De geheimzinnige Gastheer In de Nenijto-hal ie Rotterdam is Vrijdag de 55ste beurs van de Dameskroniek door mevrouw Alida Tartaud—Klein geopend FEUILLETON (Wordt vervolgd) Het transformatorenstation der P.G.E M. dat te Doetinchem in aanbouw is en den geheelen Achterhoek van electrischen stroom zal moeten voorzien Dr N. M. Josephus Jitta (rechts) tijdens zijn openingsrede op het congres voor openbare gezondheidsregeling, dat te den Haag gehouden wordt In verband fnet de 3 October-viering te Leiden was het standbeeld van burgemeester v. d. Werff Vrijdavond feestelijk verlicht Na de bevrijding der bezetting van het Alcazar te Toledo. Een der vrouwen, die het beleg van negen weken doorstond, brengt het weinige, dat haar is overgebleven, uit het Alcazar Op den Noordelijken oever van het Noordzeekanaal bij Velsen worden proefboringen verricht voor een te bouwen tunnel onder het kanaal Locomotieven in revisie. Een kijkje in de Centrale Werk plaats der Ned. Spoorwegen te Zwolle. Een locomotief ketel is van het frame gelicht, om naar de demontagehal gebracht te worden door ELSA KAISER. 17) „U herinnert zich het onvoltooid gebleven boek van Dickens dat het „Geheim van Edwin Drood" heet? Nu, dat boek zegt hij te kun nen voltooien in den geest van Dickens en ook in denzelfden stijl". „En waarom doet hij het niet?" vroeg „Hij 'moet, meen ik, de rechten van den uit gever of van de erfgenamen zien te krijgen", legde William uit. „Het rechte weet ik er niet van, maar het schijnt hem niet te lukken". „Mij lijkt schrijven een ontzettend moeilijke opgave. Men moet voortdurend nieuwe stof hebben en de dingen steeds op een andere boeiende wijze voordragen, wat toch veelal van stemming zal afhangen". „Ik heb wel eens van Lutton gehoord dat hij somtijds niet kon werken, hij zeide dat hij geen inspiratie had. Ik kan mij dit levendig voorstellen maar ik zou daarbij nog te onge duldig zijn om een verhaal, dat ik verzonnen had, op te schrijven", zei William lachend. „Ik meen", weerlegde de gast, „dat men nooit een geheel verhaal tegelijk verzint en het dan zoo opschrijft. Ik dacht dat alles on der het schrijven kwam". „Dat zal wel van den auteur afhangen, ieder zal zijn eigen wijze van werken hébben", meende sir Edward. Mén bleef nog een korte poos bijeen, totdat William aankondigde dat hij terug moest, daar jsijn vader anders misschien in onrust zou Üjn. Bij het afscheid nemen herhaalde sir Edward zijn belofte om te komen bridgen, Angèle had intusschen den kleinen wagen voorgereden en wachtte reeds voor het bordes. Onderweg spraken de jongelui niet meer over de moeilijkheden en geheimen van 't oude huis. Zij maakten allerlei plannen om zoo spoedig mogelijk te kunnen trouwen daar het nu toch voor William erg ongezellig was. Toen het eenzame huis tusschen de boomen zichtbaar werd zeide Angèle snel. „Denk er aan Will, ik verlaat je nooit, wat er ook ge beurt, ik blijf je trouw. Je moet mij evenwel beloven dat als je moeilijkheden hebt, dadelijk bij mij te komen, wij moeten in de toekomst immers alles samen dragen, waarom zouden wij dit dan nu al niet doen? Ik wil niet enkel jouw lief, ik wil ook je leed weten". En om William's antwoord te voorkomen reed zij met een luid claxongeschal de binnen plaats op tot voor de groote straatdeur waar juist Lutton verscheen die uit wilde gaan. HOOFDSTUK VII. In den vroegen morgen van den volgenden dag werd de oude trouwe James, het slacht offer van een laaghartigen sluipmoordenaar, in allen eenvoud ter aarde besteld. Slechts enkelen volgden zijn baar. William, Lutton en de opzichter. Op het stille kerkhof, aan het einde van het dorp, wachtten twee inspecteurs van politie in civiel en speurden naar ieder die op de begraafplaats liep. Hun hoop was echter tevergeefs, want behalve de drie men- schen die de baar volgden waren er de dood graver en een paar menschen van de begra fenisonderneming. Toen de kist in het graf was gezonken trad William nader en stond een poosje met ontbloot hoofd in de groeve te staren. De stille oude man die zoo trouw en nauwgezet zijn plicht had vervuld was ten slotte gevallen onder de hand van een moor denaar. Waaraan had hij dit verdiend? Wilde hij het eigendom van zijn meester verdedigen, of was hij enkel maar teveel? Hoe het zij, James viel als eerste slachtoffer van de tra gedie die zich op het eenzame huis afspeelde, wie zou hem volgen? Nadat hij enkele bloemen in de groeve had gestrooid trad William terug en verliet met de anderen den doodenakker. „Het is moeilijk om nu gewoon tegenover vader te zitten en hem te vertellen dat James gestorven is", zeide William. „Vader was zoo aan hem gehecht en hij was van alles op de hoogte, nog meer dan ik. Ik weet niets van vaders vermogen en hoe het belegd is, of liever was". Lutton schudde het hoofd. Hij keek nog eenmaal om naar de stille boomgroep waar onder het eenzame graf lag van den man die op zulk een vreeselijke het leven had moeten verlaten. „Spreek er vandaag nog niet met je vader over", raadde hij en ook de opzichter was die meening toegedaan. Zwijgend begaven de drie mannen zich naar huis waar een andere man hen wachtte, een oude man op wien de dood misschien ook reeds loerde...... Lutton had juist gerekend. Dennis had zijn brief nog dienzelfden dag ontvangen want reeds den anderen dag om twee uur ontving Lutton een telegram. Toen hij het had aan genomen liep hij vlug naar de stallen waar hij vermoedde dat William was. De beide man nen gingen haastig naar Lutton's kamer. Op gewonden opende de schrijver de dépêche en las: „Geen honden koopen". Dat was alles. William lachte luid en cynisch maar Lutton was te verward om een woord te zeggen. „Ja, en wat nu?" vroeg William. Lutton dacht nu en zeide eindelijk: „Ik ken Dennis, ik weet dat hij een eigen idee volgt. Hij beoogt natuurlijk iets met dit telegram. In ieder geval moeten wij doen wat hij zegt". „En die kerel?" vroeg William want Lutton had hem alles van den vorigen nacht verteld en beiden hadden besloten den man zoo spoe dig mogelijk te ontmaskeren, want het stond bij hen vast dat hij het was die den ouden heer bedreigde. William had geprobeerd met zijn vader te spreken maar de oude man wilde geen woord loslaten. „Ik heb je alles gezegd wat ik te zeggen had en kan er niets aan toevoegen". Dat was alles en William moest zich hiermede tevreden stellen. Lutton en hij hadden toen besloten den ouden man dag en nacht te bewaken, want beiden waren bang dat den ouden Kings iets zou overkomen. En nu kwam daar dat telegram van Dennis en gooide alles betreffende een hond in dui gen. „Wat hebben we daar nu aan!" riep William boos en smeet de dépêche op de tafel. „Hij doet niets dan dit domme brief je sturen: Koop geen hond. Goed, ik was niet van plan een hond te koopen maar nu, na alles wat jij mij hebt verteld, wat het juist noodig een hond te hebben". Lutton deed zijn best den opgewonden jon gen te kalmeeren. „Ik ben zeker dat Dennis weet wat hij zegt", zeide hij nadrukkelijk, „hij is natuurlijk bezig met het uitwerken van een of ander vernuftig plan, ik heb immers alles zoo uitvoerig mogelijk geschreven". „Dat is alles goed en wel," bromde William nog altijd niet overtuigd, „maar als hij te laat gereed is met zijn plan hebben wij het na kijken". „Hij is niet te laat", antwoordde Lutton overtuigd, „hij is nog nooit te laat geweest. Wel kwam hij vaak op het laatste oogenblik, maar daar had hij dan ook zijn gegronde rede nen voor. Je zult zien dat hij over enkele uren, laten we zeggen, morgen om twaalf uur hier is". De rest van den dag verdeelden de vrienden zoodanig dat altijd één hunner thuis was, terwijl de ander den omtrek verkende. Des avonds was het de beurt van William. De oude heer bleef tot aan het diner op zijn kamer en was zeer ongerust over het lange uit blijven van William. Dadelijk na het eten ging hij weer naar zijn kamer met de ver ontschuldiging dat hij erg moe was, hoewel hij met geen woord over de gebeurtenissen van den afgeloopen nacht repte. z Dat hij moe was geloofde Lutton gaarne, bovendien vertelde de huishoudster hem dat de oude heer den geheelen middag koortsach tig had gewerkt en zijn schrijftafel met pa pieren was bedekt. Dit verwonderde Lutton in het geheel niet, want als het waar was dat het geheele vermogen verloren was geraakt, dan was het toch noodig dat hij voor zijn zoon een juiste berekening opstelde van het geen hij nog bezat of wat er wellicht van de bezittingen nog was overgebleven. Lutton bleef den geheelen avond op zijn kamer en wachtte ongeduldig op den terugkeer van William. Intusschen hoorde hij de telefoon beneden ontelbare malen schellen. Toen de huishoud ster de thee boven bracht vertelde zij dat de oude heer herhaalde malen intercommunaal was opgebeld. De gevoerde gesprekken schenen niet prettig te zijn geweest, want hij was in een allerellendigst humeur. Eindelijk werd het Lutton toch te eenzaam boven en besloot hij beneden in de eetkamer op William te wach ten. Toen hij beneden kwam vond hij den ouden heer Kings in de eetkamer die hem plotseling ruw bij den arm greep en zeide. „U schijnt zich niet alleen voor mijn persoon maar ook voor mijn geld te interesseeren. U bent weliswaar de gast van mijn zoon, maar ik zou wenschen, daar u ook in mijn huis verkeert, dat u zich niet vergat." Zijn toon was zoo ruw dat Lutton in het eerst geen woorden kon vinden, hij staarde den ouden man aan en eindelijk stamelde hij: „Zoudt u misschien zoo goed willen zijn u nader te verklaren, ik begrijp u werkelijk niet".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 8