Bloemisten vragen 4imillioen crisissteun. Haarlem's Kunstbezit. n mm WOENSDAG 22 JUEI 1936 De nood in de bloemisterij hoog gestegen. Van de voorgestelde steun 1.9 millioen voor Aalsmeer. Aalsmeersche veiling ontving in 5 jaar 9.6 millioen minder. Wijziging in levensverzekering tarieven? Contingenteering invoer toiletzeep noodzakelijk. De heer Viruly leidt geen vliegers meer op. De K.N.S.M. blijft op Spanje varen. Een halve eeuw geleden Jit Haarlem's Dagblad van 1886. li kb JÊÈÉfm m* Plwi 1 i y La' LANGS DE STRAAT. Het bestuur der vereeniging „Groep Bloemisterij" uit den Nederland- schen Tuinbouwraad heeft zich tot Minister van Landbouw en Vissche- rij gericht niet het verzoek om steun voor de bloemisterij. Deze steun zou 4.481.000 gulden bedragen. Het be stuur trad hierbij tevens op namens den Aalsmeerschen Tuinbouwbond, den R.-K. Diocesanen Land- en Tuinbouwbond, den Christelijken Boeren- en Tuindersbond, den Ne- derlandschen Tuindersbond en den Bond van Bloemenveilingen in Ne derland. verband met deze zaak was Dinsdag een bijeenkomst van de genoemde bonden georganiseerd te Aalsmeer, waar de voorzit ter van de vereeniging „Groep Bloemisterij" een overzicht gaf van de moeilijkheden, waarin de Nederlandsehe Bloemisterij ver keert. Aan de hand van de cijfers toonde de heer Mensing aan, dat na de opeenvolgende slagen, die het bloemistenbedrijf troffen, de omzetten der beide Aalsmeersche veilingen t#zamen in de jaren 1931 tot en met 1935, vergeleken met 1930 terug geloopen is met f 9.625 222,24. In 1930 bedroeg het totaalomzetcijfer der veilingen, aangesloten bij de Groep Bloe misterij f 8.730.000, In 1935 bedroeg dit nog slechts f 5.815.000, terwijl zich inmiddels zes veilingen met een omzet van ongeveer f 500.000 hadden aangesloten. De heer Mensing vervolgde daarop: Heeds bij den aanvang der besprekingen over de tot nu toe ondernomen saneering van het bloemisterijbedrijf is getracht, de kosten daarvan niet op de bloemisten te doen verhalen. Dit werd echter toenmaals reeds van Regeeringswege van de hand ge wezen. De bloemisterij zou haar eigen sa neering moeten financieren. Inmiddels beta len thans de bloemisten niet de volledige sa- neeringskosten, hoewel hiervoor toch nog al tijd door hen zelf een bedrag van ongeveer f 30.000 moet worden opgebracht. Nu we door de saneering over cijfers be schikken blijkt, dat er ruim 9000 personen in Nederland het bloemisterijbedrijf, hetzij als zuiver bloemistenbedrijf, hetzij als ge mengd bedrijf uitoefenen. Millioenen zijn belegd. De bloemisterij in ons land is een zeer in tensieve cultuur. Er zijn tientallen millioe nen guldens in belegd door harde werkers in veelal kleine bedrijven en de bloemisterij geeft werk aan duizenden werknemers. Zij laat den middenstand verdienen, zij ver bruikt tienduizenden tonnen binnenland- sche-brandstoffen, wat de mijnen ten goede komt en wat vracht geeft zoowel te water als per rail. De Nederlandsehe bloemisterij ge bruikt millioenen en millioenen potten, wat arbeid geeft aan andere groepen van onze bevolking. De Nederlandsehe Bloemisterij ge bruikt 1000 en 1 artikelen, die zij van anderen koopen moet. De Nederland sehe Bloemisterij leverde in 1935: 217.021 KG. vracht aan de K.L.M. en in 1934 zelfs nog 324.395 K.G. De Nederlandsehe bloemisterij ge zamenlijk is een groot werkgever, die van zijn bedrijfsinkomsten veel afstaat aan anderen. Een steun verleend aan de Neder landsehe bloemisterij, komt terstond ook vele anderen ten goede. Hoewel de Nederlandsehe bloemist zich in hooge mate heeft aangepast, is thans de grens der aanpassing volkomen bereikt en is bij velen de grens van den nooddruft over schreden. Van enkele producten zijn doorsneeprijzen bekend. De doorsneeprijzen der rozen daalde van 4.05 ets. per stuk in 1929 tot 1.62 ets. per stuk in 1935. Wat dit beteekent blijkt uit het cijfer van 120 millioen, aangevende het aantal rozen, dat minstens per jaar wordt gesneden. De doorsneeprijs der seringen daalde van 13.14 ets. per stuk in 1929 tot 4.92 ets. per stuk in 1935. De groote tekorten der seringen cultuur moge blijken uit 't feit, dat ruim 12 V2 millioen takken seringen per jaar ge sneden worden. Om de belangrijkheid der bloemisterij-cul turen te demonstreeren -moge de volgende vergelijking dien-en: In 1934 werd alleen aan de Aalsmeersche veilingen nog voor f 574.000 meer omgezet, dan aan groente en fruit in de provincies Friesland. Groningen en Dren te te zamen. Tot hen, die de benarde tijdsomstandighe den het zwaarst aan den lijve gevoelen, be- hooren zeker de veilingkweekers. Hun pro ducten zijn het allereerst aangewezen op den export. Men heeft getracht er iets op te vin den om de levensomstandigheden voor hen iets beter te maken door het vaststellen van minimum-prijzen voor een reeks van pro ducten. De Regeering heeft zich bereid ver klaard een bedrag beschikbaar te stellen groot f 300.000, waaruit voor de op de veilingen doorgedraaide bloemen en planten een vergoedings- prijs kan worden uitbetaald. Hoewel dankbaar voor wat de Re geering reeds deed voor de Neder landsehe bloemisterij, heeft deze ge meend toch meer te moeten vragen om het voortbestaan van vele be drijven mogelijk te maken. Het bloemkweekerscrediet en het bedrag voor de minimum-prijzen zijn namelijk he laas niet voldoende om de moeilijkheden het hoofd te bieden. Iets overbodigs wordt door den bloemist zeker niet gevraagd. Hij vraagt slechts zooveel, dat hij naast een sober be staan 't noodzakelijkste van zijn bedrijf kan onderhouden en uit de opbrengst van zijn producten is dit thans niet mogelijk. De Nederlandsehe bloemist weet, dat het niet mogelijk is dat al zijn moeilijkheden door de Regeering kunnen worden weggenomen, maar de moeilijkheden kunnen dragelijker gemaakt worden, zooals bij den Landboirw en den Tuinbouw geschiedt. De Nederland- gtshe bloemist verdient dit ongetwijfeld. Door een Commissie, samengesteld uit ver tegenwoordigers der meer genoemde organi saties is een schema samengesteld voor de wijze, waarop steun aan de Bloemisterij uit het Landbouwcrisisfcnds op de meest doel treffende manier zou kunnen worden ver leend en waarbij tevens een zoo nauwkeurig mogelijke berekening werd gemaakt van het totaal bedrag, dat daarvoor noodig zou zijn. Het voorstel. Deze Commissie is bij de uitvoering van haar taak o.m. tot de volgende conclusies ge komen: le. De steun zou dienen te worden verleend aan bloemkweekerijbedrij- ven, waarin wordt uitgeoefend, hetzij de culturen van snijrozen, seringen, bolbloemen of potplanten, ieder af zonderlijk of gecombineerd. 2e. De uitkecring van den steun zou dienen te geschieden over het jaar en over de teelt 1935, berekend op de basis van het verschil tusschen productiekosten en opbrengst over 1934 voor zoover dit betreft de snij rozen, seringen en potplanten en over 1935 wat betreft de bolbloemen. 3e. Bedoelde steun zou dienen te geschieden ten opzichte van de se ringen en bolbloemen berekend per hoeveelheid, ten opzichte van de snijrozen en potplanten per opper vlakte glas in vierkante meters. Volgens uitvoerige berekeningen is het ge middelde verschil tusschen productiekosten en opbrengst: voor de snijrozen f 1.22 per vierk. Meter; voor de potplanten f 1.30 per vierk. Meter; voor de geforceerde vroege tulpen f 1.02 per 100 stuks; voor de geforceerde late tulpen f 0.39 per 100 stuks. voor de afgesneden seringen f 2.43 per 100 takken. De snijrozen-cultuur beslaat in ons land 120 H.A., de potplanten- 170 H.A. Er wor den voorts 35 millioen vroege tulpen en 37.5 millioen late tulpen geforceerd, terwijl er tevens 12 500,000 takken seringen worden ge kweekt. Voor de snijrozen is derhalve een steun ge vraagd groot f 1.464.000. Voor de potplanten een steun groot f 2.210.000. Voor de vroege tulpen een steun van f 357.000. Voor de late tulpen een steun van f 146.250. En voor de seringen een steun van f 303.750. Of in totaal voor de geheele Nederlandsehe bloemisterij f 4.481.000. Van deze steun zou ongeveer f 1.900.000 ten goede komen aan Aalsmeer. Hierop wordt speciaal de aandacht 'gevestigd, opdat men niet den indfü' Vrjjge, dat alleen voor Aals meer een bedrag van f 4.500.000 noodig zou zijn, om dit centrum naar behooren te hel pen. Bovendien is den Minister verzocht even tueel een weg te vinden om de uitkeering te verdeelen over twee jaren voor het geval het niet mogelijk is in verband met de grootte van het bedrag 'n uitkeering in één jaar te doen plaats vinden. Er wordt wel eens gesproken over be perking. Deze is echter in de intensieve bloe misterij-cultuur mo.eilijk door te voeren. Het buitenland kan zich van deze producten ook niet vrij maken, daar bodem en klimaat in hooge mate medespreken. Het is zeer nood zakelijk, dat de culturen in stand worden gehouden. Bij eenige wijziging ten opzichte der in- voerbelemmgringen zullen onze Nederland sehe rozen, seringen en bolbloemen weder met voordeel kunnen worden gekweekt. Door de enorme aanpassing zijn prijzen, zooals deze in 1929 en 1930 werden betaald, niet meer noodig. Een beperking der cultuur heeft zeer groote bezwaren. Bovendien wijzen de cijfers uit, dat het aantal rozen aan de veilingen regelmatig met millioenen per jaar achteruit gaat, terwijl, wanneer jonge aanplant ver boden wordt, de seringencultuur per jaar wegens het afsterven van trekbare planten met8 a 10 pet. vermindert. Voor de export-culturen wordt uitsluitend gebruik gemaakt van glas. Door beperking zouden kassen leeg komen, die toch moeten worden onderhouden, waarvan rente moet worden betaald en waarop de capaciteit voor de verwarming is gebaseerd. Tenslotte zijn er vele kleinbedrijven, welke zonder meer reeds van een beperking zouden moeten worden uitgesloten, omdat de betaalde op pervlakte reeds zoo klein is, dat inkrimping zeker niet te vergen is. Z. E. de Minister van Landbouw en Vis- scherij, aldus besloot de heer Mensing, heeft zich persoonlijk op de hoogte gesteld van onze nooden. De Minister is ongetwijfeld tot steun bereid. Er wordt echer zooveel ge vraagd. De Nederlandsehe bloemisten onder schrijven terstond de moeilijkheid der be slissingen, welke door den Minister genomen moeten worden." Maar zij zijn het tegenover hun gezinnen en hun bedrijven, opgebouwd dikwijls in een geheel menschenleven, ver plicht, alles te doen, om als beoefenaars van »een tak van bodemcultuur, ook gesteund te worden uit de gelden van het Landbouw crisisfonds. De cijfers spreken een duidelijke taal. De Nederlandsehe bloemisterij is buiten haar schuld in grooten nood. De Nederlandsehe bloemisterij doet in deze voor haar zoo uiterst benarde tijden een ernstig beroep op u. leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal en op de organisaties, om mede te willen werken dat haar die hulp worde verschaft, welke zij noodig heeft. Deze redevoering werd luide toegejuicht. Hierop sprak de burgemeester van Aalsmeer, de. heer Kastelein, in warme bewoordingen zijn waardeering uit vor het streven der ver eeniging. Verhooging voor lijfrente. De groote, in Nederland werkende, levens verzekeringsmaatschappijen hebben, naar de Tel. verneemt, besloten een wijziging in de lijf- rentetarieven te brengen, die neerkomt op een verhooging dezer tarieven. Deze ver hooging, die met 1 Augustus a.s. zal ingaan houdt eensdeels verband met het verschijnsel van den stijgenden gemiddelden leeftijd van den mensch, terwijl zij anderdeels het gevolg is van de daling van den algemeenen rente voet en de noodzakelijkheid voor de levens verzekeringmaatschappijen om bij haar be rekeningen met dezen lageren rentevoet reke ning te houden. Practisch alle maatschappijen zullen het voorbeeld der grooteren volgen en eveneens tot een verhooging der lijfrente-tarieven over gaan. Tegelijkertijd wordt door verschillende maatschappijen een herziening overwogen van haar andere tarieven; deze herziening betreft echter niet zoozeer een verhooging dei- tarieven, dan wel een wijziging van den op bouw er van. Uit twee landen worden zeer groote hoeveel heden geimporteerd. In verband met zijn anti-militaristische gevoelens. In de Arbeiderspers is gemeld, dat de pi loot Viruly op aandrang van het departe ment van defensie, geen les meer mag geven aan de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam, ten behoeve van de practische opleiding van de leerlingen, die bestemd zijn. later in dienst te komen voor de burger luchtvaart en dat dezeaandrang zijn oor zaak vindt in het feit, dat de heer Viruly onlangs ontslag heeft genomen als reserve militair vlieger. Naar aanleiding van deze mededeeling ver neemt het A.N.P. uit betrouwbare bron, dat deze voorstelling van zaken niet juist is. De omstandigheid, dat de heer Viruly zoo wel in geschriften als in interviews duidelijk heeft getoond, aan zijn anti-militairistische gevoelens een zoo igroot mogelijke bekend heid te willen geven, deed het bepaald on- gewenscht voorkomen, gezien de bijzondere verhouding, welke er bestaat tusschen vlie ger-instructeur en leerlingen, dat een in structeur met dergelijke mentaliteit be moeienis had met de opleiding van militai re en aspirant-militaire vliegers tot ver- keerspiloot, aangezien het gevaar van be ïnvloeding van laatstgenoemden met be doelde opvattingen zeer groot is. De verhouding van de K.L.M. tot het rijk als gevolg van de subsidieering en het groo te militaire belang in aanmerking nemende, moest aan de bemoeienis van den heer Vi ruly met de opleiding der militaire en aspi rant-militaire vliegers een einde komen. Ingediend is een wetsontwerp, houdende wettelijke regeling van het Koninklijk be sluit van 30 Juni 1936, waarbij de invoer van toiletzeep met ingang van 1 Juli 1936 voor het tijdvak van 3 maanden aan beperkende maatregelen werd onderworpen. In de laatste jaren heeft de toiletzeepin dustrie ernstige moeilijkheden ondervonden van het prijs bedervende karakter van den import, waardoor de betrokken fabrieken werden genoopt, de prijzen tot een zeer onbe vredigend niveau terug te brengen, wilden zij haar binnenlandschen afzet niet zeer zien verminderen. In den laatsten tijd is deze situatie nog ernstiger geworden, doordat de invoer in 1935, speciaal uit twee landen, over matig is toegenomen, zulks ten nadeele van den binnenlandschen afzet van de Neder landsehe fabrieken. Waar deze ontwikkeling voor de betrokken industrie thans ernstige gevaren in zich bergt, heeft de minister gemeend, mede met het oog op de daarbij betrokken werkgelegen heid van circa 400 arbeiders tot beperking van den invoer te moeten overgaan. SLACHTOFFER VAN AANRIJDING OVERLEDEN. J.l. Vrijdag zijn op den Scheveningscheweg in den Haag, naar wij toen hebben gemeld twee mannen door een tram gegrepen. De heer P. S. Postema werd daarbij vrijwel op slag gedood, terwijl de heer J. P. A. Lamers zwaar werd gewond. Deze is thans ook aan de gevolgen overleden. Naar aanleiding van den onzekeren toestand welke blijkens ontvangen telegrammen in Spanje heerscht, heeft het A.N.P. de directie van de Kon. Ned. Stoomboot Mij. gevraagd, of er speciale maatregelen zijn getroffen. De directie deelde mede dat ladingen voor Spanje op de gewone wijze worden aange nomen, waarbij men in aanmerking kan nemen dat schepen, die naar Spanje vertrok ken zijn of op vertrek staan, dit land na on geveer twee weken bereiken, in welk tijdsver loop de situatie zich uiteraard geheel kan hebben gewijzigd. Wat de schepen der maatschappij betreft, die zich op het oogenblik in Spanje bevinden, is de Poseidon Maandagavond op normale wijze van Taragona vertrokken, terwijl ook de Ajax in verschillende Spaansche havens lading lost, zonder dat eenigerlei van den gewonen gang van zaken afwijkende mededeelingen zijn ontvangen. Thomas Wijck, een Italianiseerend Hollander uit het Frans Halsmu seum. In alle tijden hebben Hollandsche schilders zich gemakkelijk verplaatst. De trek naar het Zuiden is al heel vroeg bemerkbaar en in de 16e en 17e eeuw een heel gewoon verschijnsel Ook naar Engeland en Duitschland zwermen zij uit, maar naar Italië, de bakermat der schilderkunst, toch het meest. Nieuwsgierig heid naar de daar bewaarde schoonheid mag het hoofdmotief van dien trekkerszin geweest zijn, de kans om buiten onze grenzen eer en geld te verdienen zal ook wel eenig gewicht in de schaal gelegd hebben. In Engeland voor al hebben velen een welbelegden boterham ge vonden en ook in het Zuiden zijn zij in hun werk op prijs gesteld. In Rome waren Holland sche schilders in kolonie vereenigd, maakten er goeden sier en deden op allerlei wijze van zich spreken. Een dier trekkende Hollanders is de uit onze streek afkomstige Thomas Wijck geweest, van wien ons museum twee schilderijen bezit: het groote stuk met de fragmenten van een oud Romeinsch bouwwerk en het kleinere, een pleisterplaats bij een hoeve of herberg voor stellend dat wij hierbij afbeelden. Thomas Wijck is in 1616 niet, zooals men vroeger meende, te Haarlem geboren, doch te Beverwijk. Kunsthistorische navorsching van lateren tijd heeft trouwens nog meer correcties in wat over hem vermeld werd, aangebracht. Zoo vinden wij nog in Immerzeel dat hij in Londen en in 1686 stierf, terwijl is komen vast te staan, dat hij op 19 Augustus 1677 in de kerk te Haarlem begraven werd. Hetgeen be wijst dat men oude lexica met de noodige voorzichtigheid moet gebruiken. Hij is nog zeer jong als hij naar Italië trekt en daar landschappen met stoffeering langs de kust der Middellandsche Zee en vooral in de buurt van Napels gaat schilderen. Taferee- len als wij hierbij afbeelden worden zijn ge bruikelijke onderwerpen: rustieke bijeenkom sten in een zuidelijk landschap, reizigers, rui ters, paarden en honden, kwakzalvers op plei nen, typisch Romeinsche landschappen met ruïnes, in één woord al wat wij ook van ande ren als Both, Dusart, Breenbergh enz. kennen als Italianiseerende kunst door Hollanders voortgebracht. Hij komt daar in Rome spoedig in den kring en onder den invloed van Pieter van Laer, een zeer knap schilder, die in de Hollandsche kolonie den toon aangaf. Die Pieter van Laer was ouder dan Wijck; ook hij was Haarlemmer en in Rome een ge zocht feestnummer in het gezelschapsleven. Hij was een beetje mismaakt en zat vol grol len en grappen. Maar dat hij tevens een ern stig kunstenaar was en ook om zijn werk in aanzien stond bewijst wel zijn omgang op vriendschappelijken voet met een kunstenaar als Claude Lorrain over wien wij het een paar weken geleden hier hadden. Ook Von Santrart heeft hij in Rome goed gekend en waarschijn lijk ook den grooten Franschman Nicolas Poussin, den evenknie van Claude, onder zijn bekenden geteld. In dien Italiaanschen kring had van Laer (Pietro dell Ellaer) nog den bij naam Bamboccio, onder welken naam hij ook wel in kunstgeschriften genoemd wordt. Men mocht er den geestigen knaap blijkbaar gaar ne en van zijn kant heeft hij zich voor vele Hollandsche schilders, „en passage" in ue Romeinsche hoofdstad, verdienstelijk gemaakt. Na een vijftienjarig verblijf in Italië keert hij naar Haarlem terug, en ook Thomas Wijck verdwijnt uit de eeuwige stad. Maar hij had er goede relaties gemaakt die hem met den Due of Burlington in contact gebracht had den. Door één en ander komt hij in Engeland en aan het hof der Stuarts terecht, die na de Restauratie van het koningschap ook den praal der vorstelijke kuristbescherming her stellen. Thomas Wijck wordt ook hier een ge vierd kunstenaar; de knapheid in het figuur schilderen, die hij bezat, komt hem goed te stade bij een aantal society-stukken die hij er vervaardigt. Zoo schildert hij er een gansche militaire parade in het St. James's Park met koning Karei II en zijn gezelschap wandelend temidden der vertooning. Bovendien worden een aantal zijner doeken nog topographisch interessant doordat hij gezichten op Londen schildert, die deze stad vóór de groote ver woesting door een brand, in herinnering hou den. Doch ook ondanks deze uitstapjes blijft Wijck Haarlemmer, hij keert naar zijn streek terug en bekleedt in het Sint Lucasgilde on zer stad verscheidene malen eereposten. Zoo wel Wijck als Van Laer zijn tevens als etser actief geweest. Die etsjes komen niet vaak meer voor, ze stonden al in hun tijd en in de achttiende eeuw tamelijk hoog aangeschre ven. Een schilderij als ons plaatje deze week zien laat, heeft wel een eigen sfeer, die niet Hol- landsch is, maar toch voelt men aan de wijze waarop de figuurtjes geteekend en ge plaatst zijn, iets dat ons zeer nabij lijkt. Osta- de en Steen zouden ze er in gezet kunnen hebben. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en het bleven Hollandsche oogen die het Italiaansche leven aankeken. Wij beleven dit thans wederom (al thans een paar jaar geleden) toen, door de valuta begunstigd en door de schoonheids begeerte geleid, een groot aantal jongere Hollanders naar het Zuiden togen. Zij ver ruimden hun blik, doch brachten weinig essen tieel belangrijks mee. De belangrijkste kunst uiting blijft aan haar bodem gebonden. Doch hier raken we aan ien inzicht dat voor iiscussie vatbaar is en ons te ver van Thomas Wijck zou afleiden. 2 2 J uli Uit den Gemeenteraad: Betreffende de wederinrichtmg der Vleeschhal tot publiek verkooplokaal verklaarde de heer Huet te hebben op gemerkt, dat onder de bijzondere bepa lingen was opgenomen een verbod van het verkoopen van paardenvleeseh. Hier van zou hij gaarne de reden wenschen te weten. De Voorzitter meende, dat men vóór alles moest trachten, den verkoop van goed rundvleesch te bevorderen, en dat de gelijktijdige verkoop van paarden vleeseh daaraan schade zou doen. De heer Huet noemde paardenvleeseh evenals kunstboter een artikel van groote consumptie en geloofde, dat men de burgerij een dienst zou doen met het te laten verkoopen. Voorts bevreemde het hem, dat B. en W. het niet noodig achtten, het aangevoerde vleesch eene afzonderlijke keuring te doen ondergaan. Volgens hem is dit toch eene hoofdvoor waarde en men zal er zich de onkosten voor moeten getroosten. De heer Dyserinck vindt ook de keu ring noodig, anders beteekent de geheele zaak niets. Men zegt: alle vleesch wordt gekeurd: maar dat is eenvoudig niet te doen. Er wordt zeker vleesch ingevoerd, dat niet gekeurd wordt. Wil men echter een officieel lokaal openen, dan mag dat niet geschieden zonder den waarborg, dat het publiek daar goed en goedkoop vleesch kan koopen. J. H. DE BOIS. Ontwaken aan den Amstel. Hoog in de lucht, op de vierde verdieping zit ik, en beneden mij ligt de Amstel, De Am- stelka en de Amstel, het water. H® is half negen, en sinds zes "uur wordt er g-Aaden en gelost en booten zijn langs gepuft en fluiten hebben getoeterd, en ik heb in eén toestand van half waken en half slapen verkeerd: ik heb het wel gehoord allemaal, maar er echt aan meegedaan heb ik niet. Het is langs mij heen gegaan. Ik was ergens anders, waar weet ik ook niet. Als we dat wistenMaar intusschen werd er daar in de diepte aan die Amstel gewerkt en gesjouwd, tonnen werden geladen en gelost, er werd gestommeld in ruimen, er werd gemanoeuvreerd met vracht booten, er werd geschreeuwd, en gescholden. Toen ik eindelijk uit mijn bed kwam en de gordijnen open trok, schaamde ik me. Omdat ik zoo lui en droomerig en abstract was ge weest, en mij zoo heelemaal niets had aange trokken van het harde dagelijksche leven, dat zich in mijn onmiddellijke nabijheid afspeel de. Hard en mooi. Ik leunde in mijn kimono uit het raam, en keek neer op het donker groene golvende water, op de boegen en rompen van de kris kras door elkaar liggen de booten, op het bewegen van de kerels in hemdsmouwen aan de kaai, op het gedoe aan boord van de schepen, en vond het leven wer kelijk hard maar mooi. De tonnen gingen om hoog op krachtige schouders en daalden in de ruimen. Balken werden opgetild of het rietjes waren en tot kolossale stapels ge vleid op een andere schuit. Hijschmachines gonsden en knarsten. Auto's toeterden. Fiet sers belden. Overal was lawaai en geroeze moes. Alleen op mijn verdieping, hoog in de lucht, heerschte vrede. De kruinen van de boomen wiegelden zacht heen en weer in den wind. Een witte meeuw wiekte bedaard ach ter hen langs en keek een beetje slaperig neer op het drukke menschengedoe in de diepte. Met dezelfde soort van abstracte be wondering als ik het bekeek uit mijn raam. Hij dook even naar beneden en kwam weer naar boven vliegen met een kleine zilveren visch. Meeuwenontbijt. Dat bracht mij op een idee. Menschenont- bijt. En ik waschte het halve pond kersen, dat nog van den vorigen dag over was. ging in de vensterbank zitten, gooide de pitten en de stelen naar beneden en keek verder. Twee juffrouwen met bonte schorten schrobden de blauw hardsteenen stoepen van het buurhuis en van het huis daarnaast. Hun bezems gingen gelijkmatig op en neer, en hun emmers met water, elk ter zijde van hen op straat staand, zagen er van boven af ge zien merkwaardig grappig uit. Na iedere twee minuten schrobben hielden ze een praatje van vijf, en zoo werden de stoepen niet bijster snel schoon. Een politieagent kuierde langs, handen op den rug, en zelfs van boven af gezien kennelijk in een uiterst vredige morgenstemming. Twee meisjes met karrebiezen met inkoopen passeerden, de eene op roode pantoffels de andere op blauwe en dat herinnerde me aan 't feit, dat ik ook in koopen te doen had, en dat ik daar eigenlijk niet zoo doodgemoedereerd in het raam, in mijn kimono en op muilen, kersen hoorde te zitten eten. Maar er zijn belangrijker dingen in het leven dan een half pond natuurboter en vier eieren, vond ik, en oogde tevreden een pit na, die aldaar maar dieper, dieper, dieper viel, en ten slotte beneden op de vuile Amstel- keien ketste. Om de hoek van de Heerengracht kwam een draaiorgel. Een pracht van een draai orgel, zoo monsterlijk versierd als je draai orgels maar hebben kunt. Wit en lichtblauw, en lila en rose poppen. Er hoorden drie kerels in hemdsmouwen bij dat ééne draaiorgel, en het vak draaiorgelman leek me dus nog zoo onvoordeelig niet. De ééne man zette met een groote zwaai van zijn lichaam het wiel in gang, en daar begon het draaiorgel. Het was werkelijk ongelooflijk leuk. De schrobbende juffrouwen luisterden en de politieagent luis terde, en de bootskerels luisterden en de dienstmeisjes op roode en blauwe pantoffels luisterden, en ik luisterde, maar dat wist nie mand. Toen het orgel vijf deuntjes gespeeld had, verdween het en retireerde ik van het raam. De booten daverden en toeterden en blie zen voort terwijl ik mij aankleedde. De hijsch machines knarsten. Zoo af en toe ratelde een ketting naar beneden. Een auto schokte over de keien en aan den overkant toeterde er één. Het leven aan den Amstel was, vond ik, zoo van boven gezien, van het beste soort ro mantiek, dat er bestaat: hard en mooi. Maar toen ik beneden kwam, vanwege het halve pond natuurboter, de vier eieren en het halve Weensche dat was ik straks verge ten waren, zoo van nabij gezien, de Amstel en de Amstelkaai eigenlijk een tikje viezig. Onguur. Hummig. En ik besloot om het geval dan maar weer een beetje op te sieren, tot de extra uitgaaf van een ons rookvleesch en een bos anjers. WILLY VAN D:ER TAK,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 2