Staatkunde en vorstelijk huwelijk fS3p 41 r» m I Hi ONZE LEZERS Hoe het in 1815 toeging met den Prins van Oranje. 111 I; Jjj ll'V 9 Mii, j Tl fi PSI VOOR DEN- I -POLITIERECHTER 1 Bescherming tegen lucht aanvallen. Indeeling der gemeenten in gevarenklassen. Spanning tusschen China en Japan weer toegenomen. Nog geen oplossing van het textielconflict in Frankrijk. aan het woord. Gemeente, Rijk of Provincie. Ons volk beleeft thans dagen van oprechte en groote blijdschap. Innig verheugen wij Ne derlanders ons in het groote geluk van onze verloofde Prinses. Ook omdat wij aan dit Vor stenkind zoo volop gunnen dat Haar, ten op zichte van den eigen particulieren kring en levenssfeer het mooie ten deel zal vallen, dat tenslotte voor elke jonge vrouw of jonge man tot het allerhoogste moet behooren. Naast verheugenis over het persoonlijk ge luk van de kroonprinses, neemt natuurlijk mede in veler gevoelens een plaats in. de overweging, dat het voor de Nederlandsche staatsgemeenschap verblijdend is, dat Zij, die eenmaal geroepen zal zijn de Kroon te dragen, dat dan niet zal doen als eenzame vrouwe. De verloving van de Prinses is tenslotte tevens ook een aangelegenheid die den staat raakt en daarvoor belang heeft. Dit blijkt trouwens wel uit het feit, dat de Grondwet voor het te sluiten huwelijk, wil de Prinses voor zich en haar eventueele nakomelingen net recht op de troon niet verspelen, de goed keuring door de Staten-Generaal verlangt. Het spreekt wel vanzelf, dat deze verleend zal worden. Wie in de verbintenis met Prins Benno een internationaal-staatkundigen fac tor zou willen zien. vergist zich ten eenen male. De Prinses heeft zich immers verloofd met een jongen man van vorstelijk bloed, die intusschen geen enkele staatkundige rol ver vult ,wat ook al blijkt uit zijn werkzaamheid midden in het maatschappelijk en economisch leven. Dwaasheid ware het dit plaats te vin den huwelijk op te vatten als eenige aanwij zing van het bevorderen van een nauweren band met Duitschland, waar immers in het tegenwoordige Duitsche Rijk de zeggenschap of invloed van de meeste vorstelijke families van weleer niets en nog eens niets is. Trouwens, het ligt al geenszins in de lijn van onze buitenlandsche politiek om te wenschen of te bevorderen, dat het huwelijk van een lid van het Koninklijk Huis ons nader tot dezen of genen machtigen staat zou brengen. Nog daargelaten dat zeker bij een constitutioneel Koningschap als het onze dergelijke vorste lijke familiebanden niet meer een de staat kunde beheerschende rol spelen. Eens was het anders. Ook in dit opzicht gaat weer op de aloude waarheid: de tijden veranderen en wij met hen. Al heel sterk contrast valt waar te nemen, tusschen hetgeen er vast zat aan de verloving en vervolgens het huwelijk van den Prins van Oranje, den lateren Koning Willem II, vlak na het herstel van Nederland als onafhanke lijke staat, èn de verloving, de komende echt verbintenis van Prinses Juliana (die thans als kroonprinses de plaats van een Prins van Oranje inneemt) met Prins Benno. Verbazing wekkend is die tegenstelling tenslotte niet, waar immers ook in de internationale staat kundige positie en wenschen van ons land sedert 1814/'15 wijziging van beteekenis is in getreden. Na de jaren van indirekte en direkte Fran- sche overheerschnig, had Nederland in No vember 1813 zijn onafhankelijkheid herwor- ven en zocht het vanzelf zijn heil bij de groote mogendheden, die aan de heerschappij van Napoleon en aan Frankrijk's leidende rol in Europa een einde hadden gemaakt. Omge keerd zagen die mogendheden in een krach- J tig, aan hun kant staand Nederland een waar- devol bolwerk tegen mogelijke nieuwe Fran- •tsche pogingen om zich te doen gelden gelijk 1 onder Napoleon het geval was geweest. Zoo leidden dan bovenal internationaal- i staatkundige reden er toe, dat dezerzijds veel gezien werd in een huwelijk van den Prins van I Oranje, den oudsten zoon van Koning, aan- i vankelijk Souverein Vorst, Willem I, met een j dochter van een staatshoofd-bondgenoot. Eerst is een ernstige poging ondernomen een verbintenis met Prinses Charlotte, de dochter van Engeland's Regent en diens echtgenoote Caroline, tot stand te brengen. Zoowel Willem I als de Regent voelden hiervoor zeer veel Aanvankelijk scheen dit, volkomen door po litieke overwegingen ingegeven plan, te zul len slagen. Willem I ging zelfs zoo ver om bij zijn plechtige inhuldiging op 30 Maart 1814 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam in een toe spraak tot de Staten-Generaal ter gelegen heid zijner beëediging der Grondwet o.m. eigenlijk de verloving van den Prins van Oranje aan te kondigen door te zeggen: „De gewichtigste onzer buitenlandsche betrekkin gen, die met het edelmoedige Groot-Brittan- hië, zullen eerlang door de huwelijksverbinte nis van mijnen oudsten zoon, eenen nog hoo- geren trap van vertrouwelijkheid en weder - keerige dienstvaardigheid bereiken." Men ziet het, onomwonden werd hier van het verband tusschen deze huwelijksplannen en onze staat kundige positie gewag gemaakt. Dat de Vorst de betrekkingen met Engeland gewichtiger noemde dan die met welk ander land, was verklaarbaar, gezien het feit, dat in die da gen onze politiek inderdaad bovenal op nauwe aansluiting bij en samenwerking met de Brit ten gericht was. Zij hadden hier dan ook ver reweg den grootsten invloed, zelfs mede op het gebied van kwesties van louter binnen- landsch karakter. Zoo staat historisch vast, dat de toezegging door Willem I bij de aan vaarding der Souvereiniteit, aan Amsterdam gedaan om geregeld elk jaar ook eenigen tijd in de hoofdstad door te brengen, en waarvan nog heden ten dage het jaar lijksch bezoek van het staatshoofd aan de Amstelstad een uitvloeisel is te danken viel aan den dringen den raad en aan het hierop met kracht aan sporen van den Engelschen gezant! De mededeeling in de Nieuwe Kerk gedaan was eenigermate voorbarig. Prinses Charlotte had het ja-woord toen nog niet eens gege ven en het zgn. huwelijkscontract was even min voor elkaar. Ernstige moeilijkheden de den zich hierbij voor tengevolge van de hoogst slechte verhouding tusschen de toen reeds ge scheiden van elkaar levende Regent en diens gemalin Caroline. Charlotte's Moeder zag in dit huwelijk de opzet om haar dochter, die eigenlijk meer op haar hand was dan op die van haar vader, naar het vasteland te ver wijderen. Zoo legde de gemalin van den Re gent mèt haar staatkundigen aanhang het er op toe heel de plannen te doen mislukken door de Prinses te bewegen bezwaar te ma maken tegen de ontworpen contractsbepaling, waardoor zij alleen niet buiten goedkeuring van den Koning buiten Engeland zou mogen verblijven. Zij moest hierover ook zelf zeg genschap hebben, zoo fluisterde men haar met succes in. Doch haar vader weigert hier mee accoord te gaan waarop de Prins van Oranje van zijn nu verloofde te hooren krijgt, dat zij alleen nog tot het huwelijk bereid is als de Prins er in slaagt zijn as.'schoonvader te doen zwichten. Zoover gaat het zelfs, maar dan komt er door het wel hoogst onheusch op treden van den Regent tegen Charlotte's Moeder aan alles een einde doordat thans de dochter geheel en al de zijde van de Moeder kiezende, het voornemen van haar Vader ver ijdelt. Zij schrijft den Prins van Oranje voor goed af. Interne Engelsche intrigues en niet te vergeten vooral ook partij-tegenstellingen, hadden hiertoe geleid en verhinderden aldus een huwelijk, dat de toenmalige Regeeringen internationaal staatkundig gewenscht achtte. Een goed jaar later vindt dan de verloving plaats van den Prins van Oranje met Groot vorstin Anna Paulowna, de zuster van een der Alexander van Rusland. Deze vond het op zijn andere bondgenooten van Nederland, keizer beurt wel geschikt de banden met Nederland nauwer aan te knoopen, terwijl men hier, na den Engelschen tegenslag in een huwelijk met de zuster van den machtigen Tsaar poli tiek heil zag. Ook met het oog op de toekomst ware het niet kwaad, als men in geval van verwikkelingen op den steun van zulk een machtigen staat als Rusland zou kunnen re kenen. Achteraf heeft dit in den strijd tegen het opgestane België weinig gebaat! In de Koninklijke Boodschap van 12 De cember 1815 schrijft Willem I aan de Tweede Kamer: „Toen ik met mijn verheven bondge noot, den Keizer van Rusland, de eerste schik kingen voor het huwelijk van den Prins van Oranje maakte, heb ik evenzeer aan het be lang van den Staat als aan het toekomstig ge luk van mijn geliefden zoon gedacht. Te dezen aanzien lieten de deugden der Groot-Vorstin Anna Paulowna geenen twijfel over en Ik moest een levendig genoegen on dervinden bij het uitzigt op zoo naauwe be trekkingen tusschen Mijn Huis en een Ge slacht dat zich niet minder door zijne voor treffelijke hoedanigheden dan door zijne uit gestrekte magt onderscheidt en in hetwelk de roemrijkste voorspoed slechts gestrekt heeft om de edele gevoelens der menschenliefde en der matiging te beter te doen uitblinken. Maar ook in een staatkundig oogpunt hield Ik de voorgestelde verbind,tenis voor ten hoogste wenschenwaardig. Zij zal bevestigen en nog naauwer toelaten de banden van verkleefd heid en diepe hoogachting, die Mij sedert lang aan Keizer Alexander verbinden. Zij biedt een nieuw en voordeelig steunpunt aan hier spreekt de Vorst met zijn bekend commercieel inzicht tot de harten (beurzen) van zijn voor dergelijke overwegingen geenszins ongevoelige onderdanen-kooplui! voor de belangen die het handeldrijvend gedeelte der Natie in het Noorden van Europa te onderhouden heeft, en moet eindelijk aan het geheele Koningrijk het was toen al tot de vereeniging van Noord en Zuid gekomen de voortdurende welwil lendheid waarborgen van eene Mogendheid, die zooveel, tot deszelfs oprigting heeft bijge dragen." De Koning verklaart dan dat hij om deze overwegingen zijn toestemming aan het hu welijksplan heeft vetleend, noemt het een zij- i ner eerste zorgen de Vertegenwoordigers der I Natie hiervan in kennis te stellen en vraagt vervolgens in verband met de betreffende Grondwetsbepaling de goedkeuring der Sta ten-Generaal, die deze zonder eenige moeilijk heid verleenen. In den considerans (de over wegingen) van de goedkeuringswet treft men dan nog aan, het bevorderen „zoowel tot het geluk van den Prins van Oranje als tot de belangen der Natie welke hij bestemd is om eenmaal te regeren." Ruim 20 jaar later, in 1838, ontbreekt bij de toelichting op het voorstel tot goedkeuring van het voorgenome huwelijk van den erf prins van Oranje, den lateren Koning Willem Hl, met Prinses Sophie, dochter van den Koning van Wurtemberg, zulk een uitvoerige belichting van 't staatkundig nut dezer ver bintenis. Mede in dit opzicht is men al heel wat soberder geworden. Toch geldt ook nu nog blijkens den considerans der betreffende wet, naast het geluk van Willem I's klein zoon, tevens het belang van de Natie als reden voor dit huwelijk. Van dit laatste d.w.z. van staatkundige overwegingen is echter, wanneer onze Koningin met een zoon uit het Mecklenburgsche Huis in den echt zal tre den in toelichting noch in den considerans der wet ook maar eenige sprake. Inderdaad is dan de situatie van de internationale poli tiek en tevens die van de staatsrechtelijke verhoudingen binnen ons land, vergeleken bij weleer (ook nog bij den tijd en de be doeling van het in 1838 goedgekeurde prin selijk huwelijk) dusdanig gewijzigd, dat wer kelijk internationale politiek hierbij niet in het spel was. Zooals reeds in den aanvang opgemerkt, is het t.o.v. het door onze kroonprinses te sluiten huwelijk eveneens heelemaal buiten kijf, dat dit met de richtlijnen van ons buitenlandsch beleid niets en niets te maken heeft. Eens, dat geldt dan bovenal voor wat zich in de jaren 1814—-'15 afspeelde, zagen wij er een voordeel in, ons nauw bij een be paalden groep in Europa aan te sluiten en naar nauwe samenwerking met een der groote mogendheden te streven. Wat dan ook bij het sluiten van de echtverbintenis van den Prins van Oranje (later Koning Willem II) een zeer beslissende factor was. Wie in het licht van het verleden, acht slaat op het heden, heeft ongetwijfeld alle aanleiding om vast te stellen, dat het kan verkeeren. En zoo ik mij niet vergis, mag men in dit geval van een ommekeer in ge lukkige richting spreken. Hier is, zoo druf ik beweren, nu eens aanleiding om niet te ge wagen van dien gouden ouden, maar van dien goeden nieuwen of modernen tijd! DR. E. VAN RAALTE. PMi ■11! ■■■KI "ip'ïl S;iï Na het busongeluk te Meerkerk leek Zaterdag de boom bijna in de autobus te zijn gegroeid, zoover was deze er in doorgedrongen. Stiefmoeder. üok bij den kerkgang Zondag te 's-Gravenhage begroette een enthousiaste menigte het verloofde paar. In Stsbl. 347 zijn de voorschriften afgekon digd, ter uitvoering van sommige artikelen van de wet betreffende bescherming tegen luchtaanvallen, van 23 April j.l. Wij stippen er het volgende uit aan: Eerstens is bepaald, dat de gemeenten, naar den graad waarin zij aan luchtaanvallen zijn blootgesteld, in drie gevarenklassen worden ingedeeld. Tot de 3de klasse behooren de ge meenten, welke het minst aan luchtaanvallen zijn blootgesteld. Voor alle gevarenklassen zijn eensluidende maatregelen vastgesteld, welke de volgende hoofdgroepen omvatten: organi satie, waarschuwing en alarmeering, politie, brandweer, geneeskundige dienst, reinigings dienst, dienst van gemeentewerken, waterlei ding-, gas- en electriciteitsbedrijf, opleiding van personeel, verlichting (waaronder vallen de maatregelen om binnen den kortst moge lijken tijd de openbare verlichting volledig te dooven, benevens de verzorging van het ver keer te land en te water, ingeval de vorenbe doelde verlichting gedoofd is), voorlichting op de meest uitgebreide schaal, openbare bekendmaking, middelen van bescherming en ontsmetting, verplichtingen van bedrijven, diensten en instellingen en tenslotte het vast stellen van bepalingen voor bescherming of het in veiligheid brengen van schatten van geschiedenis, kunst en wetenschap, welke naar het oordeel van den burgemeester daar voor in aanmerking komen. Voor zooveel, na het inwerking treden van dit besluit, voorzieningen worden getroffen, hetzij ter uitbreiding van de bestaande open bare verlichting, hetzij ter vernieuwing daar van, zullen deze zoodanig moeten zijn, dat geen licht naar boven uitstraalt en dat weer kaatsing in water zooveel mogelijk wordt voorkomen. Onder vernieuwing der verlichting wordt niet gerekend het normale onderhoud van de lichtbronnen. Voor gemeenten der 1ste en 2de gevarenklasse Voor gemeenten, welke ingedeeld worden in de 2de- en 1ste gevarenklasse (dat zijn dus die gemeenten, welke geacht worden in ernsti ger mate aan luchtaanvallen te zijn blootge steld) zijn in dit besluit nog, behalve de vo renbedoelde voorschriften, afzonderlijke maat regelen vastgesteld. Zoo zullen deze gemeen ten een alarmeeringssysteem moeten ontwer pen en inrichten en de vereischte verbin dingen moeten aanleggen, met inbegrip van die voor den uitkijk- en luisterdienst. Ook valt grondoppervlak. onder de afzonderlijke voorschriften de zorg voor de aanwezigheid van brandbluschmate- rieel, voor zooveel dit uitsluitend met het oog op de bescherming tegen luchtaanvallen nood zakelijk is. Dan zullen maatregelen getroffen moeten worden voor de bescherming tegen vernieling van gebouwen, welke naar het oor deel van den Minister van Binnenlandsche Za ken daarvoor in aanmerking komen. Voor de 2de gevarenklasse alléén geldt het voorschrift, dat voor zooveel geen ontsmet tingsinrichtingen aanwezig zijn, het voorbe reiden van de inrichting daarvan ter hand genomen moet worden. In gemeenten van de lste gevarenklasse moeten ontsmettings inrichtingen, voor zooveel deze uitsluitend met het oog op de bescherming tegen luchtaanval len noodzakelijk zijn, aanwezig zijn. Gasmaskers zullen in gemeenten der 2de klasse, tot een aantal van hoogstens 0.5% der bevolking aanwezig moeten zijn. In gemeen ten der lste klasse zal het percentage der be volking dat van gasmaskers moet kunnen worden voorzien, ten hoogste 2 bedragen. Bijzondere voorzieningen voor bouw werken In art. 6 der bovenvermelde wet wordt ge zegd, dat voor het bouwen, het geheel of voor een gedeelte vernieuwen, het veranderen of het uitbreiden van woningen of andere ge bouwen, welker grondoppervlak bij algemee- nen maatregel van bestuur aangegeven gren zen overschrijdt, de Minister van Binnenland sche Zaken, met het oog op de beperking van gevaren, voor de bevolking voortvloeiende uit luchtaanvallen, bijzondere voorzieningen kan eischen. De vorenbedoelde grenzen zijn thans door den Minister aangegeven en luiden als volgt: In gemeenten met ten hoogste 10.000 inwo ners, gerangschikt onderscheidenlijk in de le klasse: 80 M2 grondoppervlak, in de 2de klasse 100 M2. grondoppervlak. In gemeenten boven 10.000, doch met ten hoogste 50.000 inwoners, in de lste klasse 150 M2. en in de 2de klasse 180 M2. grondopper vlak, en in gemeenten boven 50.000 inwoners, in de lste klasse 250 M2. en in de 2de klasse 280 M2. grondoppervlak, met dien verstande, dat voor de gemeenten Amsterdam, 's-Gra- venhage en Rotterdam (behalve Hoek van Holland) als grens wordt aangewezen: 280 M2. grondoppervlak. Zoodra dus het een of ander bouwwerk een grooter grondoppervlak heeft dan de hierboven genoemde maten, kan de Minister bijzondere voorzieningen eischen. Wat de gemeenten der 3de klasse betreft, is bepaald dat, voor zooveel de Minister het nood zakelijk acht, in dergelijke gemeenten gebruik te maken van de hem in art. 6 der wet ver leende bevoegdheid, de grenzen voor de bouw werken, waarvoor géén bijzondere voorzie ningen geëischt kunnen worden, luiden: In gemeenten met ten hoogste 10.000 inwo ners: 120 M2.; in gemeenten boven 10.000 doch met ten hoogste 50.000 inwoners: 220 M2. en in gemeenten boven 50.000 inwoners, 350 M2. De stiefmoeder heeft altijd, zei de officier van justitie Mr. Roeters van Lennep, een slechte pers gehad; we behoeven slechts te herinneren aan det sprookjes, waarin over booze stiefmoeders gesproken wordt. Doch de werkelijkheid, vervolgde de officier is daarmee volstrekt niet in overeenstemming. Er is een groote schare vrouwen, die met liefde en toe wijding de plaats der overleden moeder in nemen en trachten het gemis te vergoeden. Elk kind heeft een eigen aanleg en het is soms moeilijk te regeeren, daarvoor wordt een strenge hand vereischt. Doch dit alleen is niet voldoende; liefde moet die hand sturen, zonder liefde zal van de opvoeding niets te recht komen. Nu was, meende de officier, bij de stief moeder, die zich voor den politierechter had te verantwoorden, omdat zij een der haar toe vertrouwde kinderen geslagen had, die liefde ver te zoeken; zij miste tact en het vermogen de kinderen aan zich te binden en als men leest, dat zij zou gezegd hebben„Ik sta voor mezelf niet in", blijkt wel, dat zij de noodige zelfbeheersching mist". Aan verdachte, die te Santpoort woont, was ten laste gelegd, dat zij haar 8-jarig stief- dochtertje op straat om het hoofd had gesla- gen en bij de keel gegrepen, waardoor het meisje eenigszins bloedig was verwond. Voorts I was er een politierapport bij de stukken, waar- in stond, dat omwonenden zich dermate hadden geërgerd over de wijze, waarop de ver- dachte met de kinderen omging ze zou ze j met stok en mattenklopper hebben gekastijd dat men aan den huisbaas had willen ver- i zoeken, haar de huur op te zeggen. Zij zou ook heel dikwijls afwezig zijn, zoodat de kin deren niet op tijd eten kregen. Daartegenover stonden echter andere ver klaringen. De vader van de kinderen be weerde, dat zijn vrouw volstrekt geen stief moeder in de slechte beteekenis was, maar veeleer een goede moeder. Van mishandeling wist hij niets; het huishouden ging geregeld en de kinderen werden uitstekend verzorgd. Het geslagen meisje, als getuige gehoord, zei, dat ze wel een klap had gehad, maar die had geen pijn gedaan en een broertje vertelde, dat hij niet geslagen werd en dat altijd om vijf uur gegeten werd. Een familielid van de overleden vrouw zei ook, dat hij nooit anders had gezien of de tweede moeder was heel goed voor de kinde ren, maar het meisje van 8 jaar, dat eens zes maanden bij getuige had gelogeerd, was vrij onhandelbaar en bovendien leugenachtig. Ook een bejaard heer, die commensaal bij ver dachte was geweest voor zij met haar tegen- woordigen man trouwde, was vol lof over de behandeling, welke de kinderen van haar ondervonden. De geleerden waren het dus lang niet eens, maar het feit, dat het meisje geslagen was, bleef bestaan en werd ook niet door verdachte ontkend, wel. dat ze het meisje bij de keel gegrepen zou hebben. Zij motiveerde die han deling met te zeggen, dat zij per fiets op weg naar huis zijnde, het meisje op straat zag en toen wilde ze, dat het kind mee naar huis zou gaan en op den bagagedrager gaan zit ten. Dit zou het meisje halsstarrig hebben ge weigerd, ja, het zou zich hebben verweerd, toen verdachte haar op de fiets zette. Hier door had ze een draai om de ooren gekregen. Als gezegd was de officier van meening, dat het optreden van verdachte tactloos was en hij eischte f 25 boete, erbij voegende, dat hij er zich van op de hoogte zou houden, hoe het verdere gedrag van verdachte tegenover de kinderen zou zijn. De verdediger noemde het politierapport tendentieus en onwaar; van een slechte be handeling was niets gebleken en wat den klap betreft, die was niet gegeven om leed of letsel toe te brengen, maar als correctie. Ouders en opvoeders mogen dergelijke cor rectieven toepassen. Hij vroeg daarom een ontslag van rechtsvervolging, subs, een zeer geringe boete. De politierechter dacht er niet zoo licht over als de verdediger, maar was met den officier van oordeel, dat verdachte gebrek aan tact, en zelfbeheersching had. waarom de boeten van f 25 werd toegewezen. Een aardbeienliefhebber. Een 40-jarige man liep in Driehuis langs een aardbeienveld, waar juist geplukt was en de gevulde mandjes klaar stonden om naar de veiling gebracht te worden. Die schat van aardbeien was hem te machtig; hij kreeg een onweerstaanbaar verlangen zicht aan de vruchtjes te goed te doen en omdat hij blijkbaar niet van halve maat regelen hield, stapte hij het veld op en nam een heele slof mee, als hij die leeg gegeten had, was zijn grootste trek wel over. Iemand, die hem de slof mee zag nemen, vroeg of hij dit mocht doen, waarop hij eerlijk ant woordde, dat hij bet niet mocht, maar min der eerlijk ging hij er mee weg. Toen de eigenaar, die naar huis was ge gaan om te schaften, terug kwam, vertelde de man, die het wegnemen had gezien, het geval en de eigenaar spoedde zich naar de woning van den aardbeienliefhebber om van zijn slof te redden, wat er van te redden was. maar hij trof den man niet thuis en toen ging hij naar de politie, die man en slof op spoorde. E,r was ong niet van gegeten en de slof was verstopt geweest, wat thans bij den politierechter het vermoeden wekte, dat de voorgewende eetlust, die ook nu nog werd voorgewend, een smoesje was en hij de slof had willen verkoopen, Hoe het zij, hij moest voor diefstal terecht staan en de officier eischte 14 dagen gevan genisstraf, in aanmerking nemende, dat de man nog een voorwaardelijke straf van 3 maanden op zijn boekje had. Mr. Drilsma, die verdedigde, wees op, dat bij op te leggen gevangenisstraf, auto matisch de 3 maanden er bij zouden komen, wat hij wat erg vond voor zoo'n kinderachtig diefstalletje, waarom hij geldboete vroeg. De officier merkte toen op, dat in het stelsel van de verdediging zoo'n voorwaardelijke straf een verzachtende omstandigheid werd, terwijl voorwaardelijk toch gegeven wordt om iemand van misdrijf terug te houden. Bleek, dat die dreiging niet voldoende was, dan moest de straf worden ten uitvoer ge legd. Mr. Drilsma meende, dat de officier hem niet goed begreep, hij bedoelde volstrekt geen verzachtende omstandigheid, maar in de wet was toch niet neergelegd, dat per se een voorwaardelijke straf moest worden ten uitvoer gelegd, als de veroordeelde iets deed, wat hij niet mocht doen. Er waren nog an dere rechtsmiddelen. In dit geval, nu het een kwajongensachtig delict gold, meende pleiter, dat kon worden volstaan den man nog eens extra de pen op den neus te zetten. De politierechter was van oordeel, dat met f 25 boete volstaan kon worden, zoodat de voorwaardelijke straf waarschijnlijk nog voorwaardelijk blijft. SJANGHAI, 14 September (Reuter-A.N.P.) Het Japansche agentschap Domei meldt, dat de toestand te Pak Hoi ernstig is gewor den. Het 19de leger zou gedreigd hebben zich te zullen verzetten tegen de ontscheping van de Japansche commissie van onderzoek naar den op 3 September op een Japanner ge- pleegden moord. De Japansche ambassadeur Kawagoe is gisteravond uit Sjanghai te Nanking aange komen, waar hij de formeele onderhande lingen zal beginnen met den Chineeschen minister van Buitenlandsche Zaken tot bij legging van de incidenten van Tsjengtoe en Pak Hoi. Het 19de leger heeft volgens berichten uit Kanton eveneens de officieele vertegen woordigers niet willen toelaten te Pak Hoi. Men meldt, dat dit leger tot een nieuwe anti-Japansche agitatie is overgegaan, door den staat van beleg af te kondigen en voor bereidingen te treffen voor een oorlog met Japan. PARIJS, 14 September (D.N.B.-A.N.P.) Mi nister-president Blum is Zondagavond uit Rijssel te Parijs teruggekeerd. Hij is er niet in geslaagd de staking der tetielarbzeiders bij te leggen. Uit een officieel communiqué blijkt, dat de regeering voornemens is een arbitrale uit spraak te doen, welke door beide partijen moet worden aanvaard. Léon Blum zal daar toe een der leden van de regeering aanwij zen. Intusschen dreigt de staking zich uit te breiden tot de textielarbeiders in de Vogezen, waar de mogelijkheid van een algemeene staking aanwezig is. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst oj niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet teruggegeven. In uw blad worden dagelijks de verkeers ongelukken gesignaleerd. Over de oorzaak en hoe ze ontstaan zijn, ligt dikwijls een waas, maar och, door de politie wordt wel uitge zocht wie de schuldige is. Doch geachte Red., wanneer door verzuim van Gemeente, Rijk of Provincie 's avonds on gelukken gebeuren door het niet plaatsen van een behoorlijke verlichting bij een ge vaarlijke overweg, wie wordt er dan gestraft? Om duidelijk te zijn het volgende: Onderge- teekende woont Rijksweg 331 tegenover het begin van de Hoofdstraat (Santpoort). De wandelaar, fietser of automobilist die des avonds van uit de Hoofdstraat, richting Velsen den Parallelweg op wil gaan, komt van uit de verlichte Hoofdstraat voor een druk bereden Rijksweg te staan, en moet naar het donker oversteken. Dit geachte Redactie is een on houdbare toestand en schreeuwt om spoedige verbetering. Moeten er eerst menschenlevens te betreuren zijn voor dat men voor een be hoorlijke verlichting zorgt? U geachte redactie dankend voor de ver leende plaatsruimte, Hoogachtend, W. DE GROOT, Rijksweg 331, Sant-poort.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 7