De eer van liet Sneeuwland H. K. H. Prinses Juliana in Zwitserland. Schapenfokdag in den Bosch. FEUILLETON wisTthapïii^ Naar huis' De Amerikanen verlaten het De uitwerking van de beschieting van San werd gehouden Olympische dorp te Berlijn Sebastian. De ruïne in de straten der stad Schapen, die op de handen gedragen werden tijdens den zevenden schapenfokdag vanwege het Texelsch Schapenstamboek voor Noord Brabant te den Bosch door JAMES OLIVER CURWOOD. 19) Met toenemende wanhoop zag Cummins, hoe al zijn pogingen schipbreuk leden. Toen de tijd verstreek, begon Mélisse zich hoe langer hoe meer op te houden met de Indiaansche kinderen en halfbloeds, en bracht ze een groot deel van haar tijd door in het magazijn der compagnie, waar ze zat te luisteren naar de "gesprekken der mannen, zwijgend en oplet tend, zonder in te gaan op hun pogingen, om een glimlach te brengen op haar gelaat. Voor haar hart was de wereld een groote, ledige ruimte geworden. Jan was moeder en broeder alles, wat teeder en liefelijk was voor haar geweest; en hij was heengegaan. Mukee, dien ze had liefgehad, was heengegaan. Wil liams was heengegaan. De wereld was veran derd plotseling en verschrikkelijk en dit maakte haar vele jaren ouder in haar beschou wing der dingen. Naarmate de weken verliepen en de voor jaarszon de sneeuw deed smelten, begon zij iederen dag een beetje meer te gelijken op de wilde kinderen te Lac Bain en in het woud. Terwille van Jan had zij haar lokken zacht en glanzend gehouden, omdat hij haar daarvoor prees, en zeide, dat het zoo mooi was. Nu hin gen ze in een verwarde massa over haar rug. Toen brak er een avond aan. dat zij haar gebed vergat, en Cummins het niet opmerkte. Evenmin trof het hem den volgenden avond en den daaropvolgenden. Opgaande in zijn eigen somberheid, had hij oogen noch ooren voor vele dingen; en zoo kwam het, dat, in plaats van met het gelach en de vreugde der vroolijke stoeipartijen, de hut slechts gevuld werd met de sombere, drukkende schaduwen yan dingen, die voorbij waren. Op een dag in het vroege voorjaar zaten zij aan hun maaltijd, terwijl het zonlicht op hen nederstraalde, toen een snelle, zachte voetstap Mélisse den blik deed wenden in de richting der open deur. Daar stond een vreemde ge stalte, met een bloedeloos gelaat, starende oogen, en kleederen, die aan flarden hingen doch de armen waren uitgestrekt, zooals diezelfde armen honderden malen te voren zich naar haar hadden uitgestrekt; en met den ouden, blijden kreet snelde Mélisse met de snelheid van een schaduw langs Cummins heen, roepende: „Jan, Jan mijn Jan!" De woorden bleven Cummins' in de keel steken, toen hij zag, hoe de gestalte met het bleeke gelaat Melisse aan zijn borst drukte. ,.Jan!" hijgde hij eindelijk, de armen uitste kend, zoodat hij ze beiden in zijn omhelzing omvatte. Een oogenblik keerde Jan zijn gelaat naar het licht. De ander keek, en begreep. „Je bent ziek geweest," zei hij, „maar het heeft geen sporen achtergelaten." „Gelukkig!" fluisterde Jan. Mélisse hief het hoofd op en streelde zijn wangen met haar twee handen. Dien avond dacht zij weer aan haar gebed, en aan het einde voegde ze erbij: „Goede Vader in den Hemel, ik dank U, dat U Jan hebt laten terugkomen!" HOOFDSTUK XV. Bijna Vrouw. Vrede volgde in het vernietigend spoor der Roode Verschrikking. Weer haalden de woud bewoners zonder vrees adem; doch van de Hudsonbaai tot aan de Athabasca, en in Zui delijke richting tot aan de duizend wateren der Rendierstreek, fluisterde de wind van de vreeselijke smart, die zou blijven bestaan, tot dat de kinderen volwassen menschen waren geworden, en de volwassen menschen ten grave waren gedaald. Het leven was vaneengereten en gebroken door een ramp, verschrikkelijker dan die, welke steden gelijk maakt met de aarde, en de aarde zelf vaneensplijt. Langzaam aan begon alles weer zijn gewonen gang te gaan. Er was geen ander leven om het hunne te schragen of er mee samen te lijden; en evenals zij alleen ge leden hadden, worstelden zij weder alleen in het leven terug, op de puinhoopen van wat geweest was, opbouwende de dingen, die wor den zouden. Maandenlang klaagden de Crees hun lijk- zangen uit. De mannen sleepten zich naar hun post, beroofd van vrouw en kinderen, in de diepte der wildernis achterlatend alles, wat zij hadden liefgehad, en wat hun tot troost was geweest. De plaag had een duizendtal slachtoffers geëischt; en toch drong niet meer dan een voorbijgaand gerucht ervan door tot de lachende, dansende millioenen in die andere groote wereld, aan gene zijde der wildernis. Lac Bain had van alle Noordelijke posten het minst te lijden gehad, met uitzondering van Churchill, waar de ijskoude wind, die van de Noordpool kwam, de Roode Verschrikking hui verend naar het Westen had doen vluchten. Gedurende den laten sneeuwtijd kwam er be richt, dat Cummins de plaats van Williams als agent moest innemen, en Per-ee vertrok on middellijk naar Fond du Lac om Jean de Gravois mee terug te brengen als eersten ambtenaar. Croisset gaf zijn vossenjagerij op om de plaats van Mukee te vervullen. Deze veranderingen brachten een nieuw ge luk aan Mélisse. De vrouw van Croisset was een goede vrouw, die haar jeugd in Montreal had doorgebracht; en Iowaka, die nu moedei was van een kleinen, praatjesmakenden Jean en een mooi, klein meisje, was een jeugdige Venus, met een zachte, welluidende stem, die er met de jaren knapper en liever op was ge worden hetgeen in den regel niet het geval is met half-bloed-vrouwen. ,Maar het is ook goed bloed, dat ze heeft, mooi bloed," blufte Jean telkens, wanneer de gelegenheid zich voordeed. „Haar moeder was een prinses, en haar vader een volbloed En- gelschman, en diens grootvader was een chef de bataillon. Zoo leerde dus Mélisse voor het eerst in haar leven het genot kennen van den omgang met haar eigen soortgenooten. Deze nieuwe kameraadschap, hoe prettig zij ook was stond echter niet tusschen haar en Jan. Zij waren, zoo mogelijk nog meer voor elkaar, dan zij ooit geweest waren. Doch de vreeselijke maanden, die zij hadden doorge maakt, hadden hen beiden veranderd, en hun, al naar hun jaren, de vruchten doen smaken, die rijpen in de schaduw van rampen en smar ten méér deze dan die, welke zich ontwik kelen in den zonneschijn van den voorspoed. Voor Mélisse had zich een nieuwe wereld van gedachten geopend een nieuwe kijk op de dingen om haar heen. De strenge leermeester in het leven had haar gebracht tot de weten schap, die ontstaat uit smart, uit verschrikking en dood, en daardoor was zij haar leeftijd ver vooruit, evenals het snelle ontwikkelingsproces van geheele geslachten de Indiaansche kinde ren tot vroegrijpheid brengt. Zij beschouwde Jan niet langer uitsluitend als een speelkameraad, een wezen, wiens ver maak bestond uit haar te amuseeren en lief te hebben. Hij was een man geworden. In haar oogen was hij een held, die uit was ge trokken om den dood te bevechten, waarover zij nog steeds om zich heen hoorde fluisteren en spreken. De vrouw van Croisset en Iowaka vertelden haar, dat hij de dapperste daad had verricht, die van een man op aarde geëischt kon worden. Op trotschen toon sprak ze over hem tegen de Indiaansche kinderen, die hem den „toortsdrager" noemden. Zij merkte op, dat hij even lang was als Croisset, en een half hoofd langer dan Jean, en dat hij haar nu met één arm even gemakkelijk omhoog tilde, alsof ze niet meer woog dan een houten stok. Samen hervatten ze hun studies, waar zij dagelijks eenige uren aan wijdden, en verder leerde hij haar den geheelen zomer vioolspelen. De warme maanden waren te Lac Bain altijd een tijd van ledigheid; en Jan besteedde ze zoo goed mogelijk door Mélisse onderricht te geven. Ze leerde de boeken lezen, die hij op Fort Churchill gebruikt had, en tegen het midden van den zomer kon zij de boeken ontcijferen, waaruit hij in York Factory had gestudeerd 's Avonds schreven zij elkaar brieven, en reik ten die elkaar over de tafel in de hut aan, terwijl Cummins rookend toekeek, en vroolijk lachte om wat zij hem hardop voorlazen. Op een avond, zoo laat in het seizoen, dat een vroolijk vuurtje in den haard knetterde, zat Jan een van deze brieven voor te lezen, toen Mélisse uitriep: „Houd op, Jan houd hier op!" Jan gehoorzaamde, en bloosde hevig, toen hij de volgende regelen las: „Ik vind, dat je mooie oogen hebt. Ik houd van ze." „Wat is het?" riep Cummins, geïnteresseerd. „Lees verder, Jan!" „Niet doen!" commandeerde Mélisse, op springende, en om de tafel heenloopend. „Het was mijn bedoeling niet, dat je dit zoudt lezen!" Ze rukte Jan het papier uit de handen, en wierp het in het vuur. Jan's polsen klopten van vreugde, en onder aan zijn volgenden brief schreef hij terug: j „Ik vind, dat je mooi haar hebt. Ik houd ervan." Dien winter werd Jan aangesteld tot jager! van den post, en dit maakte, dat hij veel thuis was, want het wild was overvloedig aan den zoom der woestenij. De twee gingen met hun studies voort totdat ze de grens van Jan's ge leerdheid bereikt hadden. Daarna gingen langzaam en voorzichtig voorwaarts, hun weg zoekend als vreemdelingen op onbekende! plaatsen. Gedurende den volgenden zomer' worstelden zij al de boeken door, die zich be vonden in de kist in den hoek der hut. Het was nu Mélisse, die het meest viool! speelde, terwijl Jan toeluisterde met oogen/ die schitterden van trots als hi.i zag, hoe knap haar kleine vingertjes over de snaren huppel den, en op zijn gelaat een blos van vreugde, die iederen dag intenser werd. Eens op een dag! keek ze nieuwsgierig door het F-gat van het; instrument; en haar aardig mondje vormde zich tot een ronde, roode „O" van verbazing toen Jan haar snel de viool uit de handen': rukte. „Vergeef mij, mijn lieve Mélisse", lachte hij haar in het Fransch toe. „Ik zal je eens wat/ nieuws voorspelen!" (Wordt vervoled.)h M. K. H. Prinses Juliana in Zwitserland. De Prinses fotografeert Haar gezel schap op het 3500 nieter boven den zeespiegel gelegen Jungfraujoch-plateau (Foto Schudel) De vrijwillige brandweer te Culenborg vierde Woensdag haar 25-jarig bestaan. Voor het stadhuis weid een défilé gehouden, waarna een inspectie plaats vond door den burgemeester, den heer Keestra De eerste schrijfles na de groote vacantie. Een gewichtig oogenblik op den eersten schooldag

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 8