De eer van liet Sneeuwiand Een nieuw militair Fokker-toestel. De Heideweek te Ede begonnen. De sirijd om Irun en San Sebasfian. Licht FEUILLETON In verband met het feit, dat de Duitsche regeering te weinig geld beschikbaar stelt voor den invoer van Nederlandsche groenten, worden deze, indien zij op de Venlosche veilingen niet het vastgestelde minimumbod opbrengen, bij duizen den kilos tegelijk vernietigd. Vrachtauto's, volgeladen met tomaten, sla, augurken, enz. rijden at en aan naar de zgn. „groote heide waar de groente wordt neergestort In den Amsterdamschen dierentuin is onlangs een wisent-kalfje geboren, waar door „Artis" thans 10 pCt. van het huidige wisenten aantal bezit. De nieuwe aanwinst met de ouders geschut der nationalisten in stelling De nieuwe militaire Fokker, de C. X., die in de werkplaatsen op Schiphol thans vliegklaar gemaakt wo> dt Het toestel bezit een snelheid van 350 K.M. pei uur In het stadion te Amsterdam had Dinsdagavond den wedstrijd plaats met motorgangmaking voor beroepsrenners over 100 K.M. De start Op de begraafplaats Nieuw Eik en Duinen te den Haag heeft Dinsdag de ter aardebestelling plaats gehad van den bij het vliegongeluk te Hilversum om het leven gekomen segeant-vlieger J. P. J. Lemstra. De kist met het stoffelijk overschot word grafwaarts gedragen Een detail van het interessante mechanisme in het Londensche tele visie-station De Heide-week te Ede is Dinsdag officieel geopend. De Heide koningin deed haar intrede in de openlucht-vergaderplaats en verleende receptie aan alle heide-bewoners door JAMES OLIVER CURWOOD. 24) Ze hield op met inschenken, het kopje half vol, en toen Jan opkeek, ontmoette hij haar blik vol voorgewende verbazing. „Speet het je dan zoo, dat ik van je wegliep?" .Ondanks hemzelf steeg een blos in zijn bleeke wangen. „Wat denk jij ervan?" was zijn dubbelzin nige wedervraag. „Ikweet—het niet," antwoordde ze lang zaam, het kopje verder vol schenkend. „Wat ga je vandaag doen, Jan?" „Met de slede den kant van Churchill uit. Ledoq heeft voorraden noodig, en hij heeft het te druk met zijn vallen om hierheen te komen." „Mag ik mee?" „Ik ben bang, dat het niet gaan zal, Mélisse. Het is een afstand van twaalf mijlen, en de vracht is zwaar." „Goed. Ik ben dadelijk klaar." Ze sprong van de tafel, hem een vroolijk- ondeugenden blik toezendend, en liep naar haar kamer. ,,'t Is te ver Mélisse," riep hij haar achter na. ,,'t Is heusch te ver, en ik heb een zware vracht „Heb ik soms dien tocht van twinig mijlen niet met je gemaakt, heelemaal naar O, lieve deugd Jan, heb je mijn nieuwe muts van lynxbont al gezien?" „Hij hangt hier aan den muur," antwoordde Jan, die ondanks zichzelf op haar vroolijk- heid inging. „Maar zeg eens, Mélisse „Zijn de honden al klaar?" riep ze. „Zoo niet dan ben ik aangekleed voordat je ze ingespan nen hebt, Jan." „Binnen het kwartier ben ik met ze hier," antwoordde hij, zich aan haar overleverend Haar vroolijk gelaat, dat hem triomfantelijk toelachte door de gedeeltelijk geopende deur, deed het laatste spoor van verzet verdwijnen, en met iets van zijn oude opgewektheid, een vroolijk wouddeuntje fluitend, haastte hij zich naar het magazijn. Toen hij met het span terugkwam, stond Mélisse op hem te wachten, een zilverachtige gedaante in haar lynxbont, met stralende oogen en een blos op de wangen; haar nette, kleine voetjes waren gestoken in een paar laarzen van rendierleder, die tot aan de knieën reikten, en een paar takjes schitteren de backneesh waren zwierig in haar muts ge stoken. „Ik heb een plaatsje voor je gemaakt," zei hij, haar begroetende, en op de slede wijzende. „Dat ik de eerste vijf mijlen, op zijn minst, niet zal innemen," verklaarde Mélisse. „Wat een prachtige morgen is het, Jan! Ik heb een gevoel, alsof ik heelemaal naar Ledoq zou kun nen loopen!" Met een kreet en een geklap van zijn zweep dreef Jan zijn honden over het open gedeelte, terwijl Mélisse luchtig naast hem trippelde. Van uit hun hut riepen Jean en Iowaka hun op schellen toon een goede reis toe. „De dag is niet ver meer, dat die twee voor elkaar zullen zijn als jij en ik mijn Iowaka," zei Jean in zijn poëtisch Cree. „Ik wed, dat ait al zijn zal voor haar volgenden verjaardag!" En Mélisse zei op hetzelfde oogenblik: „Ik zou wel eens willen weten, of er veel menschen zoo gelukkig zijn als Jean en Iowaka!" Ze haalde diep adem, en Jan zette de hon den aan tot een vaart, die haar hijcend een dertigtal meters achter deed blijven. Met een wild hallo, liet hij het span stilstaan, en wachtte. „Foei. dat is leelijk Jan! Nu zul je me op de slee moeten zetten." Hij stopte haar in tus- schen het bont, en de honden strekten zich in het tuig, terwijl Jan's zweep boven hun rug gen klapte en kronkelde totdat zij zich snel en met.een gelijkmatige rhythmische beweging voortbewogen over het gladde pad. Toen rolde Jan zijn zweep om den stok en ging dicht naast den leiderhond loopen, met zijn in mo cassins gestoken voeten de korte, snelle lichte passen nemend van den geoefenden woud- looper, de borst een weinig vooruitgestoken, den blik gericht op het kronkelende pad vóór hem. Het was een heerlijke tocht, en Mélisse's oogen schitterden van pret. Het bloed tintelde haar van 't kijken naar het span prachtige grauw-gele beesten voor haar uit. Ze keek naar het bewegen der spieren van de vóór- en achterpooten, het levendig uitstrekken van hun wolfachtige koppen, naar hun half geopende kaken en van hen wendde ze den blik naar Jan. Het loopen scheen hem niet de minste inspanning te kosten. Zijn bleeke wan gen waren met een blos overtogen. zijn zwart haar golfde achter zijn grijze muts en glin sterde in de zon. Evenals bij de honden was er rhythme in zijn bewegingen, vol schoon heid en kracht, vol uithoudingsvermogen en mannelijkheid, die een product waren der wouden. Er kwam een trotsche glans in haar oogen; haar blos werd dieper, terwijl ze naar hem keek, zich afvragende, of er een tweede man op de wereld was als Jan Thoreau. Zij lieten de eene mijl na de andere achter zich, en niet voordat zij den berg hadden be reikt, waarop hij met den zendeling gevochten had, liet Jan de honden in den stap overgaan. Mélisse sprong van de slede en ging vlug naast hem loopen. ..Nu kan ik het je betaald zetten!" riep ze. ,Als je me pakt De oude, betooverende uit daging flikkerde in haar oogen. Ze snelde de helling van de keten op. Hij gend en ademloos volgde Jan met de honden. Haar voorsprong was ditmaal te groot om in te halen, en lachend stond zij op hem neer te zien, toen hij den top van de keten bereikte. „Je ziet eruit als een fee, Mélisse!" riep hij uit, met oogen, die straalden van bewondering. „Mooier dan die in het boek!" „Dank je broer! Meen je die met het gouden haar?" „Ik meen ze allemaal." „Ik kan me niet goed voorstellen, hoe een meisje met gouden haar eruit zou zien, jij Jan?" Voordat hij kon antwoorden, voegde ze er ondeugend bij: „Heb je in Churchill of York Factory soms feeën ontmoet?" „Geen enkele, die met jou vergeleken kan worden, Melisse". „Nog eens bedankt, beste broer! Ik geloof, dat je toch wel een beetje van me houdt." „Meer dan ik ooit gedaan heb," antwoordde Jan snel, niettegenstaande zijn pogingen om te zwijgen. Toen zij verder gingen naar Ledoq voelde hij, dat de opgewektheid van dien morgen weer plaats ging maken voor de oude somber heid en zielesmart. Broer Jan, Broer Jan, Broer Jan! De woorden beukten zonder ophouden in zijn hersenen, totdat zij gelijken tred schenen te houden met zijn stap naast de slede. Zij brachten hem de gedachten van den afge- loopen nacht weer voor den geest en hij was blij. toen ze de hut van den jager bereikten. Ledoq was bezig het haarvet uit een vossen huid te verwijderen, toen het span voor zijn hut stilhield. Toen hij de dochter van den agent te Lac Bain met Jan samen zag, sprong hij levendig op, wierp zijn muts door de ope ning van zijn hut en begon uit alle macht te buigen en te nijgen. Het was in het gebied van Lac Bain een welbekende geschiedenis, dat jaren geleden, Jean de Gravois een broertje had verloren, dat op een goeden dag in de bosschen verdwenen was, er waren er ver- scheidenen, die erop zinspeelden, dat Ledoq de broeder was, want Jean en hij geleken op el kaar als twee druppels water in de wijze, waarop zij hun tong gebruikten; ook hadden ze dezelfde gestalte en dezelfde levendigheid. Mélisse lachte vroolijk, toen Ledcq voort bleef gaan met buigen, onderwijl eei stroom van verrukt Fransch over haar uitstortend. „Ah, diet ies een groot compleeman, M'selle Mélisse," eindigde hij ten slotte, voor een oogenblik in het Engeïsch vervallend. Als een veer schoot hij rechtop, en keerde zich tot Jan. „Ben je het vreemde span tegengekomen?" „We zijn niets tegengekomen." Ledoq keek verward en verlegen. Op een halve mijl afstands kon men van uit de hut de met sneeuw bedekte bergketen zien. Hij wees ernaar. „Een uur geleden heb ik het in Westelijke richting langs den berg zien trekken. drie mannen en zes honden. Wie is er op het pad in Lac Bain?" „Niemand," antwoordde Jan. „Het zal de nieuwe agent van Churchill geweest zijn. We verwachten hem dezen winter wat vroeg. Zul len we gauw teruggaan Mélisse, en kijken of hij de boeken en vioolsnaren voor ons heeft meegebracht?" „Jelui moet bij me blijven eten," protesteerde Ledoq. Jan ving een teeken van Mélisse op. „Vandaag niet. Ledoq. Het is nog vroeg, en we hebben onze lunch meegenomen voor on derweg. Wat vindt jij Mélisse?" „Wanneer je niet moe bent, Jan." „Moe!" Hij wierp het laatste pak van de slede, en liet zijn zweep boven de ruggen der honden knallen, terwijl zij den kleinen Franschman hun afscheid toeriepen. „Moe!" herhaalde hij, dicht naast Mélisse loopend. terwijl de honden het pad weer in sloegen, en hij lachend op haar neerzag. „Hoe zou ik ooit moe van het loopen kunnen wor den, Mélisse, als jij ernaar kijkt?" „Ik zou het niet erg vinden, als je een beetje moe werd een klein beetje maar. Jan. Er is immers plaats genoeg voor ons tweeën?" Coquet haalde ze de schouders op, en Jan sprong op de voortglijdende slede, dicht achter haar neerknielend. .Altijd altijd moet ik het je vragen!" pruil de ze. „Je hoeft volstrekt niet zoo dicht bij me te komen zitten, als je het niet prettig vindt, hoor!" Het lieve, oude uitdagende in haar toon was onweerstaanbaar, en gedurende een oogenblik gaf Jan zich gewonnen. Hij boog zich voorover totdat zijn kin rustte op het zijdeachtige boni van haar lynxpels, en gedurende een enkele seconde voelde hij de zachte aanraking van haar wang tegen de zijne Toen richtte hij een plotseling commando tot de honden zoo luid, dat ze ervan schrikte en zijn zweep knalde en kronkelde zich twintig voet boven hun koi>- pen, als een ding, dat met leven bezield was. (Woi dl «ei'vulgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 8