J Het Gouverneur- Generaalschap. De nieuwe Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië. Jhr. Mr. A. IV. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer benoemd. Jhr. Mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. 's-GRAVENHAGE, 8 Juni. Jhr. mr. Ali- dius Warmondus Lambertus Tjarda v. Star kenborgh Stachouwer werd 7 Maart 188/3 te Groningen geboren als zoon van jhr. mr. Ed- gard Tjarda van Starkenborgh Stachouwer en jkvr. Cristina Jacoba Quintus. Het geslacht der Tjarda's behoort tot den oud-Frieschen adel. De oorsprong gaat ver loren in de grijze oudheid. Zij hebben een groote rol gespeeld in de woelige, middel- ecuwsche geschiedenis der Friesche gewesten. De Friezen vormden oudtijds een vrij volk, dat geen graven of heeren over zich duldde, tenzij door den nood gedwongen. Zij erkenden slechts den Duitschen keizer als hun opper heer. Het wapen der Tjarda's getuigt hiervan. Evenals vele andere Friesche geslachten voer den zij den keizerlijken adelaar als hun wa- penteeken. De geregelde stamreeks der tegen woordige familie Tjarda van Starkenborgh Stachouwer is bewijsbaar te voeren tot op Tjaard van Tjarda, vermeld ln 1420. Gedu rende de latere eeuwen waren steeds leden van de familie Tjarda in de hoogste functies van Groningen en Friesland. Wij treffen onder hen krïjgsmeesters, erf scheppers, een gecommitteerde Raad der Ommelanden en een der admiraliteit van Friesland, gedepu teerden van Groningen enz. De vader van den binnenkort te benoemen gouverneur-generaal was burgemeester van Groningen, lid der Provinciale Staten van Groningen, lid der Eerste Kamer, Commissaris der Koningin in Groningen, curator der rijksuniversiteit. Zijn zoon de nieuwe gou verneur-generaal is in de zeventiende graad de rechtstreeksche afstammeling van Jonker Tjaard van Tjarda bovengenoemd. Jhr. Tjarda doorliep het Groningsche gym nasium en studeerde in de rechten aan de rijksuniversiteit aldaar. In 1911 promoveerde hij tot doctor in de rechtswetenschap. Twee jaar later ving hij de ambtelijke loopbaan aan als adjunct commies bij het departement van buitenland- sche zaken. Na in 1915 het examen voor gezantschaps attaché afgelegd te hebben werd jhr. Tjarda henoemd tot gezantschapsattaché in alge- meenen dienst, tijdelijk werkzaam gesteld aan het gezantschap te Washington. Achtereen volgens doorliep hij de verschillende rangen in den Nederlandschen diplomatieken dienst. In 1921 ging hij als algemeen secretaris der Nederlandsche delegatie bij de vlootconferen- tie naar Washington en eveneens naai de conferentie van Genua in 1922 In hetzelfde jaar werd hij toegevoegd aan het Bureau van de Internationale conferentie te Den Haag inzake den Russischen handel. In 1924 werd Jhr. Tjarda bevorderd tot ge- zantschapsraad en werkzaam gesteld bij het gezantschap te Berlijn. In 1925 verliet hij den diplomatieken dienst om het hooge ambt van Commissaris der Ko ningin in de provincie Groningen te aanvaar den, ambt dat ook zijn vader bekleed had. Van 1925 tot 1933 was hij als zoodanig werk zaam. tevens was hij van 1928 af president curator der rijksuniversiteit. Bij koninklijke besluit van 28 September 1933 werd Jhr. Tjerda benoemd tot buiten gewoon gezant en gevolmachtigd minister bij de Belgische en Luxemburgsche hoven, te Brussel. De nieuwe gouverneur-generaal is te Bal- timore (Ver. Staten) in 1915 gehuwd met miss Christine Marburg, dochter van den vroege- ren Amerikaansche gezant in Brussel, Theo dore Marburg. Uit dit huwelijk zijn twee dochters geboren. Jhr. Tjarda is officier in de orde van Oranje Nassau, ridder in de orde van den Neder landschen Leeuw, officier van het Legeioen van eer van Frankrijk en officier in de orde der heilige Mauritius en Lazarus van Italië. Bijzonderheden over den nieuwen Gouverneur-Generaal. doorgebracht; hebben den band. die hem aan Groningen bond, niet doen verflauwen, maar stelden hem in de gelegenheid, de toestan den in het aan zijn leiding toevertrouwde gewest te zien met den ruimen blik, die aan dcngene, die ook van andere toestanden en opvattingen met opmerkzaamheid kennis neemt, eigen is. Hij gaf zich aanstonds met zijn gansche persoonlijkheid aan zijn taak. In hetgeen de belangen der provincie en van haar inwoners vorderden had hij spoedig een helder in- zich en met voortvarendheid en energie wist hij er toe mede te werken, dat een eenmaal gesteld doel werd bereikt. Tijdens zijn com missariaat zijn dan ook voor het welzijn der provincie belangrijke besluiten genomen. In de eerste plaats, die, welke den aanleg van een nieuw grootscheepsch vaarwater van Groningen naar de Zuiderzee beoogden. Deze plannen zullen thans binnen korten tijd werkelijkheid zijn (gelijk bekend, verkeeren zij nu reeds in gevorderd stadium. Red.) Hij had niet alleen voor economische vraag stukken aandacht, maar hij droeg er ook zorg voor, dat de provincie een volgens zijn inzich ten gezonde financieele politiek volgde, die de werkelijkheid niet uit het oog verloor en de lasten waarmee de nieuwe werken het pro vinciaal budget bezwaarden, binnen bepaalde perken hield. Met de burgemeesters in de provincie hield hij geregeld aanraking, waardoor hij van den gang van zaken in de gemeenten op de hoogte bleef. Hij vertoonde zich veel meer dan zijn voor gangers in het openbaar en hij toonde zijn belangstelling voor het werken en streven van de inwoners van stad en dorp niet alleen door bestuursmaatregelen". Zijn werkzaamheden in Groningen. Men schrijft óns nog over den persoon van den nieuwen G.-G.: Het is in zijn functie van Commissaris der Koningin geweest, dat Jhr. Tjarda vooral op den voorgrond is getreden, dat bleek, dat hij hier de „right man in the right place" was. Want tijdens zijn commissariaat zijn voor het welzijn der provincie Groningen belangrijke besluiten genomen, in 't bijzonder voor het verkeer te water. Met medewerking van de provincie en bijna alle gemeenten in Gronin gen werd onder Jhr. Tjarda's bestuur een ven nootschap opgericht, die tot taak heeft, de provincie van behoorlijk drinkwater te voor zien. Ook streefde hij er naar door samenwerking van provincie en gemeenten belangen te be vorderen, welke, door de gemeenten afzonder lijk niet werden geregeld. Toen hij het ambt van Commissaris in Groningen aanvaardde, schreef men aan een der groote Nederlandsche bladen o.m.: Groninger van geboorte, stamt de heer Tjarda uit een oud geslacht; dat met land en bevolking van Groningen volkomen bekend was. Hij bezat voor beide een levendige be langstelling. die hem een open oog deed hebben voor hun behoeften en onwikkelings- mogelijkheden. De jaren, welke hij in diplo matieken dienst in het buitenland heeft Het accoord in het Fransche arbeidsconflict. PARIJS, 8 Juni (Reuter-A.N.P.) In het accoord, dat omstreeks middernacht door delegaties van werkgevers en werknemers is geteekend, wordt de onmiddellijke invoering van collectieve arbeidsovereenkomsten mo gelijk gemaakt. De werkgevers zullen geen represailles tegen de stakers nemen, erken nen de vrijheid van meening en het recht der arbeiders om zich bij een vakorganisatie aan te sluiten. De uitoefening van dit vak- vereenigingsrecht mag evenwel geen onwet tige daden ten gevolge hebben. In alle be drijven met meer dan tien arbeiders zullen arbeidsraden worden ingevoerd. De loonen, die de arbeiders op 25 Mei ge noten, zullen onmiddellijk bij de hervatting van den arbeid worden verhoogd met 7 tot 15 pet. Het loonfonds van iedere onderne ming mag met ten hoogte 12 pet. verhoogd worden. Onverwijld zullen onderhandelingen worden gopend over collectieve overeenkom sten betreffende de minimumloonen. Vanmiddag zullen werkgevers- en werkne mersvertegenwoordigers in het ministerie van binnenlandse he zaken bijeenkomen om te trachten, een accoord tot stand te bren- gém voor de groote warenhuizen, voor welke het vannacht geteekende accoord geen gel digheid heeft. Toen Jouhaux na de teekening van het accoord het bureau van den minister-presi dent verliet, zeide hij: „ik ben zeer voldaan over een accoord, waarin de opvatting ge huldigd wordt, die wij reeds lang voorstaan, en waardoor ons land den weg van een nieu we economische organisatie opgaat". Léon Blum zal door een schrijven aan de C. G. T. de voorwaarden bevestigen waaron der de wetsontwerpen betreffende collec tieve arbeidsovereenkomsten en 40-urige werkweek door de Kamer in spoed-procedure zullen worden behandeld. Vanmorgen was in den toestand te Parijs en in de omgeving reeds een zekere ontspan ning waar te nemen. De levensmiddelentoe voer is normaal. De openbare diensten func- tionneeren gewoon terwijl ook weer overal benzine verkrijgbaar is. De taxi's rijden zon der uitzondering. In regeeringskringen gelooft men, dat morgen de meeste der thans stakende be drijven weer aan den gang zullen gaan. VOOR DEN- -KANTONRECHTER Rijlessen op den Amsterdamschen opgebroken Straatweg. Enkele grepen uit de geschiedenis. Nu als opvolger van Jhr. Mr, de Jonge, die met September as. zijn hooge waardigheid in Nederlandsch-lndië zal neerleggen, de nieuwe Gouverneur-Generaal benoemd is, bestaat er zeker aanleiding enkele belang rijke feiten en kanten dezer functie in het licht te stellen. De G.-G. pleegt veelal aangeduid te wor den als de onder-koning in Nederlandsch- lndië. Inderdaad is hij daar een zeer mach tig man, neemt hij er in zooverre ook de plaats van den koning in, dat hij in naam van dezen het algemeen bestuur uitoefent, terwijl hij voorts, hetzij in overleg en sa menwerking met den Volksraad, hetzij al leen, tevens een taak op wetgevend gebied voor Indië vervult. De titel Gouverneur-Generaal dateert nog uit den tijd der Oost-Indisohe Compagnie. Voor het eerst gingen de Staten-Generaal op voordracht van de bewindhebbers der O.I.C. in 1609 tot de benoeming van zulk een dignitaris over: Pieter Both was de man, wien deze eer ten deel viel. De eerste G.-G. die zijn benoeming aan het staatshoofd van het Koninkrijk der Ne derlanden te danken was de O.I.C. was in 1800 ter ziele gegaan en al twee jaar voor dien waren de koloniën staatsbezit gewor den is Baron v. d. Capellen geweest, die in 1816 als Gouverneur-Generaal, tevens Commissaris-Generaal, onzen Oost van En geland, dat er tijdelijk (na 1811)heerschap- pij had uitgeoefend, overnam. De in 1816 op tredende Landvoogd had voor dien nooit in Indië vertoefd. Hij zou de eenige niet zijn, bij wien zich dit feit voordeed, gelijk men kan zien uit de volgende „statistieken" be treffende de loopbaan, die de onder-konin gen, welke sinds 1816 benoemd zijn, voor hun aanstelling achter zich hadden. Met den huidigen G.-G. en inbegrepen een paar ge vallen van personen, die onder een Commis saris-Generaal eenige jaren lang met de waarneming van het G.-G.schap belast wa ren (drie invallers voor enkele weken laat ik buiten beschouwing), zijn het er 25 ge weest. Van wie 15 vóór dien wél. doch niet minder dan' 9 niet in Indië gewerkt hadden! Onder de 15 bevinden er zich 5. die in Indië eerst grootendeels of uitsluitend in een mi litaire loopbaan werkzaam waren geweest (H. M. de Koek, in 1819 commandant der troepen in Nederl.-Indië geworden, fungeer de van 1826 tot 1830 onder een Commissaris Generaal als Luitenant-Gouverneur-Gene raal; voorts noem ik uit de dertiger jaren Johannes v. d. Bosch en Luitenant-Generaal D. J. de Lerens, en tenslotte uit den moder- Redevoeringen en motorgedaver op Schiphol. De jubileerende vliegtuigbouwer Anthony Fokker onderscheiden. DINSDAG 9 JUNI 1936 Op den zesentwintigsten April had een ga- rageknecht uit Amsterdam zijn broer, die pas voor zijn rijexamen was gezakt en nude laatste lessen kreeg, op den Amsterdamschen straat weg laten sturen. Bij het passeeren van een woonwagen op het gedeelte dat in verband met de weg verbreeding opgebroken is had de bestuurder geen rekening gehouden met een tegenligger, den wagen van een garagehouder in Bloemendaal. Een botsing volgde. De ambtenaar van het O. M. bij het kantongerecht, waarvoor de ga rageknecht als verantwoordelijke terecht stond, vond dat de Amsterdamsche straatweg in normale omstandigheden al niet geschikt was voor het geven van rijlessen, doch thans zeker niet. Hij eischte f 15 boete of 10 dagen hechtenis. De kantonrechter veroordeelde den man overeenkomstig dezen eisch Niet nuchtere autobestuurder krijgt twee weken hechtenis. Voor den kantonrechter had zich ook een 39-jarige Amsterdamsche handelsreiziger te verantwoorden, die ervan werd verdacht dat hij op den veertienden April des avonds tus- schen half elf en elf uur in de Breestraat in Beverwijk met een auto had gereden, terwijl hij zoodanig onder den invloed van alcohol was dat hij niet in staat was de auto naar be- hooren te besturen. De verdachte ontkende dronken of onder den invloed van drank te zijn geweest. Hij had twee glazen bier gedronken en later wat koffie. De verdachte was zonder behoorlijk achter licht uit de Wij kerstraat in Velsen komen rij den, verklaarde een marechaussee als getuige. Daarom was deze met een collega de auto achterna gegaan. Nadat de bestuurder van de eene pont naar de andere was gereden,wat den marechaussees vreemd voor kwam, waren zij naar de auto toegegaan en hadden den be stuurder om geen stagnatie te veroorzaken, gelast aan den overkant van het kanaal te stoppen. Even had de auto stilgestaan en was toen doorgereden. Een caféhouder uit Bever wijk bevestigde dat verdachte twee glazen bier had gedronken en niets meer. Voor de politie hal hij gezegd, dat bij het tweede bezoek van verdachte en twee kennissen de mannen er naar hadden uitgezien of zij een paar behoor lijke glazen hadden gedronken. Kantonrechter: „Waren ze dronken of onder den invloed". Caféhouder: „Nee, hij is altijd levenslustig". Na zijn eerste vertrek uit het café was ver dachte benzine gaan halen. Bij de benzine pomp had hij ruzie gemaakt met iemand, die toevallig passeerde. Hij had den man op bui tengewoon luidruchtige en onbeleefde wijze verteld hoe hij over hem dacht. Ook had hij zeer opgewonden critiek geleverd op een paar woerdveertjes die de voorbijganger op zijn hoed droeg. De betrokken persoon had gedacht met een dronkeman te doen te hebben en had de po litie gewaarschuwd. Den monteur had de ze kere manier waarop verdachte was weggere den na zijn vloeken en tieren verbaasd. Een Beverwijksch winkelier was bijna door een slingerende auto aangereden. De wagen had daarna voor het café van den bovenge- noemden kastelein gestopt en twee mannen waren er letterlijk uit komen rollen. Een getuige a décharge door verdachte mee _ebracht kon over de belangrijke punten wei nig vertellen. De ambtenaar van het O. M. vond de ver schillende uitingen van verdachte niet die van een nuchter mensch. Verdachte is vroeger al veroordeeld wegens hetzelfde en toch ge bruikt hij nog alcohol als hij autorijdt. Hij eischte tegen verdachte drie weken hechtenis- straf en een jaar intrekking van het rijbe wijs. De kantonrechter veroordeelde den man tot twee weken en een jaar intrekking van het rijbewijs. Van „Spin'' tot D. 21. De „openbare les in de geschiedenis van de luchtvaart" welke Zaterdagmiddag op Schip hol is gegeven ter gelegenheid van het feit dat de heer A. H. G. Fokker 25 jaar geleden zijn loopbaan als vliegtuigbouwer en vlieger begon is mede dank zij het fraaie zomerweer een groot succes geworden. De vele honderden genoodigden. die naar de in vlaggcntooi ge stoken luchthaven waren gekomen en de dui zenden, die niet genoodigd waren, maar buiten het gereserveerde terrein langs de hekken, tegen den dijk en langs de wegkanten tot aan het viaduct toe een plaatsje hadden gezocht, hebben met groote belangstelling de verschil lende demonstraties in de lucht gevolgd. Fokker onderscheiden Voor het vliegprogramma aan de beun kwam hebben in den grooten Fokker-hangar, die met bloemen, planten en vlaggen in een geweldige ontvangzaal herschapen was, de honderden genoodigden de huldiging van Fokker bijgewoond, een huldiging die plaats vond op een podium met als achtergrond een nauwkeurige namaak van het eerste Fokker vliegtuig de „Spin", dat de grondslag was van Fokker's loopbaan als vliegtuig bouwer en waarmee hij vijf en twintig jaar ge leden boven Haarlem demonstreerde en latei- naar het buitenland ging. Hoe nietig en wrak zag het toestel eruit in vergelijking met de snelle jachtvliegtuigen van de J. A. V. A. en de bommenwerpers, die voor de hangars der mi litaire vliegers stonden opgesteld en met de lijntoestellen der K. L. M„ producten van 25 jaar evolutie. In cle Fokkerloods waren tal van autoritei ten, waaronder de vertegenwoordiger van de Koningin, adjudant-kapitein ter zee N. A. Rost van Tonningen, de minister van water staat, jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, le den van den Raad van State, van de beide Ka mers der Staten Generaal, hooge niilitaire en civiele autoriteiten, vertegenwoordigers van de regeeringsinstanties op luchtvaartgebied, van de burgerlijke luchtvaart, sport- en militaire vliegers en particulieren uit velerlei kringen. Later op den middag kwam ook de burge meester van Amsterdam dr. W. de Vlugt. Na een inleidend woord van den onder directeur der Fokkerfabriek, den heer J. E. van Tijen sprak minister Van Lidth de Jeude den heer Fokker toe, hem huldigende als een der grootste pioniers van de luchtvaart. Een daverend applaus volgde toen de minister me dedeelde dat het de Koningin behaagd had, den heer Fokker te benoemen tot ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw. De volgende spreker, ir. J. E. F. de Kok, voorzitter van de Kon. Ned. Vereeniging voor Luchtvaart deed uitkomen, dat de K. L. M. haar opkomst en eersten bloei, behalve aan haar kranige piloten, te danken heeft aan de door Fokker gebouwde machines. De vertegenwoordiger van Amsterdam's ge meentebestuur. wethouder mr. C. Kropman, deelde hierna mede dat het gemeentebestuur den heer Fokker de zilveren medaille van de stad Amsterdam heeft toegekend. Bij afwezigheid van den heer Plesman deze kwam later op den middag per „Koetl- lang" uit Parijs sprak de onderdirecteur de heer L. Guilonard, den heer Fokker toe, eraan herinnerend dat de samenwerking tusschen den jubilaris en de K. L. M. van ouden datum is. Hij bood een album met foto's van de belangrijkste momenten uit de geschiede nis der nationale luchtvaartmaatschappij aan. Tenslotte dankte Fokker zelf voor de hem gebrachte hulde. Zijn dankwoorden golden in de eerste plaats de Koningin, die door het zenden van een vertegenwoordiger wederom blijk had gegeven van haar groote belang stelling voor de luchtvaart. Woorden van dank had spr. ook voor de hem verleende onderscheiding en voor de regee ring, die zoo vaak bewezen heeft dat zij ver trouwen stelt in het Fokkerproduct. Spr. gaf tenslotte uiting aan zijn groote dankbaarheid jegens allen, die hem in zijn ontwikkeling als vliegtuigbouwer met raad en daad terzijde hebben gestaan. nen tijd v. Heutsz en Idenburg)Van de overige 10 hebben er 8 een plaats in het Indische bestuur ingenomen; verschillende zijn aan de Secretarie verbonden geweest en eenigen lid of zelfs vice-president van den Raad van Indië, waarna er dan nog twee overblijven, te weten, 's Jacob, die eerst bij de Marine in Indië was, en later suikerfa brikant, en Mr. D. Fook, die, eer hij als G.-G. Indië terug zag, daar jaren lang de advoca tenpraktijk had uitgeoefend, terwijl hij ver der o.m. nog Gouverneur in de West en Mi nister van Koloniën was geweest, voor de Landvoogdij zijn koloniale loopbaan be kroonde. En thans het tiental, voor wie Indië, tot zij er als Gouverneur-Generaal heen moesten ten eenen male onbekend gebied was, al thans gezien hun voor dien tijd niet daar doch elders vervulden werkkring. Van num mer 1 en nummer 10 (den nu nog in functie zijnden hoogwaardigheidsbekleder) be hoeft hier niets meer vermeld. Onder de overige 8 bevond zich één militair, W. Roo seboom. die. toen hij in 1899 benoemd werd en daarbij tevens den rang van Luitenant- Generaal a la suite kreeg, generaal-majoor en commandant van de stelling Amsterdam was. Twee heeren zagen zich van hun ge- zantschapspost te Brussel tot G.-G. geroe pen, te weten J. J. Rochussen in 1843 (daar voor was hij o.m. Minister van Financiën geweest) en in 1884 Mr. J. W. v. Lansberge, die uitsluitend een diplomatieke loopbaan achter zich had. Dan resten er nog Mr. A. J. Duymaer van Twist, die in 1851 van voorzit ter der Tweede Kamer G.-G. werd (wat ook met Otto van Rees en Mr. Fock, die beiden echter wèl oud-Indisch gasten waren, het geval is geweest), voorts Mr. L. A. J. W. Ba ron Sloet van de Beele, die in 1861 de wel hoogst merkwaardige promotie van griffier der Provinciale Staten van Gelderland tot Landvoogd maakte, terwijl tenslotte twee keer het Gouverneurschap (Commissaris van de Koningin) eener provincie voor figuren, die nooit in Indië gewerkt hadden ook iemand die al een Indische loopbaan achter zich had, Mr. J. Loudon, zag zich (in 1871) van Commissaris der Koningin van Zuid- Holland tot G.-G. benoemd het laatste voorportaal voor hun benoeming tot onder koning wak. Ik denk hier aan Mr. G. J. Bruce, Gouverneur van Overijssel, die ech ter voor hij in 1850 naar den Oost zou ver trekken aan boord van de korvet, die hem derwaarts zou voeren, te Nieuwe Diep lig gende, overleed en aan Mr. C. Pijnacker Hordijk, aan wiens in 1888 ingetreden Gou verneur-Generaalschap achtereenvolgens het ambt van hoogleeraar, van Minister en dan laatstelijk van Commissaris van Drenthe was voorafgegaan. was voorafgegaan. Ook de tegenwoordige ge zant in Berlijn, mr. J. E. Graaf van Limburg Stirum had Indië vóór zijn G.-G.schap niet gezien. Uit dit alles is het wel duidelijk, dat men er geenszins steeds van is uitgegaan, dat al leen lieden, welke Indië kennen en daar ge arbeid hebben voor den post van Landvoogd De minister van Waterstaat Jhr. Ir. O. C. A. van Lidth de Jeude wenscht Anthony Fokker geluk bij de nagemaakte „Spin". n in aanmerking komen. Van grooter belanj pleegt men het tenslotte te achten, dat aan leg en karakter van den benoemde zooveel mogelijk waarborgen geven, dat hij een G.-G. zal zijn. Het gaat er om te trachten voor deze functie den allerbeste te krijgen, waarover men beschikt. Vandaar, dat het ook wel van zelf spreekt, dat de hoogwaardigheidsbeklee der, die in Indië den koning vertegenwoor digt, een behoorlijk inkomen dient te genie ten. Hiervoor wordt dan ook zorg gedragen Zoo bedraagt op het oogenblik het ambtelijk inkomen van den Landvoogd 80.000 gulden aan jaarwedde, waarover wel en verder een toelage van een ton voor representatieve doeleinden, waarover geen inkomstenbelas' ting verschuldigd is. Ter vermijding van misverstand zij er nog op gewezen, dat ook t.a.v. dit salaris crisis-aftrek plaats heeft. Een oud-Gouverneur-Generaal geniet voorts pensioen, waarvan het bedrag in het ontslagbesluit vermeld pleegt te staan. Naast het reeds vermelde inkomen is voorts nog een materieel voordeel voor den Landvoovd dat er op de Indische begrooting voor het onderhoud van de tuinen en van den in boedel van de drie hem ter beschikking staande paleizen te Buitenzorg waar hij als regel vertoeft, te Weltevreden en het bui tenverblijf te Tjipanas een vaste post voor komt, en verder dat een nieuw benoem de functionaris de voor zijn uitrusting er die van zijn familie te maken onkosten ruimschoots vergoed krijgt. Het is m.i. volkomen juist, dat de staat in dit opzicht zoo royaal mogelijk optreedt. Voor een zoo belangrijk ambt als dat van G.-G. moet de schatkist nu eenmaal finan cieel wat over hebben. En voor alles is het ook zaak, dat men bij de toch al niet ge makkelijke keuze niet nog belemmerd wordt, doordat alleen menschen die zelf over een groot inkomen uit eigen middelen beschik ken, de functie zouden kunnen aanvaarden. Om der wille van de onafhankelijkheid van den Landvoogd is het hem o.m. verboden op de een of andere wijze betrokken te zijn bij in Indië gevestigde ondernemingen. Hij mag ook geen eigenaar of huurder wezen van daar gelegen landerijen, terwijl verder ook nog de zooeven aangegeven verbodsbepalin gen gedurende vijf jaar na zijn aftreden gelden. Dit laatste is vooral gedaan om tegen te gaan, dat een G.-G terstond na zijn af treden een commissariaat van in Indië ver kende naamlooze vennootschappen zooals de Nederlandsche Handelmaatschappij, de Ko ninklijke Petroleum enz. in den schoot ge worpen zou kunnen krijgen. Het is zeer goed, dat deze voorschriften bestaan, doch dan moet anderzijds de staat er ook zorg voor dragen, wat gelukkig ge schiedt, dat een onder-koning zoowel een behoorlijk tractement als later een goed pen sioen ontvangt. Het betreft hier immers, wel beschouwd, het allerbelangrijkste ambt. dat in Nederland en in Nederland-over-zee te vergeven en te bekleeden valt. Dr, E. V. KAALTE, Vliegtuigen daveren door de lucht. Eenigen tijd na deze huldiging vingen de vliegdemonstraties aan. Na het vliegen van de Fokker D 7, den een-persoons-jager. die zich in den wereld oorlog als een geducht wapen heeft doen kennen en na een korte vlucht van het eer ste in 1919 gebouwde Fokker verkeersvlieg tuig F 2, door de K.L.M. in haar beginpe riode gebruikt voor de lijnen Amsterdam Londen en Amsterdam—Hamburg, startte met donderend geweld van motoren, een es cadrille der sinds kort op Schiphol garnizoen hebbende J.A.V.A. onder leiding van kapi tein Van Weerden Poelman. De prachtige staaltjes van vliegvaardigheid der militaire vliegers, zoowel wat betreft het formatie- vliegen de beroemde „vijf vingers aan één hand" als eht maken van duikvluchten en andere kunststukjes. Na de vlotte landing van het escadrille verscheen komende van De Mok, een der nieuwe Fokkerproducten, de Fokker T 4 tweemotorige bommenwerper op drijvers van den marine luchtvaartdienst boven het veld. De groote machine vloog eenige malen laag langs de toeschouwers en toen zij daar na naar hoogere regionen klom, startte reeds het nieuwste jachtvliegtuig, de D 21. Voor het oog bijna loodrecht schoot het eenig vliegen de luchtwapen, dat een snelheid kan ont wikkelen van meer dan 400 KM. per uur, omhoog waarna de piloot Knoetsch op groo te hoogte luchtacrobatiek demonstreerde en een vrille ten beste gaf. Nauwelijks was de D 21 geland of opnieuw klonk het gedaver van motoren, ditmaal af komstig van een escadrille der marine lucht vaart, die in haar prestatie niet voor de J.A. V.A. onderdeed. Wegens den vrij straffen wind moest het voorvliegen van de getrouw nagebouwde oude „Spin" de echte uit het museum der Technische Hoogeschool te Delft was op het voor het publiek bestemd gedeelte van het terrein opgesteld achterwege blijven. De heer Van Neyenhoff taxiede er eenige malen mee langs de rijen der kijklustigen. BEGRAFENIS JHR. CH. F. VAN DE POLL HAARLEM Maandag. Onder zeer groote belangstelling werd he denmiddag op de Algemeene Begraafplaats te Heemstede teraardebesteld het stoffelijk over schot van jhr. Ch. F. van de Poll, in leven oud-directeur der Haarlemsche Katoenmaat schappij, die Donderdag in Hollenfels (Luxemburg) overleed. Onder de talrijke aanwezigen waren de heeren Ch. Maskens, de Belgische gezant, Jhr. J. P. W. van Doorn, burgemeester van Heemstede, jhr. J. W. G. Boreel van Hogelan- den, oud-burgemeester van Haarlem, gene raal-majoor W. Röell, Th. baron van Tuyll van Serooskerken, jhr. H. Boreel, jhr. V. Bo reel van Oldenaller, de heer G. F. de Clerq, oud algemeen secretaris van de Maatschappij van Nijverheid, jhr. L. A. P. Six, generaal ma joor bij de cavalerie b. d. G. Römer, mr. S. P. Vening Meinesz en mr. A. Beets, beiden na mens de Sociëteit „Trou moet blycken", jhr. von I^üehlen, gemeente-ontvanger te Heem stede, N. Vos, gemeente-secretaris van Heem stede, jhr. F. Teding van Berkhout sr., oud directeur en F. Teding van Berkhout jr., di recteur der Twentsche Bank te Haarlem. Voorts de heeren G. D. Gratama, directeur van het Frans Halsmuseum, De Bye Dolleman, di recteur der Haarlemsche Hypotheekbank, H. J. Voors, secretaris-penningmeester der Al gemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur P. W. Waller en Joh. G. P. Sabel, oud-voorzit ters der Nederlandsche reis vereeniging. Een schat van bloemen dekte de kist. In de aula sprak ds. G. A. Barger, predikant bij de Ned. Herv. Gemeente te Heemstede, die eerst de 21ste Psalm voorlas en daarna eeni ge verzen uit Romeinen 14. „Wij dragen hier," aldus spreker vervol gens, „een oud man ten grave, die gerekend mocht worden onder de zeer sterken. Daarvan heeft zijn leven getuigenis afgelegd. Zijn acti viteit was groot en hij stelde belang in vele dingen en deed actief mede in handel en in dustrie. Groote onbaatzuchtigheid was mis schien wel zijn meest overheerschende karak tertrek. Hierna werd op het orgel gespeeld „Een vaste burg is onze God", het Lutherlied, waar na de kist grafwaarts werd gedragen. Toen het stoffelijk overschot in de groeve was neergelaten ging Ds. Barger allereerst voor in gebed, waarna hij het vergankelijke van den mensch schetste. Hoewel het de uitdrukkelijke wensch van den overledene was dat er aan de groeve niet gesproken zou worden, zeide de zoon. Jhr. A. v. d. Poll, toch niet te kunnen nalaten hier een enkel woord van dank te spreken, allereerst tot Ds. Bar ger voor zijn hartelijke woorden, benevens voor de groote belangstelling bij dit overlij den en de teraardebestelling getoond, het geen alles getuigde van de groote vriendschap die men voor den overledene gevoelde Een bijzonder dankwoord richtte spr. tot het dienstpersoneel uit Hollenfels, dat hier mede aanwezig was. Uw groote zorgen voor mijn vader, aldus spr., zullen wij nooit vergeten. Vervolgens schetste spr. de onbaatzuchtige liefde die de overledene gevoelde voor zijn kinderen en kleinkinderen. Wij zullen dit, al- du-s spr., in onze herinnering doen voortleven

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 7