Laatste werkzaamheden aan den kruiser „De Ruyter". De geheimzinnige Gastheer FEUILLETON door ELSA KAISER, 9) „Ach wel neen", weerde de ander af, „maar je ziet toch zelf welke vreemde dingen hier gebeuren. De moord op den ouden James Nu weer de geschiedenis met den hond en dan de paarden als zij bij den hollen weg komenEn dat is er nog iets ik heb het gevoel dat er een vijand op ons loert, een man die iets wil, iets vreeselijks, maar wat? Dat is het wat ik weten wil". „Heb je al met je vader over dit alles ge sproken?" „Natuurlijk, je hoorde het immers, je was er zelf bij". „Wat zegt hij ervan als hij alleen met je is?" „Hij zegt dat ik overspannen ben, juist zoo als daarstraks, en dan lacht hij maar doet intusschen zelf vreemd en zenuwachtig. Ik", riep William plotseling boos, „ik zal over spannen zijn, ik ben zoo gezond als de beste". „Ja, ja, natuurlijk", gaf Lutton toe, „maar overigens, hoe nam hij alles op. Deed hij ver schrikt of liet alles hem onverschillig?" William bleef een oogenblik stil staan. Deze vraag had hem in de war gebracht. „Eigenlijk geloof ik dat hij onverschillig was, veel te on verschillig", zeide hij nadenkend, „het leek mij toe als speelde hij comedie". Intusschen waren de beide vrienden de stallen binnengegaan. De doode hond lag op een bos stroo, zijn kop geheel verbrijzeld. William bekeek de wond. „Het is een slag met een ijzeren voorwerp geweest, kijk maar", zei hij. „Goed, ja dat zie ik", antwoordde Lutton, „maar hoe denk jij dat degene die dit heeft gedaan den hond is genaderd? Je weet toch hoe gevaarlijk gedresseerde honden zijn?" „Ja, je hebt gelijkWilliam keek zijn vriend nadenkend aan. „Dus de hond moet den man hebben gekend?" „Hm, dat zou ook een verklaring kunnen zijn", gaf Lutton toe. „Koop je een anderen hond? Je zei dat immers daarstraks?" vroeg hij. William gaf geen antwoord. Hij riep een stalknecht en gaf order dat men den dooden hond zou begraven. Daarna nam hij afscheid van Lutton en ging naar de landerijen waar men juist was begonnen te zaaien. Lutton nam de wijk naar zijn kamer om enkele aanteekeningen te maken, hem was een prachtig idee voor een nieuw boek in gevallen. Maar toen hij voor zijn papieren zat, was het hem onmogelijk, telkens begon hij, maar schrapte na eenigen tijd de regels die hij had opgeschreven, weer door. Alles wat hij neerschreef leek hem zoo onnatuur lijk, zoo geforceerd en toch zoo kinderachtig. Hij gooide ongeduldig zijn pen neder en ging met de handen in de zakken voor het venster staan. De herinnering aan den voorbijgeganen nacht liet hem niet met rust. Er was iets dat hij niet kon vergeten, de oude Kings die daar gebogen, grijs en eenzaam over de binnen plaats liep, beschenen door het koude maan licht en vanmiddag, hoe had hij daar in de tuindeuren gestaan zoo rampzalig zoo bekla genswaardig! Lutton kon het medelijden dat hij met den ouden man had, niet van zich af zetten. Welk geheim drukte dit leven? William trok zich terug zoodra Lutton er ernstig over wilde praten. Wist hij iets? Of vond hij het indiscreet, tegenover zijn vader om met een vreemde over de geschiedenis te spreken? Maar hoe heb ik mij dan te gedragen? vroeg Lutton zich af. „Ik wist dat de hond om on geveer twee werd vermoord en ik heb een voudig gelogen. Ik zag den ouden man over de binnenplaats loopen en ik heb dit voor William verzwegen. Waarom zeide ik niet ronduit, dat de oude man den hond heeft ver moord? Ik weet immers hóé het dier ver moord werd? Ik heb in de kamer van den ouden Kings rondgekeken en miste juist dat eene wapen, dat ik zoo interessant vond. Want met dat wapen kan men iemand dooden zon der dat hij geluid geeft. Waarom heb ik dat niet aan William gezegd? Lutton ging zitten en steunde het hoofd in de handen. Hij dacht na en wist dat de verhouding tusschen dezen vader en dezen zoon een heel vreemde was. Maar wat kan ik hier doen? Weer ging hij voor het venster staan en keek zonder te zien naar buiten. Opeens keerde hij zich vastbe sloten om, „Ja, zeide hij luid, „dat is het eenige". Hij zetten zich aan de tafel en haalde zijn briefpapier tevoorschijn. „Beste Dennis", schreef hij en begon toen een nauwkeurig relaas over alles wat er tijdens zijn verblijf op het landgoed was voor gevallen. Hij maakt een vluchtige schets van de ligging van het huis en de bosschen er om heen en voegde er nog enkele bizonderheden aan toe. „Kom zoo spoedig je kunt, want ik meen dat jij. hier als detective wel op je plaats bent. Ik wacht dus op je telegram en zal intusschen geen enkelen maatregel nemen", besloot hij zijn brief. HOOFDSTUK IV. Nauwelijks had Lutton zijn brief gesloten of de gong voor het middagmaal luidde. Hij stak den brief bij zich en ging naar beneden In de eetkamer vond hij William en den ouden heer, beiden zagen er zeer vroolijk uit. „Ha, ha, daar is onze gast al, de honger drijft hem naar het voederbakje", schertste de oude heer. Lutton verborg zijn verwondering over het vroolijk uiterlijk van de twee en antwoordde op denzelfden luchtigen toon. „Ja, de buiten lucht schijnt iets met mijn maag vóór te heb ben. In de stad was ik dikwijls boos als mijn knecht mij van mijn werk riep om te eten, het gebeurde vaak dat ik heelemaal niet at. Doch hier zou ik ieder uur kunnen aanval len". „Dan zal ik maar geen wandelingen met je doen", lachte William, „want uren in den om trek is er geen herberg te vinden en ik zou bang zijn dat je onderweg van honger om kwam". Men zette zich lachend aan tafel. „Kijkt u eens," begon de oude heer, „ik heb speciaal voor u deze oude Bourgogne uit den kelder gehaald, daarom doet het mij zulk een ge noegen, dat u plezier in het lunchuur hebt. Mijn zoon en ik, wij gebruiken vaak zwijgend de maaltijden en het gebeurt wel dat bijna alles onaangeroerd naar de keuken wordt ge dragen tot groot verdriet van onze huishoud ster. Ach, als je altijd met elkander samen bent op zulk een afgelegen plaats, raak je eindelijk .uitgepraat", voegde hij er veront schuldigend aan toe, terwijl hij een eigen- aardigen blik op zijn zoon wierp. William zag het niet, hij vertelde opgewekt van het werk op het land en de drukke bezig heden die het beheer van zulk een uitgebreide bezitting met zich medebrachten. Lutton zag dat het den ouden man plezier deed zijn zoon zoo opgewekt te zien. „Ik hoop", zeide hij hartelijk, „dat u nog lang bij ons zult blijven, het is prettig voor Will eens iemand van zijn leeftijd om zich heen te hebben". Men sprak nog over allerlei andere dingen, de politiek, de oogst, het verschil tusschen het leven in de stad en het landleven, doch plotseling maakte de oude heer een opmer king die Lutton's aandacht trok. „Ik heb vannacht allermiserabelst geslapen" zei de oude heer Kings. Een snelle blik van William scheen hem ver legen te maken want hij zweeg een oogenblik maar daarna boog hij zich naar Lutton over en vervolgde: „Nu ja, ik heb weliswaar niet den geheelen nacht in de kamer op een neer geloopen zooals u, maar ik lag tot half drie wakker en was om zes uur weer bij de hand. Ik ben dus nu erg moe". „Dan moet u na de lunch gaan rusten, vader", raadde William. „Ja, jongen, dat zal ik zeker doen", ant woordde de oude heer. Na de lunch, toen de oude Kings zich in zijn kamer had teruggetrokken, wandelden Willi am en zijn gast een poosje in den tuin. De lente was gekomen en overal tusschen het gras bloeiden de crocussen. De boomen zaten dik in knop en de tuinman was bezig de bloembedden in orde te brengen. William vertelde opgewonden van zijn plannen wat hij met het landgoed zou doen en dat hij nieuwe machines zou aanschaffen als hij eenmaal geheel en al eigenaar gewor den zou zijn. „Je moet namelijk weten", ver telde hij, „dat vader zich bijna niet meer met de dingen bemoeit, hij heeft mij gezegd dat hij zich, als ik getrouwd ben, geheel zal terug trekken. Ik zal dan alles kunnen doen wat ik wil. Nu spreekt hij nog wel met den op zichter over nieuwe aanplantingen of over het aanschaffen van het één of ander. Maar ik wil graag een motorploeg hebben, vader is daar voorloopig nog tegen. Hij vindt dat ik nog wachten moet. Ik zie niet in waarom, want meestal als ik hem iets vraag over klei nigheden zegt hij: „jongen, bedissel dat maar zelf, ik bemoei mij er liever niet mee". Maar nieuwe dingen invoeren, neen, dat wil hij voorloopig niet. Voor mij is dit tamelijk pijn lijk, dat snap je, want als ik zeg „later zal ik dit of dat doen. heeft het den schijn als wacht ik op zijn dooddat is ellendig voor mij". Lutton knikte begrijpend en werd nog meer versterkt in zijn gevoelen dat de verhouding tusschen dezen zoon en zijn vader een geheel vreemde was. (Wordt vervol2" Een overzicht van de landbouw- en veetentoonstelling, welke Woens dag te Alkmaar gehouden werd Een kop warme koffie, door een goedhartige Brabantsche geschonken, vormde Woensdag een welkom intermezzo voor de manschappen der 6 c.M. veldartillerie bij de manoeuvres van het veldleger Sir Samuel Hoare, de eerste Lord der Engelsche admiraliteit, bij zijn terugkomst te Portsmouth van zijn Inspectiereis op de Middellandsche Zee Minister-president dr. H. Colijn woonde Woensdag de groote manoeuvres van het veldleger in Noord-Brabant, bij. - Dr. Colijn met de legerautoriteiten Het s.s. .Raymond" in de haven van Ostende, geladen met wapenen, waarschijnlijk bestemd voor de Spaansche regeeringstroepen, is aan gehouden. Het lossen van de lading, die in beslag genomen werd De Noorsche kolenboot .Sirenes" in het dok te Amsterdam, waar de schade, opgeloopen bij de stranding te Callantsoog, opgenomen wordt De kruiser „De Ruyter", welke op 3 October door H. M. de Koningin officieel in dienst zal worden gesteld, is thans nagenoeg gereed. De schilders verrichten de laatste werkzaamheden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 8