HET MYSTERIE
VAN MOAT HOUSE,
Mei den wegenaanleg voor hei nieuwe Feyenoord-
siadion ie Rotterdam is een aanvang gemaald
De heer P. A. CofTjn, burgemeester
van Alphen aan den Rijn, die benoemd
zal worden tot burgemeester der ge
meente Kampen
Te Npmegen Maandagavond een getrouwe nabootsing van de pont, die h verband met de opening
van de Waalbrug gaat verdwijnen, door het Nijmeegsch Studentencorps officieel .begraven", waarbij
op het Waaggebouw een rede werd uitgesproken
De voorbereidingen voor het internationaal
concours hippique, dat Donderdag in het Stadion
te Amsterdam aanvangt Onder leiding van
majoor G. hl Labouchere worden de horden
geplaatst
Op de Oud-Leusderheide bij Amers
foort is Maandag de cross-country
voor den nationalen vijfkamp verreden.
Een fraaie sprong van één der deel
nemers over een hindernis
Een programmaboekje als
regenscherm bij de tennis
kampioenschappen te Be©»
kenham (Eng.)
Zeilensymphonie iijdens de iradiiioneele zeilwed
strijden voor grooie schuiien op de Theems
Het nieuwe Senaatsrijtuig voor den Senatus Veteranorum Yan het Utrechtsch Studentencorps
werd Maandag overgedragen bij het begin der Utrechtsche universiteitsfeesten. Mr. dr.
Ter Pelkwijk, burgemeester van Utrecht met den rector senatus J. N. Drost in het rijtuig
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
ADELINE SERGEANT.
♦Nadruk verboden).
40)
Nadat zij aangebeld had, werd er al spoe
dig een raam opengeschoven en een hoofd
door de opening gestoken.
„Wie ls daar?" vroeg een mannestem.
„Ik kom van Moat House", antwoordde
Nell. „Meneer Meynell heeft gezegd dat ik
hier kon komen als ik hulp noodig had".
„In orde, juffrouw", stelde de zadelmaker
haar gerust „Ik weet er van. Wacht u maar
even, mijn vrouw komt binnen een minuut
beneden".
Hij trok zijn hoofd terug en Nell zag bijna
onmiddellijk licht in de bovenkamers. Zij
leunde tegen de deurpost en wachtte gedul
dig, totdat zij voetstappen in de gang hoor
de en de grendels weggeschoven werden.
Een knappe vrouw van middelbaren leef
tijd verscheen bijna onmiddellijk, achter
haar iemand anders. Nell slaakte een kreet
van verlichting, want het was niet de za
delmaker. die naar beneden was gekomen,
maar Claude Meynell.
„Hier is zijne hoogheid zelf. juffrouw",
kondigde de vrouw van den zadelmaker aan.
„Zijne Hoogiheid?" vroeg Nell. „Bedoelt
J»
„Zijne Hoogheid, de Hertog van diesel
den, juffrouw", vervolgde de vrouw op bijna
berispenden toon. „Neemt u mij niet kwalijk,
maar ik dacht dat u hem reeds kende?"
„Maar dit is meneer Meynell", zei Nel!
vlug, toen Claude glimlachend voor haar
stond.
„Je hebt volkomen gelijk", legde Claude
uit, terwijl hij haar bij de hand nam, en een
beetje terzijde trok, zoodat de vrouw hem
niet hooren kon. „Ik ben tot voor een paar
weken terug Claude Meynell geweest. Maar
zie je. ik was de eenige erfgenaam toen de
oude hertog stierf."
„Bedoelt u, dat u de hertog van diesel
den bent?"
„Ik zie er niet naar uit, wel?" vroeg Clau-
de. Maar één van de redenen waarom ik do
zen titel op prijs stel, is dat ik in staat zal
zijn van mijn vrouw een hertogin te maken.
Ik hoop, dat zij daartegen geen bezwaar zal
hebben. Het lag op Nell's lippen om te mom
pelen: „ik heb mijn antwoord nog niet ge
geven!", maar toen zij opkeek en hem in
de oogen zag, wilden de woorden niet komen.
XXXV.
Een bekentenis.
Toen Claire alleen was lag ze eenigen tijd
over hetgeen ze vernomen had, na te pein
zen. Nu Nell haar in het holst van den
nacht was komen zeggen dat ze het huis
moesten verlaten, moest er toch wel iets
ernstigs gebeurd zijn. Na een poosje waagde
ze het uit bed te stappen; ze schoof de gor
dijnen opzij en begon zich bij het licht van
de maan aan te kleeden. Toen ze gereed was
trok ze een langen bontmantel aan en pakte
de allernoodigste dingen in een handtasch
Het kleeden en pakken kostte haar eeni
gen tijd; het was bijna zes uur toen zij het
geluid van voetstappen in de oprijlaan hoor
de, gevolgd door een langdurig gebel aan de
voordeur. Het bellen herhaalde zich, toen
hooide ze vage stemmen. Claire had geen
rust meer om in haai' kamer te blijven. Ze
liep langzaam de gang in, de hoofdtrap af.
Plotseling klonk een revolverschot, daarna
was het doodstil. Zij rende naar beneden bij
de gedachte dat Everard in gevaar was. In
de hall gekomen zag zij een eigenaardig
tafereel. In het midden bevond zich Lancas
ter, aan wiens arm juffrouw Plowden zich
vastklemde, terwijl Geoffrey Langdale met
behulp van een paar veldwachters zich van
den zich hevig verzettenden Lancaster
trachtte meester te maken. De kruitdamp
hing nog boven hun hoofden, terwijl de af
gevuurde revolver op den grond lag. Everard
Hume, die doodsbleek zag, leunde op den
schouder van den ouden Jacob, en Claire zag
met één oogopslag dat er van zijn linker
arm bloed op den vloer stroomde. In een
oogenblik was zij bij hem, de worstelende
mannen voorbij snellend.
„Het is niet erg", zei Everard dadelijk, „het
is alleen maar mijn arm".
„U bent er nog goed afgekomen, meneer",
mompelde de oude Jacob. „U kunt beter
gaan zitten", vervolgde hij, „juffrouw Dave-
nant haalt een schaar en wat verband. Zij
zal wel dadelijk terug zijn, maar u moet
daar niet blijven staan".
„Ik voel me al beter", hernam Everard,
terwijl hij Claire's doodelijk verschrikt ge
zicht zag. „Maar ik was al niet heelemaal in
mijn gewone doen. Ha!" viel hij zichzelf
in de rede. „Ze zijn hem toch de baas!"
En Claire zag, toen zij opkeek, dat de po
litiemannen Lancaster op den grond gekre
gen hadden en hem boeien aandeden. In zijn
waanzinnige woede was Lancaster niet ge
makkelijk te overmeesteren geweest, maar
tenslotte was hij genoodzaakt zich over te
geven, terwijl er een stroom verwenschingen
kwam over zijn lippen.
„Wat heeft dat allemaal te beteekenen?
Wat heeft hij gedaan?" vroeg Claire ver
bouwereerd.
„Dat kan ik niet in een paar woorden ver
tellen", gaf Everard ten antwoord, „het is
aan Nell te danken, dat het huis niet in
een puinhoop veranderd is, en enkelen van
ons de lucht niet ingevlogen zijn. Later zul
je alles wel hooren, Claire. Nell is hulp gaan
halen, toen Lancaster de veldwachters zag,
begreep hij dat hij verloren was, en wilde
mij neerschieten. Vermoedelijk uit woede,
omdat ik hem ontsnapt was.
Op dit oogenblik kwam Nell terug met ver-
bandmateriaal, waarna zij Jacob wegstuurde
om koud water en een spons. Terwijl Nell
zijn arm verbond, keek Everard vol span
ning naar wat er aan den anderen kant van
de hall voorviel.
Juffrouw Plowden, liep handenwringend
heen en weer en jammerde:
„Ik zeg u, dat het een ongelukje was, u
denkt toch niet, dat hij meneer Hume wilde
vermoorden. Hij heeft zich enkel verdedigd,
en dat gas in de slaapkamer misschien
hebben Jacob of ik het kraantje bij vergis
sing opengedraaid".
„Houd je mond. Janet", beet Lancaster
haar toe. „Je doet me meer kwaad dan
goed!"
„Ga op zij, alsjeblieft", zei een van de po
litiemannen. terwijl hij de huishoudster bij
den schouder greep. ..Wie bent u? *Ik zou
graag uw naam willen weten".
„En waarom wilt u mijn naam weten, als
ik dat vragen mag?" vroeg de vrouw ver
ontwaardigd. „Zeker om getuigenis af te
leggen, nietwaar, eetuieenis tegen miin
wettigen echtgenoot. Dat doe ik toch nooit!"
„Wat bedoelt u met wettigen echtgenoot?"
vroeg de rijksveldwachter, terwijl hij van
zijn zakboekje opkeek.
„Nu, Philip Lancaster! Toen zijn moeder
nog leefde, schaamde hij zich voor mij, hij
heeft haar nooit laten weten, dat ik zijn
vrouw was. Maar dat doet er niet toe. Het is
waar!"
„Hou je mond, mensch", riep Lancaster
woedend uit. „Je weet niet wat je zegt. Hou
je mond!"
„Ik weet best wat ik zeg", beet juffrouw
Plowden hem toe. „En ik zal mijn mond niet
langer houden. Want ik kan als je vrouw
heel wat meer voor je doen dan als huis
houdster Philip", vervolgde ze, dichter naar
hem toekomend, „ik ben niet gek! Snap je
dan niet, dat ik jou helpen wil?"
Lancaster haalde korzelig de schouders op.
„Ga je gang dan maar", gromde hij, ter
wijl hij zijn gezicht van haar afwendde. ,Als
je er pleizier in hebt, om als mijn vrouw be
kend te staan, zal ik er geen bezwaar tegen
maken. Heeren", en hierbij dwaalden zijn
oogen af naar Claude en Geoffrey „sta
me toe u voor te stellen aan mevrouw Lan
caster. Het is jammer, dat u haar niet eer
der hebt leeren kennen, nietwaar?"
„Hoe minder u zegt, hoe beter het voor
u is!" voegde Geoffrey hem koel toe, „alles
wat u zegt. wordt tegen u gebruikt".
„O, ik ken de wet", snauwde Lancaster.
„In dat opzicht hoeven ze me niets te lee
ren. Wat zal er nu met me gebeuren?"
„Hij moet naar Aldersfield", zei de veld
wachter tegen Geoffrey. „Het is een lange
wandeling. Misschien kunnen we ergens een
voertuig krijgen?"
(Wordt vervolgd).