Amsterdamsche wonderen. Harlem's Kunstbezit. Jrmiida De Vaartuigendienst in Suriname. WOENSDAG 13 MET 1936 Een van de verwonderlijkste verschijnselen van het wondere Anitserdam onzer dagen is het voor mij dwalend langs de grachten, of mij haastend langs de duizenden deuren onzer woonkazernewanden, dat er hier zoo veel advocaten en artsen zijn. Dat op zich zelve is socialiter geen verheugend feit en praktisch onbegrijpelijk. Want deze advoca ten en artsen wonen vrijwel stuk voor stuk in zéér of vrij groote huizen en er zijn er onder hen vooral onder het juridische ge deelte dat de huren die voor zulke bak beesten nog steeds gevraagd worden, niet met het werk van hun hoofd en handen verdie nen. Ziet al deze woningen aan waar de bor den met „advocaat en procureur", „tandarts" „arts" aangeslagen zijn, taxeer ze naar hun Amsterdamsche huurwaarde, kom tot de conclusie dat die tenminste f 1200 's jaars bedraagt en verwonder u mét mij. Ik geloof niet, dat de goedvaderlijke gewoonte, dat men zeker niet meer dan één-zevende van zijn inkomen aan woninghuur mocht betalen, nog van kracht is. Dat heeft de crisis tot voltooid verleden tijd gemaakt. Evenals de droefenis mijner lieve 'oud-tantes omdat men niet meer sparen kan en waar het nu héén moet met de wereld, van een lachwekkende ouder- wetschheid geworden schijnt. Doch dit ééns onwrikbare één-zevende, is nu toch zeker niet hooger gerevalueerd dan tot één-vierde, en zouden al die advocaten 14000.— inkomen hebben? Ik ken vele van die heeren en ik cnoet dat ten stelligste ontkennen. Ik ken een advocaat die in een flink huis woont met een flinke badkamer en die naar het badhuis gaat omdat dat hem minder duur uitkomt dan dat hij een bad thuis neemt. Ik ken een advocaat, die juridisch adviseur van een behoorlijke organisatie is en die dat vol trots op zijn deur en zijn visitekaartjes vermeldt, welk juridisch adviseurschap ge salarieerd wordt cneteen vrij abonnement op de telefoon. Ik ken nóg een advocaat, die in een héél groot huis woont, waar hij bridge-lessen geeft. En ik ken er nog meer, die minder verdie nen dan hun melkboer en die in een huis wonen, waar twee maal het inkomen van dien melkboer in kan. Hebben deze heeren allen een gefortuneer de echtgenoot? Hebben zij allemaal een eigen vermogen? Hebben zij andere, geheime bron nen van inkomsten? Ik weet het niet, want het is een wonder. En het is slechts om dit wonder en niet uit bemoeizucht met andermans particuliere aangelegenheden, dat ik wijs naar al die borden en bordjes op de deftige grachten huizen, de dure woningen van Wetering schans, Lairessestraat en Apollolaan. En zeg: ziet hier wonen vijfhonderd advocaten, acht honderd artsen, tandartsen, accountants, architecten, belastingconsulenten en dieren dokters en hoe is dat allemaal mogelijk? Wat ge u óók kunt afvragen, wanneer ge toch met uw eigen oogen ziet, dat onze kunst schilders en tooneelspelers cafétafeltjes bevol ken, in hun Sociëteit De Kring tot diep in den nacht zitten te gezelsen. allemaal met biertjes of koppen koffie voor zich en een doos siga retten en een dragelijk pak aan en geluk- lig! met vroolijke oogen en een lachenden mond. En ik wéét dat er onder die heeren zijn, die geen tien gulden in de week verdienen. Schilders die in 'n jaar geen schilderij ver kocht, geen vleesch gezien en geen boter ge geten hebben. Dat er tooneelspelers zijn, die op deeling werken, terwijl het eenig deelbare resultaat van hun harde werk verlies is. Ook dat is een Amsterdamsch wonder, waarover ik mij in zekeren zin tofch wel verheug, omdat die menschen nog zoo blijmoedig zijn en niet thuis zitten te kniezen, maar elkaar op de terrassen van het Leidsche Plein opzoeken en In hun druk en hartstochtelijk gesprek de boter en het vleesch vergeten en de schilde rijen, die zich opstapelen tegen de wanden van hun ateliers zonder dat iemand er naar komt kijken; en de half-leege zalen van den schouw burg; het dwangbiljet en de ondeelbare dee ling Ach, ons Amsterdam heeft zoo véél verwon derlijks in zijn menschelijke aanzicht. Dat wij nu inééns het water gevonden hebben, bijvoor beeld: dat het water in de mode is en dat wij graag zitten op dat terras bij dat heele kleine stukje water tegenover het Vondelpark en langs den Amstel vóór het Amstelhötel, waar plotseling een kleurige, vroolijke doening van parasols en rieten tafeltjes en stoelen is om- hóóg-geschoten nu de zomer over ons geko men is. Hoe komt het, vraagt ge u dan af, dat enkele jaren geleden die Amstel-hötel-terras- sen leeg pn grijs en uitgestorven waren; dat niemand het in zijn hoofd zou gekregen heb ben daar te willen zitten en dat dit nü inééns „de" mode is geworden van thee-drinkend Amsterdam? Wij hebben al dit water reeds zoo lang. De vreemdelingen hebben het altijd be wonderd, maar wij zelf zagen het niet. Tot voor enkele maanden. En nil zien wij niets anders meer. En ten slotte, nóg een wonder. Een oer-Am- sterdamsch wonder. Onze Artis, waar ik tien tallen jaren Amsterdammer, geen tien keer in mijn leven geweest ben. Maar dat ik nu, mét en dóór vrienden uit de provincie, her-ont dekt heb als een wonder. Neen, dierentuin expressies ga ik niet voor u schrijven. Die hebt u wel eens méér gelezen. Ik wilde alleen u. Haarlemmers, zeggen: ge komt zoo dikwijls bij ons in Amsterdam en u bent misschien nog nooit of maar 'ns één keer in Artis geweest. Het is er héérlijk nu. De jonge dieren zijn zóó charmant. Uren kunt ge kijken naar hun bewegingen. En is er iets levendigers en boeienders dan de drukte van de apen? In het stille, mysterieuze aquarium beleeft ge een der onwezenlijkste stemmingen van sereniteit en eeuwigheidsdiepte, die in dit jachtige leven nog aan den drukken mensch beschoren zijn. Een groot en edel wonder, deze oase in de we reldstad. Olifanten, lama's en waaiervisschen in Amsterdam't is haast even wonderlijk als al die advocaten in hun groote huizen! F. A. KAMPERS. LAGERHUISLID LEENT VAN COLLEGA HOOGEN HOED Dezer dagen wilde de afgevaardigde van de onafhankelijke arbeiderspartij Buchanan na de debatten over de buitenlandsche politiek een vraag stellen over de orde. Daartoe leen de hij den hoogen zijden hoed van den liberaal Rotschild, die achter hem zit. In overeenstem ming met de regels van het huis hield Bucha- nen den hoed, die veel te groot voor hein was, op. Later gaf hij het hoofddeksel terug. Nablussching in Gouda duurt nog eenige dagen. Schade van twee millioen gulden. Dinsdagavond om zeven uur is de laatste motorspuit van buiten de gemeente Gouda, n.l. die uit Hiliigersberg, ingerukt. Deze had pre cies 22 uur achtereen staan werken. De Goud- sche brandweer verrichtte nog met acht stralen in totaal de nablussching. Uit de jminhoopen steeg nog steeds veel rook op en 't smeulde nog aan alle kanten. Het laat zich aanzien, dat er nog eenige dagen zal moeten worden gespoten. De arbeiders van de fabriek zijn druk bezis met het opruimingswerk. Zij werken hierbij volgens het gewone drieploegenstelsel, zoodat steeds ongeveer tachtig man in de weer zijn. Alleen voor de honderd fabrieksmeisjes is er geen werk. Men hoopte hedenochtend de niet door het vuur aangetaste glycerinefabriek en de goudalietafdeeling weer in bedrijf te kunnen stellen. De kans, dat dit zal lukken is zeer groot, omdat het ketelhuis voor het grootste deel intact is gebleven. Het bedrag der schade valt bij benadering nog niet vast te stellen. Door sommigen wordt réeds een bedrag van twee millioen gulden ge noemd. VIER MAANDEN WEGENS KINDER MISHANDELING GEëlSCIIT. Voor het Bossche Gerechtshof stond in hooger beroep terecht de 61-jarige mej. M. W. uit Megcn, die er van verdacht werd twee voogdij-kinderen, die aan haar waren toe vertrouwd te hebben mishandeld. Zij was door den politierechter te 's-Hertogenbosch tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld Haar was ten laste gelegd, dat zij de beide kinderen met een stok geslagen zou hebben en het jongste kind met de handjes tegen de brandende kachel zou hebben geduwd. Bij het getuigenverhoor verklaarden de kinderen minder positief dan voor den politierechter. De advocaat-generaal eischte vier maan den gevangenisstraf. Uitspraak over 14 dagen. Autobotsing eischt een doode. LICHTENVOORDE, 12 Mei. Dinsdagmid dag heeft op den weg van Lichtenvoorde naar Groenlo een ernstig auto-ongeluk plaats ge had. De garagehouder Dusseldorp reed met zijn personenauto van Lichtenvoorde in de richting Groenlo. In den wagen zat een ge zelschap personen, dat een bezoek aan het estichi „Harreveld" had gebracht. Uit een zijweg kwam plotseling een vracht auto van den varkenshandel Reuling uit Wehl. Naast Reuling, die de auto bestuurde, zat diens broer en een jongetje. De onver wachte ontmoeting leidde tot een botsing van beide auto's waarbij Reuling's 45-jarige broer uit de cabine werd geslingerd en bewusteloos op den weg bleef liggen. Geneeskundige en geestelijke hulp waren weldra ter plaatse. Het slachtoffer werd naar het St.-Bonifacius ziekenhuis te Lichtenvoor de vervoerd en is aan zijn verwondingen be sweken De bestuurder van de vrachtauto liep een kleine snijwonder aan het gelaat op, het jon getje en de inzittenden van de zwaargeha- vende personenauto bleven ongedeerd. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllll'llinillllill Albertus Brondgeest. schilder en kunstmakclaar van honderd jaar geleden. In Teyler's museum Evenals in de zeventiende eeuw is er ook in den aanvang der vorige, veel, zeer veel in schilderijen gehandeld. Vooral onder het be wind van koning Lodewijk Napoleon was van hoogerhand de belangstelling voor kunstwer ken aangewakkerd, de reorganisatie dei- openbare collecties in een „Koninklijk Ka binet van Schilderijen" ter hand genomen, waarbij feitelijk de grondslag voor de collec tie van ons tegenwoordig Rijksmuseum ge legd is. Minister Gogel en Staatsraad Meer man bedienden zich daarbij vaak van de kunstmakelaars Sybille Roos en later Huy- brechts. die dan ook. als men wil, als de va ders van den kunsthandel in de negentiende eeuw ten onzent te beschouwen zijn. Die aankoopen liepen nog wel niet zoo in de papieren als die waarvan wij vijftig en hon derd jaar later zouden hooren, maar er werd, op 's konings last, toch nog al wat besteed voor werken, die uit bestaande collecties of uit nalatenschappen te koop kwamen. En vaak kon vooral Sybille Roos den heer Gogel een koopje melden dat hij voor den staat- had bemachtigd. Of is het zelfs in de luisterrijke dagen die wij thans beleven geen „schim metje" waarvoor hij de beroemde Zwaan van Asselijn, die thans het Rijksmuseum siert, uit de nagelaten collectie Gildemeester kocht? Hij betaalde er namelijk negen en zestig gulden voor. Gemeenlijk is de staat duurder uit, wanneer hij in de markt komt. Wie over de ti-ansacties dier dagen meer wil weten kan er de „Historie van de Nationale Kunstgalerij" op naslaan, die in 1909 door E. W. Moes en Eduard van Biema werd uit gegeven. Die kunst-makelaardij was nog zulk een onaantrekkelijk beroep niet voor iemand die smaak en kundigheid bezat en het is dan ook niet vreemd, dat iemand als Albertus Brondgeest, over wien wij het vandaag willen hebben en die uit den zeer gegoeden koop mansstand stamde, zich in 1817 als makelaar in kunst vestigde. Hij was toen even de der tig gepasseerd en had ook al een aantal ja ren zelf geschilderd. Weliswaar zeer tegen den zin van zijn vader die hem liever op zijn eigen kantoor had gezien, doch Albertus had doorgezet en was bij P. G. van Os les gaan nemen nadat hij -bij den beroemden Amster- damschen kunstverzamelaar Ploos van Am- stel smaak in prent- en schilderkunst had opgedaan. Door Van Os kwam hij in aanra king met artisten als Hulswit en vooral met den zeer knappen W. J. van Troostwijk met wien hij zeer bevriend geraakte. Evenwel kwam bij Brondgeest, misschien als atavis tisch verschijnsel, de koopmansgeest naast den kunstzin weer zijn plaats opeischen en zoo zien wij hem, als gezegd, makelaar wor den. De daarvoor benoodigde capaciteiten had hij zich, behalve door zij schilderstudie, bij Ploos van Amstel eigen gemaakt, maar hij had vooral veel geleerd van den zeer kundigen makelaar en prentenkenner Jan Yver, een autoriteit op dat gebied in die da gen. En toen in 1824 een der beroemdste prentenkabinetten van Europa, dat van den graaf Von Fries, in Amsterdam geveild werd, gold Brondgeest als één der erkende experts. Door zijn beroep en door zijn maatschap- pelijken welstand kwam Brondgeest er toe veel te reizen, behalve de oude Hollandsche, ook de Fransche, Italiaansche en Spaansche kunst te bestudeeren en als het zoo uitkwam, op verschillende plaatsen in het eigen land zijn schildersezel neer te zettenwant Nu U weer buiten kunt zitten ZONNEBRUIN om prachtig bruin te worden (Adv. lngez. Med.) Groote fabrieksbrand te Nijmegen. Schade van anderhalve ton. Politie onderzoekt mogelijkheid van brandstichting. Dinsdagavond omstreeks zes uur werd brand ontdekt op den cellulosezolder van de papierfabriek Schuilei- en Co. aan de Nieuwe Marktstraat te Nijmegen. De fabriek was beneden in vol bedrijf, toen op een der verdiepingen de brand werd waar genomen door de vrouw van den werkmeester, die nabij de fabriek woont. De brandweer werd onmiddellijk gealarmeerd en was spoe dig ir.ct groot materiaal aanwezig. Het blusschingswerk werd zeer bemoeilijkt, doordat de cellulosezolder volgepakt lag met een voorraad van 250 ton cellulose, partijen hars, lijm en andere chemische producten. Doordat de fabriek zeer stevig is gebouwd konden de vlammen niet gemakkelijk uitslaan en de brandweer zag zich dan ook genood zaakt de slangen binnendoor te leggen en langs de hooge brandladders te leiden. Om streeks half acht was het gevaar voor uitbrei ding van den brand vrijwel geweken, maar telkens vlamde het vuur dan hier, dan daar weer op. Wel beschouwd is de waterschade grooter dan de brandschade. De cellulose zoog groote hoeveelheden water op en men vreesde dat de betonnen vloer welke de cellulosezolder scheidt van de eronder gelegen machineafdee- ling, de z.g. Hollanderafdeeling, zou bezwij ken. De schade, alleen op den cellulosezolder aangericht, wordt geschat op omstreeks vijf tigduizend gulden. De mach ineaf deeling op de eerste en tweede verdieping hebben tamelijk veel water schade gekregen. Groote partijen afgewerkt papier, welke voor verzending gereed lagen, hebben door het water zeer veel geleden. De totale schade wordt geschat op honderdvijf- tigduizend gulden. De fabriek is verzekerd tegen brand- en bedrijfsschade. Het onderzoek naar de oorzaak van den brand is nog gaande. Twee maanden gele den heeft in een andere afdeeling van deze fabriek, op den voorraadzolder van oud-pa pier eveneens een brand gewoed, welke een minder c-rnstig karakter had. Deze zolder is toen uitgebrand. De politie vermoedt dat brandstichting in hot, spel is. Bij het blusschingswerk zijn twee brand weerlieden door den rook bewusteloos geraakt. Hun toestand is naar omstandigheden rede lijk wel. N.V. KON STEARINEKAARSENFABRIEK TE GOUDA KEERT 6 PCT. UIT. Blijkens het jaarverslag van de N.V. Kon. Stearinekaarsenfabriek „Gouda" te Gouda, over het boekjaar 1935, zijn de financieele resultaten over dat jaar gunstig geweest, o.a. dank zi; de vermindering van de vaste lasten, de verlaging van de fabricagekosten en het ^unstig inkoopen van de benoodigde grond stoffen De winst over 1935 bedraagt 1 176.800-22 Voorgesteld wordt na aftrek van het volgens artikel 39 der statuten aan hou ders der gewone aandeelen uit te keeren bedrag van f 10.800. aan houders van prefe rente aandeelen A en B. gewone aandeelen en prioriteitsaandeelen, 6 pet. dividend uit te kee ren Handelsmoeilijkheden met Tsjecho-Slowakije op komst? Geruchten nemen vasten vorm aan. Invoer van kunstzijden garens zou worden belemmerd. Den laatsten tijd doen geruchten de ronde, dat de Tsjecho-Slowaaksche regeering voor nemens zou zijn den invoer van kunstzijden garens uit Nederland te bemoeilijken. Ondanks geruststellende berichten, welke belangheb bende importeurs van dit artikel zouden heb ben verkregen, nemen de geruchten toe, dat de Tsjecho-Slowaaksche autoriteiten inder daad voornemens zijn bepaalde verplichtin gen, welke de regeering te Praag tegenover Ncderland op zich genomen heeft, niet verder na te komen en den verderen invoer van be doelde garens stop te zetten. Bij navraag ter bevoegder plaatse kon geen uitsluitsel worden verkregen, doch men erkent, dat met de beëindiging van den ongehinder- den uitvoer van deze garens een der voor naamste pijlers waarop het evenwicht in de handelsbetrekkingen met Tsjecho-Slowakije, rust, aan het wankelen zou worden gebracht. Invoerregeling van koffie gewijzigd. Tijdelijke beperking opgeheven. Bij Kon- besluit is bepaald, dat met ingang van 12 Mei is ingetrok ken het Koninklijk Besluit van 17 Maart 1936 tot tijdelijke beperking van den invoer van koffie. Bommenwerpers voor Ned.- Indië. Amerikaansche fabriek met den bouw begonnen. Ten behoeve van het Ned.-Indische gouvernement werden reeds in de tweede helft van het vorige jaar proeven genomen met bommenwerpers. Na rijp beraad is men enkele weken geleden overgegaan tot het verstrek ken van een opdracht van dertien bommenwerpers aan de Glenn L. Mar tin fabrieken. Een A. N. P.-telegram uit Baltimore in den Amerikaansehen staat Missouri meldt thans, dat de fa brieken met den bouw van deze vlieg tuigen een begin hebben gemaakt. De kosten beloopen anderhalf millioen dollar. UIT DE STAATSCOURANT Bij K.B. zijn benoemd: a. tot kantonrechter te Zevenbergen mr. F. A. M. J. Ruijgrok, thans griffier bij het kan tongerecht te Tilburg, b. tot griffier bij het kantongerecht te Til burg mr. J. N. M. Hendrichs, thans griffier bij het kantongerecht te Bergen op Zoom, c. tot griffier bij het kantongerecht te Bergen op Zoom mr. F. A. J. Schade van Wes trum, waarnemend-griffier bij het kantonge recht te Amsterdam. Bij K.B. is benoemd: Met ingang van 16 Mei 1936 tot secretaris van den voogdijraad te Rotterdam mr. B. W. van Houten, plaatsvervangend-secretaris van den voogdijraad te Amsterdam; Tot kantonrechter te Sommelsdijk mr. A. D. C. van der Velde, griffier bij het kanton gerecht te Leeuwarden. lllllllllllllllllllllllllllllill!lllllllllllllllllllllllllllllll|llll|lllllll!IIIIIIIIIlllllllllllllllllllllll!lllllllllM I - Een halve eeuw geleden Jit Haarlem's Dagblad van 1886. bij zijn handelsbezigheden bleef hij de kunst beoefenen. En daarover willen wij het vandaag hebben. Met den reeds genoemden Van Troostwijk be hoort Brondgeest tot de aantrekkelijkste figu ren der landschapschilderkunst, omstreeks 1830 in Nederland. Zij zijn aanhangers van een nog simpel maar zuiver naturalisme en gaan aan de 'romantiek van een B. C. Koek koek vooraf, terwijl zij als het ware de be scheiden voorloopers zijn van wat veel later onder luministische schildering zou worden verstaan. De heer J. Knoef, kunsthistoricus, die zich vooral voor deze periode onzer kunst interesseert, schreef in het slechts één jaar bestaan hebbende Tijdschrift „De Kunst der Ne derlanden" (1931) een artikel over Teyler's schilderijen uit die jaren en wij kunnen niet beter doen dan hem citeeren in wat hij over ons schilderij van vandaag gevonden heeft: „een bijna modern luministisch schilderij met zijn kleurige reflex- en schaduwtinten op sneeuw en ijs. Intiem van opvatting, rustig van compositie, gedegen van teekening doet dit staal van een bescheiden maar gevoelig realisme zien, wat de tendenzen waren van de eerste decennien der nieuwe eeuw." Men zou daar nog aan willen toevoegen de verwijzing naar de overeenkomst van dit schil derij met het vroege werk van Jongkind in karakter en allure, hoewel het daaraan twin tig jaar voorafgaat. Evenals bij Sehelfhout's leerling is ook bij Brondgeest een drang be merkbaar naar een natuurlijke lichtschildering, naar een vlucht uit het te kunstmatige atelier licht. Jongkind, die genialer was, zou, mede door zijn gaan naar Frankrijk en naar zuide lijker lichter luchten, geheel en gaaf de nieuwe baan bewandelen en een der vaders van het luminisme worden. Misschien zijn voor Brondgeest zijn aspira ties te verdeeld en het leven te gemakkelijk geweest om er een Jongkind uit te producee- ren .Maar voor de Hollandsche kunst van zijn tijd blijkt hij evenwel van meer dan gewoon belang. Na zijn huwelijk in 1828 met de (Haarlem- sche?) mejuffr. Ratelband had hij zich een huis aan het Zuider-Buitenspaame gekocht, van waaruit hij, volgens Van der Willigen een aangenaam gezigt op den stroom en een deel der stad gelegen aan denzelven, had. Daar bleef de zoo door het leven begunstigde kun stenaar schilderen in zijn week-ends, na de overige dagen aan zijn zaken gewijd te heb ben. Wat alles niet belet heeft dat er van zijn hand een vrij omvangrijk oeuvre (landschap pen uit het Geldersche, uit de buurt van Amersfoort enz. enz.) is achtergebleven, waar door vandaag of morgen op zijn interessante figuur nog wel eens de aandacht opnieuw ge vestigd zal worden. Hij stierf in 1849 zoodat zijn geheeie activiteit juist voor de eerste helft der negentiende eeuw omsloten wordt. J. H. DE BOIS. Verkiezingen van Leden voor de Pro- vinciale Staten. Haarlem. Uitgebracht 812 stemmen. Herkozen de heeren: Mr. E. A. Jordens met 429 A. L. Dyserinck met 427, Jhr. G. F. vaii Tets met 412 stemmen; op de heeren J. J. Beynes werden 369, M. Groote 365 en P. Knaap 365 stemmen uitgebracht EERSTE KAMER Verschillende wetsontwerpen aangenomen. Dinsdagavond is de Eerste Kamer bijeenge- komen ter behandeling van den Vaartuigen- dienst in Suriname, welke kwestie, op verzoek van den Minister op de agenda was geplaatst De voorzitter dee'de mede, dat de cen trale sectie besloten had. het wetsontwerp tot wijziging van hoofdstuk XIII der Rijksbegro ting 1936 (Vaartuigendienst in Suriname) hedenavond in de afdeelingen te doen onder zoeken. De heer Men dels (s.d.) herinnerde er aan. dat de heer IJzerman in de Tweede Ka', mer bezwaar heeft gemaakt, dat de Koloniale Staten van Suriname niet zijn gehoord. Spr, merkte op, dat het niet-hooren van de Kolo- niale Staten dezen aanleiding heeft gegeven tot een telegram aan de Tweede Kamer met verzoek om het wetsontwerp niet te behande len, alvorens zij waren gehoord. Doch dit tele gram kwam een dag te laat. Koloniale Staten hebben als protest de begrooting voor 1937 verworpen. Er is dus een conflict met de re- geering. Dit is niet wereldschokkend, doch de heeren van de rijkseenheid moeten bezwaar maken, dat hier zoo een deel van het rijk ge passeerd wordt. Spr. vroeg of het niet moge lijk was. de Koloniale Staten alsnog te hooren en het wetsontwerp nu niet te behandelen, Daartegen bestaat nog het bezwaar dat de Tweede Kamer het wetsontwerp reeds heeft aangenomen. Dan zou namelijk een deel der Staten-Generaal de Koloniale Staten.niet, een ander deel wel gehoord hebben. Spr. behield zich voor, bij de openbare behandeling op deze zaak terug te komen. De Kamer keurde hierna zonder debat en zonder hoofdelijke stemming een aantal wets ontwerpen inzake invoerregelingen goed. Bij dat tot regeling van den invoer van paar den merkte de heer Van Rappard (lib.) op, dat de minister in de Memorie van Ant woord verklaarde, dat het zelden voorkomt dat ingevoerde slachtpaarden verkocht wor den als werkpaarden. Niettemin dringt spr. er op aan, slachtpaalren in verzegelde wagens naar abattoirs te vervoeren. Minister G e 1 i s s e n bezat geen exacte cij fers. Zulke ingrijpende maatregelen als de heer Van Rappard vroeg, achtte hij echter niet noodig. Spr. zou deze aangelegenheid nog eens onder de oogen zien. Het wetsontwerp werd daarna z.h.st. aange nomen. Bij het wetsontwerp tot regeling van den invoer van huishoudelijk glaswerk, zeide de heer B10 m j 0 u s (r.k.)dat het dringend noodig was. dat ter beperking van den invoer het zwaartepunt verlegd wordt naar verhoo- ging van invoerrechten. Dit is noodig wegens de groote uitvoerpremies van het buitenland, met name Duitschland. Daardoor wordt de Nederlandsche industrie totaal ontwricht. Ook wordt er door de contingenteering een on rechtvaardigheid begaan jegens sommigen en worden bevoorrecht degenen, die in de basis jaren in hoofdzaak buitenlandsche producten aankochten. De heer Ter Haar (c.h.) achtte eveneens contingenteering voor velen een groot be zwaar. Doch verhoogde invoerrechten hebben nog grooter bezwaar. Minister G e 1 i s s e n was het ten deele eens met wat de heer Blomjous had betoogd. De heer Ter Haar zeide spr., dat de handel bii verhoogde invoerrechten meer vrijheid heeft dan bij contingenteering. Verschillende han delaren hebben daar bij spr. op aangedrongen. Ten aanzien van eenige artikelen zullen bin nenkort wel maatregelen worden genomen, waardoor het betoog van den heer Ter Haar, dat zoo in heel andere richting gaat als dat van den heer Blomjous, wordt ontzenuwd. De Kamer keurde het wetsontwerp goed. Zij ging hierna in comite-generaal ter be handeling van de huishoudelijke begrooting voor 1937. JONGETJE VERDRONKEN. Het 5-jarige jongetje A. S. uit de Maas straat te 's-Gravenhage is Dinsdagmiddag omstreeks half 2 door onbekende oorzaak in het water aan 't Zieken, bij het Spui aldaar, geraakt. Het kind zonk onmiddellijk. Toen net boven werd gebracht, bleken de levens geesten reeds te zijn geweken. Bedrijf van den K. H. L. wordt waarschijnlijk voortgezet. Verlies over eerste kwartaal 1936 niet verder gestegen. De bewindvoerders in de surseance van de Kon. Holl. Lloyd, de heeren J. den Tex en mr. P. van Regteren Altena hebben wederom een driemaandelijksch rapport uitgebracht aan de rechtbank. Het verlies per 31 December 1935 is gelijk gebleven aan dat op September 1935, toen de B.E.N.A.S. het bedrijfsverlies financierde. Het verlies bedraagt thans 1.602.662.46. De bewindvoerders zouden de rechtbank in overweging geven de surseance onmiddellijk op te heffen, ware het niet, dat er twee rede nen zijn, die voortzetting van de surseance billijken. Ten eerste toch worden de verliezen door de B.E.N.A.S. gedekt, ten tweede blijft door voortzetting van het bedrijf de „good will" behouden. Doordat in het begin van het jaar 1936 tus- schen 1 Januari en 1 Mei j.l. een achttal reizen werd gemaakt voor het vervoeren van be vroren vleesch, is ook over deze periode vrijwel geen verlies geleden. De onderhandelingen zijn bijna geëindigd. Binnenkort verwachten de bewindvoerders voorstellen van crediteuren, welke in den vorm van een accoord zullen moeten worden be handeld. Het bedrijf zal naar alle waarschijn* lijkheid worden voortgezet. (A.NP.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 2