Koning Farouk te Caïro. HET MYSTERIE VAN MOAT HOUSE. FEUILLETON Naar liet Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). 13)' „Och, in zekeren zin is dat waar, en ik wil je moeder wel eens vragen om hen, als ze de volgende keer in de stad is, eens te gaan bezoeken, maar wat jou betreft jij bent een jongeman en ik weet niet. of het wel zoo verstandig is om mevrouw Davenant en haar dochters geregeld te bezoeken". „Ik geloof niet, dat dat veel kwaad kan", antwoordde Geoffrey, terwijl hij een kleur kreeg. „Ik was in staat hen zoo nu en dan van dienst te zijn, want zij verkeeren in een tamelijk ongunstige positie, daar zij geen mannelijke relaties hebben. Ze vertelden mij, dat zij, behalve hun oude advocaat, absoluut niemand hadden om te raadplegen; en daar om beloofde ik een paar informaties te zul len inwinnen over die menschen bier. Na tuurlijk kwam ik, toen ik hoorde dat zij op Moa/t House woonden, tot de conclusie dat dat wel in orde zou zijn". „Goeie genade, Geoffrey". Wat een onzin verkondig je daar!" riep zijn vader onge duldig uit. .Waarom zou ik verantwoordelijk zijn voor het karakter van die menschen enkel omdat zij een huis van mij gehuurd hebben? Ik weet niets van ze af, juffrouw Laven an t had zelf een onderzoek moeten finstellen, vooirdat zij de betrekking aan nam". „Dat heeft ze ook gedaan, zoo goed ze kon!", verzekerde Geofrey. „Je kunt Felton alles vragen, wat je maar wilt", zei Lord Langdale, „maar ik geloof niet dat hij iets meer van die menschen afweet dan ik. We hadden, zooals ik je zei, goede informaties over zijn fmaneieelen toestand en dat was alles wat we wilden weten. Het was niet waarschijnlijk, dat één van onze bekenden Moat House zou genomen hebben. Het gebouw is erg vervallen en ik stond er over verbaasd dat ze het toch wilden heb ben; maar ik begreep er uit, dat het was om een familielid buitenlucht en volkomen rust te verschaffen. Zij walden bepaalden gedeel ten van het huis bewoonbaar maken, als ik er zorg voor droeg dat het dak in orde kwam en de rioleering en nog een paar van die dingen werden nagezien. Ik deed wat ik kon, en de rest heb ik aan hen over gelaten". „Hebt u den man zelf gesproken? Lancas ter heet hij, geloof ik". „Ja, ik sprak hem een paar maal. Hij leek me een geschikt iemand, maar de zoon zegt men is een groote boerenkinkel. En wat de nicht of dochter, of wat ze ook mag zijn, betreft; deze schijnt onzichtbaar te zijn. ik geloof, dat ze ziek is". „Ik wil eens met Felton gaan praten", besloot Geoffrey, niet bijster op zijn ge mak. „Denkt u, dat moeder juffrouw Dave- nant zal willen bezoeken". „M'n beste jongen! Dat geloof ik vast niet, en ik weet niet eens of ik haar dat wel zou aanraden. We kennen de Lancasters niet, goede introducties schijnen ze niet te hebben; en wat betreft juffrouw Davenant, die zooals ik me herinner een aardig meis je is, zou je moeder haar misschien kunnen schrijven en eens te lunchen vragen of iets dergelijks, maar ik geloof niet, dat je van haar kunt verlangen een bezoek op Moat House te gaan brengen". Geoffrey zei niets meer, daar hij zag dat het onmogelijke was nu iets meer te berei ken. Maar den volgenden morgen ging hij Felton, den rentmeester, opzoeken en vroeg deze naar het doen en laten van de Lan casters, sinds zij zich op Moat House ge vestigd hadden. .Meneer zelf", vertelde Felton,, is goedge- manierd, maar de algemeene indruk, me neer Geoffrey, schijnt te zijn dat er iets vreemds met die familie is. Ik hoorde dat de zoon aan den drank is en maar al te dikwijls in de herbergen hier in de buurt wordt ge-zien. Zooiets verwacht men nu juist niet van een lieer". „Is er dan geen dame in huis?" „Er is een huishoudster, en een zieke jonge dame, die meestal haar kamer houdt, en men schijnt den indruk te hebben, dat die daar togen haar wil gehouden wordt; hoe wel ik niet kan zeggen, dat er een aan leiding is tot zulk een vermoeden". „Er is nog een jongedame", vertelde Geof frey, „een zekere juffrouw Davenant. Kunt u zich Davenant herinneren, die op Rose- mount woonde? Eén van z'n dochters is bij dat meisje op Moat House". „Ja, ik herinner me Davenant heel goed", antwoordde Felton. ..Hij was een algemeen geacht man, maar hij heeft al z'n geld verloren nietwaar meneer? Zij leefden er heel goed van; het zal een heel ding voor ze zijn dat juffrouw Davenant nu als ge zelschapsjuffrouw op Moat House werkzaam is". „Dat is één van de redenen", zei Geoffrey langzaam, „waarom ik wat meer van de Lan casters wil weten. Ik heb Davenant goed ge kend, en ik wil mevrouw Davenant de ver zekering geven, dat haar dfochter in goede handen is". „Goede handen?" bromde Felton, een beetje minachtend. „Nou, dat is wel wat te veel ge zegd. Ik voor mij zou mijn dochter niet graag naar Moat House sturen, dat is de zuivere waarheid, meneer Geoffrey. Lancaster heeft het uiterlijk en de manieren van een heer. maar hij legt hier in de buurt geen bezoe ken af en het huis heeft meer van een ge- j /angenis, dan van een gewone woning. Hel moet een triest leven zijn, opgesloten tus- schen die groote muren en midden in een verlaten bosch". „Ja, dat lijkt me ook niet bijzonder aan trekkelijk", gaf Geoffrey toe. Maar hij had nu genoeg van Felton's op merkingen en verliet hem, na instructie ge geven te hebben om alles wat hij over de Lancasters vernam, te rapporteeren, XI. De ommuurde tuin. Claire ging goed vooruit, en spoedig was zij sterk genoeg om naar beneden te komen en naar buiten te gaan. Moat House bezat geen park maar er was een tuin, omgeven door muren, die dik met klimop waren be groeid. De met mos bedekte paden waren bijna niet meer te onderscheiden en het was lang geleden sinds het grasveld voor de laatste maal was gemaaid. Een groep ber beris- en laurierstruiken waren nog groen en er stonden nog eenige margrieten en verderop chrysanthemums in bloei; maar in het herfstweer zal alles er sober uit. „Het is net een sprookjestuin", zei Nell, toen de zon scheen en teere schaduwen van de bijna bladerlooze takken over het gras dansten. „Vind je dat werkelijk?", vroeg Claire nieuwsgierig. „Ik vind het eerder een ge vangenistuin". Dat komt door den muur", antwoordde Nell. „Maar we zijn niet opgesloten. Daarom is het ook niet als een gevangenistuin". „Maar de tuinpoort ligt precies tegenover de studeerkamer van mijn voogd", hernam Claire. „Hebr je dat niet opgemerkt? Hij kan precies weten wanneer we weggaan en wan neer we terugkomen". Nell had het nog niet gezien en wist niets mders te antwoorden dan dat Lancaster wel •vat beters te doen zou hebben dan te letten op de personen, die den tuin in en uit- gip2«n". „Dit is de eenige kant van het huis", sprak Claire, „waar geen gracht is. Het water stroomt langs drie zijden van het gebouw, zie je wel. Vroeger liep het heelmal rond, maar dat gedeelte is gedempt". „Ik vraag me af, vanwaar het water toe gevoerd wordt", zei Nell belangstellend. „Men zegt door ondergrondsche bronnen. Het droogt nooit op, zelfs niet bij de grootste hitte. Maar ik wilde je laten zien, dat deze zijde van het huis, die de eenige bereikbare is van den weg af behalve natuurlijk de brug bij de voordeur is gelegen tegenover een geplaveide binnenplaats, die even afge sloten is als de tuin. Zie je die twee ijzeren poortdeuren aan het eind? Die kunnen ten allen tijde worden afgesloten, en dan is het huis net een middeleeuwsch kasteel". ,Des te veiliger voor hen die binnen zijn", meende Nell. „Nu ja, dat is ongetwijfeld waar. Misschien denk je nu, dat ik fantaseer. Nell maar soms heb ik het gevoel, alsof ik in een kooi zit opgesloten en niet weg kan komen. Ga maar eens na; als we de voordeur uitgaan, of zelfs de achterdeur, worden we door ieder een in de keuken gezien of vanuit Lancasters studeerkamer, of vanuit de kamers boven. Niet omdat ik ongemerkt in en uit wil gaan, :naar ik heb steeds het gevoel dat ik bewaakt word en dat werkt op m'n zenuwen". ,Dat zal komen omdat je erover piekert", veronderstelde Nell. „In ieder huis waar men woont, zijn menschen die opmerken of iemand in- of uitgaat, maar dat hindert toch niets?" „Och, ik weet het niet", zei het meisje. ,Ik weet alleen, dat ik wat meer vrijheid /erlang", 4 (Wordt vervolgd h Het hotel .King David" te Jerusalem, waar de Keizer van De Italiaansche bezetting in Abessynië; ondanks de aanwezig- Abessynië thans verblijft houdt h!id «en uitgebreide gemotori,eerde intendance en tourage-dienst bewijzen de kameelen uitstekende diensten De Keizer van Abessynië salem. De Negus verlaat geeft zich naar de bij zijn aankomst in Jeru- het stationsgebouw en be- gereedstaande auto De intocht van den jongen Koning Farouk van Egypte te Caïro. Een talrijke menigte juichte den nieuwen rit door de stad toe vorst bij zijn De .Graf Zeppelin" was het eerste luchtschip, dat Maandag op het nieuwe groote vliegveld Rhein-Main bij Frankfurt aan de Main landde. - Het gevaarte wordt de hal binnengebracht De oude zgn. «Kruittoren" te Hoorn begint teekenen van verval te ver- toonen. Om instorten te voorkomen is men begonnen den singelwal met rijs hout te versterken Na den catastrophalen brand in de Siearine-kaarsenfabriek ie Gouda. op de verwoesting, welke door het vuur werd aangericht Een kijkje Met groote hardnekkigheid woedde de brand in de Stearine-kaarsenfabriek te Gouda voort. De taak van de brand weer was nog niet afgeloopen, daar op verschillende plaatsen nog nage- bluscht moest worden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 5