HET MYSTERIE VAN MOAT HOUSE. De laatste mobilisatie van Abessyniërs ter verdediging van Addis Abeba. Aan den oproep gaven 8000 mannen gehoor, die zich nabij de stad verzamelden, waar zij door hun aan voerders werden toegesproken Jhr. dr. J. N. van der Does, lid der Nederlandsche ambulance in Abessynië, werd Woensdag bij zijn terugkeer in ons land te Arnhem hartelijk verwelkomd In verband met de aanstaande viering van Moederdag, boden Woensdag vier kleuters van het tehuis der vereeniging „Hulp voor Onbe- huisden" aan mevr. de.Vlugt, echtgenoote van den burgemeester van Amsterdam, een taart aan FEUILLETON Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 8) Er lag een zekere waardigheid in haar op treden, hetgeen de vrouw misschien verbaasde want ze stapte achteruit en liet Nell zonder een woord passeeren. Op de tafel in de hall brandde flauw een kaars en toen de vrouw de deur had gesloten, nam zij Nell eens op. „O, u bent geloof ik, juffrouw Davenant", zei ze. „De gezelschapsjuffrouw, of hoe ze u ook mogen noemen, voor de juffrouw". ,Ik ben de gezelschapsjuffrouw van juf frouw Valery", bevestigde Nell kalm. „Ik zou graag Mr. Lancaster even willen spreken, alstublieft". De vrouw lachte kort. „Nu, u kunt alles krijgen wat u hebben wilt", antwoordde ze, „maar Mr. Lancaster is niet thuis. Ik ben de huishoudster en ik moest een kamer voor u gereedmaken. U kunt blij zijn, dat u er één treft, waar het water niet door het dak heen komt. Ik heb nog nooit een landgoed gezien zooals dit. Het stinkt van lïet vocht en het is het somberste hok van heel Engeland. Ik hoop maar, dat u niet bang bent voor ratten of spoken, want u zult er genoeg hooren". „Bang ben ik niet", antwoordde Nell met een lachje. De vrouw draaide haar hoofd om en keek haar van meer dichtbij aan. Het lachen kwam haar misschien voor als een beetje ongewoon antwoord. „Nu, ik geloof niet dat u verlegen bent' merkte zij op, „en misschien is dat zooveei te beter voor u". Haar tot nu toe korzelige stem klonk een beetje zachter. ,Ik zal u uw kamer laten zien", ging ze voort. „En dan kunt u zich van uw hoed en mantel ont doen. U zult met meneer Cyril samen dineeren geloof ik". „Hoe laat dineeren wij?" vroeg Nell. De huishoudster gromde verachtelijk, ..Wan neer er iets te eten is", knorde zij, „of wan neer iemand het in z'n hoofd haalt om de tafel te dekken. Ik zou het souper noemen, als ik meneer Lancaster was. Maar natuur lijk moet hij de groote mijnheer spelen en zeggen, dat hij laat dineert". Bij haar laatste woorden deed ze Lancaster zoo goed na, dat Nell haar verwonderd aan gaapte. Het was een merkwaardig type huis houdster, dat zoo openlijk oneerbiedig over haar meester en diens zoon kon spreken, maar misschien was zij één van die buiten gewone personen, van wie men soms in de boeken leestde plichtsgetrouwe dienst maagd, uiterlijk ruw, maar met een hart van goud, en even betrouwbaar als de hon den die Nell nu besnuffelen. Die waren ruw en ruig, en zagen er uit alsof ze bij gelegen heid wel gevaarlijk konden zijn, maar zij waren nu heel vriendelijk en kwispelden met hun staarten. De huishoudster ging Nell voor, de breede gladde eikenhouten trappen op. De muren waren van een eiken lambriseering voorzien en een groot gedeelte van de meubelen was van hetzelfde hout, rijk met beeldhouwwerk versierd en zwart van ouderdom. Natuur lijk werd de somberheid van het interieur verhoogd door de donkerte van muren en meubelen; nergens schenen vaste lichtpun ten te zijn. Hall, trappen en gangen waren in duisternis gehuld, behalve, waar de flik kerende vlam van de kaars der huishoudster een krans van licht op de trappen wierp. Het was een vreemd uitziend, oud huis en het zou schilderachtig geweest zijn, als het beter onderhouden was. Het was duidelijk in een staat van verval geraakt. Er waren zelfs gaten in de trap, en op een paar plaat sen was de leuning losgeraakt, terwijl de wind in vlagen door de krakende raamkozijnen blies. Op sommige plaatsen waren de gebro ken ruiten vervangen door stukken jute of pakpapier. De huishoudster liep twee trappen op, toen een lange gang, waar zij tenslotte een deur opende die naar de kamer leidde, voor Neli's aankomst in orde gemaakt. Hier werd het meisje aangenaam verrast. De kamer was fraaier ingericht, dan zij van één der kamers in het huis had kunnen verwachten. De ge- heele lambriseering was wit geschilderd en de vloer was bedekt met Indische matten, waarop enkele warmgetinte kleedjes lagen. Het koperen ledikant met z'n wollen dekens zag er frisch en nieuw uit. Er was een aardige toilettafel met een paar diepe, zacht gestof feerde stoelen, die er Ibuitengewoon uit- noodigend uitzagen. Er stond zelfs een schrijf bureau met een vaas herfstbloemen er op, en aan den muur hingen een paar kleurige waterverfschilderijen. Van verwondering trok Nell haar wenkbrauwen op. Tenslotte was Mr. Lancaster toch van plan het haar aangenaam te maken en er lag zoo iets ge zelligs in de prettige, vertrouwelijke frisch- heid van de kamer, dat enkele van haar voor- oordeelen plotseling schenen te verdwijnen Als alle kamers even comfortabel waren als deze, dan zou Moat House nog zoo slecht niet zijn. „Wat een aardige kamer", merkte zij op. terwijl ze op het haardvuur toetrad, dat niet alleen een aangename warmte, maar ook licht gaf. „Het ziet er hier heel behagelijk uit". „Nu, we hebben er moeite genoeg mee ge had", gromde de vrouw. „Maar iMr. Lancaster dacht, dat u al dat zwarte eikenhout en die oude meubelen veel te somber zou vinden Ik vond, dat wat goed genoeg was voor juf frouw Claire, ook goed genoeg voor u zou zijn". „Maar waarom knapt hij Miss Claire's kamer dan ook niet op?", merkte Nell ver wonderd op. „Houdt zij dan meer van oud eikenhout?" „Niemand weet, waar ze van houdt", knor de de huishoudster, de schouders ophalend. „Of niemand bekommert zich erom, dat komt beter uit, geloof ik!" Nell keek haar met zulk een ongeveinsde verbazing aan, dat de huishoudster geneigd was haar woorden nog eens te overwegen. „Och", hernam ze. „U zult toch wel weten dat ze ziekelijk is?" „Dat heb ik gehoord! Maar ik begreep er uit, dat haar wenschen des te meer geres pecteerd werden", gaf Nell ten antwoord. De vrouw grijnsde, toen zij zich over een van Nell's koffers boog en de riem begon los te maken. „Dat is nog niet altijd goed als iemand ziek is! Soms moet men voor eigen bestwil kort gehouden worden. Je kunt een zieke toch niet altijd zijn eigen gang laten gaan. Neli zweeg. Zij ontdeed zich van hoed en mantel en stond bij den haard, terwijl ze haar handen bij het vuur hield. De toon dei- huishoudster stond haar niet aan, en zij vond het beter de conversatie niet verder voort te zetten. Maar haar zwijgen had niet het resultaat, dat zij er van verwachtte, de vrouw ging op een merkwaardig hatelijken toon voort met spreken. „Ze praten tegenwoordig over niets an ders dan zenuwen. Toen ik nog een meisje was, noemden we het hysterie, en als we dachten dat een meisje gek werd, zeiden we dat ook. Maar thans schijnt niemand te weten waar dwaasheid begint en krankzin nigheid eindigt". „Ik geloof, dat ik zelf m'n bagage wel kan uitpakken", verklaarde Nell. „Laat ik u niet .anger ophouden". De vrouw keek haar scherp aan. „U vindt dat ik mij vrijheden veroorloof en te vrij moedig tot u spreek?", vroeg ze. „Dat is wel mogelijk. Maar dit is geen gewoon huis, en ik ben hier niet in gewonen dienst, evenmin als u. O, u hoeft niet zoo'n kleur te krij gen; wij zijn min of meer ondergeschik ten van Mr. Lancaster. U bent één genre, en ik weer een ander, maar wij moeten beiden zijn orders uitvoeren, niet waar dat moe ten we beiden?" Het werd Nell koud om het hart. Hier was weer zooiets geheimzinnigs omtrent Mr. Lan caster! Wat werd er mee bedoeld? Wat kon er mee bedoeld worden, dat hij onvoorwaar delijk gehoorzaamheid eischte van de per sonen, die bij hem in dienst waren, ook al ging zijn wil dikwijls lijnrecht tegen de hun ne in? „Maar wij zijn toch geen slaven?" ant woordde zij, in weerwil van haar voornemen om niet meer tegen deze vrouw te spreken dan noodig was. Maar dit ontsnapte als het ware onwillekeurig aan haar lippen. „O, zijn we dat soms niet?", barstte de vrouw schel lachend uit. „Wees daar maar niet zoo zeker van, jongedame. Meneer Lan caster zou een prachtige slavendrijver zijn, en ik denk, dat hij op dat gebied wel ervaring heeft". „Meent u, dat hij wreed is?" vroeg Nell. „Wreed? Het hangt er van af, wat u met wreed bedoelt, juffrouw Davenant. Hij weet, wat hij wil en ziet ook graag, dat dat ge beurt. U kunt hem niet kwalijk nemen, dat hij al de middelen die tot zijn beschik king staan, gebruikt. Ik neem het hem niet kwalijk. In zijn plaats zou ik hetzelfde doen". Haar stem klonk schel, en Nell vond het maar het beste om te zwijgen. (Wordt vervolgd). De oude draaibrug over de Oosterdoksluis te Amsterdam wordt gesloopt. Het gevaarte is in twee gedeelten gelicht. De halve brug in de takels In den Stadsschouwburg te Amsterdam had Woensdagavond de generale repetitie plaats van Wagner's opera .Lohengrin" door de Wagnervereeniging. Een der scènes De Italiaansche opmarsch naar de Abessijnsche hoofdstad is geëindigd met de inname van Addis Abeba. Een Italiaansche colonne gedurende de laatste dagmarschen naar de hoofdstad

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 8