Het derde Eeuwfeest der Utrechtsche Universiteit. Haarlems Kunstbezit. WOENSDAG 24 JUNI 19».. De plechtigheid in de Domkerk. Aanbieding der gulden eeremedaille aan de Koningin. Over de plechtigheid in de Domkerk van Dinsdagmiddag wordt nog het volgende ge meld: Aanwezig waren o.a. de minister-president dr. H. Colijn, de minister van Justitie mr. van Schaik, de minister van Binnenlandsche Za ken. mr. de Wilde, de minister van Onderwijs, kunsten en wetenschappen prof. Slotemaker de Bruine, de minister van Sociale Zaken mr. Slingenberg en verder de vice-voorzitter van den Raad van State jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland en de secretaris van dit college jhr. mr. dr. J. D. H. de Beaufort, de ministers van Staat jhr. mr. H. A. van Karnebeek, mr. D. Fock en jhr. mr. D. J. de Geer, de voorzitter en de griffier der Eerste Kamer, mr. W. L. baron de Vos van Steenwijk en mr. A. D. de Block, de voorzitter der Algemeene Rekenka mer, de heer R. Zuyderhoff en tal van andere leden van hooge regeeringscolleges. Voorts vele kerkelijke autoriteiten, o.a. de Aartsbisschop van Utrecht mgr. dr. J. de Jong, de Aartspriester der Oud-Katholieke Kerk mgr. Lagerwey, de voorzitter en secretaris der Algemeene Synode der Ned. Herv. kerk. De militaire overheid was o.m. vertegenwoordigd door den bevelhebber der vierde militaire af- deeling te Amersfoort, generaal-majoor baron van Voorst tot Voorst. Van het diplomatieke corps waren o.a. aan wezig de pauselijke Internuntius en de gezan ten of zaakgelastigden van Frankrijk, Vene zuela, Finland, Cuba, Chili, Zwitserland, Zuid- Afrika, België, China, de Vereenigde Staten. Duitschland, Denemarken, Tsjecho Slowakije, Polen en Italië. Behalve de leden van de senaten der andere Nederlandsche hoogescholen hadden in de Domkerk plaats genomen de curatoren der Universiteiten van Groningen, Leiden, Delft, Amsterdam, van de Vrije Universiteit, de R.K. Universiteit van Nijmegen de Landbouwhoo- geschool te Wageningen de Handelshooge- school te Rotterdam en de R.K. Handelshoo- geschool te Tilburg. Onder hen bevonden zich o.a. de burge meester van Amsterdam dr. W. de Vlugt, de burgemeester van Leiden, mr. A. v. d. Sande Bakhuyzen, de Commissaris der Koningin in Groningen, dr. J. P. Fockema Andreae. Voorts waren aanwezig alle leden van Ged. Staten van Utrecht, leden van de Provinciale Staten, van het gemeentebestuur en den ge meenteraad van Utrecht. Alle aanwezigen verhieven zich van hun ze tel, toen de stoet der hoogleeraren door den hoofdingang het kerkgebouw betrad. Het or gel, bespeeld door den organist van de Dom kerk, den heer H. F. Bos, zette het „Gaudea- mus Igitur" in. De aankomst van Koningin en Prinses aan de Domkerk Na, den stoet van hoogleeraren en studen tendeputaties te, hebben gadegeslagen, keer den Koningin en Prinses-met gevolg te onge veer kwart, voor drie naar Paushuize- terug, waar de Koningin de commissie van redactie van het Gedenkboek van het Utrechtsche Stu dentencorps ontving, bestaande uit de heeren Bierens de Haan, Rutgers van Rozenburg, Oorthuys, Boeken en de Beaufort, die de Ko ningin een fraai gebonden exemplaar van het gedenkboek kwamen aanbieden. De Koningin aanvaardde het boek met eenige hartelijke woorden. Onmiddellijk hierna vertrokken de hooge bezoeksters met hun gevolg en in gezelschap van den Commissaris der Koningin en den burgemeester van Utrecht naar de Domkerk, waar de hooge bezoeksters tegen drie uur ar riveerden voor den ingang der sacristie, waar een eerewacht stond opgesteld van ongeveer 60 man der Utrechtsche Studentenweerbaar heid. In de sacristie waren ter verwelkoming aanwezig de Curatoren der Universiteit, de Rector-magnicifus en de Ab-Actis van den senaat van het studentencorps. Een zoontje van het lid van het college van curatoren jhr. mr. de Beaufort bood de Koningin een ruiker orchideeën aan, terwijl mej. Wilhelmina M. Vollgraff, dochter van den rector-magnifi- cus de Prinses een ruiker orchideeën, afkom stig uit de eigen Hortus der universiteit, aan bood. Terwijl alle aanwezigen zich van hun zetel verhieven en het orgel uit Valerius Gedenck- klanck „O Heer die daer des hemels tenten spreidt" liet hooren, betraden Koningin en Prinses door de zijdeur het kerkgebouw en na men plaats op de tegenover den preekstoel voor het doophek staande zetels. Rede van den president-curator De President-Curator, dr. H. Th. s'Jacob, betrad den preekstoel om de plechtige her denking te openen. Spr. gaf een beknopt overzicht van de ge schiedenis der universiteit en begroette daar na de Koningin en Prinses Juliana en dankte voor haar aanwezigheid.Ook begroette spr. den voorzitter van den ministerraad dr. H. Colijn, de buitenlandsche gasten en den minister van O., K. en W., prof. dr. Slotemaker de Bruine. Herdenkingsrede van den Rector- Magnificus. Na deze rede was het woord aan den Rector- Magnificus. prof. dr. C. W. Vollgraff voor het uitspreken van de herdenkingsrede. De her denking van het driehonderdjarig bestaan, al dus spr. o.m.. onzer universiteit, vervult allen, die haar liefhebben, met dankbaarheid en vreugde. Drie eeuwen lang is de universiteit, wat ook viel en voorbijging, gespaard geble ven en het is haar gegeven geworden te ko men tot een hooge trap van ontwikkeling. De oorzaak van den geestelijken en stof- felijken opbloei der universiteit was de Her vorming, onder wier hoede de Universiteit is gegroeid. In de achttiende eeuw daalde de Hooge- school met het geheele volksleven, dat haar droeg, tot zelfgenoegzaamheid en verslapping af. Maar ongeveer zestig jaar geleden geraak te de Universiteit tot nieuw leven en tot een te voren ongekende ontwikkeling onder lei ding der natuurwetenschappen. Het is helaas niet te loochenen, dat zich in de laatste vijf jaren dreigende wolken aan den gezichtseinder hebben vertoond, ja dat zij thans geheel het zwerk bedekken: de groei der Universiteit is gestuit als gevolg der na tionale inzinking. Zij heeft nu te strijden voor het behoud van hetgeen zij voor staat en volk kan doen. Ondanks de ongunst der tij den en den daaruit voortvloeienden druk blij ven hare dienaren getrouw aan het beginsel dat voor hun leven geldt: zij zijn van zins zich in het belang der wetenschap elke inspanning te getroosten, in afwachting van den dag, waarop een nieuwe golf van enthousiasme, oprijzende, evenals vroeger, uit de diepte van de volksziel, de tijden zal veranderen en de universiteit mede opvoeren tot ongekenden bloei en kracht. Na zijn rede to hebben geëindigd, daalde de rector-magnificus af van den kansel, plaatste zich voor den zetel van de Koningin en sprak tot H.M. de volgende woorden: „Majesteit, als rector-magnificus valt mij de hooge eer ten deel ,aan Uwe Majesteit uit naam van den Senaat te mogen aanbieden de Gulden Eeremedaille der Universiteit. De Senaat heeft onlangs besloten deze medaille in te stellen, en haar voor de eerste maal aan te bieden aan Uwe Majesteit bij gelegenheid van ons derde eeuwfeest. Tevens veroorloof ik mij aan Uwe Majesteit de bij de medaille behoorende bul te overhandigen. Moge het Uwe Majesteit behagen in de aanbieding der medaille een bewijs te zien van de verknocht heid en onwankelbare trouw der Universiteit aan Uwe Majesteit". Hierna overhandigde prof. Vollgraff de bij de medaille behoorende bul en de medaille zelf, die is ontworpen door dr. A. Roes. pri vaat-docente in de archaeologie aan de Rijks- Universiteit te Utrecht. Zij stelt voor aan de voorzijde een zittenden adelaar, die de vleu gels ontvouwt en opziet naar de stralende zon met de lijfspreuk der Universiteit „Sol justi- tiae illustra nos" (zonne der gerechtigheid beschijn ons). De fraai geornamenteerde keerzijde draagt het opschrift: „Wilhelminae reginae Academia Traiectina. (Aan Koningin Wilhelmina, de Utrechtsche Universiteit) De Koningin aanvaardt de medaille. De Koningin aanvaardde de gulden medail le met bijbehoorende bul met de volgende woorden „Mijnheer de rector magnificus, De woorden door den heer president-curator Nog iets -van Claude Lorrain (Teyler Museum). Onder de zeer vele teekeningen, die Teyler van den grooten Lotharinger bezit zijn die met figuratieve voorstelling ver in de min derheid. Eenigen tijd geleden heeft de conser vator, de heer Buisman dat kleine aantal met één kunnen vermeerderen, doordat -hij in ee,n der portefeuilles met onbekende meesters een teekening' vond, die hij mét zekerheid aan Claude Lorrain meende te mogen toeschrijven. Juist door dat het rijke materiaal onder zijn beheer schitterende gelegenheid tot vergelij kende studie bood kon hij zijn meening deug delijk begronden en de voldoening smaken dat een kunstgeleerde van groote reputatie, spe ciaal op teekeningengebied, de Engelschman Hind het volkomen met zijn ontdekking eens bleek te zijn. Het is deze teekening die wij thans door de voorkomendheid van den heer Buisman hier kunnen reproduceeren, waardoor aan ons bescheiden rubriekje zelfs een pri meur op kunsthistorisch terrein te beurt valt. Zooals men ziet stelt het een Rust op de Vlucht naar Egypte voor-, een onderwerp, door Lorrain ook nog op een andere teekening in Teyler behandeld en verder ook vaker in eenige schilderijen voorgesteld. Het verwijt van Joachim von Sandrart dat Lorrain geen groot figuur teekenaar was schijnt niet geheel ongegrond, als men over het hoofd ziet dat deze soort teekeningen voor den artist niet meer dan notities voor een „geval", idée-con- cepties voor een compositie waren, die hij in een zijner landschappen verwerken kon. Be weging en expressie der figuurtjes zijn slechts even aangeduid en al moge iemand als Rem brandt zijn ideeën meer direct-juist, onverbe terlijk hebben neergeschreven, het intieme van de groepeering, die men zich als onder deel, als vulling van een boschinterieur moet blijven voorstellen, valt niet te ontkennen en bewijst dat Le Lorrain het teekenen van een figurengroep, op zijn wijze dan, wel degelijk in zijn macht had. Vergelijkt men echter ons plaatje van deze week met dat- van de vorige, dan zal men gemakkelijk inzien dat zijn land schap veel en veel minder conventioneel is en dat een voorstelling als deze met de Moe der en het Kind, den lezenden Jozef met zijn ezeltje, den kleinen Johannes met het lam, van allerhand herinnering aan nog oudere meesters oproept. Lorrain is paysagiste. En in onze eigen kunst der zeventiende eeuw vindt hij in belangrijk heid zijns gelijke in Ruysdael eerder dan in de talrijke kleinere meesters ten onzent die wij noemden, en die hem in meerdere of mindere mate navolgden. Lorrain en Ruysdael, zij hebben veel ge meen en zijn toch weer in den grond ver scheiden. Over beider levenshistories is even weinig aan schokkende gebeurtenissen ge boekstaafd, beiden heten zij de stoffeering hunner landschappen gaarne aan anderen over, beiden waren zij even verzot op het phe- nomeen der steeds wisselende aspecten door het licht in de natuur teweeg gebracht. Lor rain leeft in het blijde licht van het Zuiden, Ruysdael vertolkt de dramatischer gewaarwor_ dingen die een noordelijke - hemel met zijn wolkenbouw en variabeler lichtuitstraling ver schaffen kan: beiden zijn grootmeesters in ontvankelijkheid en herscheppingskracht. In .het mooie boek dat Pierre Courthion aan 1 Claude Lorrain wijdde vindt men de verwant schap tusschen beide artisten op dichterlijke wijze uitgewerkt. Aan dat boek ontleen ik ook wat wij nu over Lorrain's Liber Veritatis zullen navertellen. Claude had, als veel andere schilders een soort artistiek dagboek bijgehouden, waarin hij een schets, een krabbel soms, bewaarde van ieder schilderij dat zijn atelier verliet. Uit onzen tijd herinner ik mij van den ouden Ga briel een verzameling miniatuur-notities op visitekaartjes, met dezelfde bedoeling aange legd en die hij zijn Grootboek noemde. Dit Li- en u gewijd aan de ontwikkeling en de lotge vallen dezer thans drie honderd jarige univer siteit moge tevens verklaren waarom ik er prijs op heb gesteld, heden persoonlijk aanwe zig te zijn bij de plechtige viering van dezen mijlpaal in haar bestaan. Want duidelijk bleek daaruit welk een be langrijke plaats die universiteit reeds van ouris inneemt in het leven van ons volk, welks wel en wee zij deelde, en tevens hoe zeer zij zich bewust is geweest van haar hooge roe ping, haar schoone maar zware taak vervul lende op een wijze, die hare thans levende en werkende leden met trots en voldoening mag vervullen. Ook is zij in het, verleden voor tegenspoed niet gespaard gebleven, maar het geloof in haar roeping heeft zij daaronder steeds be houder. en ook hebben uwe voorgangers haar weten op te voeren tot een centrum van we tenschap, ver over onze grenzen bekend en geacht. Weer zijn de tijden donker, maar ook thans weer versaagt dat geloof niet. Naast uwe woorden is de nieuwe gouden medaille daar van het bewijs. Hoogelijk waardeer ik het als eerste die uit uw handen te hebben ontvangen. Ik aanvaard haar als een hooge onderschei ding, maar behouden zal ik haar als het tastbare symbool' van uw aller onwankelbaar vertrouwen in de toekomst der Utrechtsche Universiteit, die ik daarom alleen reeds in uwe handen veilig reken". Na deze met heldere stem gesproken woor den van de Koningin was het even stil, waar na het orgel de fantasie in g-moll van Johann Sebastiaan Bach speelde. Rede van den minister van onderwijs. Als laatste spreker betrad de kansel de minister van onderwijs, kunsten en weten schappen, Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine. De Nederlandsche regeering, aldus de mi nister, o.m. spreekt haar meest hartelijken gelukwensch uit. nu het aan deze illustre universiteit is beschoren, haar derde eeuw feest te vieren, nu deze drie honderd jaren lang heeft mogen arbeiden aan haar roeping om door de beoefening der wetenschap ons volk mede te dienen. Dat het mij ten deel valt, mij, die met zooveel dank herdenk mijn studeeren, pro- moveeren, doceeren aan deze hoogeschool, in dit uur de tolk der regeering te wezen, het vervult mij persoonlijk met een levendige voldoening. Het tijdsgewricht, waarin deze herdenking valt, wordt gekenmerkt door druk èn ver warring allerwege, een tijd, waarin de uni versiteit wel zeer bijzonder haar taak vindt. De maatschappij behoeft dezulken, die een wetenschappelijke opleiding hebben genoten en daardoor in staat zijn maatschappelijke betrekkingen te bekleeden. die zoodanige op leiding veronderstellen. Hier doe ik den stap uit studeerkamer, collegezaal, labora torium in het volle leven, dat op daden wacht, dat in angstige tijden meer nog dan -anders wacht op daden, op toegepaste we tenschap. Zij het aan deze universiteit gegeven om bij voortduring ons volk te dienen met kiaar verstaan, met krachtig doen met aanraken van de onzichtbare wereld in deze tijden van donkeren druk en in tijden van lichtend heil, die God na dezen gehengen moge. De slotplechtigheid. Toen de minister van den kansel was af gedaald trad de secretaris van het College van Curatoren, baron de G:eer van Jutphaa's', met het groot-vaandel der universiteit naar voren, waarna de president-curator een der den eeuwring, bestaande uit een vergulde slang die zichzelf in den staart bijt als het symbool der eeuwigheid, aan de twee reeds dof geworden eeuwringen op het vaandel hechtte en vervolgens de zitting sloot. Terwijl allen zich opnieuw van hun zetels verhieven en het orgel het Wilhelmus inzet te, verlieten de Koningin en de Prinses met haar gevolg en vergezeld door de curatoren, d,en Commissaris der Koningin, den burge meester van Utrecht, de ministers en ver schillende andere autoriteiten, het kerkge bouw om zich door de kloostergang naar het groot-auditorium te hegeven, waar de hooge bezoeksters met belangstelling de daar op gestelde geschenken in oogenschouw namen. Te ongeveer half vijf toegaven Koningin en Prinses zich naar de Senaatszaal, waar de rector en de ab-actis van het U.S.C. de Ko ningin de gouden medaille van het studen tencorps aanboden. In het groot-auditorium werden daarna verschillende buitenlandsche hoogleeraren en binnenlandsche vertegenwoordigers aan de beide vorstinnen voorgesteld. Te ruim half zes zou de Koningin naar Het Loo terugkeer en, terwijl de Prinses in Utrecht zou blijven met enkele leden van haar gevolg, om des avonds de eerste op voering van het openluchtspel der studen ten ,De Groote Geus" bij te wonen. Moord op een kind van een half jaar. De vader geeft zich als dader aan. Te Den Oever overleed op 30 Mei van het vorig jaar het ongeveer zes maanden oude kindje, dochtertje van de familie K.. waarvan de man werkzaam was bij de Zuiderzeewerken. In den loop van het jaar verhuisde de familie naar Leeuwarden, waar de vader Dinsdag plotseling de bekentenis aflegde, dat hij zijn kindje zelf vermoord had. Zijn dochtertje leed aan een ongeneeslijke ruggemergaan- doening en de vader heeft toen het proces versneld door het kindje stukken brood in den mond te stoppen en daarna een kussen voor den mond te binden, waarop het meisje is ge stikt. Op last van de justitie is het lijkje opge graven en verricht-te dr. Hulst uit Leiden de sectie. INBRAAK TE AMERSFOORT In een woning aan de Bankastraat te Amers foort. bewoond door mevr. D. M. is in den nacht van Maandag op Dinsdag een aanzien lijk bedrag ontvreemd. De indringer verschaf te zich toegang tot het huis door een keuken raam te forceeren. Na zich te goed te hebben gedaan aan brood, aardbeien, melk en bonbons verdween hij met medeneming van vier flesschen wijn en een portemonnaie met inhoud, benevens een groot aantel zilveren voorwerpen. Den dader heeft men tot dusver niet kun nen aanhouden. Nieuwe A. V. R. O.-Studio. Officieele opening op 2 Juli door Ir. Damme. De officieele opening van de nieuwe AVRO studio zal Donderdag 2 Juli a.s. des middags te half drie geschieden door den Directeur- Generaal van P.T.T., ir. M. H. Damme, aan gezien de minister van binnenlandsche za ken, mr. J. A. de Wilde, tot zijn spijt niet beschikbaar is. Driejarig kind door gas bedwelmd. En levend verbrand. Dinsdagmiddag omstreeks vijf uur is het driejarig dochtertje van den heer Van der Meüléri te 'Noordwijk in een onbewaakt oogen blik op de uitlaatpijp van een benzinemotor gevallen en levend verbrand. Op de banen der Noordwijksche Golfclub waarvan het onderhoud door den heer Van der Meulen wordt verzorgd, is in een schuur een benzinemotorpomp opgesteld, welke Dins dagmiddag ook in werking was. De uitlaatpijp van dezen motor komt uit in een open put buiten de schuur. Waarschijn lijk heeft het meisje over den rand van de put gehangen, waarbij het door de uitlaatgassen is bedwelmd en vervolgens in de put op de gloeiende uitlaatpijp en knalpot van de mo tor is gevallen. Daardoor hebben haar kleer tjes vlam gevat en is het kind verbrand. Toen de heer van der Meulen den motor kwam afzetten, vond hij het geheel verkoolde lijkje van zijn dochtertje. ber Veritatis lBoeK der Waarheid d.w.z. be vattende de door den schilder als authentiek erkende schilderijen) is na den dood van Lor rain in andere handen geraakt en voor drie kwart in de achttiende eeuw naar Engeland verzeild en in het bezit geraakt van den hertog van Devonshire. Het moet daarvóór zelfs eenigen tijd in Hollandsche handen zijn ge weest. Tot zoover is. daar niets bijzonders aan. Maar in 1777 heeft een beroemd Engelsch gra veur, Richard Earlom een goed deel van die teekeningen van den hertog van Devonshire in aquatint geëtst en als Lorrain's Liber Veri tatis uitgegeven. Op die prenten van Earlom heeft men geruimen tijd het oordeel over Lorrain gebaseerd: Goethe bezat ze en Ruskin bouwde er zijn minder waardeerende opinie oven onzen schilder op. Doch nu is door de on derzoekingen eener Engelsche dame, mevrouw Mark Pattison, zeer waarschijnlijk geworden dat Earlom aan die oorspronkelijke teekenin gen heeft zitten knoeien, om er effectvollere prenten van te kunnen maken, ze met wit heeft opgehoogd en tegenstellingen noode- loos verscherpt, waardoor het karakter van Lorrain's werk aanmerkelijk verminkt is ge worden. Wat een Liber Veritatis moest voor stellen, is een boek van den Leugen geworden onder Earlom's handen, zeer ten nadeele van Lorrain's gerechtvaardigde beroemdheid. De eenige romantische noot in het eigen le ven van Claude Gellée ishet nichtje. Maar men weet er eigenlijk niets van en moet zich in veronderstellingen verdiepen. Agnes, de mysterieuse Agnes verschijnt in het leven van den schilder en men weet niet vanwaar. Onder de bekende verwanten van Claude is zij niet thuis te brengen. Als hij in 1663 een ontwerp testament maakt vermeldt hij Agnes Gellée, die dan zoowat dertien jaar oud moet zijn, als „zijn nicht, opgegroeid en opgevoed in zijn huis" en als hij bijna 'twintig jaar later sterft, wordt Agnes met de overige familie in processen over de nalatenschap gewikkeld. Agnes is tot den dood van den ouden kuns tenaar zijn trouwe huisgenoote en steun ge weest en hij was zeer aan haar gehecht. Het vermoeden is uitgesproken dat zij zijn dochter was. Zoo zou ook dit werkzame en geheel aan de kunst gewijde leven zijn romance gekend hebben. Een romance die voor de nieuwsgie rige blikken der tijdgenooten van een beroemd man geheel verborgen is gebleven. Maar ook door Lorrain's leven is een vrouw gegaan en het is waarschijnlijk dat Agnes den geschied schrijver toestaat die conclusie te trekken. Waar dan toch ook eigenlijk niets vreemds aan is, behalve de geheimzinnigheid waarin de episode gehuld bleef. J. H. DE BOIS. Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1886. 24 Juni: Door het hoofdbestuur der Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur Haarlem, is bij circulaire van 9 dezer aan de leden medegedeeld, dat de bloem- bollenbeurs gehouden zal worden in het lokaal van den heer F. Prinsen, in de Wijde Appelaarsteeg alhier, in de zoo genaamde kleine zaal, des Maandags van iedere week, van den 12den Juli tot den 4den October van des voormiddags half tien uur tot des namiddags één uur. De aandacht der leden wordt door het hoofdbestuur in het bijzonder gevestigd op de bedoeling van het bepaalde bij art. 1 van dat reglement namelijk dat de beurs uitsluitend moet strekken ten voordeele van de leden der vereeniging, en dat alzoo zij, die geen leden der ver eeniging zijn en van de Beurs verlangen gebruik te maken, zich bij een der be staande af deelingen behoor en aan te sluiten, op de wijze als is aangegeven bij art. 19 der statuten. Zware brand te Arnhem. In fabrieksgebouwen en opslagplaatsen. Schade door verzekering gedekt. Dinsdagmiddag omstreeks half twee is een zware brand uitgebroken in een aantel fa brieksgebouwen en opslagplaatsen, gelegen achter den Velperweg te Arnhem. De brand is ontstaan achter het laborato rium van de D. E. F. A., handel in verfstoffen, gelegen aan den Velperweg 28, waar het vuur gretig voedsel vond in kisten, doozen en eenige vaten met brandbaren inhoud. Daarna is het vuur overgeslagen mar den houthandel van de fa. P. A. Terhoist, Velperweg 34. De opslagplaatsen stonden in volle vlam. Er was geen redden meer aan. Tegelijkertijd deelde het vuur zich mede aan de Confectie fabriek van de fa. Abas, Velperweg 24, waar het dak vlam vatte. En tenslotte strekte het vuur zich uit naar het achterhuis van de fa. H. de Leeuw en Zn., Velperweg 30, fabriek van sanitaire artike len enz. In wijden omtrek had de politie de straten afgezet, en den Velperweg voor het verkeer afgesloten. Steeds meer slangen werden uitgelegd. Het was een geluk, dat de wind niet krachtig was zoodat verdere uitbreiding in deze dichtbe bouwde buurt kon worden voorkomen. Dinsdagmiddag te drie uur was 1 ".t blus- schingswerk zoover gevorderd, dat het gevaar voor verdere uitbreiding van het vuur als ge weken kon worden beschouwd. Zoowel in het gebouw, van de D. E. F. A., waar de brand is ontstaan, als in de confectiefabriek van de firma Abas, kon het vuur worden gestuit en kon men het blusschingswerk verder over laten aan enkele stralen, waarmee moest wor den voorkomen, dat het vuur opnieuw zou oplaaien. Met groote kracht woedde de brand echter nog voort op de opslagplaats van den houthandel der firma Ter Horst, die een op pervlakte van ongeveer 1500 vierkante me ter beslaat. Al het beschikbare materiaal van de Arnhemsche brandweer werd op dit deel van het terrein van den brand geconcentreerd vooral ook om te voorkomen, dat de brand zich alsnog zou uitbreiden naar de zijde van de woonwijk „Molenbeke". Hier zorgde de groote motorspuit voor aanvoer van water uit den vijver van „Molenbeke". Het blusschingswerk stond onder leiding van den waarnemenden commandant der brandweer, den heer B. Bielefeld. Het verkeer langs den Velperweg werd be halve voor de trams en de autobusdiensten gestremd en omgelegd via de Hoflaan en den Rozendaalschen weg. Voor den brand bestond zeer groote be langstelling. Een groote menigte verzamelde zich achter de politieafzetting om, zij het van verre, het blusschingswerk gade te slaan. De oorzaak van den brand is nog onbekend. De schade, welke op het oogenblik niet is te overzien, wordt geheel door verzekering ge dekt. Hoewel het hoofdgebouw der confectiefa briek Abas is behouden gebleven, is hier toch groote waterschade en waarschijnlijk zal het bedrijf ten gevolge van den brand wel eenige stagnatie ondervinden. De vuurzee gebluscht. Nader wordt gemeldt: In den loop van den namiddag is de Arn hemsche brandweer erin geslaagd den brand- te blusschen. Met achttien stralen, gekoppeld aan ver schillende motorspuiten en brandkranen, heeft de brandweer het vuur bestreden. Het felst hebben de vlammen gewoed in de houtopslagplaats van den houthandel P. A. ter Horst. Deze opslagplaats is dan ook vrij wel geheel uitgebrand waarbij een groote hoeveelheid hout is verloren gegaan. Voorts zijn van het achtergebouw van de D. E. F. A. -verfstoffenhandel het labora torium en het magazijn uitgebrand, terwijl de confectiefabriek van de firma J. Abas aan de achterzijde heeft vlamgevat, doch overi gens behouden is gebleven. Alle gebouwen hebben zooals begrijpelijk veel waterschade opgeloopen. Omtrent de oorzaak van den brand tast men nog in het duister. De schade, die nog niet te schatten is, wordt door verzekering gedekt. DE BEIDE AGENTEN BLIJVEN IN HECHTENIS. De Amsterdamsche rechtbank gelastte de gevangenhouding van de beide Amsterdam sche agenten, die er van verdacht worden in een kiosk op het Mercatorplein te hebben ingebroken. Zij zijn als gemeld onlangs op bevel van den rechter-commissaris in hech tenis genomen DE NED. SIERTEELTCENTRALE. De minister van Landbouw en Visscherij heeft D. W. Lefeber, te Lisse, op zijn verzoek eervol ontslag verleend als lid van het be stuur van de stichting Nederlandsche Sier teeltcentrale en Jac. P. Nijssen, te Santpoort, voor het tijdvak, beginnende 23 Juni 1936 en eindigende 1 September 1936, benoemd tot lid van het bestuur van voornoemde Stichting,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 2