BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. PAS UIT HET El 4 WIE ZOEKT ER MEE? VOOR DE KLEINTJES. ZATERDAG 15 AUG. 1936 HET EINDE VAN DEN CROOTEN ROOVER. Deze week en de volgende week komen er geen briefjes in de courant. Het voorbeeld, door de meeste rubriekertjes gegeven, volg ik thans na. Zij schreven geen briefjes doch na men vacantie, ik beantwoord geen briefjes en. neem eveneens vacantie. jullie zijn natuurlijk benieuwd naar de uitgereikte prijsjes naar aanleiding van den kleurwedstrijd. Tste prijs: WILLY LANSER, doosje voor stellende een molen, gevuld met 12 pijpjes kleurkrijt. 2e prijs: KRULLEKOPJE, doosje met wol, punniknaald en popje. 3e prijs: BEB, e^n aangekleed celluloid popje. Bérenman en Polly hoe komt het dat ik jullie briefjes gedateerd, dus geschreven 6 Aug. heden, 13 Aug. pas ontving? De briefjes werden tusschen 12 en 1 uur in m'n brieven bus gegooid, 'k Vond het jammer, omdat ik daardoor de plaat voor den kleurwedstrijd ook juist een week te laat ontving. Berenman's werk zou waarschijnlijk wel voor een prijs in aanmerking zijn gekomen. Ik hoop dat jullie met een volgenden wedstrijd beter op tijd zijn. Tegen Donderdag 27 Augustus verwacht ik weer briefjes. Veel groeten van MejE. VTJLBRIEF. TJIT DEN MOPPENTROMMEL. Jantje: Moesje, mag ik nog een klontje suiker? Moeder: Waar is dan 't klontje, dat tk je pas gaf? J.: Verloren, moeder. M.: Hier heb je dan een ander. Waai' heb je dat eerste verloren? J.: In mijn beker melk, moesje. Trotsche moeder: Jan is zoo muzikaal, hij speelt quatre-mains met één vinger. MERKWAARDIGHEDEN VAN DE GEHEELE WERELD. (Het graf van de witte olifant. Ben der merkwaardigheden van de Boedd histische godsdienst is de vereering van de olifant, terwijl een witte olifant als een heilig dier bij uitnemendheid beschouwd l wordt. Wij weten wel, dat de witte olifant een albino is, een dier dus, dat te weinig kleur stof (die met een vreemd woord „pigment" genoemd wordt), in zijn lichaam heeft. Maar de Indische volken beschouwen de witte kleur als een teeken van bijzondere heiligheid. In Siam, een koninkrijk in Fransch Achter- Indië, liet in het jaar 1546, koning Akbar een gedenkteeken oprichten ter eere van een witte olifant. Het graf, dat de vorm heeft van een toren, is aan alle kanten versierd met olifantstanden; de langste en mooiste die men vinden kon. En daar ivoor een vrij hooge waarde heeft, kunnen jullie wel be grijpen, dat dat gedenkteeken een aardig fortuintje vertegenwoordigt. In Salt Lake City (Amerika) heeft men een dezer dagn een gedenkteeken onthuld, dat eenig ter wereld is. Het is n.l. ter eere van „meeuwen". En dat kwam zoo: Eenige maanden lang werd Salt Lake City geplaagd door sprinkhanen. Zelfs de mo dernste middelen faalden tegen deze plaag en toen men ook met gifgassen niets bereikte wilden de inwoners de stad al verlaten. Toen kwam iemand op een idee: hij liet 3000 meeuwen komen, die men boven de stad vrij liet. En wat de menschen met al hun hulpmiddelen niet konden, dat speelden de oneeuwen klaar. Na een paar weken was er geen sprinkhaan meer te bekennen. En de dankbare bewoners hebben een gedenkteeken voor de vogels opgericht. In de U. S. A. (United States of America— dat beteeként Vereenigde Staten van Ameri ka)- is een nieuw beroep ingesteld, n.l. dat van „zondebok". Een employé van een warenhuis neemt de verplichting op zich voor alle klach ten van ontevreden klanten te boeten. In het bewuste geval wordt hij door den afdeelings- chef geroepen en krijgt in het bijzijn van den klant een verschrikkelijk standje. Dan moet hij beleefd zijn excuses aanbieden. Drie par tijen zijn dan tevreden: de afdeelingschef, omdat hij niet zelf het standje krijg};; de klant omdat men zijn klachten ernstig behandelt en de „zondebok" heelemaal, want die krijgt een flink salaris ervoor! Rijke gemeenten. Langs die Framech- Zwitsersche grens ligigen enkele kleine ge meenten, die een grooit bnschbezit hebben en waarvan de verkoop zooveel geld opbrengt, dat er niet alleen alle kosten, die de ge meente moet maken van betaald kunnen worden, maar dat er bovendien nog een aar dig sommetje overblijft om onder de ge meentenaren te vendeelem. W. B. Z. door r4 o V' ""V,, .3)/ Piep, piep, piep, Sjiep, sjiep, sjiep, Daar komen wij Net uit ons ei. Wij maken dadelijk veel gejoel, Het geeltje springt op een paddestoel, De kleine dikkerd hapt met plezier Al in een gladde, glimmende pier. Zwartoog blijft voor zoo'n wormpje staan En ziet het heel aandachtig aan. De dunne, die ging aan den loop Omdat die worm zoo griezelig kroop. Maar 'k geloof, dat daar hun moeder riep, Zij antwoorden allen: piep, piep, piep, Zij haalt de wormen uit den grond En stopt ze beurtelings in hun mond, Dan kraaien ze alle vier van plezier, Want 't smaakt zoo lekker, zoo'n glimmende pier. Nu brengt moeder kip ze naar 't kippenhok. De andere kippen zeggen tok, tok. Dat wil beduiden: welkom hier. En weldra slapen ze alle vier. De fotograaf, die deze foto heeft genomen, had zijn toestel niet goed ingesteld. Daardoor kwam het hoofd van den bruidegom niet op de kiek. Maar als jullie goed kijkt, kun je het toch vinden. Goed zoeken, hoor! Anders dan bij ons. In Tisjeclho-Slowa kije zijn voornamelijk op de kleine sitaitions veel vrouwelijk stationschefs. Hier heb je in de eerste plaats een beer. 't Is een getemde, hoor! Knip hem maar net jes uit, kleur hem donkerbruin en zet hem met zijn pooten in gleuven van een cartonnen vlak, b.v. de deksel van een doos. Je kunt hem ook van achteren een steuntje geven, zoodat hij kan opzitten. Denk erom, dat je het wit van zijn oog wit laat, anders maak je er een blinden beer van. Nu de kip met de drie kiekens. Ze moeten alle vier afzonderlijk uitgeknipt, opgeplakt en gekleurd worden. Kleur moeder kip maar wit met zwarte vlekken. De pooten moeten geel gekleurd en het kammetje vuurrood. Een zwart oog en een gele snavel. Het grasveldje, waarop ze loopt moet natuurlijk groen zijn. Kleur de kuikens hard- en zachtgeel, 't Staat wel fleurig, ze verschillend te kleuren. Een zwarte stip voor de oogen en het snaveltje even lichter van tint dan de veeren. De ver- lengstukjes van kip en kuikens zet je maar weer in de gleuven van je cartonnen deksel, of je plakt ze tegen een blokje hout. TRINEKE EN PIENEKE KRIJGEN HUN EINDDIPLOMA. „Moes, ik ga het eerst naar Trineke! Vra gen of ze haar diploma heeft gekregen!," roept Pieneke Versloot en ze holt de deur al uit. Ieder jaar logeert de familie Versloot op hetzelfde dorpje en Pieneke, de dochter heeft dikke vriendschap gesloten met Trineke van boer Hansen. De meisjes zijn allebei op de Mulo geweest, Pieneke in Amsterdam en Trineke in het dichtstbijzijnde stadje. Dit jaar moesten ze eindexamen doen en het is geen wonder, dat Pieneke dus nieuwsgierig is, of haar vriendin geslaagd is. Daar komt Trineke haar op den weg al tegemoet vliegen. „Geslaagd?",roept ze uit de verte. „Ja! Jij ook?" „Ja!" Ademloos en lachend staan ze tegenover elkaar, en ieder krijgt van de ander een zoen, dat het klapt! „Trineke, we moeten een feest geven!" „Ja, Pieneke, bij ons op het erf. En dan planten we een geluksboom en daar dansen we dan omheen!" „Ja, dat zou fijn zijn. En dan vraag je je vriendinnen en vrienden van het dorp en moes tracteert!" Ze zijn nu bij de boerderij gekomen en Pieneke begroet den boer en zijn vrouw en beantwoordt honderd vragen tegelijk. En dan hebben ze het druk over het feest. „Ik zal moeder hier halen", zegt Pieneke, „dan kunt u het samen bespreken". Even later zit ook moeder in de koele ruime keuken van het hoerenhuis. De be spreking loopt tot ieders voldoening af. Een En 's avonds op het boerenerf, waar de geluksboom; dan gaan Trineke en Pieneke het dorp rond, om gasten te vragen. Dat iedereen graag komen wil, spreekt wel van zelf. En 's avonds op het boereneref, waar de lampions brandden, ging het zoo vrolijk toe, dat de kippen wakker werden en de haan be gon te kraaien. Trineke en Pieneke hebben nooit vergeten welk vroolijk feest ze gevierd hebben, toen ze beiden haar diploma haalden. Een Engelsche auto-fabriek heeft een luxe model auto met een ingebouwd hondenhok drinkbak, een voederbak, enz. De menschen op de markt gebracht. Het hok bevat een die deze auto koopen, behoeven zich dus op hun reis geen zorg over de hond te maken, want die nemen ze mee. Bovendien wordt de auto meteen bewaaktJ Wat men alzoo als betaalmiddel gebruikt. In Mongolië, Thibet en enkele deelen van Si berië wordt betaald met in blokken geperste thee. Op de eilanden nabij het Schiereiland Alaska betaalt men met vischhaken. Op de eilanden in de Golf van Bengalen, de Nicoba- ren en de Andamonen zijn cocosnoten de be taalmiddelen EEN KAMPER-UI. Iemand logeerde eens in Kampen. In zijn slaapkamer lekte het van belang en toen hij er zich over beklaagde, was 't antwoord: „Als 't regent, dan is het te nat om werkzaamhe den op het dak te laten verrichten en als 't niet regent, dan lekt het niet." Moeder: Kees, waarom heb je me niet ge vraagd, of je mocht voetballen. Kees: Omdat ik zoo graag wou voetballen, moeder Piet: Ik kan dat dirankje niet innemen, moeder. M Niet kunnen? Men kan alles, als men maar wil. P.: Ja maar, ik wil ook niet. Mies moet even letten op de wit zijden jurk van groote zus, die bij de kachel hangt te drogen. Opeens roept ze: „Zal ik je jurk nu omkeeren, want hij is al zoo bruin van buiten?" De school in een tent. Sedert de aard beving van 1933 in Californië zijn vele school gebouwen onbruikbaar en zoolang de nieuwe nog nieit gebouwd zijn, houdt men in tal van plaatsen school in tenten; elke klasse heeft een eigen tent die met gas verwarmd wordt. Het merkwaardigste hiervan is wel dat deze tentleerlingen veel minder ziek zijn dan vroeger in de steenen gebouwen. Een goedkoope vorstelijke ontvangst. Toen Karei de Stoute in 1464 op het stadhuis te Utrecht ontvangen werd door het stadsbe stuur bedroegen de kosten van deze ontvangst drie stuivers. Een paar jaar later, toen Karei weer door het gemeentebestuur werd ontvan gen, bedroegen de kosten 14 cent. Een HL. rogge kostte in dien tijd 50 cent. BOOSAARDIG WIMPIE. PT J>£- -.«e^ \ra uw*." Wie in zijn jeugd in een streek met veel water woont, kent geen watervrees en heeft meestal ook de grootste belangstelling voor alles wat op en in het water gebeurt. Ik bracht altijd mijn schoolvacanties door bij een oom van me, die een watermolen be zat. De molen lag aan een groot meer pre cies daar, waar een riviertje in het meer uit mondde. Ieder jaar, als de vacantie begon, ging ik naar Oom Klaas en neef Karei, die, evenals ik, een echte waterrat was. lederen dag gingen we hengelen en visschen, vooral wanneer het water in het riviertje laag stond. Meer en-rivier waren zeer vischxijk en het was dus een waar genoegen daar te hen gelen. Vooral als we met een net vischten, brachten we heel wat buit mee naar huis. Ik zette het net dan op en neef Karei ging met een lange stok door de waterplanten aan den oever. De visschen, die daar onder verscholen lagen, zwommen wegprecies in het net! Baarzen, zeelten, ja zelfs een keer een kleine rivierschildpad vingen we. Dat was een zeld zame vangst. Maar het meeste verheugden we ons wanneer we een snoek gevangen hadden. Mijn oom was dol op gebakken snoek. Er waren veel snoeken in het meer, maar ze wa ren meestal veel te slim om zich te laten van gen. De oude molenaarsknecht Willem wist ons te verteilen, dat er in het meer een reus achtige snoek moest zitten. Hij noemde hem „den grooten roover". Ook ditmaal, dat ik er was, had de snoek drie jonge eenden ver slonden. De eetlust van zoo'n snoek is bui tengewoon; hij eet alles: ratten, muizen, wa tervogels, visschen van allerlei soort, zelfs zijn soortgenooten eet hij zonder gewetensbezwaar Alleen het stekeltje gaat vrij uit; dat mag onbezorgd om hem heen zwemmen. De kleinere snoeken gaan in den tijd van het kuitschieten de slooten in en de dorps jongens maken er dan verschillende buit. De oude zeeroover echter bleef in het meer, ook in het voorjaar. „Jongens," zei mijn oom vaak tegen ons, „let goed op, als jullie op het meer bent. De groote snoek zit meestal aan den overkant van het meer, bij de kleine inham. Als jullie hem in de gaten hebt, laat hem dan met rust en kom dadelijk naar huis om mij te waar schuwen." Dat gebeurde sneller, dan we dachten. Op zekeren ochtend zaten we in onze roeiboot dicht bij de kleine inham te hengelen. De zon brandde, de visschen beten traag. Plotseling kwam er beweging in het water. Karei zei meteen: „Dat is de groote roover!" Hengels intrekken en zacht afstooten was het werk van een oogenblik. Toen we bij de molen kwamen, zag oom dadelijk, dat er iets bijzon ders aan de hand was. „Vader, de snoek is op roof uit," riep Karei. „Hebt jullie hem met rust gelaten?" „Ja, oom, we zijn heel voorzichtig wegge- roeid," antwoordde ik. „Goed. Karei, waarschuw Willem eens; die moet roeien!" Oom haalde zijn buks, laadde hem. Karei en ik mochten achter in de boot zitten, als we beloofden heel stil te zijn. Voorzichtig roeide Willem ons naar de overzijde. Aan de beweging in het water, zagen we, dat de snoek nog bezig was. Oom legde aan. We bleven ademloos wachten; oom tuurde op het water. Willem zag de snoek het eerst. Het dier stond onbeweeglijk in het water; alleen de vinnen bewogen zich zachtjes. Meteen knalde het schot. De snoek sprong boven het water uit. Het schot was goed. We haalde hem in de boot. In snel tempo ging het toen naaf huis. In de keuken legden we de visch op de schaal. Hij woog 38 pond. In zijn maag vonden we! behalve een flinke snoek nog een paar andere visschen, die kort te voren nog wel geleefd hadden. Den volgenden dag werd de visch bereid om gegeten te worden. De kop met het scherpe gebit prijkt nog in ons schoolmuseum. Willem had den snoekenkop in 'n mierenhoop gezet en de mieren hadden hem in korten tijd klaar gemaakt voor het museum. Ze lieten namelijk precies het skelet achter. Op den hoek van een straat stond een kleine jongen te huilen. Een voorbijganger vroeg op medelijdenden toon: „Waarom huil je zoo?" „Ik heb vanmiddag van school gespijbeld." „Heb je nu berouw?" „Nee, maar 't is Woensdag en ik dacht, dat het Donderdag was."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 9