Amsterdamsche
wonderen.
Harlem's Kunstbezit.
Jrmiida
De Vaartuigendienst in
Suriname.
WOENSDAG 13 MET 1936
Een van de verwonderlijkste verschijnselen
van het wondere Anitserdam onzer dagen is
het voor mij dwalend langs de grachten,
of mij haastend langs de duizenden deuren
onzer woonkazernewanden, dat er hier zoo
veel advocaten en artsen zijn. Dat op zich
zelve is socialiter geen verheugend feit en
praktisch onbegrijpelijk. Want deze advoca
ten en artsen wonen vrijwel stuk voor stuk
in zéér of vrij groote huizen en er zijn er
onder hen vooral onder het juridische ge
deelte dat de huren die voor zulke bak
beesten nog steeds gevraagd worden, niet met
het werk van hun hoofd en handen verdie
nen. Ziet al deze woningen aan waar de bor
den met „advocaat en procureur", „tandarts"
„arts" aangeslagen zijn, taxeer ze naar hun
Amsterdamsche huurwaarde, kom tot de
conclusie dat die tenminste f 1200 's jaars
bedraagt en verwonder u mét mij. Ik geloof
niet, dat de goedvaderlijke gewoonte, dat men
zeker niet meer dan één-zevende van zijn
inkomen aan woninghuur mocht betalen, nog
van kracht is. Dat heeft de crisis tot voltooid
verleden tijd gemaakt. Evenals de droefenis
mijner lieve 'oud-tantes omdat men niet meer
sparen kan en waar het nu héén moet met
de wereld, van een lachwekkende ouder-
wetschheid geworden schijnt. Doch dit ééns
onwrikbare één-zevende, is nu toch zeker
niet hooger gerevalueerd dan tot één-vierde,
en zouden al die advocaten 14000.— inkomen
hebben? Ik ken vele van die heeren en ik
cnoet dat ten stelligste ontkennen.
Ik ken een advocaat die in een flink huis
woont met een flinke badkamer en die naar
het badhuis gaat omdat dat hem minder duur
uitkomt dan dat hij een bad thuis neemt.
Ik ken een advocaat, die juridisch adviseur
van een behoorlijke organisatie is en die dat
vol trots op zijn deur en zijn visitekaartjes
vermeldt, welk juridisch adviseurschap ge
salarieerd wordt cneteen vrij abonnement
op de telefoon.
Ik ken nóg een advocaat, die in een héél
groot huis woont, waar hij bridge-lessen
geeft.
En ik ken er nog meer, die minder verdie
nen dan hun melkboer en die in een huis
wonen, waar twee maal het inkomen van dien
melkboer in kan.
Hebben deze heeren allen een gefortuneer
de echtgenoot? Hebben zij allemaal een eigen
vermogen? Hebben zij andere, geheime bron
nen van inkomsten?
Ik weet het niet, want het is een wonder.
En het is slechts om dit wonder en niet uit
bemoeizucht met andermans particuliere
aangelegenheden, dat ik wijs naar al die
borden en bordjes op de deftige grachten
huizen, de dure woningen van Wetering
schans, Lairessestraat en Apollolaan. En zeg:
ziet hier wonen vijfhonderd advocaten, acht
honderd artsen, tandartsen, accountants,
architecten, belastingconsulenten en dieren
dokters en hoe is dat allemaal mogelijk?
Wat ge u óók kunt afvragen, wanneer ge
toch met uw eigen oogen ziet, dat onze kunst
schilders en tooneelspelers cafétafeltjes bevol
ken, in hun Sociëteit De Kring tot diep in den
nacht zitten te gezelsen. allemaal met biertjes
of koppen koffie voor zich en een doos siga
retten en een dragelijk pak aan en geluk-
lig! met vroolijke oogen en een lachenden
mond. En ik wéét dat er onder die heeren zijn,
die geen tien gulden in de week verdienen.
Schilders die in 'n jaar geen schilderij ver
kocht, geen vleesch gezien en geen boter ge
geten hebben. Dat er tooneelspelers zijn, die
op deeling werken, terwijl het eenig deelbare
resultaat van hun harde werk verlies is. Ook
dat is een Amsterdamsch wonder, waarover ik
mij in zekeren zin tofch wel verheug, omdat
die menschen nog zoo blijmoedig zijn en niet
thuis zitten te kniezen, maar elkaar op de
terrassen van het Leidsche Plein opzoeken en
In hun druk en hartstochtelijk gesprek de
boter en het vleesch vergeten en de schilde
rijen, die zich opstapelen tegen de wanden van
hun ateliers zonder dat iemand er naar komt
kijken; en de half-leege zalen van den schouw
burg; het dwangbiljet en de ondeelbare dee
ling
Ach, ons Amsterdam heeft zoo véél verwon
derlijks in zijn menschelijke aanzicht. Dat wij
nu inééns het water gevonden hebben, bijvoor
beeld: dat het water in de mode is en dat wij
graag zitten op dat terras bij dat heele kleine
stukje water tegenover het Vondelpark en
langs den Amstel vóór het Amstelhötel, waar
plotseling een kleurige, vroolijke doening van
parasols en rieten tafeltjes en stoelen is om-
hóóg-geschoten nu de zomer over ons geko
men is. Hoe komt het, vraagt ge u dan af, dat
enkele jaren geleden die Amstel-hötel-terras-
sen leeg pn grijs en uitgestorven waren; dat
niemand het in zijn hoofd zou gekregen heb
ben daar te willen zitten en dat dit nü inééns
„de" mode is geworden van thee-drinkend
Amsterdam? Wij hebben al dit water reeds zoo
lang. De vreemdelingen hebben het altijd be
wonderd, maar wij zelf zagen het niet. Tot
voor enkele maanden. En nil zien wij niets
anders meer.
En ten slotte, nóg een wonder. Een oer-Am-
sterdamsch wonder. Onze Artis, waar ik tien
tallen jaren Amsterdammer, geen tien keer in
mijn leven geweest ben. Maar dat ik nu, mét
en dóór vrienden uit de provincie, her-ont
dekt heb als een wonder. Neen, dierentuin
expressies ga ik niet voor u schrijven. Die
hebt u wel eens méér gelezen. Ik wilde alleen
u. Haarlemmers, zeggen: ge komt zoo dikwijls
bij ons in Amsterdam en u bent misschien nog
nooit of maar 'ns één keer in Artis geweest.
Het is er héérlijk nu. De jonge dieren zijn
zóó charmant. Uren kunt ge kijken naar hun
bewegingen. En is er iets levendigers en
boeienders dan de drukte van de apen? In het
stille, mysterieuze aquarium beleeft ge een
der onwezenlijkste stemmingen van sereniteit
en eeuwigheidsdiepte, die in dit jachtige leven
nog aan den drukken mensch beschoren zijn.
Een groot en edel wonder, deze oase in de we
reldstad. Olifanten, lama's en waaiervisschen
in Amsterdam't is haast even wonderlijk
als al die advocaten in hun groote huizen!
F. A. KAMPERS.
LAGERHUISLID LEENT VAN COLLEGA
HOOGEN HOED
Dezer dagen wilde de afgevaardigde van de
onafhankelijke arbeiderspartij Buchanan na
de debatten over de buitenlandsche politiek
een vraag stellen over de orde. Daartoe leen
de hij den hoogen zijden hoed van den liberaal
Rotschild, die achter hem zit. In overeenstem
ming met de regels van het huis hield Bucha-
nen den hoed, die veel te groot voor hein was,
op. Later gaf hij het hoofddeksel terug.
Nablussching in Gouda duurt
nog eenige dagen.
Schade van twee millioen gulden.
Dinsdagavond om zeven uur is de laatste
motorspuit van buiten de gemeente Gouda, n.l.
die uit Hiliigersberg, ingerukt. Deze had pre
cies 22 uur achtereen staan werken. De Goud-
sche brandweer verrichtte nog met
acht stralen in totaal de nablussching. Uit de
jminhoopen steeg nog steeds veel rook op en 't
smeulde nog aan alle kanten. Het laat zich
aanzien, dat er nog eenige dagen zal moeten
worden gespoten.
De arbeiders van de fabriek zijn druk bezis
met het opruimingswerk. Zij werken hierbij
volgens het gewone drieploegenstelsel, zoodat
steeds ongeveer tachtig man in de weer zijn.
Alleen voor de honderd fabrieksmeisjes is er
geen werk. Men hoopte hedenochtend de niet
door het vuur aangetaste glycerinefabriek en
de goudalietafdeeling weer in bedrijf te kunnen
stellen. De kans, dat dit zal lukken is zeer
groot, omdat het ketelhuis voor het grootste
deel intact is gebleven.
Het bedrag der schade valt bij benadering
nog niet vast te stellen. Door sommigen wordt
réeds een bedrag van twee millioen gulden ge
noemd.
VIER MAANDEN WEGENS KINDER
MISHANDELING GEëlSCIIT.
Voor het Bossche Gerechtshof stond in
hooger beroep terecht de 61-jarige mej. M.
W. uit Megcn, die er van verdacht werd twee
voogdij-kinderen, die aan haar waren toe
vertrouwd te hebben mishandeld. Zij was
door den politierechter te 's-Hertogenbosch
tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld
Haar was ten laste gelegd, dat zij de beide
kinderen met een stok geslagen zou hebben
en het jongste kind met de handjes tegen
de brandende kachel zou hebben geduwd. Bij
het getuigenverhoor verklaarden de kinderen
minder positief dan voor den politierechter.
De advocaat-generaal eischte vier maan
den gevangenisstraf.
Uitspraak over 14 dagen.
Autobotsing eischt een doode.
LICHTENVOORDE, 12 Mei. Dinsdagmid
dag heeft op den weg van Lichtenvoorde naar
Groenlo een ernstig auto-ongeluk plaats ge
had. De garagehouder Dusseldorp reed met
zijn personenauto van Lichtenvoorde in de
richting Groenlo. In den wagen zat een ge
zelschap personen, dat een bezoek aan het
estichi „Harreveld" had gebracht.
Uit een zijweg kwam plotseling een vracht
auto van den varkenshandel Reuling uit
Wehl. Naast Reuling, die de auto bestuurde,
zat diens broer en een jongetje. De onver
wachte ontmoeting leidde tot een botsing van
beide auto's waarbij Reuling's 45-jarige broer
uit de cabine werd geslingerd en bewusteloos
op den weg bleef liggen.
Geneeskundige en geestelijke hulp waren
weldra ter plaatse. Het slachtoffer werd naar
het St.-Bonifacius ziekenhuis te Lichtenvoor
de vervoerd en is aan zijn verwondingen be
sweken
De bestuurder van de vrachtauto liep een
kleine snijwonder aan het gelaat op, het jon
getje en de inzittenden van de zwaargeha-
vende personenauto bleven ongedeerd.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllll'llinillllill
Albertus Brondgeest. schilder en
kunstmakclaar van honderd
jaar geleden. In Teyler's museum
Evenals in de zeventiende eeuw is er ook
in den aanvang der vorige, veel, zeer veel in
schilderijen gehandeld. Vooral onder het be
wind van koning Lodewijk Napoleon was van
hoogerhand de belangstelling voor kunstwer
ken aangewakkerd, de reorganisatie dei-
openbare collecties in een „Koninklijk Ka
binet van Schilderijen" ter hand genomen,
waarbij feitelijk de grondslag voor de collec
tie van ons tegenwoordig Rijksmuseum ge
legd is. Minister Gogel en Staatsraad Meer
man bedienden zich daarbij vaak van de
kunstmakelaars Sybille Roos en later Huy-
brechts. die dan ook. als men wil, als de va
ders van den kunsthandel in de negentiende
eeuw ten onzent te beschouwen zijn.
Die aankoopen liepen nog wel niet zoo in
de papieren als die waarvan wij vijftig en hon
derd jaar later zouden hooren, maar er werd,
op 's konings last, toch nog al wat besteed
voor werken, die uit bestaande collecties of
uit nalatenschappen te koop kwamen. En
vaak kon vooral Sybille Roos den heer Gogel
een koopje melden dat hij voor den staat- had
bemachtigd. Of is het zelfs in de luisterrijke
dagen die wij thans beleven geen „schim
metje" waarvoor hij de beroemde Zwaan van
Asselijn, die thans het Rijksmuseum siert,
uit de nagelaten collectie Gildemeester
kocht? Hij betaalde er namelijk negen en
zestig gulden voor. Gemeenlijk is de staat
duurder uit, wanneer hij in de markt komt.
Wie over de ti-ansacties dier dagen meer wil
weten kan er de „Historie van de Nationale
Kunstgalerij" op naslaan, die in 1909 door
E. W. Moes en Eduard van Biema werd uit
gegeven. Die kunst-makelaardij was nog zulk
een onaantrekkelijk beroep niet voor iemand
die smaak en kundigheid bezat en het is dan
ook niet vreemd, dat iemand als Albertus
Brondgeest, over wien wij het vandaag willen
hebben en die uit den zeer gegoeden koop
mansstand stamde, zich in 1817 als makelaar
in kunst vestigde. Hij was toen even de der
tig gepasseerd en had ook al een aantal ja
ren zelf geschilderd. Weliswaar zeer tegen
den zin van zijn vader die hem liever op zijn
eigen kantoor had gezien, doch Albertus had
doorgezet en was bij P. G. van Os les gaan
nemen nadat hij -bij den beroemden Amster-
damschen kunstverzamelaar Ploos van Am-
stel smaak in prent- en schilderkunst had
opgedaan. Door Van Os kwam hij in aanra
king met artisten als Hulswit en vooral met
den zeer knappen W. J. van Troostwijk met
wien hij zeer bevriend geraakte. Evenwel
kwam bij Brondgeest, misschien als atavis
tisch verschijnsel, de koopmansgeest naast
den kunstzin weer zijn plaats opeischen en
zoo zien wij hem, als gezegd, makelaar wor
den. De daarvoor benoodigde capaciteiten
had hij zich, behalve door zij schilderstudie,
bij Ploos van Amstel eigen gemaakt, maar
hij had vooral veel geleerd van den zeer
kundigen makelaar en prentenkenner Jan
Yver, een autoriteit op dat gebied in die da
gen. En toen in 1824 een der beroemdste
prentenkabinetten van Europa, dat van den
graaf Von Fries, in Amsterdam geveild werd,
gold Brondgeest als één der erkende experts.
Door zijn beroep en door zijn maatschap-
pelijken welstand kwam Brondgeest er toe
veel te reizen, behalve de oude Hollandsche,
ook de Fransche, Italiaansche en Spaansche
kunst te bestudeeren en als het zoo uitkwam,
op verschillende plaatsen in het eigen land
zijn schildersezel neer te zettenwant
Nu U weer buiten
kunt zitten
ZONNEBRUIN
om prachtig bruin te worden
(Adv. lngez. Med.)
Groote fabrieksbrand te
Nijmegen.
Schade van anderhalve ton.
Politie onderzoekt mogelijkheid van
brandstichting.
Dinsdagavond omstreeks zes uur werd
brand ontdekt op den cellulosezolder van de
papierfabriek Schuilei- en Co. aan de Nieuwe
Marktstraat te Nijmegen.
De fabriek was beneden in vol bedrijf, toen
op een der verdiepingen de brand werd waar
genomen door de vrouw van den werkmeester,
die nabij de fabriek woont. De brandweer
werd onmiddellijk gealarmeerd en was spoe
dig ir.ct groot materiaal aanwezig.
Het blusschingswerk werd zeer bemoeilijkt,
doordat de cellulosezolder volgepakt lag met
een voorraad van 250 ton cellulose, partijen
hars, lijm en andere chemische producten.
Doordat de fabriek zeer stevig is gebouwd
konden de vlammen niet gemakkelijk uitslaan
en de brandweer zag zich dan ook genood
zaakt de slangen binnendoor te leggen en
langs de hooge brandladders te leiden. Om
streeks half acht was het gevaar voor uitbrei
ding van den brand vrijwel geweken, maar
telkens vlamde het vuur dan hier, dan daar
weer op. Wel beschouwd is de waterschade
grooter dan de brandschade. De cellulose zoog
groote hoeveelheden water op en men vreesde
dat de betonnen vloer welke de cellulosezolder
scheidt van de eronder gelegen machineafdee-
ling, de z.g. Hollanderafdeeling, zou bezwij
ken. De schade, alleen op den cellulosezolder
aangericht, wordt geschat op omstreeks vijf
tigduizend gulden.
De mach ineaf deeling op de eerste en
tweede verdieping hebben tamelijk veel water
schade gekregen. Groote partijen afgewerkt
papier, welke voor verzending gereed lagen,
hebben door het water zeer veel geleden. De
totale schade wordt geschat op honderdvijf-
tigduizend gulden. De fabriek is verzekerd
tegen brand- en bedrijfsschade.
Het onderzoek naar de oorzaak van den
brand is nog gaande. Twee maanden gele
den heeft in een andere afdeeling van deze
fabriek, op den voorraadzolder van oud-pa
pier eveneens een brand gewoed, welke een
minder c-rnstig karakter had. Deze zolder is
toen uitgebrand.
De politie vermoedt dat brandstichting in
hot, spel is.
Bij het blusschingswerk zijn twee brand
weerlieden door den rook bewusteloos geraakt.
Hun toestand is naar omstandigheden rede
lijk wel.
N.V. KON STEARINEKAARSENFABRIEK
TE GOUDA KEERT 6 PCT. UIT.
Blijkens het jaarverslag van de N.V. Kon.
Stearinekaarsenfabriek „Gouda" te Gouda,
over het boekjaar 1935, zijn de financieele
resultaten over dat jaar gunstig geweest, o.a.
dank zi; de vermindering van de vaste lasten,
de verlaging van de fabricagekosten en het
^unstig inkoopen van de benoodigde grond
stoffen De winst over 1935 bedraagt
1 176.800-22 Voorgesteld wordt na aftrek van
het volgens artikel 39 der statuten aan hou
ders der gewone aandeelen uit te keeren
bedrag van f 10.800. aan houders van prefe
rente aandeelen A en B. gewone aandeelen en
prioriteitsaandeelen, 6 pet. dividend uit te kee
ren
Handelsmoeilijkheden met
Tsjecho-Slowakije op komst?
Geruchten nemen vasten
vorm aan.
Invoer van kunstzijden garens zou worden
belemmerd.
Den laatsten tijd doen geruchten de ronde,
dat de Tsjecho-Slowaaksche regeering voor
nemens zou zijn den invoer van kunstzijden
garens uit Nederland te bemoeilijken. Ondanks
geruststellende berichten, welke belangheb
bende importeurs van dit artikel zouden heb
ben verkregen, nemen de geruchten toe, dat
de Tsjecho-Slowaaksche autoriteiten inder
daad voornemens zijn bepaalde verplichtin
gen, welke de regeering te Praag tegenover
Ncderland op zich genomen heeft, niet verder
na te komen en den verderen invoer van be
doelde garens stop te zetten.
Bij navraag ter bevoegder plaatse kon geen
uitsluitsel worden verkregen, doch men erkent,
dat met de beëindiging van den ongehinder-
den uitvoer van deze garens een der voor
naamste pijlers waarop het evenwicht in de
handelsbetrekkingen met Tsjecho-Slowakije,
rust, aan het wankelen zou worden gebracht.
Invoerregeling van koffie
gewijzigd.
Tijdelijke beperking opgeheven.
Bij Kon- besluit is bepaald, dat
met ingang van 12 Mei is ingetrok
ken het Koninklijk Besluit van 17
Maart 1936 tot tijdelijke beperking
van den invoer van koffie.
Bommenwerpers voor Ned.-
Indië.
Amerikaansche fabriek met den bouw
begonnen.
Ten behoeve van het Ned.-Indische
gouvernement werden reeds in de
tweede helft van het vorige jaar
proeven genomen met bommenwerpers.
Na rijp beraad is men enkele weken
geleden overgegaan tot het verstrek
ken van een opdracht van dertien
bommenwerpers aan de Glenn L. Mar
tin fabrieken. Een A. N. P.-telegram
uit Baltimore in den Amerikaansehen
staat Missouri meldt thans, dat de fa
brieken met den bouw van deze vlieg
tuigen een begin hebben gemaakt. De
kosten beloopen anderhalf millioen
dollar.
UIT DE STAATSCOURANT
Bij K.B. zijn benoemd:
a. tot kantonrechter te Zevenbergen mr. F.
A. M. J. Ruijgrok, thans griffier bij het kan
tongerecht te Tilburg,
b. tot griffier bij het kantongerecht te Til
burg mr. J. N. M. Hendrichs, thans griffier
bij het kantongerecht te Bergen op Zoom,
c. tot griffier bij het kantongerecht te
Bergen op Zoom mr. F. A. J. Schade van Wes
trum, waarnemend-griffier bij het kantonge
recht te Amsterdam.
Bij K.B. is benoemd:
Met ingang van 16 Mei 1936 tot secretaris van
den voogdijraad te Rotterdam mr. B. W. van
Houten, plaatsvervangend-secretaris van den
voogdijraad te Amsterdam;
Tot kantonrechter te Sommelsdijk mr. A.
D. C. van der Velde, griffier bij het kanton
gerecht te Leeuwarden.
lllllllllllllllllllllllllllllill!lllllllllllllllllllllllllllllll|llll|lllllll!IIIIIIIIIlllllllllllllllllllllll!lllllllllM
I -
Een halve eeuw geleden
Jit Haarlem's Dagblad van 1886.
bij zijn handelsbezigheden bleef hij de kunst
beoefenen.
En daarover willen wij het vandaag hebben.
Met den reeds genoemden Van Troostwijk be
hoort Brondgeest tot de aantrekkelijkste figu
ren der landschapschilderkunst, omstreeks
1830 in Nederland. Zij zijn aanhangers van
een nog simpel maar zuiver naturalisme en
gaan aan de 'romantiek van een B. C. Koek
koek vooraf, terwijl zij als het ware de be
scheiden voorloopers zijn van wat veel later
onder luministische schildering zou worden
verstaan. De heer J. Knoef, kunsthistoricus,
die zich vooral voor deze periode onzer kunst
interesseert, schreef in het slechts één jaar
bestaan hebbende Tijdschrift „De Kunst der Ne
derlanden" (1931) een artikel over Teyler's
schilderijen uit die jaren en wij kunnen niet
beter doen dan hem citeeren in wat hij over
ons schilderij van vandaag gevonden heeft:
„een bijna modern luministisch schilderij met
zijn kleurige reflex- en schaduwtinten op
sneeuw en ijs. Intiem van opvatting, rustig
van compositie, gedegen van teekening doet
dit staal van een bescheiden maar gevoelig
realisme zien, wat de tendenzen waren van de
eerste decennien der nieuwe eeuw."
Men zou daar nog aan willen toevoegen de
verwijzing naar de overeenkomst van dit schil
derij met het vroege werk van Jongkind in
karakter en allure, hoewel het daaraan twin
tig jaar voorafgaat. Evenals bij Sehelfhout's
leerling is ook bij Brondgeest een drang be
merkbaar naar een natuurlijke lichtschildering,
naar een vlucht uit het te kunstmatige atelier
licht. Jongkind, die genialer was, zou, mede
door zijn gaan naar Frankrijk en naar zuide
lijker lichter luchten, geheel en gaaf de nieuwe
baan bewandelen en een der vaders van het
luminisme worden.
Misschien zijn voor Brondgeest zijn aspira
ties te verdeeld en het leven te gemakkelijk
geweest om er een Jongkind uit te producee-
ren .Maar voor de Hollandsche kunst van zijn
tijd blijkt hij evenwel van meer dan gewoon
belang.
Na zijn huwelijk in 1828 met de (Haarlem-
sche?) mejuffr. Ratelband had hij zich een
huis aan het Zuider-Buitenspaame gekocht,
van waaruit hij, volgens Van der Willigen een
aangenaam gezigt op den stroom en een deel
der stad gelegen aan denzelven, had. Daar
bleef de zoo door het leven begunstigde kun
stenaar schilderen in zijn week-ends, na de
overige dagen aan zijn zaken gewijd te heb
ben. Wat alles niet belet heeft dat er van zijn
hand een vrij omvangrijk oeuvre (landschap
pen uit het Geldersche, uit de buurt van
Amersfoort enz. enz.) is achtergebleven, waar
door vandaag of morgen op zijn interessante
figuur nog wel eens de aandacht opnieuw ge
vestigd zal worden. Hij stierf in 1849 zoodat
zijn geheeie activiteit juist voor de eerste helft
der negentiende eeuw omsloten wordt.
J. H. DE BOIS.
Verkiezingen van Leden voor de Pro-
vinciale Staten. Haarlem.
Uitgebracht 812 stemmen. Herkozen
de heeren: Mr. E. A. Jordens met 429
A. L. Dyserinck met 427, Jhr. G. F. vaii
Tets met 412 stemmen; op de heeren
J. J. Beynes werden 369, M. Groote 365
en P. Knaap 365 stemmen uitgebracht
EERSTE KAMER
Verschillende wetsontwerpen
aangenomen.
Dinsdagavond is de Eerste Kamer bijeenge-
komen ter behandeling van den Vaartuigen-
dienst in Suriname, welke kwestie, op verzoek
van den Minister op de agenda was geplaatst
De voorzitter dee'de mede, dat de cen
trale sectie besloten had. het wetsontwerp tot
wijziging van hoofdstuk XIII der Rijksbegro
ting 1936 (Vaartuigendienst in Suriname)
hedenavond in de afdeelingen te doen onder
zoeken.
De heer Men dels (s.d.) herinnerde er
aan. dat de heer IJzerman in de Tweede Ka',
mer bezwaar heeft gemaakt, dat de Koloniale
Staten van Suriname niet zijn gehoord. Spr,
merkte op, dat het niet-hooren van de Kolo-
niale Staten dezen aanleiding heeft gegeven
tot een telegram aan de Tweede Kamer met
verzoek om het wetsontwerp niet te behande
len, alvorens zij waren gehoord. Doch dit tele
gram kwam een dag te laat. Koloniale Staten
hebben als protest de begrooting voor 1937
verworpen. Er is dus een conflict met de re-
geering. Dit is niet wereldschokkend, doch de
heeren van de rijkseenheid moeten bezwaar
maken, dat hier zoo een deel van het rijk ge
passeerd wordt. Spr. vroeg of het niet moge
lijk was. de Koloniale Staten alsnog te hooren
en het wetsontwerp nu niet te behandelen,
Daartegen bestaat nog het bezwaar dat de
Tweede Kamer het wetsontwerp reeds heeft
aangenomen. Dan zou namelijk een deel der
Staten-Generaal de Koloniale Staten.niet, een
ander deel wel gehoord hebben. Spr. behield
zich voor, bij de openbare behandeling op deze
zaak terug te komen.
De Kamer keurde hierna zonder debat en
zonder hoofdelijke stemming een aantal wets
ontwerpen inzake invoerregelingen goed.
Bij dat tot regeling van den invoer van paar
den merkte de heer Van Rappard (lib.)
op, dat de minister in de Memorie van Ant
woord verklaarde, dat het zelden voorkomt
dat ingevoerde slachtpaarden verkocht wor
den als werkpaarden. Niettemin dringt spr.
er op aan, slachtpaalren in verzegelde wagens
naar abattoirs te vervoeren.
Minister G e 1 i s s e n bezat geen exacte cij
fers. Zulke ingrijpende maatregelen als de
heer Van Rappard vroeg, achtte hij echter niet
noodig. Spr. zou deze aangelegenheid nog eens
onder de oogen zien.
Het wetsontwerp werd daarna z.h.st. aange
nomen.
Bij het wetsontwerp tot regeling van den
invoer van huishoudelijk glaswerk, zeide de
heer B10 m j 0 u s (r.k.)dat het dringend
noodig was. dat ter beperking van den invoer
het zwaartepunt verlegd wordt naar verhoo-
ging van invoerrechten. Dit is noodig wegens
de groote uitvoerpremies van het buitenland,
met name Duitschland. Daardoor wordt de
Nederlandsche industrie totaal ontwricht. Ook
wordt er door de contingenteering een on
rechtvaardigheid begaan jegens sommigen en
worden bevoorrecht degenen, die in de basis
jaren in hoofdzaak buitenlandsche producten
aankochten.
De heer Ter Haar (c.h.) achtte eveneens
contingenteering voor velen een groot be
zwaar. Doch verhoogde invoerrechten hebben
nog grooter bezwaar.
Minister G e 1 i s s e n was het ten deele eens
met wat de heer Blomjous had betoogd. De
heer Ter Haar zeide spr., dat de handel bii
verhoogde invoerrechten meer vrijheid heeft
dan bij contingenteering. Verschillende han
delaren hebben daar bij spr. op aangedrongen.
Ten aanzien van eenige artikelen zullen bin
nenkort wel maatregelen worden genomen,
waardoor het betoog van den heer Ter Haar,
dat zoo in heel andere richting gaat als dat
van den heer Blomjous, wordt ontzenuwd.
De Kamer keurde het wetsontwerp goed.
Zij ging hierna in comite-generaal ter be
handeling van de huishoudelijke begrooting
voor 1937.
JONGETJE VERDRONKEN.
Het 5-jarige jongetje A. S. uit de Maas
straat te 's-Gravenhage is Dinsdagmiddag
omstreeks half 2 door onbekende oorzaak in
het water aan 't Zieken, bij het Spui aldaar,
geraakt. Het kind zonk onmiddellijk. Toen
net boven werd gebracht, bleken de levens
geesten reeds te zijn geweken.
Bedrijf van den K. H. L. wordt
waarschijnlijk voortgezet.
Verlies over eerste kwartaal 1936 niet
verder gestegen.
De bewindvoerders in de surseance van de
Kon. Holl. Lloyd, de heeren J. den Tex en mr.
P. van Regteren Altena hebben wederom een
driemaandelijksch rapport uitgebracht aan de
rechtbank.
Het verlies per 31 December 1935 is gelijk
gebleven aan dat op September 1935, toen de
B.E.N.A.S. het bedrijfsverlies financierde. Het
verlies bedraagt thans 1.602.662.46.
De bewindvoerders zouden de rechtbank in
overweging geven de surseance onmiddellijk
op te heffen, ware het niet, dat er twee rede
nen zijn, die voortzetting van de surseance
billijken. Ten eerste toch worden de verliezen
door de B.E.N.A.S. gedekt, ten tweede blijft
door voortzetting van het bedrijf de „good
will" behouden.
Doordat in het begin van het jaar 1936 tus-
schen 1 Januari en 1 Mei j.l. een achttal reizen
werd gemaakt voor het vervoeren van be
vroren vleesch, is ook over deze periode vrijwel
geen verlies geleden.
De onderhandelingen zijn bijna geëindigd.
Binnenkort verwachten de bewindvoerders
voorstellen van crediteuren, welke in den vorm
van een accoord zullen moeten worden be
handeld. Het bedrijf zal naar alle waarschijn*
lijkheid worden voortgezet. (A.NP.).