Monument-onthulling te den Helder.
De geheimzinnige Gastheer
De brand in de „Opera" ie Parijs. De brandweer ge
durende baar nachtelijken arbeid
Zware artillerie 'm gevechtsstelling tijdens de Duit
sche militaire manoeuvres in Oost-Pommeren
FEUILLETON
Een veertigtal officieren uit den Helder kwam Maandag ten paleiae Noordeinde te den Haag het felieitatie-regliter teekenen.
Bij het verlaten van het palei*
De minister van Sociale Zaken, Z. Exc. mr. M. Slingenberg, heeft Maandag te
Ossendrecht de terreinen van het jeugdgebouw, dat door jonge werkloozen aldaar
gebouwd is, officieel geopend. De minister hijscht de vlag
De kleine Gem Hoahing
werd winnares van bet
meisjes-enkelspel bij de
Engelsche jeugd-tennis-
kampioenschappen te Wim
bledon
Op de Algemeene begraafplaats te
den Helder is Maandag op het graf
van wijlen burgemeester Driessen een
monument onthuld. Tijdens de over
drachtsrede. Links op den voorgrond,
burgemeester G. Ritmeester
De Deken van het corps diplomatique, Z. Exc. A; J. P. Adkrcreutz, betreedt het paleis Noordeinde
te den Haag, teneinde H. M. de Koningin in verband met de verloving van H. K. H. Prinses Juliana
zijn geiukwenschen aan te bieden
Amsterdam bereidt zich voor op de
komst van H. K. H. Prinses Juliana e«
Prins Bernhard. Schoonmaaksters heb
ben bezit genomen van het paleis op
den Dam
door
ELSA KAISER.
1)
Jack Lutton had zijn vriend, William Kings,
sedert jaren niet meer gezien toen deze op
goeden dag plotseling zijn kamer binnen
kwam.
Lutton en Kings hadden samen gestudeerd
en hoewel Lutton, omdat hij ouder was dan
de ander, eerder de universiteit had verlaten,
waren zij toch goede vrienden gebleven en
hadden jarenlang een briefwisseling onder
houden.
Het laatste jaar echter waren de brieven
van Kings schaarscher geworden en als er
nog wel eens één kwam, stond er weinig be
langrijk nieuws meer in.
Lutton had deze brieven terzijde gelegd en
bij zichzelf vastgesteld dat alles, zelfs vriend
schap, in deze wereld afsterft, vooral als men
- elkander niet meer ziet. Als hij zijn schrijf-
tafellade opentrok en het pakje brieven van
zijn vriend die hij, om één of andere hem
telkens zelf onbegrijpelijk voorkomende reden,
bewaarde, zag, voelde hij nog wel eens een
licht verdriet om al het mooie dat met deze
vriendschap voorbij was gegaan, het mooie
van jeugd, idealen en hooggestemde plannen,
maar er kwam dan gewoonlijk dadelijk een
vage berusting over hem en hij dacht: „Ach ja,
zoo gaat het nu eenmaal in het leven
wij waren zoo jong en zoo enthousiast".
Lutton was een beroemd schrijver, zijn
meeste werken waren detective verhalen en
hij was een gezeten man geworden, niet in
bet minst door het feit dat al zijn boeken in
verschillende talen vertaald en over bijna het
geheele vaste land en in Aimerika werden ge
lezen. Hij bezat een enorme fantasie en zijn
boeken leken als aan de werkelijkheid ont
leend. Toch was dit niet het geval. Wel had
hij vaak geprobeerd, inlichtingen en tips van
Scotland Yard of politie te krijgen om zoo
doende aan nieuwe stof voor een boek te ko
men, maar men had hem gewoonlijk met een
kluitje in het riet gestuurd. Dan zette hij zich
zuchtend voor een nieuw blad papier en be
gon aan een andere fantasie.
Juist was hij nu weer aan een nieuw ver
haal begonnen toen zijn knecht hem de
komst van een bezoeker meldde. Lutton
fronsde het voorhoofd en wilde order geven
den gast te vragen des middags laat terug te
willen komen, toen deze echter reeds zelf
binnentrad. Het was Kings!
„Hallo, old chap, herken je mij nog?" vroeg
hij en trad verheugd op zijn ouden vriend toe.
Lutton drukte hem hartelijk de hand. „Na
tuurlijk, kerel, herken ik je, het is een alle
machtig aardig idee om zoo plotseling binnen
te komen vallen. Ik wilde juist onze vriend
schap van een nieuw boek gebruiken".
Kings glimlachte. „Gewoonlijk niet je genre,
zoo iets", zei hij een tikje verwonderd.
„Toch, toch", weerlegde Lutton, „mijn plan
was namelijk er een geheimzinnig verhaal van
te maken, een verdwijning of iets derge
lijks
Een pijnlijk glimlachje gleed over King's
moe gezicht. „Wacht daar nog even mee?"
verzocht hij en viel op de sofa neer.
Lutton draaide zijn stoel om en zeide har
telijk: „Vertel eens, waarom heb je in zoo
lang niets van je laten hooren? En waaraan
dank ik het geluk dat je nu plotseling mijn
kant uit komt? Leeft je vader nog? Ben je
getrouwd of heb je een ongelukkige liefde?"
King wuifde met de hand. „Ik kan niet in
één adem al je vragen beantwoorden, het zijn
er teveel opeens". Hij keek met een triest
glimlachje dat meer een zielige grimas leek.
„Een ongelukkige Uefde", besloot Lutton
bij zichzelf maar zweeg en maakte aanstalten
om voor zijn gast te zorgen. Weldra zag Kings
sigaretten en een whisky solda voor zich
staan. Lutton, nog altijd zwijgend, nam weer
plaats in zijn stoel en blies nadenkend den
rook van zijn sigaret voor zich uit. Hij be
keek zoo onopvallend mogelijk zijn jongen
vriend. Hoe oud was hij nu? Achtentwintig,
bijna niet te gelooven, hij zag er tien jaar
ouder uit met die diepe kringen rond zijn
oogen en het moede gebaar van zijn handen
en dan was er iets in zijn houding, alsof hij
voortdurend op zijn hoede was.
William Kings keek plotseling op. „Je vindt
mij oud, hè?" vroeg hij treurig. „Ja het is
geen wonder, ik heb moeilijkheden, zor
gen
Nu pas zag Lutton dat de jonge man een
ring droeg.
„Ben je verloofd, getrouwd?" vroeg hij wei
felend, bang een teer punt aan te raken.
„Ja", zeide de ander en een glans trok
even over zijn gelaat, „ik ben verloofd, met
het mooiste en liefste meisje van het land,
met miss Angèle de Tracy, haar vader is
rechter in ruste en van Fransche afkomst,
zooals meer Engelsche aristocraten". Hij zeide
niets meer over dit onderwerp en Lutton had
plotseling het gevoel alsof hij iets zeer indis
creets had gevraagd.
Na een lange stilte begon Kings opnieuw.
„Ik moet je eigenlijk vertellen waarom ik je
heb opgezocht. Je weet dat ik met vader op
het oude kasteel, dat hij een jaar of vijftien
gelden heeft gekocht, woon. Ik zal er de erf
genaam van zijn. Er behooren land en bos-
schen bij, wij hebben pachters en zoo meer
en ik ben nu bezig mij heelemaal in het be
drijf in te werken. Ik vind dit wel prettig,
want ik had geen kop voor studie. Ik was
toevallig hier om met iemand over houtver
koop te onderhandelen en toen viel mij in
dat ik jou wel eens kon opzoeken en
welnu, daar ben ik
Kings vertelde van zijn werk, het leven daar
op het land en van alles en nog wat meer,
maar Lutton kon het gevoel niet van zich af
zetten dat zijn vriend eigenlijk heel iets an
ders wilde zeggen. Hij luisterde aandachtig
en zat zijn vriend op te nemen. Diens eens
zoo vroolijke oogen waren nu schuw en sta
rend en hij had een vreemde manier om plot
seling achter zich te kijken als verwachtte
hij dat iemand hem beloerde. Hij zat daar
en praatte, praatte alsof zijn leven ervan af
hing en Lutton luisterde eigenlijk heelemaal
niet naar hem, maar dacht .er over wat er toch
wel met den jongen man aan de hand kon
zijn, hoe kwam hij zoo veranderd.
Plotseling brak Kings zijn langdradig ver
haal af en vroeg onverwacht: „Zeg, kun jij
je mijn vader nog herinneren?"
„Ik geloof van wel", antwoordde Lutton,
„hoewel ik hem maar eens heb gezien. Maar
het viel mij bij die gelegenheid op, welk een
flink figuur hij was, zoo groot zoo forsch, heel
anders dan jij".
„Ja, ik lijk op moeder", gaf Kings toe.
„Vader was een reus. Zoo heb jij hem ge
kend!"
„Ja", zeide Lutton, „maar hoe kom je
Ineens hierop?"
Wel, omdat jij vindt dat ik zoo veranderd
ben, maar dat is nog niets bij vader verge
leken, je zoudt hem niet meer herkennen, ik
zelf kan bijna niet gelooven dat een menseh
in goed twee jaar zóó absoluut veranderen
kan!"
„Is hij misschien ziek, of heeft hij zorgen?"
wilde Lutton weten.
„Ik zou het je niet kunnen zeggen, ik moet
zelfs tot mijn schande bekennen dat ik er
heelemaal niets van afweet", zeide Kings.
Lutton haalde de schouders op. „Dat begrijp
ik niet", antwoordde hij ongeduldig, „men is
er toch gewoonlijk wel van op de hoogte of
zijn vader zorgen heeft als men zijn landgoed
bestuurt".
King keek zijn vriend wantrouwend aan.
Eindelijk zei hij. „Ja, ik geef toe dat het
vreemd is, maar als je zoo eenzaam temidden
van de bosschen leeft met een ouden vader,
alleen in een groat huis, wordt je een droomer
en misschien een fantast.
Lutton klopte hem op den schouder. „Kom,
kom, op zoo'n groot landgoed heb je toch wel
den geheelen dag handen vol werk, zou ik zeg
gen, er blijft geen tijd over voor droomen
en fantasiën".
„Misschien fantaseer ik ook niet", ant
woordde iKngs scherp. „Als je iets hebt wat je
zorgen geeft, kun je dat ook onder je werk
niet vergeten, het laat mij niet meer los".
Hij verborg het gelaat in de handen en bleef
eenigen tijd in die houding zitten.
Lutton liep de kamer op en neer. „En het is
waar dat je verloofd bent?"
Kings hief het hoofd op, zijn stem was
verwonderd toen hij zeide. „Ja, natuurlijk is
dat waar".
„En je houdt van je verloofde?" vroeg Lut
ton opnieuw.
„Ja, ik aanbid haar".
„En zij houdt van jouw?"
„Ja, zij houdt van mij!" knikte Kings en
er kwam iets teeders in zijn oogen.
„Nu, dan begrijp ik er heelemaal niets van",
riep Lotton en ging weer zitten. „Ik had name
lijk het vaste idee dat je aan een ongeluk
kige liefde leed".
„Hoe kom je daaraan?" riep de ander ver
ontwaardigd uit. „Neen, het is iets geheel
anders, het hangt hetBen jij bijgeloovig?"
vroeg hij opeens en keek den ander vol
spanning aan.
„Hoezoo?" lachte Lutton. „Ik ben niet bijge
loovig en daarbij schrijf ik detective romans".
„Nu ik ook niet", fluisterde Kings en zweeg
weer.
Doch opeens sprong hij zenuwachtig op.
„Het is tijd, ik moet dadelijk weg." riep hij.
Lutton, die eveneens was opgestaan drukte
hem weer in zijn stoel. „Waarom?" vroeg hij1
streng, „waarom moet je gaan. Als je niet
gebonden bent aan een bepaalden trein, kun
je best nog hier blijven".
(Wprdt yenrolgd),