LA ARGENTINA.
Een liefde in het zuiden.
ieom stUtitfi..
m
Brand in AmsterdamscK
bioscooptheater.
België's buitenlandsche
politiek.
Congres van Geloovigen.
Opbouwende Verdraagzaamheid.
WOENSDAG 22 JUCI '1936
Een persoonlijk woord tot afscheid.
Brand aan de Raamvest.
OpBrengst Zomërpöstzegeïs
Haarlem en Omstreken.
Het wonder.
Minder ernstig dan zij aanvankelijk leek.
AMSTERDAM, 21 Juli. Ongeveer
kwart voor negen hedenmorgen zagen
voorbijgangers op het Damrak, dat
uit de bovenste verdieping van het
pakhuis, waaronder de ingang van het
Kapitol-Theater is, rook kwam.
Het weinige personeel dat in dit theater op
tiat vroege uur aan het werk was en gewaar
schuwd werd, wist van niets. Echter weinige,
oogenblikken later sloegen groote vlammen uit
het dak.
Het zag er uit of het dak van het theater
in lichter laaie stond en dit gebouw een prooi
der vlammen zou worden.
De brandweer greep echter dadelijk krach
tig in. Met drie stralen, waarvan één over den
inmiddels opgeschoven mechanischen ladder,
één binnendoor en één over het naastgelegen
perceel werd het vuur ingesloten. Spoedig was
dan ook voor het talrijke publiek, dat zich voor
de beurs verzameld had, weinig meer te zien
dan een vernield dak en een paar zwart be-
rookte pakhuis-zolders, waaruit nog eenige
rook opsteeg.
De zolder en de vliering van het pakhuis
waren voornamelijk aan de voorzijde uitge
brand. Het theater zelf had geen brandschade
geleden. Slechts op het kantoor op de derde
verdieping had het bluschwater eenige schade
aangericht.
De uitgebrande zolder en de vliering dien
den als bergplaats van het theater. Er ston
den oude meubelen, requisieten en andere
voorwerpen, die niet meer gebruikt werden.
Hoe de brand daar kan zijn ontstaan moet
nog worden opgehelderd. Zoover kon worden
nagegaan was hedenmorgen nog niemand in
het pakhuis geweest.
PURMERENDER MARKTBERICHT.
PURMEREND, 21 Juli 1936.
Gemeentel. Kaasbeurs. Verhandeld 15 par
tijen, wegende 40.000 K.G. Handel goed. Hoog
ste prijs f 19.
Kleine Boeren, goed f 19,50 per 100 K.G.
Volvette f 21 per 100 K.G. Boter 1780 f 1,33
f 1,37 per K.G. Weiboter f 1,02f 1,14 per K.G.
Runderen, totaal 736 stuks. Vette koeien 365
3060 per K.G. matig. Gelde koeien 250
80140 per stuk stub. Melkkoeien 110 110
205 per stuk matig.Stieren 57 4246 per K.G.
matig. Paarden 14 60130 per stuk stug. Vette
kalveren 91 2555 per K.G. matig.. Nuchtere
kalveren voor de slacht 394 310 per stuk
stug. Nuchtere kalveren voor de fok 813 per
stuk stug. Vette varkens voor de slacht 263
32—36 per K.G. matig. Magere varkens 54
1428 per stuk matig. Biggen 298 813 per
stuk matig. Schapen 501 1022 per stuk ma
tig. Bokken 32 313 per stuk matig. Lammeren
534 5 9per stuk matig. Kipeieren 33,50 per
100 st. Eendeieren 2,10 per 100 st. Piepkuikens
0,550,621/2 per K.G. Oude kippen en hanen
0,300,42j/2 per K.G. goed. Konijnen 0,301,30
per stuk. Eenden 0,200,45 per stuk. Duiven
0,40 per paar. 84 eendeneieren A f2f 3. 991
Kippeneieren A f 3—f 3,20. 75 Kippeneieren B
f 2,80.
COÖP. ^CENTRALE EIERVEILING
PURMEREND G.A.
Afdeeling eieren.
Aanvoer 600.000 eendeieren f 2,10f 2,25.
Broedeieren f4,30. 65.000 kippeneieren 70/80
K.G. f3,50—f4,30. 65/66 K.G. f3,30—f3,40.
63/64 K.G. f 3,25—f 3,55. 60/62 K.G. f 3,10—f 3,25.
68/59 K.G. f3—f3,15. 56/57 K.G. f 2,90—f 3.
63/55 K.G. f2,70—f2,90. 50/52 K.G. f2,50—
MARKT BODEGRAVEN.
Aangevoerd 399 partijen Goudsche kaas,
alle met rijksmerk, totaal 17.955 stuks, we
gende 161.595 K.G.
Prijs met R.M., le soort f 21 tot f 23
2e soort f 19 tot f 20 zwaardere tot f 26.
Handel vlug.
Een rede van minister Spaak.
Uit Brussel: De minister van bui
tenlandsche zaken Spaak heeft tijdens
een déjeuner, aangeboden door de
buitenlandsche persvereeniging een
redevoering uitgesproken over de
buitenlandsche politiek van België.
Hij legde er daarbij den nadruk op,
dat hij „uitsluitend en volkomen
Belgisch" buitenlandsche politiek
wenschte.
Wanneer spr. het probleem „strijd voor het
recht of handhaving van den vrede" moest
oplossen, zou hij in de eerste plaats trachten
den vrede te handhaven. Het realisme, dat
spr. wil betoonen, verplicht hem mede te
werken aan alle pogingen, die strekken tot
het doelmatig maken van het internationale
recht, dat hervormd moet worden om het van
een volkomen mislukking te redden. De vol
ken moeten zich niet meer verplichten dan
tot wat zij psychologisch kunnen aanvaarden
en geven. Ook kunnen van alle volkeren niet
dezelfde inspanningen en dezelfde offers ge
vraagd worden. Er moet een hiërarchie in de
internationale verplichtingen worden opge
steld. Een volk kan redelijkerwijze slechts in
een oorlog toestemmen, wanneer zijn vitale
belangen op het spel staan, zijn afhankelijk
heid, »de onaantastbaarheid van zijn grond
gebied, de verdediging van zijn vrijheden.
België's buren moeten den vrede
willen.
Wat België aangaat, de minister van
buitenlandsche zaken mag nooit de
aardrijkskundige positie van zijn land
vergeten en het bestaan van de
Vlaamsche en Waalsche bevolkingen
of de betrekkelijkheid van zijn krach
ten. Het is ons niet voldoende, aldus
spr., den vrede te willen. Onze groote
naburen moeten dien ook willen. Wat
wij willen is, dat er vrede heerscht
tusschen onze buren.
Onze samenwerking staat vast naar de
mate van onze middelen, maar het lijkt niet
te veeleischend, wanneer wij de rust en vei
ligheid, waarop wij recht hebben, ons door
onze buren wenschen te zien verzekerd. Ik
ben er zeker van dat geen onzer buren er
aan denkt de gewettigdheid van een zoodanige
houding te bestrijden.
Sir Francis Younghusband's
grootste avontuur.
Onze Londensche correspondent schrijft:
Vrouwen en mannen van velerlei geloof en
uit alle deelen der wereld zijn de vorige week
in Londen bijeen geweest. Zij vormden een
weerldcongres van geloovigen. Zij hebben ge
zocht naar een weg die zal leiden naar een
wereldcongres van geloovigen. Zij hebben ge-
dit congres heeft geheerscht mag doen ver
onderstellen dat de deelnemers den weg voor
zich zien. Hun grootere taak is het mensch-
dom te bewegen dien weg op te gaan. Onder
een wereldbroederschap verstaan zij een
universeele menschengemeenschap die ver
lost is geworden van de vergiften van eigen
baat, achterdocht en haat die in verbittering
klassen zet tegenover klassen, naties tegen
over naties, rassen tegenover rassen.
Het organiseeren van dit Congres was het
werk van Sir Francis Younghusband, een
man van hoogen ouderdom, vergrijsd en ver
schraald, maar in wiens krasse gestalte het
levensvuur nog warm is. Zijn lang leven als
soldaat en wereldreiziger is vol levendig en
vaak hachelijk avontuur geweest. Het bijeen
brengen van dit congres was, naar hij heeft
verklaard, het grootste en schoonste avon
tuur van zijn leven. Hij heeft beseft dat er
in elk land en in elk klimaat van onze aar
de menschen wonen die in hun harten voe
len dat de wereld doodziek is, dat het on
recht en de tweedracht allerwege sympto
men zijn van die ziekte. De staatslieden
streven naar verbetering met politieke en
economische middelen.
Maar Sir Francis en zij die voelen als
hij en die in Londen bijeen zijn geweest
zeker als vertegenwoordigers van aanzien
lijke scharen in hun speciale gemeenschap
meenen dat deze goed bedoelde behande-
li g en de goed bedoelde middelen de ziekte
verergeren. Het zijn niet de ware middelen,
want de wereld raakt meer en meer in dis
harmonie met het Oneindige. Dat Oneindige
leefde in de harten der congressisten, in hun
besef van het groote levensgeheim, in hun
gevoel dat het heelal is doortrokken van een
geest van liefde, goedheid en schoonheid.
Het besef van dit mysterie en het ontzag dat
het wekt in het gemoed zijn voor alle men
schen overal in de wereld de kern van hun
godsdienst.
Het congres kwam bijeen met de voorop
gezette gedachte dat deze universeele kern
van alle geloof, allen gemeenzaam, samen
kon binden, samen moest binden in plaats
van, als in het verleden, af te scheiden. Deze
verdraagzame en wijze geloovigen beseften
en getuigden dat het verkeerd is en dat het
zinneloos is elkaar te haten over de keuze
van het pad dat naar het Licht leidt en
dat het goed en redelijk is elkaar lief te
hebben en elkaar te verdragen omdat aller
doel het Licht is.
Het wereldcongres van geloovigen is bijeen
geweest om te praten over het Licht, niet
over den weg er heen. Er waren zes wegen
vertegenwoordigd, een Joodsche, een Mo-
hammedaansche, een Christelijke, een Boe-
dhistische, een Onafhankelijke en de weg
der Hindoes. En allen praatten over den
geest van den vrede en dien van den oorlog,
onderwerpen die aller rechtstreeksche aan
dacht moesten hebben en die moesten wor
den bezien in het licht van geloofsovertui
ging. Men trok ten strijde tegen ontaarden
de en verwoestende stemmingen, tegen fa
talistische berusting, tegen het defaitisme
van den tijd dat het verlangen naar een
vredzame en goede wereld doodt, dat geen
Koninkrijk der Hemelen, waarvan de
menschheid duizenden jaren heeft ge
droomd, meer durft verwachten.
Aan het einde van hun beraadslagingen
waren de Congressisten welgemoed. Ër wa
ren banden gelegd en er moesten nieuwe
congressen komen om de banden te ver
sterken, banden tusschen Christen en Mos
lem, tusschen Jood en Hindoe, tusschen
Boedhist en den Onafhankelijke wiens kerk
zijn huis, wiens gebod zijn hart is. Men
voelde dat het eerste werk, om de godsdien
sten der wereld samen te brengen en om
voorop te houden in het bewustzijn dat de
wereld vele klimaten heeft maar slechts één
zon, was geslaagd.
Toen in een eindvergadering in de Queen's
Hall het werk van het congres weid overzien
en zijn beraadslagingen werden samengevat
herinnerde men aan het woord van den Ko
ning van Engeland, pas uitgesproken en nog
naklinkend over de wereld: „De menschheid
roept om vrede". Het aanmoedigend begin
van deze poging tot spiritueele samenwer
king en eendracht gaf een hoopvolle en op
gewekte stemming aan de vergadering. Was
dit geen historisch oogenblik, vroeg men zich
af. Alle pogingen der politici die werkten,
die worstelden met materieele factoren, om
aan de wereld vrede te geven, hadden ge
faald. Het congres had ze veronachtzaamd
en had de geestelijke basis gelegd. Het moest
de beste basis zijn want alle stervelingen
van alle religieuse ervaring op aarde konden
er zich op vereenigen. Het congres scheen het
te hebben getuigd. Er was harmonie ge
weest tusschen den Hindoe met zijn sub
tiele bevatting van geestelijke waarden, den
Moslem met zijn overtuiging dat geloof het
eene noodige was, den Jood met zijn sterk
gevoel dat de levende God met hem was. den
Boedhist die zelfzucht misprijst, den Chris
ten met zijn realiteitsbesef en zijn overtui
ging dat geen geloof, hoe spiritueel, hoe be
vredigend ook, goed kan zijn indien het niet
waar is
De congressisten zijn naar huis gegaan
met een nieuwe boodschap aan hun wereld,
leden van een nieuwe wereldbroederschap
die zeker de bedreigingen van den tijd zou
kunnen afwenden en over zijn schrikwek
kende moeilijkheden zou kunnen triomfee
ren indien zij in alle klimaten allen kon be
wegen mee te strijden voor het ideaal.
A. K. VAN R
JUBILEUM G. DE WILDE.
HAARLEM Dinsdag-
Heden viert de heer G. de Wilde zijn zil
veren jubileum als agent van politie te Haar
lem. Van zijn collega's, die hem reeds
vanmorgen kwamen gelukwenschen, mocht
hij bloemen in ontvangst nemen en
van den Commissaris van Politie een schrifte
lijke felicitatie. Te elf uur vanmorgen werr'
de jubilaris ten Stadhuize door den burge
meester ontvangen, waarbij hem het gebrui
kelijke geschenk werd overhandigd.
Ook hedenmiddag van 2-—4 uur zou de hee
De Wilde in zijn woning aan den Schalkbur-
gerweg 47 receptie houden en vanavond van
89 uur wordt hem door de Politie Muziek
vereniging een serenade gebracht.
Even plotseling als Pawlowa is ook La
Argentina van ons heengegaan en velen zul
len even als ik dit verscheiden van de groo
te danseres gevoelen als een persoonlijk ver
lies. Toch komt het bericht van haar dood
voor mij niet geheel onverwacht. Reeds bij
haar laatste tournee door Nederland was
Argentina lichamelijk zeer zwak en toen zij
de laatste maal in Haarlem danste, was
haar toestand zelfs een oogenblik zoo, dat
er sprake was om den dansavond af te bre
ken.
Na Pawlowa was La Argentina wel de be
roemdste danseres, maar als kunstenares
waren zij geheel verschillend. Pawlowa was
de danseres, die ons met haar kunst soms tot
de poorten van den Hemel voerde, La Ar
gentina bleef in haar dansen steeds op de
aarde. Bij 't etherische dansen van Pawlowa
dacht men soms niet meer aan den mensch,
in Argentina zagen wij altijd de vrouw,
maar dan ook en dat was het sublieme
van haar kunst de vrouw in de meest ver
scheiden gedaantes. Wanneer zij het onnoo-
zele boerenmeisje danste of wel de fiere,
majestueuse vorstin, altijd gaf zij de vrouw
in gesublimeerden vorm. Zij had een bran
dend temperament, maar zij was te veel
kunstenares om zich ooit door dat tempera
ment zoo danig te laten meeslepen, dat zij
zich niet meer beheerschte. Daardoor was
haar kunst en in dit opzicht was er geen
verschil met Pawlowa altijd voornaam en
aristocratisch.
Het dansen van Argentina was zeldzaam
muzikaal. Wie, die haar zag en hoorde dan
sen, zal ooit de muziek van haar castagnet-
tenspel vergeten. Maar zij had ook een
mimisch vermogen als geen Videre danseres
ter wereld bezat. In dat opzïcht was zij heel
verschillend van Pawlowa. La Argentina was
niet alleen danseres, zij was ook actrice.
Zoodra zij opkwam, stond zij onmiddellijk
plastisch zoowel als mimisch in haar dans.
Zij was de onnoozele, de schalksche, de
geestige, de kokette, de koude, de wreede
vrouw van het oogenblik van haar verschij
ning af tot aan het moment, dat zij de hul
debetuigingen van het publiek in ontvangst
kwam nemen. Elke dans was een mensche-
lijke creatie, en zij bleef in het karakter van
haar dans tot zelfs in de wijze, waarop zij
het publiek bedankte voor het applaus.
La Argentina danste de dansen van het
Spaansche volk, maar zij adelde deze volk-
sche dansen zoodanig, dat zij tot kunst wer
den. Haar dansen was van een ongeëvenaar
de gratie, vlugheid en een volmaakte tech
niek. Maar zij zou nooit haar grooten naam
hebben gekregen en haar publiek tot een
zoo laaiende geestdrift hebben opgevoerd,
wanneer wij achter de danseres niet steeds
de vrouw hadden gevoeld.
Er was in haar dansen iets zeer persoon
lijks, iets dat alleen van Argentina was en
dat stempelde haar tot de gebenedijde kun
stenares, die zij was. Met diepen eerbied ge
denk ik deze kunstenares, die mij momenten
van sterke ontroering heeft geschonken. Ik
gevoel het als een plicht van dankbaarheid
tegenover deze groote vrouw, te ge
tuigen van mijn gevoelens van smart over
het heengaan van een universeele, supe
rieure danseres. Laten wij dankbaar zijn, dat
wij het voorrecht hebben gehad, kunstena
ressen als Pawlowa en Argentina in Haar
lem te hebben mogen zien. Met haar heen
gaan hebben wij iets van groote waarde voor
ons leven verloren.
J. B. SCHUIL.
Achterkamer zoo goed als uitgebrand.
HAARLEM Dinsdag.
Hedenmorgen ongeveer 10.40 uur werd
de brandweer gealarmeerd voor een brand
in het woonhuis Raamvest 49, dat wordt be
woond door den heer A. Beider, die op het
oogenblik afwezig was, evenals zijn echtge-
noote.
Toen de brandweer met twee motorwagens
aankwam, drong de dikke rook al aan alle
kanten door de kieren van kozijnen deuren
en dakpannen, terwijl men van de straat af
kon zien dat de achterkamer, de slaapkamer
van het betrekkelijk kleine huis, een vuurgloed
was. Dank zij de twee stralen waarmee de
brandweer het vuur bestreed konden de vlam
men niet verder door het huis slaan. De ach
terkamer brandde zoo goed als geheel uit.
Overal in de woning waren hout, verf en meu
bels geblakerd.
De echtgenoote van den heer Beider, die
gewaarschuwd was, verklaarde dat zij had
staan strijken, doch het strijkijzer niet onder
stroom had laten staan. Het is dus mogelijk
dat kortsluiting de oorzaak is. De bewoner van
het huis is verzekerd.
Na ongeveer twintig minuten kon de brand
weer inrukken.
Zooals te begrijpen is stond het op den
Raamsingel zwart van de menschen.
-c spuitgasten aan het werk, aan d
Raamvest te Haarlem, onmiddellijk
Voor 1317.97 meer verkocht dan verleden
jaar.
Het Comité voor den verkoop van Zomer-
postzegels te Haarlem deelt ons het volgende
mede:
Verkocht werden in Haarlem en Omstre
ken (Bennebroek, Santpoort, Vogelenzang,
Spaarndam, Overveen, Bloemendaal, Heem
stede en Aerdenhout) van 1 Mei15 Juli:
22718 zegels van 3 cent, 23929 van 8 cent,
42588 van 10 cent en 13286 van 16 cent.
Samen 102521 zegels, opbrengst f 8980.42,
waarvan voor cultureele en sociale doeleinden
bestemd wordt f 3227.17 y2 voor Beeldende
kunstenaars, 3/8 voor T.B.C.-leiders en 1/8
voor onvolwaardige werkkrachten.
De verkoop van verleden jaar (V /or de or
kesten) was in pl.m. 4 maanden tijds: 20223
zegels van 3 cent, 2.2476 van 8 ct., 35396 van
10 cent en 10738 van 16 cent.
Samen 88833 zegels, opbrengst f 7662.45,
waarvan voor de orkesten bestemd werd
f 2769.29V2-
Dat dit jaar voor een bedrag van f 1317.97
meer werd verkocht, in een korter tijdsbestek
waarvan f 457,87V2 ten goede komt voor cul
tureele en sociale doeleinden, is zeker in niet
geringe mate te danken aan alle dames en
heeren die zich de moeite hebben getroost des
morgens en des middags in de tentjes in de
postkantoren de zegels te verkoopen.
Op een warmen Juli-namiddag zaten wij
op het gezellige terras van een café in Mont-
pellier en dronken verfrisschende dranken.
Wij waren zeer goed geluimd want de col
leges waren afgeloopen en de vacantie stond
voor de deur. Enkelen van ons spraken over
het plan een reis naar de Cöte Vermeille te
maken. Een assistent, dien wij allen heel graag
mochten en die den laatsten tijd steeds zeer
melancholiek was geweest, beloofde, mee te
zullen gaan, wat ons werkelijk plezier deed
omdat wij hoopten, dat de verandering hem
goed zou doen.
Hij heette Jean Vioule. De jongsten onder
ons kenden hem slechts oppervlakkig want
geen der oudere studenten zou het gewaagd
hebben, een woord over zijn verleden te ver
tellen. Een zekere eerbied hield ons er van
terug, ook maar iets aan te roeren dat hem
pijn zou kunnen doen. Wij wisten dat hij rijk
was maar diep ongelukkig. En het feit, dat
hij ongelukkig was, was misschien de reden
van onze sympathie voor hem.
Op den avond vóór onze reis naar Banyuls
vernamen wij dat Jean Vioule enkele uren ge
leden gestorven was.
Een der oudere studenten vertelde het ons.
„Jullie jongere studenten," zeide hij, „kent
het drama niet, dat vooraf gegaan is aan den
vroegen dood van Jean Vioule. Een stilzwij
gende overéénkomst deed ons, zijn kameraden
zijn verdriet voor jullie verzwijgen. En .te
meer daar de oorzaak van zijn verdriet voor
allen een geheim was. Ik ben misschien de
eenige wien hij dit geheim heeft toever
trouwd. Ik behoef het nu niet langer te ver
zwijgen en daarom wil ik jullie zijn geschie
denis vertellen.
Jean Vioule kwam uit het Zuiden. Kunnen
wij, uit het Noorden, ooit begrijpen, welk een
vuur, welk een gloed, welk een hartstocht in
de zuiderlingen brandt?
Jean Vioule kwam naar Montpellier en op
een vrijen namiddag ontmoette hij haar, die
geheel Montpellier „La belle Hélène" noemde.
Wat was zij mooi! Haar oogen, haar haren,
haar geheele verschijning waren om nooit
te vergeten!
„La belle Hélène" die nog nooit naar iemand
anders had gekeken, hield van Jean Vioule
zooals hij van haar hield. Zij wandelden sa
men, meestal langs de lange Feyron-Allée,
kwamen dan op de weilanden, sprongen over
de beken, plukten wilde bloemen en kwamen
met glanzende oogen naar de stad terug. Wij
plaagden Jean dikwijls omdat hij altijd met
zooveel ongeduld op zijn vrije middagen
wachtte.
Het is nu twee jaar geleden dat Jean
Vioule haar een verlovingsring gaf. Zij was
stralend van geluk en werd iederen dag mooier
en menig jong meisje was jaloersch op haar.
Jean kocht een aardige kleine auto en deed
dit alleen om zijn verloofde voor zich alleen
te hebben; geen ander mocht een blik op
haar slaan. Dikwijls waren zijn zenuwen hem
de baas. Als de zee des avonds ruischte en het
nog warme strand de zonnestralen weerkaat
ste, reeds hij in snelle vaart langs de stoffige
straten. Dan legde Hélène haar arm om zijn
hals, leunde haar hoofd tegen zijn schouder
en Jean, de hand op het stuur, was gelukkig.
Op zekeren avond reed de vader van het jonge
meisje met het jonge paar mede. Niemand
weet wat er precies gebeurd is/Misschien was
Jean weder in zijn gelukshemel of misschien
had een glas van onzen verraderlijken kust-
wijn hem een beetje verward? Want het kleine
gezelschap had in Berziers de maaltijd ge
bruikt. Hoe het echter zij, het ongeluk ge
beurde; het was vreemd, onbegrijpelijk. Jean
Vioule en Hélène kwamen met den schrik vrij
de vader werd echter gedood. Het gerecht ver
klaarde den bestuurder schuldig, legde hem
echter slechts een geringe straf op.
Jean's geluk was verwoest en hoewel het
hart van Hélène leed bij de gedachte, dat hij
ongelukkig was, kon zij niet vergeten dat hij
de oorzaak van haars vaders dood was. Zij
ontving hem nog wel, maar deze bezoeken
werden langzamerhand tot een kwelling voor
achterzijde van het huis aan de
a het uitbreken van den brand.
Ik heb het wonder gezien.
Zoo maar opeens vanzelf was het er.
Ik heb er geen moeite voor gedaan ik heb
er geen entreekaartje voor genomen.
Ik hem er niet naar uitgekeken.
Ik heb het niet verwacht.
Ik heb het heelemaal niet verdiend
En toen is het mij geschonken. Zoo maar
opeens vanzelf
Ik zat in den trein met drie forensen.
Elk hunner hield een ochtendblad voor zich
uitgespreid.
Zij lazen.
Zij lazen met oplettendheid, met nieuws
gierigheid, met hartstocht, met geconcen
treerde bezorgdheid en ingespannen ijver.
Er was een trek van strakke ernst en zelf-
vergeten aandacht op hun aangelaat.
Zij waren ontrukt aan hun onmiddellijke
omgeving.
Zij lazen.
Ik las niet.
Ik zag koeien in de wei en een reiger aan
den slootkant ik zag weilanden zoo sappig
groen met vleugen van malsche gele boter-
blomkes, zoo ver en wijd dat zij aan den ge
zichtseinder in een wazig grijs blauwe
streep de strakke blauwe lucht schenen te
raken
In zag logge koebeesten met speelsche nei
gingen en kalfjes die met gestrekte pooten in
rare stijve sprongen rondholden lui uitge
strekt lag daar een zeug met dertien bigge
tjes. Onwaarschijnlijk klein waren die bigge
tjes, maar dat kwam misschien door den
afstand.
Het akkermaals hout was aan het groenen.
Pracht mooi doet het zondoorlichte nieuwe
groen tegen de rosse wirwar van fijne twij
gen.
En de lucht is blauw zoo diep zoo
stralend zoo jubelend blauw en ergens heel
hoog, heel ver drijft een lichtend wit wolkje
een rafelig wolkenflardje als vergeten in
die immense oneindigheid van azuren verten.
Als een siddering beeft de lauwe bries door
wiegelende rietpluimen die rond de klaarte
van een stille plas neigen in stille fluistering
Bedrijvig baan een moeder eend met haar
donzen kuikens zich een weg door het
kroos
Voorbij is de plas voorbij is het riet
Weiden en nog meer weiden allemaal
hetzelfde en toch ieder stukje weer anders.
Grappige lammetjes onwennig op de on
handige pootjes dartelen rond een bezadigd
moederschaap.
Een uitbottende knotwilg schiet voor
bij ruig, knoestig en verweerd met
als een belofte en een vervulling tegelijk een
toefje teer groene spruitsels.
Overal jong leven in volle toomelooze gul
heid en overdaad openbarstend in rijke
weelde van barensdrang.
En het is of de treinwielen daveren in ha
merenden cadans: steeds-weer-opnieuw
steeds-weer-opnieuwsteeds-weer-op
nieuwDe natuur vermenigvuldigt zich
in onuitputtelijke vruchtbaarheid met een
niets ontziende mildheid, met een regelmaat
en een hevigheid en een onherroepelijkheid
die iets verschikkelijks heeft, onontkoombaar
en grootsch.
Het groeit en het bloeittien jaar
honderd jaar vijfhonderd jaar duizend
jaar duizenden jaren
Al het intellect ter wereld en de knapste
technici met elkaar zijn nog niet in staat
één enkel boomblad te doen groeien. En een
zwakke grashalm baant zich een weg door een
asphaltbestrating zonder kieren. Het groeit en
het bloeit omdat het levenwekkend beginsel
in den kiem aanwezig is
Het is grootsch en heerlijk en niet te om
vademen.
Het is ontzagwekkend en onbegrijpelijk van
stil innige devotie verukking. Het is het Won
der dat ons geschonken wordt en dat zoo-
velen achteloos aanvaarden en verveelt ter
zijde schuiven.
Ik krijg een aanvechting om te zingen en
te juichen, maar helaas ik kan niet zingen
en juichen komt niet te pas voor een dame die
alleen in den trein zit!
Ik zou willen jubelen omdat het leven zoo
heerlijk is en zoo rijk en zoo mooi niette
genstaande crisis en malaise, niettegenstaande
onwil, boosaardigheid, wantrouwen en mis
verstand het leven is heerlijk! En daarbui
ten is het Wonder dat wij kunnen beet
pakken en grijpen iederen dag ieder
oogenblik omdat het ons onvervreemdbaar
eigendom is vandaag morgen en tot in
lengte van dagen.
De forensen lezen het ochtendblad.
En toch is het Wonder er ook voor hen
AMY GROSKAMP TEN HAVE.
haar omdat het steeds grooter wordende zelf
verwijt van Jean haar niet kon ontgaan. En
op zekeren dag verzamelde het jonge meisje
al haar moed om haar verloofde te schrijven
dat zij vast besloten was, nooit te trouwen en
in een klooster wilde gaan.
Als jullie Jean had gezien toen hij dezen
brief las! Hij was voor geen enkele reden meer
vatbaar en was zoo onverstandig, niettegen
staande Hélènes verzoek, haar toch te bezoe
ken. Voor beiden werd het een hartverscheu
rend afscheid, want het jonge meisje bleef bij
haar besluit. Haar afscheidswoorden waren:
„Beloof mij Jean, dat je mij nooit zult verge
ten, zooals ik jou nooit zal vergeten. Beloof
mij ook, dat je mij nooit zult opzoeken. En
nu, mijn liefste, kus mij voor de laatste
maalop het voorhoofdjuist als of ik
gestorven zou zijn."
Hij keek wanhopig in haar door de tranen
versluierde oogen. Hij wist, dat Hélène krach
tig genoeg zou zijn, om vol te houden; maar
hij wist ook, dat zij hem meer dan ooit toebe
hoorde. Zacht drukte hij zijn lippen op haar
voorhoofd. Hij hoorde haar diepe zucht niet
meer, liet haar los en snelde snikkend uit het
huis. Zij zakte bezwijmd in een stoel....
Eenige dagen later ging Hélène naar het
klooster van de Chartreuses te Arles. Dezen
ochtend zou zij haar gelofte afleggen. Ik weet
niet, op welke wijze Jean dit te weten is ge
komen. Maar hij was in de kerk. Hij wilde
zijn belofte niet breken, maar toch haar, van
wie hij zóó hield, voor de laatste maal zien.
Toen zij echter achter de tralies van het
klooster verdween, kon hij het niet langer
:erdragen; zonder een woord te zeggen zakte
rij in elkaar en stierf eenige oogenblikken
ater."
Jean's vriend zweeg. Diep onder den indruk
ingen wij naar huis.
Jean Vioule was een echte Zuideling, want
daar sterven ook de mannen nog aan een
groote liefde.
Uit het Fransch van Charles Ritzi.
Geaut. vertaling: Marcelle Schlomer,