HET MYSTERIE VAN MOAT HOUSE. De leerlingen der school voor Reserve-officieren der Bereden Artillerie te Ede defileerden Vrijdag voor de reünisten bij het zilveren jubileum der school De N. W. U. hield Vrijdag in de Midden-Beemster een selectie-wedstrijd over 140 KM. voor afvaardiging van amateurs naar de wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen Koning Carol van Roemenië In gesprek met maarschalk Franchet d'Esperey tijdens de jongste te Bucarest gehouden troepenrevue FEUILLETON Naar het Engelsch van ADELINE SERGEANT. (Nadruk verboden). Claire's verhaal. „Je weet heel weinig van mij af", sprak Claire, toen zij samen de trap opgingen. „Maar je bent lief voor mij geweest. Toen Je kwam twijfelde ik eraan, of jij ook niet één van Lancasters werktuigen zou worden. Je weet, dat hij iedereen naar zijn wil buigt" .Dat weet ik; hij probeerde mij ook naar zijn hand te zetten", verklaarde Nell, „ik begreep eerst niet wat er met jou aan de hand was. Ik dacht dat jij niet heelemaal voor je daden verantwoordelijk was". „Je dacht zeker dat ik krankzinnig was?" vroeg Claire glimlachend. „Ik heb zelfs wel eens gemeend, maar neen, ik zal je niet ver tellen wat ik me verbeeld heb. Ik zal me aan de feiten houden. Kom mee in mijn kamer, dan bunnen we praten". Ze gingen Claire's slaapkamer binnen, waar Claire de deur op slot deed en een zwaar gordijn ervoor schoof. „Hier kunnen we spreken", verklaarde zij zonder vrees om beluisterd te worden". Claire installeerde zich in een ligstoel, ter wijl Nell naast haar plaats nam, en na een paar minuten begon Claire op rustigen toon „Ik werd in Engeland geboren",-vertelde ze, „maar toen ik nog een klein kind was, kreeg mijn vader al genoeg van Engeland en be sloot eens te zien of hij in Amerika niet zijn fortuin kon maken. Hij had niet veel om mee te beginnen, want hij was de jongste zoon van een tamelijk verarmde familie, maar hij was in staat in het verre Westen een stukje land te koopen en daar trachtte hij zich ge durende eenigen tijd een broodwinning te verschaffen. Ik kan mij nog juist die dagen, dat wij arm waren, herinneren! We hadden soms nauwelijks genoeg te eten en onze kleeren waren vreeselijk armoedig; daar was het dat mijn moeder stierf en zij was nog maar nauwelijks een maand dood, toen mijn vader de ontdekking deed, die mij voor mijn leven rijk maakte. Hij merkte, dat er zich olie onder zijn eigendom bevond, en je weet, dat. oliebronnen, als ze goed geëxploiteerd wor den, ware goudmijnen kunnen zijn. Van dien tijd af liep het vader geweldig mee. Hij bouwde een groot huis en meubileerde het schitterend en daar gingen wij wonen, hij én ik. met een aantal bedienden en een gouvernante om voor mijn opvoeding te zor gen; maar geen van ailen hadden iets over mij te zeggen, en mijn vader behandelde mij alsof ik nog 'n kina meesteres van alles was. Ik heb een heel slechte opvoeding ge kregen, maar dat kwam allemaal omdat vader zooveel van mij hield". „Het deed je geen kwaad", merkte Nell op, toen zij voor een oogemblik de tranen in Claire's oogen zag glinsteren. „Daar ben ik nog niet zoo zeker van" meen de Claire. terwijl zij haar hoofd schudde „Ik kreeg altijd in alles mijn zin en als ik eens een enkelen keer mijn zin niet kon prij- gen, werd ik ziek. Ik heb daardoor absoluut geen weerstandvermogen. Misschien komt het daardoor ook. dat ik de laatste paar maanden voortdurend aanvallen van flauwtes heb. en perioden van apathie en overspanning, die bijna altijd worden gevolgd door groote uit putting. Ik begrijp maar met. wat daarvan de oorzaak is". „Vind je dan niet, dat je ©en dokter noodig hebt een werkelijke dokter, bedoel ik", vroeg Nell, „en niet meneer Lancaster". „Ik ben in Londen bij een specialist ge weest", vertelde Claire; „maar die zei precies hetzelfde, wat meneer Lancaster zegt, dat het louter een zenuwziekte is, en dat als ik naar buiten ging en een heel kalm leven leidde, ik mettertijd weer op krachten zou kunnen komen". „Maar wat ik nog niet begrijp", hernam Nell, „hoe je onder Lancasters voogdij kwam te staan". „Oh, dat is gemakkelijk genoeg uitgelegd" zuchtte Claire, „Lancaster en m'n vader wa ren vroeger dikke vrienden, daardoor kreeg Lancaster wel eens in zijn kwaliteit van ad vocaat zaken in handen en langzamerhand gebeurde het, dat Lancaster haast meer van mijn vaders geldzaken afwist, dan hijeelf. Onze vrienden zeiden dikwijls tegen vader, dat het niet verstandig was om zooveel ver trouwen in één man te stellen, maar vader hield vol dat Lancaster door en door eerlijK en oprecht was en dat hij hem beter dan één van zijn andere kennissen kon vertrouwen". „Ik zou zoo denken, dat zijn vrienden ln het gelijk gesteld zijn", merkte Nell op. „Ja, dat vind ik ook, maar vader wilde niet luisteren. Toen ik bijna zeventien was hoorde hij van een paar wonderbaarlijke mijnboringen in Nevada en maakte plannen om zelf eens te gaan kijken. Nadat hij een tijdje weg geweest was, schreef hij me, dat hij nog verder van huis zaken te doen had, waarschijnlijk nog een paar maanden weg moest blijven en daarom verlangde, dat ik met mijnheer en mevrouw Lancaster naar Engeland zou gaan". „Mevrouw Lancaster?", viel Nell haar in de rede. „Z'n moeder niet z'n vrouw", legde Claire glimlachend uit. „Ze was een lieve oude ïame. Ik was werkelijk dol op haar. Vader dacht dat het prettig voor mij zou zijn om wat meer van Engeland te zien, voordat hij weer thuis kwam. Wij verlieten Amerika, nog voordat ik achttien was. Het eerste nieuws, toen wij Engeland bereikten, was dat van mijn vaders dood". „Zijn dood! Wat verschrikkelijk voor je!" „Dat was het!", vervolgde Claire. „Ik kan zelfs nu nog niet goed aan die dagen teruj_ denken. Ik liet alles wat er te regelen was aan Lancaster over. Maar toen Ik over m'n verdriet heen was, en in staat zijn uitleg gingen te volgen, bemerkte ik, dat de zaken heel anders uitdraaiden, dan ik mij had voorgesteld. Hij werd tot mijn voogd benoemd en ik stand onder zijn toezicht tot ik één en twint*£ zou zijn. Alle zaken moest hij voor mij regelen. Natuurlijk zou alles bij mijn meerderjarigheid in mijn handen komen en hij en meneer Hume moeten dan hun be heer verantwoorden. Hume, dat moet ik je nog vertellen, was mijn vader's deelgenoot, hij had de leiding van alle Amerikaansche zaken. Lancaster - zorgde voor de beleggin gen". „En waar is meneer Hume nu?", vroeg Nell. „Dat is zeker degene, aan wien je dien brief geschreven had?" „Ja", bevestigde Claire. en een lichte blos kleurde haar wangen. ..Everard is tien jaar ouder dan ik, maar hij was m'n beste vriend en speelkameraad. Voordat ik wegging, ver telde hij mij hoeveel hij van mij hield en dat hij vader om toestemming gevraagd had. Mijn vader vond mij nog te jong, maar ver klaarde dat hij het een prettige gedachte vond als ik met een man als Everard Hume zou trouwen; we moesten nog een jaar wach ten om te zien ik niet van gedachten veranderde. Eén jaar leek m toen al heei lang, maar, o Nell, ik heb er nu al drie ge wacht!" .Drie jaar? Wat ise er dan met meneer Hume gebeurd?" ..Hij beheert de zaken nog. Lancaster ver telt me, dat alles naar wensch gaat, maar in meer dan een jaar heb ik niets meer van hem gehoord!" „Heb je dan piet geschreven, om te onder zoeken wat er aan de hand is?" „Ik schreef geregeld", antwoordde Claire op bedrukten toon, „totdat ik geen ant- woord meer kreeg, en toen kwam Lancaster tusschenbeide. Hij zei dat hij een onderzoek ingesteld en bemertk had, dat Hume heele- maar niet de man was, die ik me voorstelde; hij zou me wel vergeten hebben, en ik moest hem maar niet meer schrijven. Hij weigert me toe te staan, om op welke manier ook, contact met hem te zoeken". „Maar als hij werkelijk iets tegen meneer Hume weet opperde Nel aarzelend. Maar Claire liet haar niet uitspreken. Zij viel haar met een diepen blos op haar wan gen in de rede. „Ik weet, dat er niets verkeerds kan zijn. Ik weet, dat Everard mij niet vergeet! Ik zou net zoo goed kunnen gelooven dat mijn eigen vader mij vergat. Neen, dat is buitengeslo ten!" „Maar waarom schrijft hij dan niet?" merk te Nell verbaasd op. „Ik weet het niet. Soms geloof ikHet mag misschien verkeerd zijn, maar ik kan het niet helpen dat Lancaster brieven voor mij achtergehouden heeft. Zie je, we hebben den laatsten tijd geen vaste woon plaats gehad. We zijn in Zwitserland, Frank rijk. Italië en in verschillende deelen van Engeland geweest. Niets is aannemelijker, dan dat een gedeelte van onze correspon dentie ons niet bereikt heeft en op Lancasters kantoor in Londen is terechtgekomen". „Maar ik vind Lancaster buitengewoon tyraniek. Waarom onderwerp jij je zoo?" „Onderwerp ik mij?", verwonderde Glaire zich. ,Dat heb ik straks wel getoond!" „Toch moet je je veel hebben laten wel gevallen, anders zou hij nooit zoo geworde* zijn". Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 8