J
Het Gouverneur-
Generaalschap.
De nieuwe
Gouverneur-Generaal
van Nederlandsch-lndië.
Jhr. Mr. A. IV. L. Tjarda van
Starkenborgh Stachouwer benoemd.
Jhr. Mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer.
's-GRAVENHAGE, 8 Juni. Jhr. mr. Ali-
dius Warmondus Lambertus Tjarda v. Star
kenborgh Stachouwer werd 7 Maart 188/3 te
Groningen geboren als zoon van jhr. mr. Ed-
gard Tjarda van Starkenborgh Stachouwer
en jkvr. Cristina Jacoba Quintus.
Het geslacht der Tjarda's behoort tot den
oud-Frieschen adel. De oorsprong gaat ver
loren in de grijze oudheid. Zij hebben een
groote rol gespeeld in de woelige, middel-
ecuwsche geschiedenis der Friesche gewesten.
De Friezen vormden oudtijds een vrij volk,
dat geen graven of heeren over zich duldde,
tenzij door den nood gedwongen. Zij erkenden
slechts den Duitschen keizer als hun opper
heer. Het wapen der Tjarda's getuigt hiervan.
Evenals vele andere Friesche geslachten voer
den zij den keizerlijken adelaar als hun wa-
penteeken. De geregelde stamreeks der tegen
woordige familie Tjarda van Starkenborgh
Stachouwer is bewijsbaar te voeren tot op
Tjaard van Tjarda, vermeld ln 1420. Gedu
rende de latere eeuwen waren steeds leden
van de familie Tjarda in de hoogste functies
van Groningen en Friesland. Wij treffen
onder hen krïjgsmeesters, erf scheppers, een
gecommitteerde Raad der Ommelanden en
een der admiraliteit van Friesland, gedepu
teerden van Groningen enz.
De vader van den binnenkort te benoemen
gouverneur-generaal was burgemeester van
Groningen, lid der Provinciale Staten van
Groningen, lid der Eerste Kamer, Commissaris
der Koningin in Groningen, curator der
rijksuniversiteit. Zijn zoon de nieuwe gou
verneur-generaal is in de zeventiende graad
de rechtstreeksche afstammeling van Jonker
Tjaard van Tjarda bovengenoemd.
Jhr. Tjarda doorliep het Groningsche gym
nasium en studeerde in de rechten aan de
rijksuniversiteit aldaar.
In 1911 promoveerde hij tot doctor in de
rechtswetenschap. Twee jaar later ving hij
de ambtelijke loopbaan aan als adjunct
commies bij het departement van buitenland-
sche zaken.
Na in 1915 het examen voor gezantschaps
attaché afgelegd te hebben werd jhr. Tjarda
henoemd tot gezantschapsattaché in alge-
meenen dienst, tijdelijk werkzaam gesteld aan
het gezantschap te Washington. Achtereen
volgens doorliep hij de verschillende rangen in
den Nederlandschen diplomatieken dienst.
In 1921 ging hij als algemeen secretaris der
Nederlandsche delegatie bij de vlootconferen-
tie naar Washington en eveneens naai de
conferentie van Genua in 1922
In hetzelfde jaar werd hij toegevoegd aan
het Bureau van de Internationale conferentie
te Den Haag inzake den Russischen handel.
In 1924 werd Jhr. Tjarda bevorderd tot ge-
zantschapsraad en werkzaam gesteld bij het
gezantschap te Berlijn.
In 1925 verliet hij den diplomatieken dienst
om het hooge ambt van Commissaris der Ko
ningin in de provincie Groningen te aanvaar
den, ambt dat ook zijn vader bekleed had.
Van 1925 tot 1933 was hij als zoodanig werk
zaam. tevens was hij van 1928 af president
curator der rijksuniversiteit.
Bij koninklijke besluit van 28 September
1933 werd Jhr. Tjerda benoemd tot buiten
gewoon gezant en gevolmachtigd minister bij
de Belgische en Luxemburgsche hoven, te
Brussel.
De nieuwe gouverneur-generaal is te Bal-
timore (Ver. Staten) in 1915 gehuwd met miss
Christine Marburg, dochter van den vroege-
ren Amerikaansche gezant in Brussel, Theo
dore Marburg.
Uit dit huwelijk zijn twee dochters geboren.
Jhr. Tjarda is officier in de orde van Oranje
Nassau, ridder in de orde van den Neder
landschen Leeuw, officier van het Legeioen
van eer van Frankrijk en officier in de orde
der heilige Mauritius en Lazarus van Italië.
Bijzonderheden over den
nieuwen Gouverneur-Generaal.
doorgebracht; hebben den band. die hem aan
Groningen bond, niet doen verflauwen, maar
stelden hem in de gelegenheid, de toestan
den in het aan zijn leiding toevertrouwde
gewest te zien met den ruimen blik, die aan
dcngene, die ook van andere toestanden en
opvattingen met opmerkzaamheid kennis
neemt, eigen is.
Hij gaf zich aanstonds met zijn gansche
persoonlijkheid aan zijn taak. In hetgeen de
belangen der provincie en van haar inwoners
vorderden had hij spoedig een helder in-
zich en met voortvarendheid en energie wist
hij er toe mede te werken, dat een eenmaal
gesteld doel werd bereikt. Tijdens zijn com
missariaat zijn dan ook voor het welzijn der
provincie belangrijke besluiten genomen. In
de eerste plaats, die, welke den aanleg van
een nieuw grootscheepsch vaarwater van
Groningen naar de Zuiderzee beoogden. Deze
plannen zullen thans binnen korten tijd
werkelijkheid zijn (gelijk bekend, verkeeren
zij nu reeds in gevorderd stadium. Red.)
Hij had niet alleen voor economische vraag
stukken aandacht, maar hij droeg er ook zorg
voor, dat de provincie een volgens zijn inzich
ten gezonde financieele politiek volgde, die de
werkelijkheid niet uit het oog verloor en de
lasten waarmee de nieuwe werken het pro
vinciaal budget bezwaarden, binnen bepaalde
perken hield.
Met de burgemeesters in de provincie hield
hij geregeld aanraking, waardoor hij van den
gang van zaken in de gemeenten op de hoogte
bleef.
Hij vertoonde zich veel meer dan zijn voor
gangers in het openbaar en hij toonde zijn
belangstelling voor het werken en streven van
de inwoners van stad en dorp niet alleen door
bestuursmaatregelen".
Zijn werkzaamheden in Groningen.
Men schrijft óns nog over den persoon van
den nieuwen G.-G.:
Het is in zijn functie van Commissaris der
Koningin geweest, dat Jhr. Tjarda vooral op
den voorgrond is getreden, dat bleek, dat hij
hier de „right man in the right place" was.
Want tijdens zijn commissariaat zijn voor het
welzijn der provincie Groningen belangrijke
besluiten genomen, in 't bijzonder voor het
verkeer te water. Met medewerking van de
provincie en bijna alle gemeenten in Gronin
gen werd onder Jhr. Tjarda's bestuur een ven
nootschap opgericht, die tot taak heeft, de
provincie van behoorlijk drinkwater te voor
zien.
Ook streefde hij er naar door samenwerking
van provincie en gemeenten belangen te be
vorderen, welke, door de gemeenten afzonder
lijk niet werden geregeld.
Toen hij het ambt van Commissaris in
Groningen aanvaardde, schreef men aan een
der groote Nederlandsche bladen o.m.:
Groninger van geboorte, stamt de heer
Tjarda uit een oud geslacht; dat met land en
bevolking van Groningen volkomen bekend
was. Hij bezat voor beide een levendige be
langstelling. die hem een open oog deed
hebben voor hun behoeften en onwikkelings-
mogelijkheden. De jaren, welke hij in diplo
matieken dienst in het buitenland heeft
Het accoord in het Fransche
arbeidsconflict.
PARIJS, 8 Juni (Reuter-A.N.P.) In het
accoord, dat omstreeks middernacht door
delegaties van werkgevers en werknemers is
geteekend, wordt de onmiddellijke invoering
van collectieve arbeidsovereenkomsten mo
gelijk gemaakt. De werkgevers zullen geen
represailles tegen de stakers nemen, erken
nen de vrijheid van meening en het recht
der arbeiders om zich bij een vakorganisatie
aan te sluiten. De uitoefening van dit vak-
vereenigingsrecht mag evenwel geen onwet
tige daden ten gevolge hebben. In alle be
drijven met meer dan tien arbeiders zullen
arbeidsraden worden ingevoerd.
De loonen, die de arbeiders op 25 Mei ge
noten, zullen onmiddellijk bij de hervatting
van den arbeid worden verhoogd met 7 tot
15 pet. Het loonfonds van iedere onderne
ming mag met ten hoogte 12 pet. verhoogd
worden. Onverwijld zullen onderhandelingen
worden gopend over collectieve overeenkom
sten betreffende de minimumloonen.
Vanmiddag zullen werkgevers- en werkne
mersvertegenwoordigers in het ministerie
van binnenlandse he zaken bijeenkomen om
te trachten, een accoord tot stand te bren-
gém voor de groote warenhuizen, voor welke
het vannacht geteekende accoord geen gel
digheid heeft.
Toen Jouhaux na de teekening van het
accoord het bureau van den minister-presi
dent verliet, zeide hij: „ik ben zeer voldaan
over een accoord, waarin de opvatting ge
huldigd wordt, die wij reeds lang voorstaan,
en waardoor ons land den weg van een nieu
we economische organisatie opgaat".
Léon Blum zal door een schrijven aan de
C. G. T. de voorwaarden bevestigen waaron
der de wetsontwerpen betreffende collec
tieve arbeidsovereenkomsten en 40-urige
werkweek door de Kamer in spoed-procedure
zullen worden behandeld.
Vanmorgen was in den toestand te Parijs
en in de omgeving reeds een zekere ontspan
ning waar te nemen. De levensmiddelentoe
voer is normaal. De openbare diensten func-
tionneeren gewoon terwijl ook weer overal
benzine verkrijgbaar is. De taxi's rijden zon
der uitzondering.
In regeeringskringen gelooft men, dat
morgen de meeste der thans stakende be
drijven weer aan den gang zullen gaan.
VOOR DEN-
-KANTONRECHTER
Rijlessen op den
Amsterdamschen
opgebroken
Straatweg.
Enkele grepen uit de geschiedenis.
Nu als opvolger van Jhr. Mr, de Jonge, die
met September as. zijn hooge waardigheid
in Nederlandsch-lndië zal neerleggen, de
nieuwe Gouverneur-Generaal benoemd is,
bestaat er zeker aanleiding enkele belang
rijke feiten en kanten dezer functie in het
licht te stellen.
De G.-G. pleegt veelal aangeduid te wor
den als de onder-koning in Nederlandsch-
lndië. Inderdaad is hij daar een zeer mach
tig man, neemt hij er in zooverre ook de
plaats van den koning in, dat hij in naam
van dezen het algemeen bestuur uitoefent,
terwijl hij voorts, hetzij in overleg en sa
menwerking met den Volksraad, hetzij al
leen, tevens een taak op wetgevend gebied
voor Indië vervult.
De titel Gouverneur-Generaal dateert nog
uit den tijd der Oost-Indisohe Compagnie.
Voor het eerst gingen de Staten-Generaal
op voordracht van de bewindhebbers der
O.I.C. in 1609 tot de benoeming van zulk een
dignitaris over: Pieter Both was de man,
wien deze eer ten deel viel.
De eerste G.-G. die zijn benoeming aan
het staatshoofd van het Koninkrijk der Ne
derlanden te danken was de O.I.C. was in
1800 ter ziele gegaan en al twee jaar voor
dien waren de koloniën staatsbezit gewor
den is Baron v. d. Capellen geweest, die
in 1816 als Gouverneur-Generaal, tevens
Commissaris-Generaal, onzen Oost van En
geland, dat er tijdelijk (na 1811)heerschap-
pij had uitgeoefend, overnam. De in 1816 op
tredende Landvoogd had voor dien nooit in
Indië vertoefd. Hij zou de eenige niet zijn,
bij wien zich dit feit voordeed, gelijk men
kan zien uit de volgende „statistieken" be
treffende de loopbaan, die de onder-konin
gen, welke sinds 1816 benoemd zijn, voor hun
aanstelling achter zich hadden. Met den
huidigen G.-G. en inbegrepen een paar ge
vallen van personen, die onder een Commis
saris-Generaal eenige jaren lang met de
waarneming van het G.-G.schap belast wa
ren (drie invallers voor enkele weken laat
ik buiten beschouwing), zijn het er 25 ge
weest. Van wie 15 vóór dien wél. doch niet
minder dan' 9 niet in Indië gewerkt hadden!
Onder de 15 bevinden er zich 5. die in Indië
eerst grootendeels of uitsluitend in een mi
litaire loopbaan werkzaam waren geweest
(H. M. de Koek, in 1819 commandant der
troepen in Nederl.-Indië geworden, fungeer
de van 1826 tot 1830 onder een Commissaris
Generaal als Luitenant-Gouverneur-Gene
raal; voorts noem ik uit de dertiger jaren
Johannes v. d. Bosch en Luitenant-Generaal
D. J. de Lerens, en tenslotte uit den moder-
Redevoeringen en
motorgedaver op Schiphol.
De jubileerende vliegtuigbouwer
Anthony Fokker onderscheiden.
DINSDAG 9 JUNI 1936
Op den zesentwintigsten April had een ga-
rageknecht uit Amsterdam zijn broer, die pas
voor zijn rijexamen was gezakt en nude laatste
lessen kreeg, op den Amsterdamschen straat
weg laten sturen. Bij het passeeren van een
woonwagen op het gedeelte dat in verband
met de weg verbreeding opgebroken is had de
bestuurder geen rekening gehouden met een
tegenligger, den wagen van een garagehouder
in Bloemendaal.
Een botsing volgde. De ambtenaar van het
O. M. bij het kantongerecht, waarvoor de ga
rageknecht als verantwoordelijke terecht
stond, vond dat de Amsterdamsche straatweg
in normale omstandigheden al niet geschikt
was voor het geven van rijlessen, doch thans
zeker niet. Hij eischte f 15 boete of 10 dagen
hechtenis. De kantonrechter veroordeelde den
man overeenkomstig dezen eisch
Niet nuchtere autobestuurder krijgt
twee weken hechtenis.
Voor den kantonrechter had zich ook een
39-jarige Amsterdamsche handelsreiziger te
verantwoorden, die ervan werd verdacht dat
hij op den veertienden April des avonds tus-
schen half elf en elf uur in de Breestraat in
Beverwijk met een auto had gereden, terwijl
hij zoodanig onder den invloed van alcohol
was dat hij niet in staat was de auto naar be-
hooren te besturen.
De verdachte ontkende dronken of onder den
invloed van drank te zijn geweest. Hij had
twee glazen bier gedronken en later wat koffie.
De verdachte was zonder behoorlijk achter
licht uit de Wij kerstraat in Velsen komen rij
den, verklaarde een marechaussee als getuige.
Daarom was deze met een collega de auto
achterna gegaan. Nadat de bestuurder van de
eene pont naar de andere was gereden,wat den
marechaussees vreemd voor kwam, waren zij
naar de auto toegegaan en hadden den be
stuurder om geen stagnatie te veroorzaken,
gelast aan den overkant van het kanaal te
stoppen. Even had de auto stilgestaan en was
toen doorgereden. Een caféhouder uit Bever
wijk bevestigde dat verdachte twee glazen bier
had gedronken en niets meer. Voor de politie
hal hij gezegd, dat bij het tweede bezoek van
verdachte en twee kennissen de mannen er
naar hadden uitgezien of zij een paar behoor
lijke glazen hadden gedronken.
Kantonrechter: „Waren ze dronken of onder
den invloed".
Caféhouder: „Nee, hij is altijd levenslustig".
Na zijn eerste vertrek uit het café was ver
dachte benzine gaan halen. Bij de benzine
pomp had hij ruzie gemaakt met iemand, die
toevallig passeerde. Hij had den man op bui
tengewoon luidruchtige en onbeleefde wijze
verteld hoe hij over hem dacht. Ook had hij
zeer opgewonden critiek geleverd op een paar
woerdveertjes die de voorbijganger op zijn
hoed droeg.
De betrokken persoon had gedacht met een
dronkeman te doen te hebben en had de po
litie gewaarschuwd. Den monteur had de ze
kere manier waarop verdachte was weggere
den na zijn vloeken en tieren verbaasd.
Een Beverwijksch winkelier was bijna door
een slingerende auto aangereden. De wagen
had daarna voor het café van den bovenge-
noemden kastelein gestopt en twee mannen
waren er letterlijk uit komen rollen.
Een getuige a décharge door verdachte mee
_ebracht kon over de belangrijke punten wei
nig vertellen.
De ambtenaar van het O. M. vond de ver
schillende uitingen van verdachte niet die van
een nuchter mensch. Verdachte is vroeger al
veroordeeld wegens hetzelfde en toch ge
bruikt hij nog alcohol als hij autorijdt. Hij
eischte tegen verdachte drie weken hechtenis-
straf en een jaar intrekking van het rijbe
wijs.
De kantonrechter veroordeelde den man tot
twee weken en een jaar intrekking van het
rijbewijs.
Van „Spin'' tot D. 21.
De „openbare les in de geschiedenis van de
luchtvaart" welke Zaterdagmiddag op Schip
hol is gegeven ter gelegenheid van het feit dat
de heer A. H. G. Fokker 25 jaar geleden zijn
loopbaan als vliegtuigbouwer en vlieger begon
is mede dank zij het fraaie zomerweer
een groot succes geworden. De vele honderden
genoodigden. die naar de in vlaggcntooi ge
stoken luchthaven waren gekomen en de dui
zenden, die niet genoodigd waren, maar buiten
het gereserveerde terrein langs de hekken,
tegen den dijk en langs de wegkanten tot aan
het viaduct toe een plaatsje hadden gezocht,
hebben met groote belangstelling de verschil
lende demonstraties in de lucht gevolgd.
Fokker onderscheiden
Voor het vliegprogramma aan de beun
kwam hebben in den grooten Fokker-hangar,
die met bloemen, planten en vlaggen in een
geweldige ontvangzaal herschapen was, de
honderden genoodigden de huldiging van
Fokker bijgewoond, een huldiging die plaats
vond op een podium met als achtergrond een
nauwkeurige namaak van het eerste Fokker
vliegtuig de „Spin", dat de grondslag was
van Fokker's loopbaan als vliegtuig
bouwer en waarmee hij vijf en twintig jaar ge
leden boven Haarlem demonstreerde en latei-
naar het buitenland ging. Hoe nietig en wrak
zag het toestel eruit in vergelijking met de
snelle jachtvliegtuigen van de J. A. V. A. en de
bommenwerpers, die voor de hangars der mi
litaire vliegers stonden opgesteld en met de
lijntoestellen der K. L. M„ producten van 25
jaar evolutie.
In cle Fokkerloods waren tal van autoritei
ten, waaronder de vertegenwoordiger van de
Koningin, adjudant-kapitein ter zee N. A.
Rost van Tonningen, de minister van water
staat, jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, le
den van den Raad van State, van de beide Ka
mers der Staten Generaal, hooge niilitaire en
civiele autoriteiten, vertegenwoordigers van de
regeeringsinstanties op luchtvaartgebied, van
de burgerlijke luchtvaart, sport- en militaire
vliegers en particulieren uit velerlei kringen.
Later op den middag kwam ook de burge
meester van Amsterdam dr. W. de Vlugt.
Na een inleidend woord van den onder
directeur der Fokkerfabriek, den heer J. E.
van Tijen sprak minister Van Lidth de Jeude
den heer Fokker toe, hem huldigende als een
der grootste pioniers van de luchtvaart. Een
daverend applaus volgde toen de minister me
dedeelde dat het de Koningin behaagd had,
den heer Fokker te benoemen tot ridder in de
Orde van den Nederlandschen Leeuw.
De volgende spreker, ir. J. E. F. de Kok,
voorzitter van de Kon. Ned. Vereeniging voor
Luchtvaart deed uitkomen, dat de K. L. M.
haar opkomst en eersten bloei, behalve aan
haar kranige piloten, te danken heeft aan de
door Fokker gebouwde machines.
De vertegenwoordiger van Amsterdam's ge
meentebestuur. wethouder mr. C. Kropman,
deelde hierna mede dat het gemeentebestuur
den heer Fokker de zilveren medaille van de
stad Amsterdam heeft toegekend.
Bij afwezigheid van den heer Plesman
deze kwam later op den middag per „Koetl-
lang" uit Parijs sprak de onderdirecteur de
heer L. Guilonard, den heer Fokker toe, eraan
herinnerend dat de samenwerking tusschen
den jubilaris en de K. L. M. van ouden
datum is. Hij bood een album met foto's van
de belangrijkste momenten uit de geschiede
nis der nationale luchtvaartmaatschappij aan.
Tenslotte dankte Fokker zelf voor de hem
gebrachte hulde. Zijn dankwoorden golden in
de eerste plaats de Koningin, die door het
zenden van een vertegenwoordiger wederom
blijk had gegeven van haar groote belang
stelling voor de luchtvaart.
Woorden van dank had spr. ook voor de hem
verleende onderscheiding en voor de regee
ring, die zoo vaak bewezen heeft dat zij ver
trouwen stelt in het Fokkerproduct.
Spr. gaf tenslotte uiting aan zijn groote
dankbaarheid jegens allen, die hem in zijn
ontwikkeling als vliegtuigbouwer met raad en
daad terzijde hebben gestaan.
nen tijd v. Heutsz en Idenburg)Van de
overige 10 hebben er 8 een plaats in het
Indische bestuur ingenomen; verschillende
zijn aan de Secretarie verbonden geweest en
eenigen lid of zelfs vice-president van den
Raad van Indië, waarna er dan nog twee
overblijven, te weten, 's Jacob, die eerst bij
de Marine in Indië was, en later suikerfa
brikant, en Mr. D. Fook, die, eer hij als G.-G.
Indië terug zag, daar jaren lang de advoca
tenpraktijk had uitgeoefend, terwijl hij ver
der o.m. nog Gouverneur in de West en Mi
nister van Koloniën was geweest, voor de
Landvoogdij zijn koloniale loopbaan be
kroonde.
En thans het tiental, voor wie Indië, tot
zij er als Gouverneur-Generaal heen moesten
ten eenen male onbekend gebied was, al
thans gezien hun voor dien tijd niet daar
doch elders vervulden werkkring. Van num
mer 1 en nummer 10 (den nu nog in functie
zijnden hoogwaardigheidsbekleder) be
hoeft hier niets meer vermeld. Onder de
overige 8 bevond zich één militair, W. Roo
seboom. die. toen hij in 1899 benoemd werd
en daarbij tevens den rang van Luitenant-
Generaal a la suite kreeg, generaal-majoor
en commandant van de stelling Amsterdam
was. Twee heeren zagen zich van hun ge-
zantschapspost te Brussel tot G.-G. geroe
pen, te weten J. J. Rochussen in 1843 (daar
voor was hij o.m. Minister van Financiën
geweest) en in 1884 Mr. J. W. v. Lansberge,
die uitsluitend een diplomatieke loopbaan
achter zich had. Dan resten er nog Mr. A. J.
Duymaer van Twist, die in 1851 van voorzit
ter der Tweede Kamer G.-G. werd (wat ook
met Otto van Rees en Mr. Fock, die beiden
echter wèl oud-Indisch gasten waren, het
geval is geweest), voorts Mr. L. A. J. W. Ba
ron Sloet van de Beele, die in 1861 de wel
hoogst merkwaardige promotie van griffier
der Provinciale Staten van Gelderland tot
Landvoogd maakte, terwijl tenslotte twee
keer het Gouverneurschap (Commissaris van
de Koningin) eener provincie voor figuren,
die nooit in Indië gewerkt hadden ook
iemand die al een Indische loopbaan achter
zich had, Mr. J. Loudon, zag zich (in 1871)
van Commissaris der Koningin van Zuid-
Holland tot G.-G. benoemd het laatste
voorportaal voor hun benoeming tot onder
koning wak. Ik denk hier aan Mr. G. J.
Bruce, Gouverneur van Overijssel, die ech
ter voor hij in 1850 naar den Oost zou ver
trekken aan boord van de korvet, die hem
derwaarts zou voeren, te Nieuwe Diep lig
gende, overleed en aan Mr. C. Pijnacker
Hordijk, aan wiens in 1888 ingetreden Gou
verneur-Generaalschap achtereenvolgens
het ambt van hoogleeraar, van Minister en
dan laatstelijk van Commissaris van Drenthe
was voorafgegaan.
was voorafgegaan. Ook de tegenwoordige ge
zant in Berlijn, mr. J. E. Graaf van Limburg
Stirum had Indië vóór zijn G.-G.schap niet
gezien.
Uit dit alles is het wel duidelijk, dat men
er geenszins steeds van is uitgegaan, dat al
leen lieden, welke Indië kennen en daar ge
arbeid hebben voor den post van Landvoogd
De minister van Waterstaat Jhr. Ir. O. C. A.
van Lidth de Jeude wenscht Anthony Fokker
geluk bij de nagemaakte „Spin".
n
in aanmerking komen. Van grooter belanj
pleegt men het tenslotte te achten, dat aan
leg en karakter van den benoemde zooveel
mogelijk waarborgen geven, dat hij een
G.-G. zal zijn.
Het gaat er om te trachten voor deze
functie den allerbeste te krijgen, waarover
men beschikt. Vandaar, dat het ook wel van
zelf spreekt, dat de hoogwaardigheidsbeklee
der, die in Indië den koning vertegenwoor
digt, een behoorlijk inkomen dient te genie
ten. Hiervoor wordt dan ook zorg gedragen
Zoo bedraagt op het oogenblik het ambtelijk
inkomen van den Landvoogd 80.000 gulden
aan jaarwedde, waarover wel en verder een
toelage van een ton voor representatieve
doeleinden, waarover geen inkomstenbelas'
ting verschuldigd is. Ter vermijding van
misverstand zij er nog op gewezen, dat ook
t.a.v. dit salaris crisis-aftrek plaats heeft.
Een oud-Gouverneur-Generaal geniet
voorts pensioen, waarvan het bedrag in het
ontslagbesluit vermeld pleegt te staan. Naast
het reeds vermelde inkomen is voorts nog
een materieel voordeel voor den Landvoovd
dat er op de Indische begrooting voor het
onderhoud van de tuinen en van den in
boedel van de drie hem ter beschikking
staande paleizen te Buitenzorg waar hij
als regel vertoeft, te Weltevreden en het bui
tenverblijf te Tjipanas een vaste post
voor komt, en verder dat een nieuw benoem
de functionaris de voor zijn uitrusting er
die van zijn familie te maken onkosten
ruimschoots vergoed krijgt.
Het is m.i. volkomen juist, dat de staat in
dit opzicht zoo royaal mogelijk optreedt.
Voor een zoo belangrijk ambt als dat van
G.-G. moet de schatkist nu eenmaal finan
cieel wat over hebben. En voor alles is het
ook zaak, dat men bij de toch al niet ge
makkelijke keuze niet nog belemmerd wordt,
doordat alleen menschen die zelf over een
groot inkomen uit eigen middelen beschik
ken, de functie zouden kunnen aanvaarden.
Om der wille van de onafhankelijkheid van
den Landvoogd is het hem o.m. verboden op
de een of andere wijze betrokken te zijn bij
in Indië gevestigde ondernemingen. Hij mag
ook geen eigenaar of huurder wezen van
daar gelegen landerijen, terwijl verder ook
nog de zooeven aangegeven verbodsbepalin
gen gedurende vijf jaar na zijn aftreden
gelden. Dit laatste is vooral gedaan om tegen
te gaan, dat een G.-G terstond na zijn af
treden een commissariaat van in Indië ver
kende naamlooze vennootschappen zooals de
Nederlandsche Handelmaatschappij, de Ko
ninklijke Petroleum enz. in den schoot ge
worpen zou kunnen krijgen.
Het is zeer goed, dat deze voorschriften
bestaan, doch dan moet anderzijds de staat
er ook zorg voor dragen, wat gelukkig ge
schiedt, dat een onder-koning zoowel een
behoorlijk tractement als later een goed pen
sioen ontvangt. Het betreft hier immers,
wel beschouwd, het allerbelangrijkste ambt.
dat in Nederland en in Nederland-over-zee
te vergeven en te bekleeden valt.
Dr, E. V. KAALTE,
Vliegtuigen daveren
door de lucht.
Eenigen tijd na deze huldiging vingen de
vliegdemonstraties aan.
Na het vliegen van de Fokker D 7, den
een-persoons-jager. die zich in den wereld
oorlog als een geducht wapen heeft doen
kennen en na een korte vlucht van het eer
ste in 1919 gebouwde Fokker verkeersvlieg
tuig F 2, door de K.L.M. in haar beginpe
riode gebruikt voor de lijnen Amsterdam
Londen en Amsterdam—Hamburg, startte
met donderend geweld van motoren, een es
cadrille der sinds kort op Schiphol garnizoen
hebbende J.A.V.A. onder leiding van kapi
tein Van Weerden Poelman. De prachtige
staaltjes van vliegvaardigheid der militaire
vliegers, zoowel wat betreft het formatie-
vliegen de beroemde „vijf vingers aan één
hand" als eht maken van duikvluchten en
andere kunststukjes.
Na de vlotte landing van het escadrille
verscheen komende van De Mok, een der
nieuwe Fokkerproducten, de Fokker T 4
tweemotorige bommenwerper op drijvers van
den marine luchtvaartdienst boven het
veld. De groote machine vloog eenige malen
laag langs de toeschouwers en toen zij daar
na naar hoogere regionen klom, startte reeds
het nieuwste jachtvliegtuig, de D 21. Voor het
oog bijna loodrecht schoot het eenig vliegen
de luchtwapen, dat een snelheid kan ont
wikkelen van meer dan 400 KM. per uur,
omhoog waarna de piloot Knoetsch op groo
te hoogte luchtacrobatiek demonstreerde en
een vrille ten beste gaf.
Nauwelijks was de D 21 geland of opnieuw
klonk het gedaver van motoren, ditmaal af
komstig van een escadrille der marine lucht
vaart, die in haar prestatie niet voor de J.A.
V.A. onderdeed.
Wegens den vrij straffen wind moest het
voorvliegen van de getrouw nagebouwde
oude „Spin" de echte uit het museum der
Technische Hoogeschool te Delft was op het
voor het publiek bestemd gedeelte van het
terrein opgesteld achterwege blijven.
De heer Van Neyenhoff taxiede er eenige
malen mee langs de rijen der kijklustigen.
BEGRAFENIS JHR. CH. F. VAN DE POLL
HAARLEM Maandag.
Onder zeer groote belangstelling werd he
denmiddag op de Algemeene Begraafplaats te
Heemstede teraardebesteld het stoffelijk over
schot van jhr. Ch. F. van de Poll, in leven
oud-directeur der Haarlemsche Katoenmaat
schappij, die Donderdag in Hollenfels
(Luxemburg) overleed.
Onder de talrijke aanwezigen waren de
heeren Ch. Maskens, de Belgische gezant, Jhr.
J. P. W. van Doorn, burgemeester van
Heemstede, jhr. J. W. G. Boreel van Hogelan-
den, oud-burgemeester van Haarlem, gene
raal-majoor W. Röell, Th. baron van Tuyll
van Serooskerken, jhr. H. Boreel, jhr. V. Bo
reel van Oldenaller, de heer G. F. de Clerq,
oud algemeen secretaris van de Maatschappij
van Nijverheid, jhr. L. A. P. Six, generaal ma
joor bij de cavalerie b. d. G. Römer, mr. S. P.
Vening Meinesz en mr. A. Beets, beiden na
mens de Sociëteit „Trou moet blycken", jhr.
von I^üehlen, gemeente-ontvanger te Heem
stede, N. Vos, gemeente-secretaris van Heem
stede, jhr. F. Teding van Berkhout sr., oud
directeur en F. Teding van Berkhout jr., di
recteur der Twentsche Bank te Haarlem.
Voorts de heeren G. D. Gratama, directeur van
het Frans Halsmuseum, De Bye Dolleman, di
recteur der Haarlemsche Hypotheekbank, H.
J. Voors, secretaris-penningmeester der Al
gemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur
P. W. Waller en Joh. G. P. Sabel, oud-voorzit
ters der Nederlandsche reis vereeniging.
Een schat van bloemen dekte de kist.
In de aula sprak ds. G. A. Barger, predikant
bij de Ned. Herv. Gemeente te Heemstede, die
eerst de 21ste Psalm voorlas en daarna eeni
ge verzen uit Romeinen 14.
„Wij dragen hier," aldus spreker vervol
gens, „een oud man ten grave, die gerekend
mocht worden onder de zeer sterken. Daarvan
heeft zijn leven getuigenis afgelegd. Zijn acti
viteit was groot en hij stelde belang in vele
dingen en deed actief mede in handel en in
dustrie. Groote onbaatzuchtigheid was mis
schien wel zijn meest overheerschende karak
tertrek.
Hierna werd op het orgel gespeeld „Een
vaste burg is onze God", het Lutherlied, waar
na de kist grafwaarts werd gedragen.
Toen het stoffelijk overschot in de groeve
was neergelaten ging Ds. Barger allereerst
voor in gebed, waarna hij het vergankelijke
van den mensch schetste. Hoewel het de
uitdrukkelijke wensch van den overledene
was dat er aan de groeve niet gesproken zou
worden, zeide de zoon. Jhr. A. v. d. Poll, toch
niet te kunnen nalaten hier een enkel woord
van dank te spreken, allereerst tot Ds. Bar
ger voor zijn hartelijke woorden, benevens
voor de groote belangstelling bij dit overlij
den en de teraardebestelling getoond, het
geen alles getuigde van de groote vriendschap
die men voor den overledene gevoelde Een
bijzonder dankwoord richtte spr. tot het
dienstpersoneel uit Hollenfels, dat hier mede
aanwezig was. Uw groote zorgen voor mijn
vader, aldus spr., zullen wij nooit vergeten.
Vervolgens schetste spr. de onbaatzuchtige
liefde die de overledene gevoelde voor zijn
kinderen en kleinkinderen. Wij zullen dit, al-
du-s spr., in onze herinnering doen voortleven