Staatkunde en vorstelijk huwelijk
fS3p 41
r»
m
I
Hi
ONZE LEZERS
Hoe het in 1815 toeging met den Prins van Oranje.
111
I; Jjj
ll'V 9
Mii,
j Tl
fi
PSI
VOOR DEN-
I
-POLITIERECHTER
1
Bescherming tegen lucht
aanvallen.
Indeeling der gemeenten in
gevarenklassen.
Spanning tusschen China en
Japan weer toegenomen.
Nog geen oplossing van het
textielconflict in Frankrijk.
aan het woord.
Gemeente, Rijk of Provincie.
Ons volk beleeft thans dagen van oprechte
en groote blijdschap. Innig verheugen wij Ne
derlanders ons in het groote geluk van onze
verloofde Prinses. Ook omdat wij aan dit Vor
stenkind zoo volop gunnen dat Haar, ten op
zichte van den eigen particulieren kring en
levenssfeer het mooie ten deel zal vallen, dat
tenslotte voor elke jonge vrouw of jonge man
tot het allerhoogste moet behooren.
Naast verheugenis over het persoonlijk ge
luk van de kroonprinses, neemt natuurlijk
mede in veler gevoelens een plaats in. de
overweging, dat het voor de Nederlandsche
staatsgemeenschap verblijdend is, dat Zij, die
eenmaal geroepen zal zijn de Kroon te dragen,
dat dan niet zal doen als eenzame vrouwe.
De verloving van de Prinses is tenslotte
tevens ook een aangelegenheid die den staat
raakt en daarvoor belang heeft. Dit blijkt
trouwens wel uit het feit, dat de Grondwet
voor het te sluiten huwelijk, wil de Prinses
voor zich en haar eventueele nakomelingen
net recht op de troon niet verspelen, de goed
keuring door de Staten-Generaal verlangt.
Het spreekt wel vanzelf, dat deze verleend
zal worden. Wie in de verbintenis met Prins
Benno een internationaal-staatkundigen fac
tor zou willen zien. vergist zich ten eenen
male. De Prinses heeft zich immers verloofd
met een jongen man van vorstelijk bloed, die
intusschen geen enkele staatkundige rol ver
vult ,wat ook al blijkt uit zijn werkzaamheid
midden in het maatschappelijk en economisch
leven. Dwaasheid ware het dit plaats te vin
den huwelijk op te vatten als eenige aanwij
zing van het bevorderen van een nauweren
band met Duitschland, waar immers in het
tegenwoordige Duitsche Rijk de zeggenschap
of invloed van de meeste vorstelijke families
van weleer niets en nog eens niets is.
Trouwens, het ligt al geenszins in de lijn van
onze buitenlandsche politiek om te wenschen
of te bevorderen, dat het huwelijk van een lid
van het Koninklijk Huis ons nader tot dezen
of genen machtigen staat zou brengen. Nog
daargelaten dat zeker bij een constitutioneel
Koningschap als het onze dergelijke vorste
lijke familiebanden niet meer een de staat
kunde beheerschende rol spelen. Eens was
het anders. Ook in dit opzicht gaat weer op
de aloude waarheid: de tijden veranderen en
wij met hen.
Al heel sterk contrast valt waar te nemen,
tusschen hetgeen er vast zat aan de verloving
en vervolgens het huwelijk van den Prins van
Oranje, den lateren Koning Willem II, vlak
na het herstel van Nederland als onafhanke
lijke staat, èn de verloving, de komende echt
verbintenis van Prinses Juliana (die thans als
kroonprinses de plaats van een Prins van
Oranje inneemt) met Prins Benno. Verbazing
wekkend is die tegenstelling tenslotte niet,
waar immers ook in de internationale staat
kundige positie en wenschen van ons land
sedert 1814/'15 wijziging van beteekenis is in
getreden.
Na de jaren van indirekte en direkte Fran-
sche overheerschnig, had Nederland in No
vember 1813 zijn onafhankelijkheid herwor-
ven en zocht het vanzelf zijn heil bij de groote
mogendheden, die aan de heerschappij van
Napoleon en aan Frankrijk's leidende rol in
Europa een einde hadden gemaakt. Omge
keerd zagen die mogendheden in een krach- J
tig, aan hun kant staand Nederland een waar-
devol bolwerk tegen mogelijke nieuwe Fran-
•tsche pogingen om zich te doen gelden gelijk 1
onder Napoleon het geval was geweest.
Zoo leidden dan bovenal internationaal- i
staatkundige reden er toe, dat dezerzijds veel
gezien werd in een huwelijk van den Prins van I
Oranje, den oudsten zoon van Koning, aan- i
vankelijk Souverein Vorst, Willem I, met een j
dochter van een staatshoofd-bondgenoot.
Eerst is een ernstige poging ondernomen een
verbintenis met Prinses Charlotte, de dochter
van Engeland's Regent en diens echtgenoote
Caroline, tot stand te brengen. Zoowel Willem
I als de Regent voelden hiervoor zeer veel
Aanvankelijk scheen dit, volkomen door po
litieke overwegingen ingegeven plan, te zul
len slagen. Willem I ging zelfs zoo ver om
bij zijn plechtige inhuldiging op 30 Maart 1814
in de Nieuwe Kerk te Amsterdam in een toe
spraak tot de Staten-Generaal ter gelegen
heid zijner beëediging der Grondwet o.m.
eigenlijk de verloving van den Prins van
Oranje aan te kondigen door te zeggen: „De
gewichtigste onzer buitenlandsche betrekkin
gen, die met het edelmoedige Groot-Brittan-
hië, zullen eerlang door de huwelijksverbinte
nis van mijnen oudsten zoon, eenen nog hoo-
geren trap van vertrouwelijkheid en weder -
keerige dienstvaardigheid bereiken." Men ziet
het, onomwonden werd hier van het verband
tusschen deze huwelijksplannen en onze staat
kundige positie gewag gemaakt. Dat de Vorst
de betrekkingen met Engeland gewichtiger
noemde dan die met welk ander land, was
verklaarbaar, gezien het feit, dat in die da
gen onze politiek inderdaad bovenal op nauwe
aansluiting bij en samenwerking met de Brit
ten gericht was. Zij hadden hier dan ook ver
reweg den grootsten invloed, zelfs mede op het
gebied van kwesties van louter binnen-
landsch karakter. Zoo staat historisch vast,
dat de toezegging door Willem I bij de aan
vaarding der Souvereiniteit, aan Amsterdam
gedaan om geregeld elk jaar ook eenigen tijd
in de hoofdstad door te brengen, en waarvan
nog heden ten dage het jaar lijksch bezoek
van het staatshoofd aan de Amstelstad een
uitvloeisel is te danken viel aan den dringen
den raad en aan het hierop met kracht aan
sporen van den Engelschen gezant!
De mededeeling in de Nieuwe Kerk gedaan
was eenigermate voorbarig. Prinses Charlotte
had het ja-woord toen nog niet eens gege
ven en het zgn. huwelijkscontract was even
min voor elkaar. Ernstige moeilijkheden de
den zich hierbij voor tengevolge van de hoogst
slechte verhouding tusschen de toen reeds ge
scheiden van elkaar levende Regent en diens
gemalin Caroline. Charlotte's Moeder zag in
dit huwelijk de opzet om haar dochter, die
eigenlijk meer op haar hand was dan op die
van haar vader, naar het vasteland te ver
wijderen. Zoo legde de gemalin van den Re
gent mèt haar staatkundigen aanhang het
er op toe heel de plannen te doen mislukken
door de Prinses te bewegen bezwaar te ma
maken tegen de ontworpen contractsbepaling,
waardoor zij alleen niet buiten goedkeuring
van den Koning buiten Engeland zou mogen
verblijven. Zij moest hierover ook zelf zeg
genschap hebben, zoo fluisterde men haar
met succes in. Doch haar vader weigert hier
mee accoord te gaan waarop de Prins van
Oranje van zijn nu verloofde te hooren krijgt,
dat zij alleen nog tot het huwelijk bereid is
als de Prins er in slaagt zijn as.'schoonvader
te doen zwichten. Zoover gaat het zelfs, maar
dan komt er door het wel hoogst onheusch op
treden van den Regent tegen Charlotte's
Moeder aan alles een einde doordat thans de
dochter geheel en al de zijde van de Moeder
kiezende, het voornemen van haar Vader ver
ijdelt. Zij schrijft den Prins van Oranje voor
goed af. Interne Engelsche intrigues en niet te
vergeten vooral ook partij-tegenstellingen,
hadden hiertoe geleid en verhinderden aldus
een huwelijk, dat de toenmalige Regeeringen
internationaal staatkundig gewenscht achtte.
Een goed jaar later vindt dan de verloving
plaats van den Prins van Oranje met Groot
vorstin Anna Paulowna, de zuster van een der
Alexander van Rusland. Deze vond het op zijn
andere bondgenooten van Nederland, keizer
beurt wel geschikt de banden met Nederland
nauwer aan te knoopen, terwijl men hier, na
den Engelschen tegenslag in een huwelijk
met de zuster van den machtigen Tsaar poli
tiek heil zag. Ook met het oog op de toekomst
ware het niet kwaad, als men in geval van
verwikkelingen op den steun van zulk een
machtigen staat als Rusland zou kunnen re
kenen. Achteraf heeft dit in den strijd tegen
het opgestane België weinig gebaat!
In de Koninklijke Boodschap van 12 De
cember 1815 schrijft Willem I aan de Tweede
Kamer: „Toen ik met mijn verheven bondge
noot, den Keizer van Rusland, de eerste schik
kingen voor het huwelijk van den Prins van
Oranje maakte, heb ik evenzeer aan het be
lang van den Staat als aan het toekomstig ge
luk van mijn geliefden zoon gedacht.
Te dezen aanzien lieten de deugden der
Groot-Vorstin Anna Paulowna geenen twijfel
over en Ik moest een levendig genoegen on
dervinden bij het uitzigt op zoo naauwe be
trekkingen tusschen Mijn Huis en een Ge
slacht dat zich niet minder door zijne voor
treffelijke hoedanigheden dan door zijne uit
gestrekte magt onderscheidt en in hetwelk de
roemrijkste voorspoed slechts gestrekt heeft
om de edele gevoelens der menschenliefde en
der matiging te beter te doen uitblinken. Maar
ook in een staatkundig oogpunt hield Ik de
voorgestelde verbind,tenis voor ten hoogste
wenschenwaardig. Zij zal bevestigen en nog
naauwer toelaten de banden van verkleefd
heid en diepe hoogachting, die Mij sedert lang
aan Keizer Alexander verbinden. Zij biedt een
nieuw en voordeelig steunpunt aan hier
spreekt de Vorst met zijn bekend commercieel
inzicht tot de harten (beurzen) van zijn voor
dergelijke overwegingen geenszins ongevoelige
onderdanen-kooplui! voor de belangen die
het handeldrijvend gedeelte der Natie in het
Noorden van Europa te onderhouden heeft, en
moet eindelijk aan het geheele Koningrijk
het was toen al tot de vereeniging van Noord
en Zuid gekomen de voortdurende welwil
lendheid waarborgen van eene Mogendheid,
die zooveel, tot deszelfs oprigting heeft bijge
dragen."
De Koning verklaart dan dat hij om deze
overwegingen zijn toestemming aan het hu
welijksplan heeft vetleend, noemt het een zij- i
ner eerste zorgen de Vertegenwoordigers der I
Natie hiervan in kennis te stellen en vraagt
vervolgens in verband met de betreffende
Grondwetsbepaling de goedkeuring der Sta
ten-Generaal, die deze zonder eenige moeilijk
heid verleenen. In den considerans (de over
wegingen) van de goedkeuringswet treft men
dan nog aan, het bevorderen „zoowel tot het
geluk van den Prins van Oranje als tot de
belangen der Natie welke hij bestemd is om
eenmaal te regeren."
Ruim 20 jaar later, in 1838, ontbreekt bij
de toelichting op het voorstel tot goedkeuring
van het voorgenome huwelijk van den erf
prins van Oranje, den lateren Koning Willem
Hl, met Prinses Sophie, dochter van den
Koning van Wurtemberg, zulk een uitvoerige
belichting van 't staatkundig nut dezer ver
bintenis. Mede in dit opzicht is men al heel
wat soberder geworden. Toch geldt ook nu
nog blijkens den considerans der betreffende
wet, naast het geluk van Willem I's klein
zoon, tevens het belang van de Natie als
reden voor dit huwelijk. Van dit laatste d.w.z.
van staatkundige overwegingen is echter,
wanneer onze Koningin met een zoon uit het
Mecklenburgsche Huis in den echt zal tre
den in toelichting noch in den considerans
der wet ook maar eenige sprake. Inderdaad
is dan de situatie van de internationale poli
tiek en tevens die van de staatsrechtelijke
verhoudingen binnen ons land, vergeleken
bij weleer (ook nog bij den tijd en de be
doeling van het in 1838 goedgekeurde prin
selijk huwelijk) dusdanig gewijzigd, dat wer
kelijk internationale politiek hierbij niet in
het spel was.
Zooals reeds in den aanvang opgemerkt,
is het t.o.v. het door onze kroonprinses te
sluiten huwelijk eveneens heelemaal buiten
kijf, dat dit met de richtlijnen van ons
buitenlandsch beleid niets en niets te maken
heeft.
Eens, dat geldt dan bovenal voor wat zich
in de jaren 1814—-'15 afspeelde, zagen wij
er een voordeel in, ons nauw bij een be
paalden groep in Europa aan te sluiten en
naar nauwe samenwerking met een der groote
mogendheden te streven. Wat dan ook bij
het sluiten van de echtverbintenis van den
Prins van Oranje (later Koning Willem II)
een zeer beslissende factor was.
Wie in het licht van het verleden, acht
slaat op het heden, heeft ongetwijfeld alle
aanleiding om vast te stellen, dat het kan
verkeeren. En zoo ik mij niet vergis, mag
men in dit geval van een ommekeer in ge
lukkige richting spreken. Hier is, zoo druf ik
beweren, nu eens aanleiding om niet te ge
wagen van dien gouden ouden, maar van dien
goeden nieuwen of modernen tijd!
DR. E. VAN RAALTE.
PMi
■11!
■■■KI
"ip'ïl
S;iï
Na het busongeluk te Meerkerk leek Zaterdag de boom bijna in de autobus te
zijn gegroeid, zoover was deze er in doorgedrongen.
Stiefmoeder.
üok bij den kerkgang Zondag te 's-Gravenhage begroette een enthousiaste
menigte het verloofde paar.
In Stsbl. 347 zijn de voorschriften afgekon
digd, ter uitvoering van sommige artikelen
van de wet betreffende bescherming tegen
luchtaanvallen, van 23 April j.l. Wij stippen
er het volgende uit aan:
Eerstens is bepaald, dat de gemeenten, naar
den graad waarin zij aan luchtaanvallen zijn
blootgesteld, in drie gevarenklassen worden
ingedeeld. Tot de 3de klasse behooren de ge
meenten, welke het minst aan luchtaanvallen
zijn blootgesteld. Voor alle gevarenklassen zijn
eensluidende maatregelen vastgesteld, welke
de volgende hoofdgroepen omvatten: organi
satie, waarschuwing en alarmeering, politie,
brandweer, geneeskundige dienst, reinigings
dienst, dienst van gemeentewerken, waterlei
ding-, gas- en electriciteitsbedrijf, opleiding
van personeel, verlichting (waaronder vallen
de maatregelen om binnen den kortst moge
lijken tijd de openbare verlichting volledig te
dooven, benevens de verzorging van het ver
keer te land en te water, ingeval de vorenbe
doelde verlichting gedoofd is), voorlichting
op de meest uitgebreide schaal, openbare
bekendmaking, middelen van bescherming en
ontsmetting, verplichtingen van bedrijven,
diensten en instellingen en tenslotte het vast
stellen van bepalingen voor bescherming of
het in veiligheid brengen van schatten van
geschiedenis, kunst en wetenschap, welke
naar het oordeel van den burgemeester daar
voor in aanmerking komen.
Voor zooveel, na het inwerking treden van
dit besluit, voorzieningen worden getroffen,
hetzij ter uitbreiding van de bestaande open
bare verlichting, hetzij ter vernieuwing daar
van, zullen deze zoodanig moeten zijn, dat
geen licht naar boven uitstraalt en dat weer
kaatsing in water zooveel mogelijk wordt
voorkomen. Onder vernieuwing der verlichting
wordt niet gerekend het normale onderhoud
van de lichtbronnen.
Voor gemeenten der 1ste en 2de
gevarenklasse
Voor gemeenten, welke ingedeeld worden in
de 2de- en 1ste gevarenklasse (dat zijn dus
die gemeenten, welke geacht worden in ernsti
ger mate aan luchtaanvallen te zijn blootge
steld) zijn in dit besluit nog, behalve de vo
renbedoelde voorschriften, afzonderlijke maat
regelen vastgesteld. Zoo zullen deze gemeen
ten een alarmeeringssysteem moeten ontwer
pen en inrichten en de vereischte verbin
dingen moeten aanleggen, met inbegrip van
die voor den uitkijk- en luisterdienst. Ook valt grondoppervlak.
onder de afzonderlijke voorschriften de zorg
voor de aanwezigheid van brandbluschmate-
rieel, voor zooveel dit uitsluitend met het oog
op de bescherming tegen luchtaanvallen nood
zakelijk is. Dan zullen maatregelen getroffen
moeten worden voor de bescherming tegen
vernieling van gebouwen, welke naar het oor
deel van den Minister van Binnenlandsche Za
ken daarvoor in aanmerking komen.
Voor de 2de gevarenklasse alléén geldt het
voorschrift, dat voor zooveel geen ontsmet
tingsinrichtingen aanwezig zijn, het voorbe
reiden van de inrichting daarvan ter hand
genomen moet worden. In gemeenten van de
lste gevarenklasse moeten ontsmettings
inrichtingen, voor zooveel deze uitsluitend met
het oog op de bescherming tegen luchtaanval
len noodzakelijk zijn, aanwezig zijn.
Gasmaskers zullen in gemeenten der 2de
klasse, tot een aantal van hoogstens 0.5% der
bevolking aanwezig moeten zijn. In gemeen
ten der lste klasse zal het percentage der be
volking dat van gasmaskers moet kunnen
worden voorzien, ten hoogste 2 bedragen.
Bijzondere voorzieningen voor bouw
werken
In art. 6 der bovenvermelde wet wordt ge
zegd, dat voor het bouwen, het geheel of voor
een gedeelte vernieuwen, het veranderen of
het uitbreiden van woningen of andere ge
bouwen, welker grondoppervlak bij algemee-
nen maatregel van bestuur aangegeven gren
zen overschrijdt, de Minister van Binnenland
sche Zaken, met het oog op de beperking van
gevaren, voor de bevolking voortvloeiende uit
luchtaanvallen, bijzondere voorzieningen kan
eischen.
De vorenbedoelde grenzen zijn thans door
den Minister aangegeven en luiden als volgt:
In gemeenten met ten hoogste 10.000 inwo
ners, gerangschikt onderscheidenlijk in de le
klasse: 80 M2 grondoppervlak, in de 2de klasse
100 M2. grondoppervlak.
In gemeenten boven 10.000, doch met ten
hoogste 50.000 inwoners, in de lste klasse 150
M2. en in de 2de klasse 180 M2. grondopper
vlak, en in gemeenten boven 50.000 inwoners,
in de lste klasse 250 M2. en in de 2de klasse
280 M2. grondoppervlak, met dien verstande,
dat voor de gemeenten Amsterdam, 's-Gra-
venhage en Rotterdam (behalve Hoek van
Holland) als grens wordt aangewezen: 280
M2. grondoppervlak. Zoodra dus het een of
ander bouwwerk een grooter grondoppervlak
heeft dan de hierboven genoemde maten, kan
de Minister bijzondere voorzieningen eischen.
Wat de gemeenten der 3de klasse betreft, is
bepaald dat, voor zooveel de Minister het nood
zakelijk acht, in dergelijke gemeenten gebruik
te maken van de hem in art. 6 der wet ver
leende bevoegdheid, de grenzen voor de bouw
werken, waarvoor géén bijzondere voorzie
ningen geëischt kunnen worden, luiden:
In gemeenten met ten hoogste 10.000 inwo
ners: 120 M2.; in gemeenten boven 10.000 doch
met ten hoogste 50.000 inwoners: 220 M2. en
in gemeenten boven 50.000 inwoners, 350 M2.
De stiefmoeder heeft altijd, zei de officier
van justitie Mr. Roeters van Lennep, een
slechte pers gehad; we behoeven slechts te
herinneren aan det sprookjes, waarin over
booze stiefmoeders gesproken wordt. Doch de
werkelijkheid, vervolgde de officier is daarmee
volstrekt niet in overeenstemming. Er is een
groote schare vrouwen, die met liefde en toe
wijding de plaats der overleden moeder in
nemen en trachten het gemis te vergoeden. Elk
kind heeft een eigen aanleg en het is soms
moeilijk te regeeren, daarvoor wordt een
strenge hand vereischt. Doch dit alleen is
niet voldoende; liefde moet die hand sturen,
zonder liefde zal van de opvoeding niets te
recht komen.
Nu was, meende de officier, bij de stief
moeder, die zich voor den politierechter had
te verantwoorden, omdat zij een der haar toe
vertrouwde kinderen geslagen had, die liefde
ver te zoeken; zij miste tact en het vermogen
de kinderen aan zich te binden en als men
leest, dat zij zou gezegd hebben„Ik sta voor
mezelf niet in", blijkt wel, dat zij de noodige
zelfbeheersching mist".
Aan verdachte, die te Santpoort woont, was
ten laste gelegd, dat zij haar 8-jarig stief-
dochtertje op straat om het hoofd had gesla-
gen en bij de keel gegrepen, waardoor het
meisje eenigszins bloedig was verwond. Voorts
I was er een politierapport bij de stukken, waar-
in stond, dat omwonenden zich dermate
hadden geërgerd over de wijze, waarop de ver-
dachte met de kinderen omging ze zou ze
j met stok en mattenklopper hebben gekastijd
dat men aan den huisbaas had willen ver-
i zoeken, haar de huur op te zeggen. Zij zou
ook heel dikwijls afwezig zijn, zoodat de kin
deren niet op tijd eten kregen.
Daartegenover stonden echter andere ver
klaringen. De vader van de kinderen be
weerde, dat zijn vrouw volstrekt geen stief
moeder in de slechte beteekenis was, maar
veeleer een goede moeder. Van mishandeling
wist hij niets; het huishouden ging geregeld
en de kinderen werden uitstekend verzorgd.
Het geslagen meisje, als getuige gehoord, zei,
dat ze wel een klap had gehad, maar die had
geen pijn gedaan en een broertje vertelde, dat
hij niet geslagen werd en dat altijd om vijf
uur gegeten werd.
Een familielid van de overleden vrouw zei
ook, dat hij nooit anders had gezien of de
tweede moeder was heel goed voor de kinde
ren, maar het meisje van 8 jaar, dat eens zes
maanden bij getuige had gelogeerd, was vrij
onhandelbaar en bovendien leugenachtig. Ook
een bejaard heer, die commensaal bij ver
dachte was geweest voor zij met haar tegen-
woordigen man trouwde, was vol lof over de
behandeling, welke de kinderen van haar
ondervonden.
De geleerden waren het dus lang niet eens,
maar het feit, dat het meisje geslagen was,
bleef bestaan en werd ook niet door verdachte
ontkend, wel. dat ze het meisje bij de keel
gegrepen zou hebben. Zij motiveerde die han
deling met te zeggen, dat zij per fiets op weg
naar huis zijnde, het meisje op straat zag en
toen wilde ze, dat het kind mee naar huis
zou gaan en op den bagagedrager gaan zit
ten. Dit zou het meisje halsstarrig hebben ge
weigerd, ja, het zou zich hebben verweerd,
toen verdachte haar op de fiets zette. Hier
door had ze een draai om de ooren gekregen.
Als gezegd was de officier van meening, dat
het optreden van verdachte tactloos was en
hij eischte f 25 boete, erbij voegende, dat hij
er zich van op de hoogte zou houden, hoe het
verdere gedrag van verdachte tegenover de
kinderen zou zijn.
De verdediger noemde het politierapport
tendentieus en onwaar; van een slechte be
handeling was niets gebleken en wat den
klap betreft, die was niet gegeven om leed
of letsel toe te brengen, maar als correctie.
Ouders en opvoeders mogen dergelijke cor
rectieven toepassen. Hij vroeg daarom een
ontslag van rechtsvervolging, subs, een zeer
geringe boete.
De politierechter dacht er niet zoo licht
over als de verdediger, maar was met den
officier van oordeel, dat verdachte gebrek
aan tact, en zelfbeheersching had. waarom
de boeten van f 25 werd toegewezen.
Een aardbeienliefhebber.
Een 40-jarige man liep in Driehuis langs
een aardbeienveld, waar juist geplukt was
en de gevulde mandjes klaar stonden om
naar de veiling gebracht te worden. Die
schat van aardbeien was hem te machtig;
hij kreeg een onweerstaanbaar verlangen
zicht aan de vruchtjes te goed te doen en
omdat hij blijkbaar niet van halve maat
regelen hield, stapte hij het veld op en nam
een heele slof mee, als hij die leeg gegeten
had, was zijn grootste trek wel over. Iemand,
die hem de slof mee zag nemen, vroeg of hij
dit mocht doen, waarop hij eerlijk ant
woordde, dat hij bet niet mocht, maar min
der eerlijk ging hij er mee weg.
Toen de eigenaar, die naar huis was ge
gaan om te schaften, terug kwam, vertelde
de man, die het wegnemen had gezien, het
geval en de eigenaar spoedde zich naar de
woning van den aardbeienliefhebber om van
zijn slof te redden, wat er van te redden was.
maar hij trof den man niet thuis en toen
ging hij naar de politie, die man en slof op
spoorde. E,r was ong niet van gegeten en de
slof was verstopt geweest, wat thans bij den
politierechter het vermoeden wekte, dat de
voorgewende eetlust, die ook nu nog werd
voorgewend, een smoesje was en hij de slof
had willen verkoopen,
Hoe het zij, hij moest voor diefstal terecht
staan en de officier eischte 14 dagen gevan
genisstraf, in aanmerking nemende, dat de
man nog een voorwaardelijke straf van 3
maanden op zijn boekje had.
Mr. Drilsma, die verdedigde, wees op,
dat bij op te leggen gevangenisstraf, auto
matisch de 3 maanden er bij zouden komen,
wat hij wat erg vond voor zoo'n kinderachtig
diefstalletje, waarom hij geldboete vroeg. De
officier merkte toen op, dat in het stelsel
van de verdediging zoo'n voorwaardelijke
straf een verzachtende omstandigheid werd,
terwijl voorwaardelijk toch gegeven wordt
om iemand van misdrijf terug te houden.
Bleek, dat die dreiging niet voldoende was,
dan moest de straf worden ten uitvoer ge
legd.
Mr. Drilsma meende, dat de officier hem
niet goed begreep, hij bedoelde volstrekt
geen verzachtende omstandigheid, maar in
de wet was toch niet neergelegd, dat per se
een voorwaardelijke straf moest worden ten
uitvoer gelegd, als de veroordeelde iets deed,
wat hij niet mocht doen. Er waren nog an
dere rechtsmiddelen. In dit geval, nu het
een kwajongensachtig delict gold, meende
pleiter, dat kon worden volstaan den man
nog eens extra de pen op den neus te zetten.
De politierechter was van oordeel, dat met
f 25 boete volstaan kon worden, zoodat de
voorwaardelijke straf waarschijnlijk nog
voorwaardelijk blijft.
SJANGHAI, 14 September (Reuter-A.N.P.)
Het Japansche agentschap Domei meldt,
dat de toestand te Pak Hoi ernstig is gewor
den. Het 19de leger zou gedreigd hebben zich
te zullen verzetten tegen de ontscheping van
de Japansche commissie van onderzoek naar
den op 3 September op een Japanner ge-
pleegden moord.
De Japansche ambassadeur Kawagoe is
gisteravond uit Sjanghai te Nanking aange
komen, waar hij de formeele onderhande
lingen zal beginnen met den Chineeschen
minister van Buitenlandsche Zaken tot bij
legging van de incidenten van Tsjengtoe en
Pak Hoi.
Het 19de leger heeft volgens berichten uit
Kanton eveneens de officieele vertegen
woordigers niet willen toelaten te Pak Hoi.
Men meldt, dat dit leger tot een nieuwe
anti-Japansche agitatie is overgegaan, door
den staat van beleg af te kondigen en voor
bereidingen te treffen voor een oorlog met
Japan.
PARIJS, 14 September (D.N.B.-A.N.P.) Mi
nister-president Blum is Zondagavond uit
Rijssel te Parijs teruggekeerd. Hij is er niet
in geslaagd de staking der tetielarbzeiders
bij te leggen.
Uit een officieel communiqué blijkt, dat de
regeering voornemens is een arbitrale uit
spraak te doen, welke door beide partijen
moet worden aanvaard. Léon Blum zal daar
toe een der leden van de regeering aanwij
zen.
Intusschen dreigt de staking zich
uit te breiden tot de textielarbeiders
in de Vogezen, waar de mogelijkheid
van een algemeene staking aanwezig
is.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst oj niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
In uw blad worden dagelijks de verkeers
ongelukken gesignaleerd. Over de oorzaak en
hoe ze ontstaan zijn, ligt dikwijls een waas,
maar och, door de politie wordt wel uitge
zocht wie de schuldige is.
Doch geachte Red., wanneer door verzuim
van Gemeente, Rijk of Provincie 's avonds on
gelukken gebeuren door het niet plaatsen
van een behoorlijke verlichting bij een ge
vaarlijke overweg, wie wordt er dan gestraft?
Om duidelijk te zijn het volgende: Onderge-
teekende woont Rijksweg 331 tegenover het
begin van de Hoofdstraat (Santpoort). De
wandelaar, fietser of automobilist die des
avonds van uit de Hoofdstraat, richting Velsen
den Parallelweg op wil gaan, komt van uit de
verlichte Hoofdstraat voor een druk bereden
Rijksweg te staan, en moet naar het donker
oversteken. Dit geachte Redactie is een on
houdbare toestand en schreeuwt om spoedige
verbetering. Moeten er eerst menschenlevens
te betreuren zijn voor dat men voor een be
hoorlijke verlichting zorgt?
U geachte redactie dankend voor de ver
leende plaatsruimte,
Hoogachtend,
W. DE GROOT,
Rijksweg 331, Sant-poort.