De eer van liet Sneeuwland
Kranslegging te den Helder
FEUILLETON
HBI
W> bet Vredespaleis te den Haag is Woensdag aan de Carnegie-
sticbting door een Fransch comité, bestaande uit vereerders
en vrienden van wijlen prof. Lyon-Caen, een borstbeeld van
prol. Lyon-Caen aangeboden
bet Nationaal Jongeren Verbond, die deelnemen aan bet
De Nederlandscbe .vier met
stuurman" neemt na zijn over
winning in de eerste serie der
Olympische roeiwedstrijden,
de gelukwenschen in ontvangst
finale 100 meter rw
wedstrijden te Berlijn
Minister van Lidth de Jeude bracht
Woensdag een bezoek aan Amsterdam
ter bezichtiging van de verkeersregeling.
De minister bij de lichtsignalen op het
Spui
Zwaarder dan de 200 meter. Tinus
Osendarp in de ouderlijke woning te
den Haag bezig met bet doorworstelen
van de stapels gelukwenschen
Dr. Ma* Euwe, de wereldkampioen schaken, tijdens het internatio
naal schaaktournooi te Nottingham (Eng.)
Na een dag te Salzburg doorgebracht te hebben, heeft Koning Edward VIM
van Engeland zich weer naar Shibenik in Dalmatië begeven, waar het jacht
.Nahnin", waarop de Koning zijn vacantia doorbrengt, gereed lag
door
JAMES OLIVER CURWOOD.
13)
„St!" vermaande Jean, hem zachtjes neer
drukkende. „Het is niet noodig om aan ande
ren te vertellen, wat er daar ginds op het meer
te zien is. Maar ik droomde vannacht, dat je
graag met je eigen oogen zoudt willen zien,
dat de zendeling dood is. Over een paar dagen
z«' de dooi het ijs doen smelten. Dan zakt het
naar beneden met de eerste natte sneeuw.
En Jean keek weer behoedzaam om zich
heen en fluisterde zacht „wanneer je iets
aan den zendeling ziet, dat je niet begrijpt
denk dan aan Jean de Gravois!"
Hij stond op en boog zich over Jan's bleek
gelaat.
,,Ik ga vandaag den kant van Athabasca
uit," eindigde hij. „Misschien, Jan Thoreau,
zal je na eenigen tijd hooren, dat het voor
Jean de Gravois beter is, om nooit weer op
den post Lac Bain terug te komen. Wanneer
dit zoo mocht zijn, dan kan je hem vinden
tusschen Ford du Lac en de Beverrivier; je
kunt het in vier dagen bereiken, wanneer je
je honden vlak langs den met struiken bezet
ten zoom van de woestenij leidt, en je zorgt,
dat je het muskusdier altijd ten Noorden van
je ziet." Hij wendde zich naar de deur en bleef
daar een oogenblik aarzelend, onder glim
lachen en schouderophalen, staan. „Jean de
Gravois vraagt zich af, of Jan Thoreau hem
begrijpt?" zei hij, en ging heen.
Toen Cummins terugkwam vond hij Jan
koortsig en met een hoog-roode kleur.
„De duivel hale dien Gravois!" bromde hij.
„Hij heeft me behandeld als een broeder,"
zei Jan eenvoudig. „Ik houd van hem."
Den tweeden dag na het vertrek van den
Franschman stond Jan op, vrij van de koorts,
en in den namiddag spande hij Cummin's
honden in. De laatste pelsjagers waren dien
dag vertrokken; hun sleden en honden zonken
diep weg in de steeds zachter wordende
sneeuw. Jan nam het gladde toboganpad, dat
door den agent der Compagnie gemaakt was
bij zijn terugkeer naar Fort Churchill.
Dit pad liep dicht langs den voet der keten,
waarop het gevecht met den zendeling had
plaats gehad en vereenigde zich eenige mijlen
verder met het pad van Jean de Gravois. Jan
klom de bergketen op. Van de plaats, waar hij
zijn aanval gedaan had, volgde hij het bijna
uitgewischte spoor van den Franschman en
zijn Malemutes totdat hij aan het meer kwam;
en toen zag hij, dat Jean de Gravois de waar
heid had gesproken, want hij vond den man
liggen met het gelaat half verborgen in de
smeltende sneeuw, dood.
Naar de beteekenis van Jean's woorden be
hoefde hij niet lang te zoeken. Het gat, dat de
kogel onder den arm gemaakt had, was te
groot om aan Jan's blik te ontsnappen.
Jan liet zijn honden den geheelen terugweg
naar den post stappen, zoodat het reeds don
ker begon te worden, toen hij er aankwam.
Maballa had het avondeten klaargemaakt en
Cummins zat op hem te wachten. Hij keek den
jongen scherp aan. Er lag een glimlach om
Jan's lippen en in zijn oogen was een uitdruk
king, die Cummins daar nog nooit in gezien
had. Van dien avond af vertoonden deze niet
langer de zenuwachtige schitterflikkeringen,
die er op sommige tijden iets bijna krankzin
nigs aan hadden verleend. De achterdochtige,
onderzoekende uitdrukking had plaats ge
maakt voor een warmeren, aangenamer aan-
doenden gloed, en Cummins voelde de uitwer
king daarvan, terwijl hij zijn rendierbiefstuk
at, en, als gewoonlijk, uitsluitend over Mélisse
praatte.
Een Cree pelsjager had Jan's viool in de
sneeuw gevonden en deze naar Maballa ge
bracht. Voordat Cummins zijn avondmaal ge
ëindigd had. begon de jongen reeds te spelen
en hij bleef doorspelen totdat de lichten op
den post werden uitgedoofd en de man en het
kind beiden in diepen slaap waren. Toen hield
Jan op. Een helder, wakend vuur schitterde
in zijn oogen, terwijl hij voorzichtig de snaren
van zijn instrument losmaakte en dit dicht
bij de olielamp hield, zoodat hij door de nauwe
spleet binnen üj de viool kon zien.
Hij keek nog eens naar Cummins. Deze lag
te slapen met zijn gezicht naar den muur ge
keerd. Met het omgebogen ijzerdraadje, dat hij
gebruikte om zijn revolver schoon te maken,
vischte Jan behoedzaam naar iets, dat in het
uiteinde van het instrument verborgen zat;
Na drie of vier pogingen greep het ijzerdraad
in iets zachts, dat hij naar zich toetrok. Door
de verwijdering der F-opening haalde hij een
klein, stijf-opgerold cylindertje van rood laken
te voorschijn.
Eenige oogenblikken bleef hij de diepe adem
haling van Cummins gadeslaan, onderwijl het
cylindertje openroliënd, totdat hij op de tafel
vóór zich een aantal dicht beschreven blaad
jes papier had liggen. Hij bezwaarde ze aan
het eene uiteinde met zijn viool en hield ze
aan den anderen kant met zijn hand plat. Het
geschrevene was Fransch. Verscheidene blad
zijden waren in een mannelijk handschrift,
waarvan de woorden zoo dicht op elkaar
stonden, dat zij op sommige plaatsen aan el
kander schenen te staan; toen Jan zijn hand
wegnam, rolden ze op als een veer. Hij boog
zich over de andere velletjes heen, en een
zacht-snikkende ademhaling ontsnapte tus
schen zijn lippen.
Deze bladzijden waren door een vrouwen
hand beschreven, en uit het papier steeg nog
een flauwe, zoete heliotropengeur op. Een half
uur bleef Jan er op zitten staren, langzaam de
woorden lezend, totdat hij aan de laatste blad
zijde gekomen was.
Toen er aan den muur tegenover hem een
beweging plaats had, hief hij een oogenblik
verschrikt de oogen op. Cummins draaide zich
om in zijn slaap. Onhoorbaar liep Jan op zijn
teenen door het vertrek, opende de deur zon
der den slapenden man te wekken, en ging
naar buiten, in den donkeren nacht. In het
Zuiden en het Oosten, waar de groote voor-
j aarsmaan boven het woud verrees, vertoonde
de hemel een zachten vuurgloed. Toen Jan
zijn gelaat er naar toe wendde, voelde hij een
vreemd, nieuw verlangen in zijn hart. Hij
strekte de armen uit, de papieren en de viool
in de handen geklemd, alsof uit dien steeds
aangroeienden, schitterenden glans een geest
hem lokkend wenkte.
Voor het eerst in zijn eenzaam leven over
viel het hem dat verlangen naar de groote
wereld aan de andere zijde der wildernis, en
plotseling drukte hij den brief der vrouw aan
zijn lippen en fluisterde hij op van begeerte
trillenden toon:
„Ik zal naar u toekomen den een of an
deren dag als de kleine Mélisse ook mee
gaat!"
Hij rolde de beschreven bladzijden weer in
elkaar, wikkelde ze in het verschoten roode
lapje en verborg ze in het binnenste van zijn
viool, voordat hij de hut weer binnenging.
Den volgenden morgen zei Cummins, in de
open deur staande:
„Wat is de zon warm! De sneeuw en het ijs
gaan verdwijnen, Jan. Het is voorjaar. We
zullen vandaag de sleden in de schuur bergen
en de honden met visch gaan voeren."
Eiken volgenden dag kwam de zon vroeger
op. waren de dagen langer en was de lucht
warmer, en mét de warmte kwam een zachte
geur, die uit de spruitende aarde opsteeg en
lieten zich de ontelbare geluiden van het on
zichtbare woudleven hooren, dat nu ontwaakte
uit zijn langen slaap onder het sneeuwdek.
Rendiervogels tjilpten hun minnezangen en
fladderden van den ochtend tot den avond
tusschen de takken en twijgen, de raven zaten
in de zon hun donsveertjes uit te plukken en
de sneeuwvogeltjes kleine zwart-en-witte
diertjes, die als schitterende edelsteenen voor
bijschoten veranderden iederen dag meer
van kleur, totdat zij waren als nieuwe schep
selen in een nieuwe wereld.
De knoppen der populieren zwollen van
vreugde, totdat zij opensprongen als te dikke
erwten. De berenmoeders kwamen uit hun
holen te voorschijn, vergezeld van haar jon
gen, die zij eenige weken te voren ter wereld
hadden gebracht, en leerden hun, hoe zij de
jonge takken naar be eden moesten halen, om
diezelfde knoppen macht Ir weiden, De eJand
keerde terug van de toppen der hooge berg
ketens, waar de sneeuwstormen woeien en
waar hij om goede redenen den winter had
doorgebracht, gevolgd door de wolven, die zich
voedden met zijn zwakke en zieke rasgenooten.
Veelal hoorde men de gesmolten sneeuw stroo
men en het ijs kraken en iederen nacht trok
de bleeke gloed van het Noorderlicht in zijn
verdwijnende glorie verder naar de pool terug.
De post nam weer zijn oude gewoonten aan.
Nu en dan verscheen er een bezoeker uit het
woud, doch deze bleef hoogstens twee dagen
en nam naar de eenzaamheid eenige der nood
zakelijkste levensbehoeften mee. Williams had
het druk met het in orde maken van zijn
boeken voor de koetst van den hoofdagent der
Compagnie uit Londen, en Cummins, die hem
daarbij hielp, had zijn tijd extra druk bezet.
Voordat de laatste sneeuw verdwenen was,
sleepte hij met Jan een aantal boomstammen
naar binnen voor een vergrooting, die zij van
plan waren aan de kleine hut te maken. Op
een reusachtige berenhuid, in de zon, zat Mé
lisse den nieuwen aanbouw met wonderbare
teekenen van belangstelling gade te slaan.
Cummins' gelaat straalde van genot als ze op
de berenhuid zat te schoppen en met een
schril stemmetje haar goedkeuring verkon
digde.
Jan was de gelukkigste jongen op de heele
wereld. Er viel niet aan te twijfelen, of Mélisse
begreep, wat zij bezig waren te doen; dit
nieuws werd door Jan en Cummins aan de an
dere bewoners van den post overgebracht en
daarna gebeurde het meermalen gedurende
den aanbouw, dat Mukee en Per-ee, en zelfs
Williams in eigen persoon, een uur lang op
hun hurken bij Mélisse in de sneeuw kwamen
zitten, om zich te verwonderen over haai
snelle geestelijke ontwikkeling.
(Wordt vervolgdjf