De eer van het Sneeuwland
FEUILLETON
De „Windhuk", een nieuw schip voor den Duitschen dienst op Afrika, is te
Hamburg te water galaten. Het schip glijdt van de helling
Bij werkzaamheden aan een meelfabriek op de Cromvlietkade te Rijswijk is een gedeelte
van een steiger ingestort, waarbij een arbeider gedood en een ander ernstig gewond
werd. De steiger, waarvan het middengedeelte instortte
Boeren en boerinnen in de karakteristieke kleederdracht
van hun landstreek op weg naar de folkloristische feesten,
die Donderdag te Stuttgart plaats hadden
De feestelijke her
denking van Gro-
ningen's ontzet
heettV rijdag plaats
gehad. Een kijkje
tijdens het keuren
van een spannen
op de Groote
Markt.
In den Haarlemschen Stadsschouwburg zijn Vrijdag de
opnamen begonnen van een scène uit de Novafilm .Am
sterdam bij Nacht". Een foto tijdens de opnamen
Generaal Pujo in gesprek met generaal
Poli Marchetti tijdens de uitgebreide
luchtmanoeuvres in de omgeving van
Bourges
Na aankomst aan boord van de .Johan van Oldenbarnevelt" te Genua, werd de nieuwe Gouverneur-Generaal van Ned. Indië,
jh. mr. A. W. L Tjarda van Starkenborgh Stachouwer door den gezagvoerder aan de hoofdofficieren voorgesteld
door
JAMES OLIVER CURWOOD.
27)
Hij gluurde tusschen de takken door en zijn
eerlijk hart sloeg een woedenden roffel, toen
hij zag. dat Dixon het waagde, zijn hand op
Mélisse's arm te leggen. Heel langzaam kwa
men zij aanloopen, terwijl de Engelschman
zich diep boog over het gebukte hoofd van het
meisje, met een zonderlingen ernst tot haar
sprekende. Plotseling stond hij stil, en vóór
Jean goed begreep, wat er gebeurde, had hij
zich gebukt en haar gekust.
Met een gedempten kreet rukte Mélisse zich
los. Een oogenblik bleef zij tegenover Dixon
staan, die haar lachend in de fonkelende oogen
keek. Toen draaide zij zich om en snelde het
pad af.
Een tweede verschrikte kreet klonk van haar
lippen, toen zij zich van aangezicht tot aange
zicht bevond met Jean de Gravois. De kleine
Franschman glimlachte. Zijn oogen schitter
den als een paar zwarte diamanten.
„Jean, Jean!" snikte ze, op hem toeloopend.
„Hij heeft je beleedigd," zei hij op zachten
toon, haar glimlachend in het bleeke gelaat
ziend. „Loop maar door naar den post, Mé
lisse!"
Half afgewend van den verbaasden En
gelschman bleef hij haar nazien totdat zij
verdween om een bocht van het pad, een hon
derdtal yards verder. Toen keerde hij zich
naar Dixon.
„Dit is de eerste maal, dat onze Mélisse een
beleediging heeft ondergaan," zei hij zoo kalm
sprekend, alsof hij een kind tegenover zich
had. „Wanneer Jan Thoreau hier was, zou hij
je vermoorden. Hij is weg, en nu zal ik je ver
moorden in zijn plaats!"
Hij kwam naderbij, zijn tanden nog blikke
rend in een glimlach, en eerst toen hij als een
kat op Dixon's keel kwam aanvliegen, be
greep de Engelschman, dat hij het meende.
In een oogenblik deed Dixon een schrede ter
zijde, en deelde hij hem een stomp toe, dien
Jean opving met den zijkant van zijn hoofd,
en die hem ruggelings op het pad deed neer
komen.
Half verdoofd krabbelde Gravois overeind.
Hij hoorde niet den schellen angstkreet, die
opklonk in de bocht van het pad. Hij keek niet
achter zich, zoodat hij Mélisse niet zag staan.
Doch Dixon zag en hoorde het, en uitdagend
lachte hij haar over Jean's hoofd toe, toen de
kleine Franschman weer op hem toekwam»
meer op zijn hoede dan te voren.
Het was voor het eerst, dat Jean in aanra
king kwam met „wetenschap". Op zijn snelle,
katachtige manier deed hij weer een uitval en
ontving een slag, die hem deed duizelen. Dit
maal hield hij zich op de been.
„Ba! het is alsof ik een baby sla!" riep Dixon
uit. „Waar vecht je eigenlijk om, Gravois?
Wordt het hier als een zonde beschouwd, een
mooi meisje een kus te geven?"
„Ik zal je vermoorden!" zei Jean even be
daard als tevoren.
Er was iets verschrikkelijks in de kalmte en
de beslistheid van zijn stem. Hij was niet op
gewonden. Hij was niet bang. Zijn vingers
dwaalden niet naar het lange mes in zijn
gordel. Langzaam verdween de lach van
Dixon's gelaat, en strakke lijnen groefden
zich om zijn mond, toen Jean in een kring om
hem heen begon te draaien.
„Kom laten we toch geen ruzie gaan ma
ken," drong hij aan. „Het spijt me als het
Mélisse onaangenaam was."
„Ik zal je vermoorden," herhaalde Jean.
Er lag een ontstellend vertrouwen in zijn
blik. Het was meer voor dien blik dan voor
den man, dat Dixon terugweek. Die blik volg
de hem en liet zijn gelaat geen oogenblik los
Hoe langer hoe vuriger, gloeiden de oogen.
Twee dof-roode plekken vertoonden zich op
Jean's wangen, en hij lachte zacht, toen hij zoo
plotseling toesprong, dat de Engelschman zijn
slag miste.
Het was de vaardigheid van den woudbe
woner, gesteld tegenover die van een andere
wereld. Om zich te oefenen had Jean gespeeld
met gewonde lynxen; hij bezat vlugheid van
blik en van instinct zonder de wetenschap
van den ander; de vlugheid van den grooten
ijsduiker, die ditzelfde spelletje dikwijls ge
speeld had met zijn geweervuur; van den
sledehond, wiens verscheurende slagtanden
den dood zoo snel toebrachten, dat de blik het
niet kon volgen.
Voor een derde en een vierde maal kwam hij
binnen het bereik van zijn tegenstander, en
ontsnapte hij weer. Hij trok zijn mes halver
wege te voorschijn en op het gezicht daarvan
sprong Dixon terug, totdat zijn schouders het
kreupelhout raakten. Glimlachend trok Gra
vois het uit de scheede en wierp hij het achter
zich op het pad. Zijn oogen hadden het on
beweeglijke van die eener slang, en de spieren
van zijn lichaam waren zoo stijf gespannen
als stalen veeren, gereed om los te schieten,
zoodra zij daar gelegenheid voor hadden.
Hij maakte evengoed van kunstgrepen ge
bruik als de ander en dit begon langzamer
hand tot Dixon door te dringen. Hij liet zijn
armen langs zich neervallen, Jean uitnoodi-
gend hem aan te vallen. Plotseling hief de
kleine Franschman zich rechtop. Zijn glinste
rende blik gleed van het gelaat van den En
gelschman naar het struikgewas achter hem
en een doordringende kreet klonk van zijn
lippen. Onwillekeurig schrok Dixon, half zijn
hoofd omdraaiende, en voordat hij weer óp
zijn hoede was, wierp Gravois zich onder zijn
armen, met het volle gewicht van zijn lichaam
tegen de knieën van zijn tegenstander.
Samen rolden zij op den grond. De lenige,
bruine vingers, die een lynx het leven zouden
hebben kunnen benemen, sloten zich om den
hals van den Engelschman, en toen zij zich
hoe langer hoe vaster klemden in hun doode-
lijken greep, kwam er een hijgende, snel ge
smoorde kreet.
,.Ik zal je Vermoorden!" zei Jean weer.
Dixon's armen vielen slap langs hem neer.
Zijn oogen puilden uit hun kassen, zijn mond
hing open, doch Jean zag dit alles niet. Zijn
gelaat lag op den schouder van den ander;
zijn geheele ziel lag in zijn greep. Nog in een
volle minuut zou hu zijn hoofd niet opgehe
ven hebben, wanneer er niet een plotselinge
storing gekomen was de verschrikte stem
van Mélisse en het dolzinnig rukken van haar
handen aan de zijne.
„Hij is dood!" schreeuwde ze. „Je hebt hem
vermoord, Jean!"
Hij liet zijn vingers los en ging opzitten.
Mélisse wankelde achteruit, de handen tegen
de borst gedrukt, het gelaat zoo wit als sneeuw.
„Je hebt hem vermoord!"
Jean keek in Dixon's oogen.
„Hij is niet dood." zei hij, opstaand, en naar
haar toegaand. „Kom, ga naar huis, naar Io-
waka. Ik zal hem niet vermoorden."
Toen hij haar terugleidde naar het pad,
schokte haar tengere gestalte van smartelijke
snikken. „Ga naar huis, naar Iowaka," herl
haalde hij zacht. „Ik zal hem niet vermoorden,
Mélisse."
Hij ging naar Dixon terug en wreef zijn ge
laat met sneeuw.
„Hemel, hij was er niet ver af!" riep hij uit,
toen een sprankje van leven in zijn oogen terug
keerde. „Een klein beetje meer en hij zou het
met den dood betaald hebben.
Hij sleepte den Engelschman naar den rand
van het pad en zette hem met zijn rug tegen
een boom. Toen hij zag, dat de ademhaling
van den verslagen vijand wat krachtiger be
gon te worden, ging hij langzaam Mélisse ach
terna.
Onbemerkt ging hij het magazijn binnen en
waschte zich het bloed van zijn gelaat, grin
nikend van voldoening, toen hij zichzelf be
keek in het kleine spiegeltje, dat boven de
waschkom hing.
„Ach, mijn lieve Iowaka, zou je er nu nog
het geringste vermoeden van hebben, dat Jean
de Gravois twee klappen tegen zijn hoofd heeft
gehad, die hem bijna naar de andere wereld
hadden gezonden? Ik zou voor geen geld ter
wereld willen, dat je het gezien had!"
Even later begaf hij zich naar de hut. Iowa
ka en de kinderen waren bij Croisset en hij
ging een pijp zitten rooken. Nauwelijks had
hij een paar blauwe rookwolkjes de lucht in
geblazen, of de deur ging open en Mélisse
kwam binnen.
„Hallo," riep hij lachend, haar met zijn pijp
toewuivend. In een oogenblik had zij haar
shawl over het hoofd geworpen, en lag zij op
haar knieën aan Jean's voeten, het bleeke ge
laat smeekend naar hem opgeheven, hijgend
en snikkend.
„Jean, Jean!" fluisterde ze, haar handen
naar zijn gelaat uitstrekkend. „Beloof me als
't je blieft, dat je het niet aan Jan zult zeggen
beloof me, dat je het nooit zult zeggen,
nooit, nooit, nooit!"
„Ik zal niets zeggen, Mélisse."
„Nooit Jean?"
„Nooit."
Gedurende een snikkende ademhaling liet
ze haar hoofd op zijn knieën zinken. Toen
plotseling, trok ze zijn hoofd naar zich toe en
gaf hem een kus.
„Ik dank je, Jean, voor wat je gedaan hebt!"
„Hemel!" hijgde Jean, toen ze weg was. „Als
Iowaka dat eens gezien had!"
HOOFDSTUK XXI.
Een Gebroken Hart.
Den dag die volgde op de worsteling in het
woud, trof Dixon Jean de Gravois alleen aan,
en ging hij op hem toe.
„Gravois, wil je me een hand geven?" vroeg
hij. „Ik wou je bedanken voor wat je me gis
teren aangedaan hebt. Ik verdiende het. Ik
heb Miss Mélisse vergiffenis gevraagd en
jou wilde ik graag de hand drukken."
Jean stond als door deii bliksem getroffen.
Een dergelijk soort menschen had hij nog
nooit ontmoet.
„Ja," riep hij uit, toen hij weer bij zijn zin
nen was gekomen. „Ja, zeker wil ik u een hand
geven!"
Verscheidene dagen lang merkte Jean op,
dat Mélisse hem trachtte te ontwijken. Ze
kwam Iowaka niet opzoeken, wanneer hij zich
in de hut bevond. Ook ging ze niet meer met
Dixon naar het woud. De jonge Engelschman
bracht meei tijd door op het magazijn, en even
voordat de pelsjagers binnenkwamen, ging
hij met Croisset een driedaagschen sledetocht
maken.
(Wordt vervolgd.)
i