Binnen twaalf uur... FEUILLETON De voorbereidingen voor de Jeroen Bosch-tentoonstelling in het Boymans-museum te Rotter» dam. V.l.n.r.: dr. Benesch, conservator der Albertina te Weenen; prof. dr. Baldass, conservator van het kunsthistorisch museum te Weenen. Geheel rechts de heer D. Hannema, directeur van het museum Boymans Het woonschip der Rijksopleiding tot Verkeersvlieger aan de Ringvaart bij het vliegveld Schiphol is Maandag officieel in gebruik genomen De heer H. M. Oldenhof, die benoemd is tot burgemeester van Kampen met gelijktijdig eervol ontslag als burge meester van Lopik, Jaarsveld en Willige Langerak (Z.H.) Jong leven in de Rotterdamsche diergaarde. Onder de veilige hoede van de moeder maakt het jong zijn ochtendwandeling in het buitenverblijf Meisjes in costuum uit den tijd van Koningin Elizabeth van Engeland op weg naar bet historisch spel, dat dezer dagen op de residentie van den Hertog en de Hertogin van Salisbury te Hatfield House werd opgevoerd De nieuwe electrische centrale te Nijmegen der P.G.E.M. is Maandag door minister Van Lidth de Jeude offi cieel in gebruik gesteld. De minister tijdens zijn rede. Verder v.l.n.r.: baron S. van Heemstra, commissaris der Koningin in Gelderland; jhr. Van Citters, oud-commissaris der Koningin in Gel derland en ir. H. Lohn, directeur der Centrale Richardson (Bedford) wint de 100 yards bij de athle- tiekkampioenschappen in White City te Londen Twaalf oud-redders van schipbreukelingen zijn Maandag door het gemeentebestuur van Rot terdam ten stadhuize ontvangen, bij welke ge legenheid zij gehuldigd werden Naar liet Engelsch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden), 15) "KV. TREIN 5 UUR 18 EXIT. Freddy struikelde, toen zijn voeten den grond raakten. In zijn opwinding en door de duisternis, vergiste hij zich in den afstand en kwam met een zwaren schok neer. Toen hij overeind krabbelde, gleed de trein langs hem heen. een lange, lichtende rups; een bekende wereld, die uit zijn gezichtskring verdween. En hier stond hij in een nieuwe, onbekende wereld, geheel aan zichzelf overgelaten, aan gewezen op zijn eigen moed en vindingrijk heid. Maar Freddy dacht niet aan dit alles. Zijn gedachten waren geconcentreerd op die vluchtende schaduwen, die zelfs in dit korte tijdsverloop verder van hem af waren ge raakt. Eén ding was met felle duidelijkheid in zijn geest gebrand: hij moest onmiddellijk in actie komen. Hij glipte den spoordijk af en werd door een boschje opgevangen dat zijn hoofd met een bons achteruit duwde, alsof het verontwaardigd was over deze schennis van zijn avondrust. Hij baande zich een weg door het kreupel hout. Hij was spoedig door het boschje heen en vóór hem lag een ruw pad. Hij kon het nauwelijks onderscheiden, noch de lengte er van schatten, van wege de schemerige, fluwee- lig-uitziende onderbrekingen; maar aan het eind ervan en loodrecht erop, scheen, glim mend in den regen, een tamelijk breeden weg te liggen. Om dien te bereiken, zou hij die fluweelen onderbreking dóór moeten, er in afdalen en er weer uit opstijgen. Hij aanvaardde den tocht. De schaduwige gestalten waren thans niet te zien. Hij onder drukte een opwelling om te roepen. Het zou krankzinnigenwerk zijn geweest; het zou geen ander resultaat hebben gehad dan de achtervolgden te waarschuwen dat zij achter volgd worden. Zij eenig wapen, verrassing zou hij er mee hebben prijsgegeven „Goeie genade, daar zijn ze!" ontsnapte hem opeens. De schaduwen waren op den weg aangeko men. H ij versnelde zijn pas, plofte holder debolder in een van de afgronden van donker fluweel. Lang, klam gras, doorweekt van den regen. Toen hij weer uit de diepte opdook, waren de schaduwen niet meer op den weg zichtbaar, maar door het geweld der elemen ten heen, hoorde hij het dreunen van een motor. Een bundel wit licht kliefde een moment donker en doofde direct weer. Het motorge ronk vervaagde. Het was een verademing weer vasten grond onder de voeten te voelen. Hoe kreeg hij nu die auto te pakken? Hij rende zoo hard zijn beenen hem dragen met korte tussehenpoozen rolde de donder, wilden. De regen gutste in stroomen neer en afgewisseld door verblindende bliksemflitsen. De grond maakte zuigende sputtergeluiden onder zijn voeten. Hij moest vechten tegen een gevoel van hoopèloosheid. Maar volhou den was de boodschap. Er zou hem wel iets te hulp komenwat, mocht de hemel weten, in zijn onderbewustzijn rees vertrou wen op een of andere deus ex machina Plotseling was er weer een van de oogen- blikken van helder licht. Sprookjesachtige glanzen tooverden het op den weg, door de boomen heen. Voor zich uit ontdekte Freddy een auto, duidelijk afgeteekend. Een roode wagen.... Verdwenen. De wereld was weer donker. Geen halve minuut later een nieuwe blik semschicht. Freddy staarde voor zich uit, ge fascineerd. Het stuk weg lag weer in helderen schijn. De auto was er ook nog. Op het zelfde stuk weg! Hoe kwam het dat die auto daar nog was? Freddy's hart klopte onstuimig. Wanneer hij den wagen inhaalde zou hij nog maar tot één ding in staat zijn: uitgeput in elkaar zakken. „Nou", klonk plotseling een stem, „jij schijnt ook haast te hebben!" De spreker was een werkman met een fiets. XVI. EEN ONTMOETING OP DEN WEG. De man zat niet op de fiets. Hij had onder een afdak opzij van den weg beschutting ge zocht en de fiets stond tegen het poortje. „Kom liever hier schuilen, vriend," advi seerde de man, toen Freddy even stilstond. De jongeman was niet voornemens dat te doen;*hij had met een heel ander doel zijn dolle jacht onderbroken. Hier was nu juist 't ding wat hij noodig had. Een pijlsnelle gedachte maakte 'n eind aan Freddy's aarzeling. „Het is maar leenen", hield hij zichzelf voor. „Ik zal wel zorgen dat de vent er niet bij te kort komt." Toen gebeurde het Freddy's hand schoot uit en greep het stuur. De oogen van den werkman knipperden en zijn mond ging wijd open en toen het knipperen ophield en de mond dichtviel bevonden Freddy en de fiets zich reeds op weg. „Hé!" schreeuwde de man met een schok uit zijn boozen droom ontwakend. Het leek onmogelijk, zoo'n nette jongeman „Hé!" schreeuwde hij nog eens, harder thans. Het eerste „hè" hoorde Freddy, het tweede niet meer Als een wanhopige peddelde Freddy voort. Hij legde het eene stuk rechte weg na het andere af, passeerde de eene bocht na de andere, maar van de roode auto geen spoor! Bij de hopeloosheid, die zich langzamerhand van hem meester maakte, voegde zich het on aangename gevoel doornat te zijn. Zijn klee- ren plakten tegen zijn lijf. Maar plotseling, als bij tooverslag teekende de roode auto zich voor zijn verbijsterde oogen af, nog geen veertig meter vóór hem! Uit de schaduw van de auto dook een gestalte op, die een revolver op Freddy's borst richtte. „Als je niet oogenblikkelijk afstapt", sprak de gestalte", zal ik je neerschieten!" Freddy zou de stem hebben herkend, indien hij niet reeds de gestalte van den grooten en dikken mijnheer herkend had. Met groote tegenwoordigheid van geest was Freddy zich bewust geworden, dat hij vóór alles tijd mist winnen, zoodat hij eerst be hoorlijk op adem kon komen. „Wat wil je eigenlijk beet de dikke heer hem toe. „Ik zou u kunnen vragen wat u eigenlijk wilt, door me op die manier een revolver on der den neus te houden", luidde Freddy's re pliek. „als ik niet precies wist, wat voor ge- meene schurk u bent." „Zoozoo, dat is niet bepaald vleiend! En waarom houdt je mij voor een schurk?" „Omdat u een jong meisje hebt ontvoerd!" „Ontvoerd?" De spreker was kennelijk ge schokt. „Mijn jonge vriend ik geloof dat je te veel detective-romans leest!" Een zucht ontsnapte Freddy. Wanneer die conversatie nog langer zou duren, zou de auto waarvan het wiel met wanhopigen spoed her steld werd, gereed zijn om te vertrekken en en verdraaid nog aan toe die werkman zou wil eens kunnen komen opdagen! Als hij het meisje, dat waarschijnlijk in de auto lag, met een band om den mond of bewusteloos, maar bereiken kon.... De groote mijnheer bracht plotseling een nieuw element in de discussie. „Mag ik vragen", vervolgde hij op honig- zoeten toon louter uit nieuwsgierigheid jonge vriend hoe je aan die fiets geko men bent?" „Wat bedoelt u?" antwoordde Freddy ge prikkeld. „Die heb ik geleend." „Geleend? Weet je dat zeker?" Dat besliste de zaak. De woedende werk man moest geen tijd krijgen om op het too- neel te verschijnen en te ontkennen, dat de fiets geleend was! Terwijl de imposante mijnheer Freddy met één oog aankeek loerde hij reeds den weg achter dezen met het an dere oog af. Hij zag daar beslist wathij scheen opeens zelfs meer belang te stellen in wat hij achter Freddy zag, dan in Freddy zelf. Dit was het oogenblik. Freddy liet de fiets los, bukte en sloeg. Zijn vuist raakte doel. Het- was een glorierijk moment. Ongelukkigerwijze echter was het even kort en ook even ver-, bijsterend als de bliksem, die plotseling weer om hem heen lichtte. De tweede gestalte kwam uit het duister om den wagen te voor schijn. „Dat is voor nu en de volgende is de laatste!" hoorde Freddy bij zijn oor. Toen volgde de heftigste van alle bliksem flitsen, een die hem getroffen moest hebben. Dansend zilver werd gevolgd door diepzwarte duisternis. Het was nacht in Freddy Reeve's geest. XVII. DE BEKEERING VAN DEN WERKMAN. Toen Freddy de oogen opende, stond de werkman op hem neer te kijken. Naast hem lag de fiets. Van den auto geen spoor. „Zoo, daar hebben we je dan", hijgde de werkman dreigend. „Daar ziet het tenminste wel naar uit",, mompelde Freddy. TWordt vervolgd^ s

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 5