HET MYSTERIE
VAN MOAT HOUSE.
De eerste asperges zijn reeds gestoken. Een aardig snapshot in midden-Limburg, waar op de uitgestrekte beddenreeksen ^en zware brand verwoestte te Bermondsey (Eng.) Maandag een groot dépot van de Southern Railway.
Het blusschingswerk
net steken in vollen gang is
Door middel van een microfoon, welke in een pilaar die werking vertoont is opgehangen, kan het ontstaan van scheuren onmiddellijk
worden gesignaleerd, waardoor de werklieden die bezig zijn met de restauratiewerkzaamheden in de Cunerakerk te Rhenen het
gebouw bijtijds kunnen verlaten
De nieuwe watertoren te Stadskanaal van de Water
leiding Mij. voor de provincie Groningen, welke
Dinsdag door den commissaris der Koningin in Gro
ningen officieel in gebruik is gesteld
In het zicht van de finish. - Een spannend moment uit den pe Engelsche koninklijke standaard is Maandag van ,H. M. S.
deze week te Lingfield Park (Eng.) verreden wedstrijd «Victory overgedragen aan de bemanning van H. M. S.
«Excellent
Een der oudste waterkorenmolens van
ons land, aan den Christiaan Geurts-
weg te Apeldoorn, wordt gesloopt. De
korenmolen behoorde in 1407 toe aan
Reinoud den Derde
Het 30ste v/apenfeest van den Kon.
Off. Schermbond is Dinsdag in het
tennispark Marlot te den Haag ge
opend
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
7)
Terzelfder tij«d had de bestuurder zijn
pa-ad laten keeren en stond nu vlak bij den
uitgang van het stationnetje, vanwaar hij
de beambte toeschreeuwde
„Hallo daar! Is hier niemand voor Moat
House?"
„Er staat een dame te wachten!", riep de
man terug. „Zal ik de bagage brengen?"
Hij dacht er niet aan uit te stappen en
Nell wandelde den nauwen doorgang uit naai
de poort, met een gevoel van beleedigd te
zijn. Zij vroeg zich af, wie deze jongeman
was met het roode gezicht, die niet de minste
gelijkenis met een heer vertoonde. Zou het
een zoon van Mr. Lancaster zijn? Mr. Lan
caster zelf liep niet over van vriendelijkheid
maar in ieder geval wist hij hoe hij zich
gedragen moest. De jongeman knikte lomp,
toen Nell naderbij kwam en tikte aan den
rand van z'n hoed. Hij sprak op luiden toon:
,,U bent, geloof ik, juffrouw Davenant?
M'n vader vertelde me, dat u zoudt komen,
en daarom ben ik u maar af komen halen.
U bent toch niet. bang voor het paard?"
„Neen, dat ben ik niet", verklaarde Nell,
maar ze voegde er niet aan toe, dat zij
zich niet zoo zeker voelde ten opzichte van
den bestuurder; want ze wist veel van paar
den, en zag onmiddellijk dat de jonge Lan
caster er slecht mee overweg kon,
Ze moest het juiste moment uitkiezen om
in de dogcart te springen, want het paard
was rusteloos en bijna onhandelbaar. Zoo
goed hij kon stapelde de portier haar bagage
achterop, maar de grootste koffer moest
achterblijven om den volgenden dag gehaald
te worden.
„Ik heb nooit geweten, dat vrouwen zooveel
rommel noodig hadden", merkte Cyril Lan
caster op, toen zij met- een flink vaartje den
weg afgingen. „Ik dacht dat één koffer alles
kon bevatten, wat u noodig had".
„Daar kunt u misschien lastig over oor-
deelen", antwoordde Nell stijfjes.
„Och, ik heb er niet zooveel verstand van",
gaf de jongeman toe. „Ik heb nooit veel met
vrouwen omgegaan, en degenen die ik ge
kend heb, besteedden niet zoo heel veel zorg
aan hun toilet. Zooals Claire, maar zij is
ziekelijk, dat maakt natuurlijk verschil".
„Meent u juffrouw Valery?"
„Ja, Claire Valery. Ze is een raar type.
Misschien bent u in staat haar verstandiger
te maken. Ik kan vrouwen die altijd huilen
of flauwvallen, niet uitstaan. Daar word ik
naar van".
„Doet mejuffrouw Valery dan niets anders
dan huilen en flauw vallen?", informeerde
Nell.
,.Och, het lijkt wel of het altijd zoo is,
als ik haar zie", ging de jongeman onver
schillig verder. Moat House is een vervelend
landgoed, maar we zullen daar niet voor
eeuwig blijven! We hebben het gehuurd van
den rentmeester van de Langdales".
„Ja, dat weet ik", zei Nell vlug. „Geoffrey
Langdale vertelde het mij".
„Kent u die dan?" voeg de jongeman, een
beetje onaangenaam getroffen. Toen floot hij
„Ik vraag me af. wat mijn vader daarvan
zal zeggen", merkte hij op.
„Het zal voor Mr. Lancaster van weinig
belang zijn, of ik Mr. Langdale ken of niet",
meende Nell.
De jongeman onderdrukte een lachje. „Och
dat kan er van afhangen; misschien wel, en
misschien niet. Maar kijk eens", en plotseling
werd zijn stem norsch en bijna deigend, „als
u denkt, dat het ergens goed voor is om bij
de Langdales over Moat House te gaan klagen
heeft u zich vergist. Het kan er saai, ver
velend en naargeestig zijn, en nog meer van
zulks moois, maar het zal er de zaken voor u
niet beter op maken, als u daarover praat".
„Ik heb nog heelemaal geen plan om te
klagen", verzekerde Nell rustig. „Ik heb het
in eigen hand, om zooiets te vookomen. Als
ik niet langer op Moat House wil blijven,
kan ik weggaan. Ik denk er niet over om er
met de Langdales over te spreken", voegde
zij er nadrukkelijk aan toe.
„Nu dat is in orde", verklaarde Cril, zijn
voorhoofd afvegend. „Ik wilde u enkel maar
waarschuwen, begrijpt u? Over het algemeen
kletsen vrouwen gaag over andermans zaken.
Vader zal u wel waarschuwen, dat het niet
goed is over ons te kletsen". Hierbij wierp hij
haar een bijna wraakzuchtigen blik toe, alsof
iets, wat ze gezegd had, hem ernstig veront
rustte.
Nell zat stil, maar diep in haar hart was
zij verwonderd en een beetje ontsteld. De
woorden van den jongeman hadden al haar
twijfel en vrees, die zij aangaande Moat
House gekoesterd had, weer naar boven ge
roepen. Haar angst werd er niet minder op
toen de jongeman, na een oogenblikje stilte,
plotseling opmerkte:
„U denkt, dat u kunt gaan, wanneer u
wilt? Ik denk, dat m'n vader wel beter weet.
Hebt u niet een contract of zoo iets ge-
teekend, waarin stond, dat u niet eerder dan
zes maanden na dato weg zou gaan?"
Nell schrok een beetje. Ze had inderdaad
haar naam onder de overeenkomst, die
Geoffrey Langdale voor haar had opgesteld,
geplaatst, en zij vroeg zich af. of deze haar
een bepaalden tijd bond? Zij meende zich
vaag te herinneren, dat Mr. Lancaster er
glimlachend een paar woorden aan had toe
gevoegd, voordat hij zijn handteekening er
onder plaatste. Ja hij prees zelfs haar voor
zorg en zakelijk begrip, om hem zulk een
document voor te leggen.
„Daar", had hij gezegd, toen hij het baar
overhandigde, „dit bindt ons beiden, m'n lieve
juffrouw Davenant".
Maar nu drong het met ontstellende
duidelijkheid tot haar door, dat, terwijl zij
Mr. Lancaster verplicht had om haar honderd
vijftig pond per jaar te betalen, zij misschien
zichzelf gebonden had om een bepaalden tijd
in dat huis te blijven. Ze dacht over de zaak
na, en trachtte zich de juiste woorden te
herinneren, die Geoffrey had opgeschreven.
Gedurende eenigen tijd stoorde de jon
ge Lancaster haar niet in haar overpeinzin
gen. Zij was bijna blij, toen het paard nei
gingen vertoonde om op hol te slaan, en de
bestuurder had al zijn zenuw- en lichaams
kracht noodig, om het in toom te houden.
Maar al spoedig kwam het dier tot bedaren
en liep weer in een langen regelmatigen draf.
En weldra kwamen zij bij een poort, die toe
gang gaf tot een laan, welke naar Moat
House voerde.
„We zijn er dadelijk" zei Cyril. „Dit is de
oude laan, die naar het huis leidt. Vroeger
liep zij door een park, maar tegenwoordig is
het net een wildernis".
Het was er werkelijk heel somber en don
ker. Nell kon om zich heen niets zien, maar
na een poosje schenen de wolken boven haar
te breken, de boomen weken aan beide
zijden uiteen, en een zwarte massa, met-hier
en daar een paar lichtpuntjes onthulde zich
onmiskenbaar als Moat House.
VII.
De eerste avond.
..Is er werkelijk een slotgraehtje?" vroeg
Nell.
,De gracht is daar, vlak bij", antwoordde
haar geleider. „Ziet u het water niet, vlak
bij het huis?"
„Is het niet ongezond?", wilde Nell verder
weten, toen zij een merkwaardige glinstering
opving die vaag uit de schaduwrijke ruimten
aan beide zijden scheen op te duiken. Want de
avond was reeds gevallen en er brandden
geen lampen, of kunstmatige verlichting van
welken aard ook aan de buitenzijde van het
gebouw. Alles was in duister gehuld.
„Kunt u er uitspringen?" voegde de jonge
man haar ruw toe. „Zwarte Sam wil niet
wachten. Ik zal omrijden naar de stallen en
uw bagage binnenbrengen", ging hij voort,
toen Nell er vlug uitklom. „Trekt u maar aan
de bel, dan komt er wel iemand".
Nell zag een boog voor zich. Waarschijn
lijk was het de oorspronkelijke ingang ge
weest, die naar een brug over de slotgracht
voerde. Aan de andere zijde was een korte
trap, die zooals zij vermoedde, naar de voor
deur leidde. In de bovenkamers schenen
lichten te branden, maar beneden was er
geen teeken van leven.
Rondtastend in de duisternis kwam haar
hand in aanraking met den knop van de
bel. Verscheidene minuten moest zij wachten.
Een gehuil van jankende honden weerklonk
in het huis en even daarna hoorde zij het
geluid van sloten en grendels, die werden ge
opend. Waarschijnlijk kwamen er maar weinig
menschen aan de voordeur, maar Nell vond
dat er tenminste toch wel iemand mocht
zijn, die zich haar komst herinnerde en haar
een soort welkom gaf. De deur werd tenslotte
geopend en een vrouw stond op den drempel,
een vrouw met een bijzonder onaangename
stem.
„Wat hebt u er mee voor aan dezen kant
van het huis te bellen?", riep zij. „Waarom
komt u niet aan de zijdeur?"
„Mijnheer Lancaster is omgereden naar de
stallen", legde Nell uit. „Hij zei, dat ik maar
moest bellen. Het spijt me, als ik u last be
zorgd heb".
.(Wordt vervolgd).