1.20 plus 5 cents incasso, losse nummers 3 cents. Kantoor: Kennemerlaan 42 - IJmuiden, Telef. 5301 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Uitgave Lourens Coster, Maatschappij voor Courantuitgaven en Algemeene Drukkerij N.V Directie: P. W. PEEREBOOM en ROBERT PEEREBOOM AD V ERTENTIéN1—5 regels 1 0.75. Elke regel meer 15 ct. Bij abonnement belangrijke korting. Adverten ties van Vraag en Aanbod 1-3 regeLs 25 ct., elke regel meer 10 ct. Ingezonden mededeelingen dubbele prijs. ALLE ADVERTENTIëN, OPGEGEVEN VOOR DIT BLAD, WORDEN KOSTELOOS OPGENOMEN IN DB NEVEN-EDITIE HET NIEUWE AVONDBLAD DE KENNEK'JR COURANT. Alle abonnés van dit blad zijn, zoodra zij 14 dagen als zoodanig in de registers zijn ingeschreven en verder op voorwaarden, die van tijd tot tijd gepubli ceerd en ten kantore van dit blad gratis verkrijgbaar zijn, kosteloos ver zekerd tegen de gevolgen van ongevallen voor de navolgende bedragen f2000.- bij algeheels invaliditeit: f 600.- bij overlijden; ƒ400.- bij verlies van een hand, voet of oog; 250.- bij verlies van een duim; 150.- bij verlies van een wijsvinger; 50.- bij verlies van een anderen vinger; 30.- bij breuk van boven- en/of onderarm; ƒ30.- bij breuk van boven- en/of onderbeen. Ten gevolge van spoor- tram- of autobusongeval; ƒ5000.- bij overlijden van man en vrouw beiden; ƒ3000.- bij overlijden van den man alleen; ƒ2000.- bij overlijden van de vrouw alleen. Opvarenden van visschers-, marine-vaar tuigen enz. 400.- bij verdrinkingsdood door ongeval tijdens de vaart, tot een maximum van ƒ2000.-, Indien hetzelfde ongeval den dood van vjjf of meer abonnés mocht tengevolge hebben. Alleen de abonné(e) zelf ls verzekerd, behoudens het vermelde omtrent spoor-, tram- of autobusongevallen. Polis is niet noodig. Ultkeeringen krachtens deze verzekering worden gewaarborgd door de Nieuwe H.A.V.- Bank te Schiedam. Viruly en de Welpen t pe K. L. M.-vlieger en biograaf-van-de- juchtvaart Viruly behoort tot diegenen tot wier innerlijk besef het waanzinnige van den oorlog is doorgedrongen. Er zijn. meen ik, naar verhouding meer zulke menschen onder de mannen van de civiele luchtvaart dan in eenige andere groep van de samenleving. Dat is begrijpelijk. Hun snelle reizen over vele lan den hebben hun den wijden blik gegeven, die over de eeuwige verdeeldheid in landjes en volkjes met grensjes en ruzietjes heenkijkt en alleen een grootere menschelijkheid aanvaar den kan. Europa moet hun wel als een droevig versnipperd en verpieterd geheel, dat voort durend bezig is zijn eigen kansen in de wereld te bederven door eindelooze „binnenlandsche" verdeeldheden, voorkomen. Zij zijn gelukkig- niet de eenigen die het zoo zien, maar zij zijn zeker diegenen wier beroep hen het meest sterkt om het zoo te blijven zien. In het jongste nummer van De Groene Am sterdammer vertelt Viruly een ervaring, die hem erg pessimistisch gestemd heeft over de kansen der vredespropaganda. Ik citeer zijn verhaal, tevens betoog, hier: „Op een avond sprak ik voor padvinders en welpen. Het ging over de internationale ge dachte, zooals die voor mij beteekenis was gaan krijgen door de praktijk van het werk in de burgerluchtvaart. Ik had verteld over den valschen schijn van ridderlijkheid in moderne krijgvoering, over het luchtbombardement, dat op sluipmoord lijkt en over de weinige eer, die er, naar men- schelijke begrippen, te behalen kon zijn met het toebrengen van leed of het dooden van betrekkelijk weerloozen. die persoonlijk geen schuld hadden. Ik had gezegd, dat de afschei ding tusschen de volkeren in mijn oogen door honderden vluchten over grenzen heen waren geworden tot bepalingen van steeds verder ineen schrompelende waarheden, welke met de jaren kleiner en kleiner waren geworden tegenover de veel grootere waarheid: dat het een laagheid is om menschen te dooden of te Willen dooden. Dat doodsverachting maar zel den een mannelijke deugd is, doch triestig vaak een vorm van levensverachting in hen, die van de kostbaarheid en de heiligheid van het leven onvoldoende besef hebben, omdat hun leven niet genoeg inhoud heeft. Daar waren vierhonderd padvinders bij el kaar, maar in de drukke ge dachten wisseling, die volgde, sprak ieder, die wat te zeggen of te vragen had, al gauw zonder schroom en zoo kon het gebeuren, dat er een kleine welp mid den uit de kring ineens recht overeind ging staan en met stralende oogen vroeg: „En, me neer, waar zit u nu liever in, in een jager of in een bommenwerper?". Die welp had drie kwartier gespannen ge luisterd, maar alle pacifisme was volkomen langs hem heen gewaaid, omdat zijn heele jongenshart uitging naar die vreeselijk interes sante vliegtechniek, welke er mee vervlochten geweest was. Er waren nog een paar van die vragen: waarom een bom niet ontplofte, als hij op z'n kant viel? hoe zoo'n mitrailleur werkte, die tusschen de schroefbladen door schoot? De spreker werd er wijzer van dan de vragenstellers. Hij leerde weer eens, dat die genen, die natuurlijk ook wel tegen het dooden van menschen zijn maar nog meer tegen wat anders (schending van de staatssouvereini- teit, van hun idee van eer van de vlag, van de nationale bezitrechten of wat dan ook) en die dus de bereidheid tot oorlogvoering van de na tie sterk willen houden, zich niet zoo erg ongerust behoeven te maken over de ethisch georiënteerde vredespropaganda, omdat ,er al tijd welpen zullen blijven, die te jong zijn om te kunnen beseffen, wat het leven waard is, maar oud genoeg, om er mee te willen spelen. Omdat de wereld altijd vol zal blijven loopen met jongens van alle leeftijden, tot wie wei sterk de vierhonderd kilometers uursnelheid van het jachtvliegtuig zullen spreken maar biet de zedeloosheid van de jacht; die. in hun primitieve bewondering voor het mitrailleur mechanisme zullen blijven steken omdat ze te ongevormd zijn, om de waarde van het daar door bedreigde leven te kunnen peilen en die dus naar het kruisdradencentrum van den bommenrichtkijker nooit meer dan een „ob ject" zullen zien aanschuiven. Er steekt een noodlottige naïeveteit in het optimisme, waar mee vele bezielden vredespropaganda voeren zij denken, dat die jongen door dien kijker menschen ziet en dat het pleit dus gewonnen Zal zijn, als hij nu maar even tot doordenken gebracht kan worden. Maar die jongen ziet heelemaal geen menschen, hij speelt nog al tijd zijn opwindend spel met de onbezielde tinnen soldaatjes en van de roemvolle oor logen van zijn Vaderlandsche Geschiedenis hij speelt het geboeide spel van een jongen heiden, voor wien evangeliewoorden klanken nit een onverstaanbare taal zijn, die hem niets zeggen en waar hij dus niet eens naar luiste- ren zal. Menschenliefde, vijanden liefhebben, Gij zult niet dooden? Wat zegt dat den jongen van twaalf, van twin tig. of van vijftig als de daggen omhoog" gaan en de machtige jacht- escadrilje daverend staat proef te draaien? Niets; want het spel, de sport, de technische volmaaktheid, vechten, wraak en overwinning zijn tienmaal sprekender realiteiten voor den onvolwassen mensch. De welp wil en ziet alleen: het soort spel, waarvoor de leeuw in Europa achter de trahes pleegt te worden gehouden. Zijn eergevoel be treft nog gemakkelijk alleen het heidensche soort eer, dat van het vloeien van bloed af hangt. Daarom is vredespropaganda, die alleen met bezieling van menschenliefde spreekt, niet zeer gevaarlijk voor haar tegenstanders. Die behoeven zich niet te zeer verontrust te ge voelen. En nu mijn meening, ik geloof dat Viruly's ervaring er een is die wij allemaal met kin deren opdoen. En als het kinderen betreft is het heusch niet erg. Zij zijn, zooals Viruly zelf zegt, te jong om te kunnen beseffen wat het leven waard is. Zij ,zijn onrijp, onge vormd in hun eigen gedachten en wenschen, en ten aanzien van het oorlogsvraagstuk geldt voor hen zeker de waarheid van het Fransche spreekwoord: „Cet age est sans pitié"die leeftijd kent geen medelijden. Maar het zijn niet de kinderen, het is niet de veelbeschreven en veelbesproken Jeugd die in de wereld aan de beslissende touwtjes trekt en over oorlog of vrede beslist. In de toekomst zal zij het moeten doenals zij de Jeugd niet meer is, anders is gaan denken en oordeel des ondersc'heids heeft verworven. Maar Viruly heeft het niet alleen over de jeugd. Hij heeft het ook over „jongens van alle leeftijden", die even ongevormd en pri mitief denken als de welpen op zijn padvin- dersvergadering. En hij meent dat die er altijd zullèn zijn. Nu, ik erken hun aanwezigheid ten volle, maar ik geloof niet „dat zij er altijd zullen zijn", in dien zin: dat zij altijd de doorslag gevende factor zullen 'blijven, die ten voor- deele van oorlog beslist. Ik geloof dat hun aantal en hun invloed nu al veel minder overheerschend zijn dan vroeger, dat het aantal diergenen die denken zooals Viruly en schrijver dezes zeer sterk is toegenomen en hun invloed naar rato, en dat wij daarom vooral vol moeten houden en ons niet laten ontmoedigen bij de vervulling van een taak, die onmetelijk groot en bij momenten wan hopig schijnt. Degenen die wèl beseffen hebben reeds een tegenstand in de wereld ontketend, een strooming doen ontstaan, die nimmer rust en zich steeds doet gelden. Wij zien in de huidige wereld een voortdurende botsing tusschen de krachten van de vernie tiging en de krachten van den opbouw, die vóór 1914 eenvoudig niet bestond. Heeft Vi ruly wel eens opgemerkt hoe velen er zijn die van houding tegenover het oorlogsvraag stuk veranderen zoodra zij de ouderlijke ver antwoordelijkheid bereikt hebben? En is dat verschijnsel, gegroeid op den voedingsbodem van een nieuwen tijd die tenslotte veel meer nadenkt over en worstelt met dit probleem dan het verleden, niet volkomen begrijpelijk? Is het niet logisch dat de jonge vader en moeder van een nieuw klein menschje plot seling het leven en zijn doel, en daarmee hun eigen taak daarin, anders en veel rui mer gaan zien, en zich de logische vraag stellen: „Hebben wij dit kind nu in de we reld gebracht, en gaan wij het groot 'brengen en opvoeden, zullen wij het veel laten leeren en begrijpen en tot een goed mensch pro- beeren te maken met geen ander doel dan dat het, voor het zelf iets in de wereld tot stand brengen kan, domweg en bruutweg wordt vermoord?" Dit besef groeit overal in de wereld zeer sterk, meneer Viruly, en op dien groei, dien u niet in statistieken vindt maar die er is en die u ook in andere landen kunt gaan waarnemen, moeten wij onze hoop blijven vestigen. Er is zeker veel vredespropaganda die naief en dilettantisch gevoerd wordt. Maar er is ook een ander soort, dat direct tot het gezonde verstand spreekt en dat wel degelijk diepen indruk maakt. Voortdurend wint het aanhangers. Menschen als u, behooren tot degenen die dit zaad, dat wèl wortel schiet, kunnen zaaien en het al vaak hebben ge daan. Geloof daarin evenals ik het doe. Er zijn geen dingen en ook geen menschen die „altijd zoo zullen blijven". Alles verandert voortdurend. Het tempo van verandering is in dezen tijd versneld. Wij hebben een beter kans dan eenige generatie voor onsen misschien wel de beslissende. Misschien zal onze generatie het zijn, die de volgende uit barsting van collectieven waanzin in Europa nog' helpt voorkomen. Als wij volhouden. R. P. WANDGEDIERTE en alle LASTIGE INSECTEN ver delgen wij onder schriftelijke garantie en strikte geheimhouding. ZUIVERINGSONDERNEMING „RADICAAL" GEN. CRONJéSTRAAT 135. HAARLEM-N. TELEFOON 11657. (Adv. Ingez. Wed.) IJMUIDEN GEREFORMEERDE MANNENVEREENIGING. Hedenavond spreekt Ds. S. E. Wesbonk in het evangelisatiegebouw De Wetstraat voor de Gereformeerde Mannenvereeniging over „De Doleantie van Gereformeerd standpunt be zien". Het nieuwe programma van De Pont. „Slapelooze Nachten" en „De man met de kap" zijn de nieuwe films, die van Vrijdag tot en met Dinsdag in de bioscoop De Pont zullen worden vertoond. Van laatstgenoemde film volgt hieronder dë inhoud. In het fort van Chafdaia in Algiers aan de grens van de woestijn gebeuren zonderlinge dingen. De officieren lijden aan een vreemde ziekte die hun de lust tot werken ontneemt, die hen tot volslagen apathie doet vervallen. Bovendien is één der officieren spoorloos ver dwenen, naar men vermoedt vermoord. Een tweede vraagt dringend om zijn overplaatsing daar zijn leven in gevaar is. Geen der mannen wil echter zeggen wat hen bedreigt. De com mandant van het fort, de kapitein St. Hélier kan het raadsel niet ontsluieren. De jonge luitenant Vanière wordt naar het fort gezonden om te trachten achter het ge heim te komen. Onderweg maakt hij kennis met een dame, Grischa Warneskine, op wie hij verliefd raakt, doch die hem smeekt geen verdere inlichtingen over haar in te winnen en geen verdere pogingen te willen onderne men om nog eens met haar in contact te ko men. Op het fort aangekomen ontvangt Vanière een brief van zijn voorganger, die hem waar schuwt voor een huis, dat in de nabijheid van het fort staat, de „Isba"' genaamd; hij moet nimmer een voet in dit huis zetten. Den bewoner, een zekere Warneskine en vooral diens vrouw zal hij mijden moeten als de pest. Tijdens het onderzoek dat Vanière instelt, ontdekt hij dat alle manschappen van het fort doodelijk verliefd zijn op de mooie me vrouw Warneskine, die zij allen slechts een enkele maal gezien hebben. Het zonderlinge is echter dat allen een andere beschrijving van haar geven. Terwijl de eene haar blond noemt, vertelt de ander, dat zij donkerbruin haar heeft, terwijl Vanière met eigen oogen heeft kunnen constateeren dat zij een bru nette is. Vanière heeft nog een toevallige ont moeting met haar in een bazaar en dit tref fen vergroot zijn liefde voor haar en hij be sluit ten koste van alles haar voor een derde maal te zullen spreken. Uit haar woorden meent hij te moeten opmaken dat zij in ge vaar verkeert, doch den aard van dit gevaar onthult zij hem niet. In het fort doen de vreemdste verhalen de ronde over de „Isba" die op de fortbewoners een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit oefent. Men vertrouwt elkaar niet en denkt dat de een voor den ander deze verhalen ver zint om elkaar af te schrikken en te ont moedigen, zoodoende de eigen kansen voor een bezoek aan de „Isba" vergrootend. Haat, jaloezie, afgunst en wantrouwen heerschen in het fort! Plotseling wordt men aan de waarheid van deze verhalen herinnerd. Op een avond wordt adjudant Laurey stervende het fort binnengedragen, gewurgd door een hond. Weer een moord, die men op rekening meent te moeten stellen van Warneskine. Luit. Vanière besluit thans doör te tasten en Warneskine in zijn. woning op te zoeken om hem rekenschap te vragen van zijn ge dragingen. Reeds eerder had hij hem bezocht en werd toen op een vriendschappelijke wijze ontvangen, waarachter echter een onverzoen lijke vijandschap schuil ging. Thans wil hij hem verrassen en hij dringt heimelijk des nachts het huis binnen. Warneskine, die ech ter door spionnen op de hoogte wordt gehou den van alles.wat rond het huis gebeurt, i; op zijn komst voorbereid. Vanière wordt in een kamer gelaten en met een gaat het licht uit. Hij hoort slechts, dat er nog een tweede persoon in de kamer zijn moet. Deze tweede weigert echter zijn naam te noemen. Wanneer Vanière den onbekende, die zijn naam weigert te noemen, voor „laf aard" scheldt, volgt een véchtpartij. Plotseling gaat het licht weer aan en Vanière's tegen stander blijkt zijn collega de Premelles te zijn. Warneskine treedt de kamer binnen en noo- digt de beide mannen uit hem te volgen. War neskine vertelt dan de beide mannen zijn le ven. Hij is een slachtoffer van de Russische revolutie en heeft daarbij zooveel uitspat tingen en moord en doodslag meegemaakt, dat hij de beschaving is gaan verafschuwen. Daarom heeft hij zich aan den rand van de woestijn, ver van de beschaving een huis ge bouwd, waar hij met zijn vrouw zich terugge trokken heeft. Met een aan waanzin grenzen de jaloezie houdt hij alle mannen buiten het huis. Hij onthult hun ook het geheim van de verschillende persoonsbeschrijvingen van me vrouw Warneskine, dat wij hier echter niet verraden willen. Overtuigd in zijn eigen huis de sterkste te zijn geeft hij openlijk toe Adju dant Laurey te hebben laten vermoorden en ook de verdwenen luitenant is een van zijn slachtoffers, Premelles en Vanière zullen ook het huis miet levend mogen verlaten. Wan neer de Premelles echter op eerewoord be looft nimmer een woord te zullen loslaten over hetgeen hij in de „Isba" heeft gezien en gehoord en zijn kameraden te zullen afhou den nog verdere pogingen in het werk te stellen om het huis binnen te dringen, laat hij hem gaan. Vanière zal hij echter ter dood la ten brengen. Dooi" een toevallige omstandigheid ontkomt Vanière echter, Visscherijnieuws in een notedop. Uit de vaart. De Utrecht zal eenigen tijd uit de vaart worden genomen voor survey. Mooie heilbotten aangevoerd. Van de vijf groote booten, die j.l. Dinsdag aan ae markt waren, hebben er vier groote heilbotten aan gevoerd. De Utrecht voerde een heiibotje van 72 K.G. aan. Ook de beugers vangen tamelijk veel heilbot. Wordt klaargemaakt voor de visscherij. De Neptunus IJM. 87 is in het dok gepiaatst om te worden klaargemaakt voor de visscherij. Veel schelvisch aan de markt. De schelvisch- booten hebben den laatsfcen tijd hun naam eer aangedaan, door flinke hoeveelheden schelvisch aan te voeren. De prijzen zijn hier door belangrijk teruggeloopen. TERAARDEBESTELING L. GROEN. Gistermorgen vond onder groote belangstel ling op de begraafplaats Zorgvlied te Amster dam de teraardebestelling plaats van wijlen den heer L. Groen, oud-firmant van de firma Wed. S. I. Groen alhier. Achter de lijkauto volgde een auto, waarin de vele bloemstukken werden meegevoerd. Toen de stoet de aula binnen kwam liet de organist het „Es ist bestimmt in Gottes Rat.' hooren. Daarna spraken de heer L. Polak en een neef eenige gevoelvolle woorden. Onder het spelen van het „Nearer my God to thee" werd de baar grafwaarts gedragen. Bij het graf sprak de oudste zoon eenige woorden van afscheid. Hij dankte voorts de aanwezigen voor hunne belangstelling. NAAR HET CONCOURS. De gemengde zangvereeniging „Polyhym nia", dirigent de heer Jan Beider zal deelne men aan het groote nationale concours, dat dezen zomer in Zwolle wordt gehouden. Thans hebben alle zangkoren in onze ge meente ingeschreven voor verschillende wed strijden, zoodat de zangers en zangeressen zich in een groot aantal plaatsen zullen doen hooren, PERSONALIA. De Kerkeraad van de Gereformeerde Kerk (West) heeft tót organist 'benoemd den heer K. Brouwer Jzn, ter voorziening van de vaca ture ontstaan door het vertrek naar Velsen van den heer A. W. van Leeuwen, die geduren de vele jaren de kerk als organist diende. DAMMEN. ONDERLINGE COMPETITIE D. C. IJ. Thans is ook de beslissing in de vierde klas gevallen. De heer J. Visser wist hier door een overwinning- op H. Visser beslag op het kampioenschap te leggen. De vier kam pioenen der verschillende klassen zijn: B Dukel kampioen hoofdklasse, H. Buis en P. Smit tweede klas. v. Stralen derde klas J. Visser vierde klas. De heer J. Visser promoveert naar de derde klas. OM HET DAMKAMPIOENSCHAP VAN GROOT-I JMUIDEN. Dinsdagavond is onder groote belangstel ling de eerste ronde van het jaarlijksch tournooi om het damkampioenschap van Groot-IJmuiden begonnen. De uitslag der eerste ronde luidt: Hoofdklasse: B. DukelG. Postma 20 H. de BoerLlgthart 20 T. BasstraC. Suyk (uitgesteld). Eerste klas: T. Postima—Kramer 1—1 KraaiOtt 11 -• KoetsierBuis 11 De Jongv. Straten 02 v. d. VeldePost 20 Derde klas: SluisKlinge 11 H. VisserKuyk 02 VisserKok 11 v. d. OutenaarBrand 11 Sohagen—P, Visser 20 LandwehrSchoone 02 LandwehrBesse 20 E. BroekVis 0—2 B. PostmaLichtendahl 02 E. Broek—v. d. Wint 2—0 De eerste ronde leverde reeds eenige ver rassingen op, zooals de overwinning van H, de Boer op A. Ligthart en die van van Stra ten op K. de Jong. Het motto van dezen tijd Bezuiniging Leest daarom onze courant. Goedkooper dan ieder ander dagblad en beter ook nog. 10 cent per week met gratis ongevallenverzekering. Nu of nooit. Het nieuwste modesnufje. Een hoed van kristalglas. Inderdaad, nu of nooit. Laten allen, die een stem in het kapittel hebben, hiermede reke ning houden. Men heeft het reeds in ons blad kunnen lezen: tusschen de commissie tot stichting van een zwembad en het dagelij ksch bestuur onzer gemeente is overeenstemming verkregen over den prijs van den voor den bouw van het Velserbad benoodigden grond aan het Tibe- riusplein Dat is al een heel ding: het beteekent zoo veel, dat ais straks de voordracht van B. en W. komt met het voorstel „zooveel" M2. grond aan het Tiberiusplein en de Lorentzstraat tegen „idem zooveei" aan de stichters te ver- koopen en de raad dit voorstel aanneemt, onze gemeente een inrichting krijgt, waaraan reeds gedurende vele jaren een dringende behoefte bestaat en waarvoor de stichters hebben ge werkt alsof ze er duizenden guldens mee kon den verdienen. En ze deden het louter alleen voor het belang van de zwemsport en van hun vereeniging. Ik zal niet in herhaling treden door nog eens te verteilen hoe het met de plannen geloopen is. Ik wil met dit stukje slechts wijzen op het geen er op het spel staat. Nu of nooit! Als de raad het vooi'stel van B. en W. onverhoopt mocht afstemmen, dan is voor jaren en jaren de kans verkeken, dat onze gemeente een overdekt en open zwem bad krijgt, een inrichting, van zulk een groot belang voor de volksgezondheid, een inrichting waar des te meer behoefte aan bestaat omdat zij ook als badinrichting wordt, ingericht. Maar er steekt voor de gemeente nog een ander belang in. Velé lezers zullen zich herinneren hoe het, er vroeger uitzag in het deel van het oude Velseroord tusschen Zeeweg en spoorbaan. Het was een terrein, beplant met laag eikenhout. Toen kwam het in bezit van de gemeente, die het ging exploïteeren als bouwterrein. En op een gelukkige wijze. Totdat de crisis kwam, waardoor de gemeen te met eenige terreinen bleef zitten of ze weer terugkreeg, doordat de kooper ze niet kon be talen. En nu ziet men te midden van een nieuw wooncentrum eenige terreinen met hier en daar een struik en voor de restwildernis, d.w.z. zand met afval. Zulk een terrein is ook dat. hetwelk bestemd is voor het nieuwe zwembad. Maar er is voor de andere terreinen nog eenig uitzicht op be bouwing voor het bewuste terrein aan het Ti beriusplein. bestaat dit uitzicht niet.tenzij het zwembad er komt. Want voor dit terrein worden bijzondere eischen gesteld. Er zal al leen een monumentaal gebouw mogen verrij zen. dat zich aanpast bij de bestaande bebou- wing, in het bijzonder bij de R.H.B.S. Vergis ik mij niet. dan is dit zelfs een voorwaarde, die het Rijk stelde toen het vaststond, dat de R.H.B.S. gebouwd zou worden waar ze gebouwd werd. En wie anders dan de zwembad-bouwers zullen daar ter plaatse een monumentaal ge bouw stichten? Wat voor monumentaal ge bouw anders? Een gymnasium of iets van dien aard? Een kerk? Een verenigingsgebouw? Noch voor het een, noch voor het ander be staat er eenige kans. M.a.w.: als het zwembad er niet komt, is deze grond gedoemd, nog jaren lang braak te liggen en behoudt onze gemeen te nog jarenlang haar geschonden aanzicht, dat zelfs door de monumentale lantaren, die men er eenige jaren geleden geplaatst heeft niet gemaskeerd wordt. Voor de gemeente ligt hier de oplossing voor de hand van een vraagstuk van prominent be lang. De gemeente krijgt kans. eindelijk weer eens verlost te worden van een van de tal- looze hiaten, die zoo typeerend zijn voor onze gemeente. Het Tiberiusplein, dat thans alleen nog maar „plein" heet krijgt nu de kans. in derdaad een plein te worden, een plein, dat a1 lures heeft, dat indruk zal maken op de hon derden die er dagelijks per trein passeeren^ De gemeente krijgt een prachtige kans. Dat zij die niet voorbij late gaan. Nu of nooit! S. B. IJMUIDENSCH CHAUFFEUR IN DEN HAAG AANGEHOUDEN. Naar wij vernemen hebben twee motor agenten in den Haag aangehouden een 41- jarigen chauffeur, wonende alhier, verdacht van valschheid in geschrifte. De aangehou dene bleek den geldigheidsduur van zijn rij bewijs to hebben vervalscht. VERKEERSCURSUS. De laatste les van den verkeerscursus, welke vanwege de Vereeniging voor Veilig' Verkeer is gegeven, heeft Dinsdagavond plaats gehad. Deze cursus werd gegeven door inspecteur E. Tuinstra, inspecteur-tit. H. Roelofs en den brig, majoor der rijksveldwacht Boerema. Een der cursisten, de heer Meinders, heeft een woord van dank gericht tot de heeren, die den cursus hebben geleid en er opJ gewezen, dat de leden der vereeniging op de hoogte moeten zijn van alle verkeersmoeilijkheden en als zoo danig een voorbeeld moeten zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 1