Proefvaart van Hr. Ms. kruiser „De Ruyterw. Rallye Paper te Vorden. De geheimzinnige Gastheer FEUILLETON Op de Maas tegenover IJsselmonde is Woensdag een motorvlet met vier personen door een Fransche sleepboot overvaren. Een vrouw en een kind verdronken De plaats van het ongeluk door ELSA KAISER. 21) De ander klopte opnieuw. Doch weer geen antwoord. Doodsche stilte. Zij keken elkander aan en de kolonel wilde juist voorstellen het bezoek tot den volgenden dag uit te stellen, toen zijn metgezel zeide: „Ik ben er vóór om naar binnen te gaan, kijkt u maar, de deur is niet gesloten, dus geheimen heeft hij niet". De daad bij het woord voegend duwde hij de deur open en trad binnen. Aarzelend volgde de kolonel. De beide mannen stonden in een groot vier kant vertrek. Op de tafel, die midden in het vertrek stond, lag een zwarte pelerine en een groote flambard. Het veldbed in den rechter hoek van het vertrek was netjes opgemaakt en op de plank boven den schouw stonden enkele borden en schalen met resten van een warm maal. De bezoeker van kolonel Grand trad op de tafel toe en keek naar een bundel papieren die er op lagen. „Hier maakt onze vriend denkelijk zijn berekeningen", zeide hij. Hij boog zich over de dichtbeschreven bladen papier, las hier en daar iets, maar zorgde dat de papieren weder in dezelfde volgorde lagen als waarin hij ze had gevonden. Toen hij op keek was zijn gezicht strak en ernstig. Hij liep speurend het vertrek rond en keek onder het bed. „Kijkt u eens", zeide hij opeens, „waar heeft een uitvinder dit instrument voor noo- dig?" De kolonel trad naderbij en samen bekeken zij het vreemd gevormde wapen. De vreemde legde het na eenigen tijd op zijn plaats en liep weder door het vertrek. Plotseling stond hij stil en zeide: „Er wonnen hier twee men- schen". De kolonel keek hoogst verbaasd. „Waar leidt u dat uit af?" vroeg hij onnoozel. De ander haalde onverschillig de schouders op. „Ach", zei hij, „dat is een talent van mij, ik zie altijd iets wat een ander niet ziet". „Dat schijnt zoo", mompelde de kolonel. Zijn metgezel stond al bij de deur. Hij scheen plotseling haast te hebben. „Vindt u goed dat wij weggaan voordat de heeren komen?" vroeg hij. „Zeker, zeker, zooals u wilt", gaf de kolonel toe en kwam haastig naar de deur. „Ik ben liever weg", zeide hij vroolijk. „De heeren moesten eens boos zijn, het lijkt mij ook min der aangenaam om twee heeren te vinden die in je afwezigheid je huis inspecteeren", hij lachte ongedwongen. De ander ging op deze woorden niet in. Zwijgend liep hij naast kolonel Grand langs het smalle boschpad, maar toen zij de lande rijen van Kings genaderd waren, zeide de vreemde opeens: „Kolonel, mag ik u hartelijk danken voor uw gastvrijheid en uw hulp, ik denk dat u nog wel van mij of van iets anders zult hooren en dan zult u verwonderd zijn, maar heb geen zorg, u krijgt geen last". Hij nam diep zijn hoed af en verdween tus- schen het kreupelhout dat toegang tot het bosch gaf. Kolonel Grand keek hem hoofdschuddend na. ,,Ik mag een staart krijgen als ik weet wat dien snuiter wilde, maar hij is iets op het spoor zou ik denken, in elk geval ook al een raren snuiter. Ik houd mij buiten zijn zaakjes, ik ga eens bij den dokter kijken wat voor nieuws er is, we zouden ook een kaartje kun nen leggen De oude heer schoof zijn hoed achterover en wandelde onbekommerd in de zonneschijn voort. HOOFDSTUK IX. Lutton was erg verwonderd dat Dennis nog maar steeds niet kwam en ook niets van zich liet hooren. Hij had gemeend dat, wanneer de detective zijn onderzoekingen in de na burige stad deed, hij daar wel in een paar uur gereed mee kon zijn. Hij zou dan den trein van 10 uur in den morgen hebben kunnen nemen, zoodat hij des middags tegen vijf uur op het landgoed zou zijn aangekomen. Doch het was reeds zeven uur in den avond en nog steeds had men niets van Dennis gehoord. William was ongerust, want Angèle had al tweemaal opgebeld om te vragen hoe het met den ouden heer Kings ging. „Xk begrijp er niets van", zeide William toen hij na het diner een oogenblik met zijn vriend in de eetkamer zat. „Ik begrijp er niets van, toen ik Angèle zeide dat ik naar alle waarschijnlijkheid een arm man was, maakte dat bericht niet den minsten indruk op haar. „Je hebt mij toch!" zeide zij, „en dan heb je nog het landgoed, nu is dat geen prachtige bezitting?" Ik legde haar toen uit wat het zeggen wil om zulk een land goed te bezitten en geen kapitaal te hebben, dat is bijna onmogelijk, zei ik, en bovendien er gebeuren zulke vreemde dingen bij ons in huis, ik heb het gevoel dat wij door vijanden en bedriegers omringd zijn. Zij laehte maar zoo'n beetje, kuste mij en zeide dat het niets was en dat alles wel weer in orde zou komen. Toen ik antwoordde dat het er niet naar uit zag, lachte zij nog vroolijker en riep „Nu, dan ook goed!" en stelde er geen belang meer in. „Als je geen geld en geen landgoed hebt, dan heb je mij nog, of ben ik niets waard?" „En wat zeide haar vader?" vroeg Lutton „Niets, hij liet ons beiden maar praten en las zijn krant". „Nu, waar klaag je dan over?" Lutton lachte. „Ik klaag niet", antwoordde William, „ik vertel het je alleen maar, en nu In eens belt zij tweemaal op en Is vol belangstelling". „Ja, voor je vader's toestand, dat is toch heel gewoon!" „Heel vriendelijk van haar", antwoordde Lutton ondoorgrondelijk. „En gisterentoen kon het haar niet schelen, dus heeft zij, toen ik weg was, er over nagedacht en ingezien „Heeft zij iets dergelijks gezegd?" vroeg Lutton. „O, neen, heelemaal niet, dat is niets voor haar, maar misschien heeft haar familie „Die kennen jou toch ook?" zeide Lutton. „Ja, natuurlijk maarDe huishoudster kwam binnen en meldde dat er iemand aan de telefoon was. „Wie?" vroeg William. „Sir Edward", zei de huishoudster. „Dat is dus de derde keer", bromde William en keek zijn vriend aan. Een oogenblik later kwam hij weer binnen. „Zij praat nog altijd over vader's zaken". „Ga dan eens naar haar toe", raadde Lut ton. „Neen, dat gaat niet, want zij wil zelf komenik begrijp niets van deze plotse linge belangstelling, neen, ik er absoulut niets van". „Zoo," zeide Lutton afwezig. „Enfin, als freule de Tracy hier is, zal ik Dennis trachten op te bellen, ik wil nu eindelijk weten of hij iets doet ja of neen, zooals de toestand nu is is hij onhoudbaar. „Pracht idee", prees William, „maar ik weet heusch niet hoe laat Angèle komt, dus zou het niet beter zijn als je nu dadelijk opbelde. Weet je het nummer?" De beide vrienden begaven zich naar het kleine kamertje vóór in de gang waar het telefoontoestel hing. Zij vroegen de naburige stad en werden weldra opgeroepen. De be dienden van Dennis kwam aan de telefoon. „Wat zegt u, met wie? Aha, bent u het mijn heer Lutton. Neen, mijnheer Dennis is niet thuis. Waar hij naar toe? Neen, dat weet ik niet mijnheer. Goed, mijnheer, als hij thuis komt zal ik vragen of hij u dadelijk opbelt. Uw nummer is? Dank u, ik heb 't genoteerd". „De vent weet meer dan hij zeggen wil, hij heeft natuurlijk zijn instructies van Dennis", bromde Lutton woedend. „We schieten op deze manier geen steek op De toestand van den ouden heer Kings bleef nog dezelfde, hij was uiterst zwak en de dokter constateerde een zware zenuwuitput ting, bet zou minstens vier weken duren voor dat hij beter was. William werd een paar maal bij zijn vader geroepen en vertelde na de bezoeken aan Lut ton, dat zijn vader zwak, maar helder van hoofd was. Het kwam William voor dat hij een besluit had genomen en nu zeer tevreden was. Hij had wel drie maali gezegd: „Nu zul je alles hebben wat je wilt". Maar hij had dit op teederen toon gezegd. Verder liet hij Lutton groeten en zijn verontschuldiging aanbieden voor zijn onaardig optreden. Juist toen de vrienden het telefoonkamertje verlieten betrad de notaris de gang. „Goeden avond, mijnheer Kings, uw vader heeft mij besteld". William bracht hem bij den ouden heer Kings en keerde toen naar Lutton terug. Een half uur later kwam de notaris de eetkamer binnen en dronk een glas wijn met de beide jongelui. Toen hij zijn glas ophief zeide hij plotseling, tot William gewend, „Gelukkige jongeman". William bracht uit beleefdheid het glas aan zijn mond maar dronk niet. Toen de notaris weg wilde gaan, hield de auto van sir Edward voor den ingang stil. Angèle zat aan het stuur, achter Haar zat een man, blijkbaar een be diende. Zij gaf bevel een groote mand binnen te dragen. William ging zijn verloofde tegemoet en bracht haar de eetkamer binnen waar de notaris nog met Lutton stond te praten, ..Ach mr. Dickson, dat zal papa aardig vinden als ik hem vertel dat ik u hier heb ontmoet", zeide Angèle tot den notaris die een diepe buiging voor haar maakte. j .(Wordt vervolgd), Turnoefeningen aan boord ran Hr. Ms. kruiser .De Ruyter" tijdens den tocht «et persgenoodigden, welke Woensdag op de Noordzee werd gemaakt De jaarlijksche Rallye Paper van Vorden is Woensdag aangevangen. Boven: de luitenants J. Gruppelaar, v. Eekelen en J. Moorrees (v.l.n.r.) bestudeeren de stafkaart Onder: een snapshot tijdens den eersten dag De afgetreden gouverneur-generaal van Ned. Indië, jhr. mr. B. C. de Jonge, is Woensdag met den boottrein in aansluiting op het m s. „Sibajak" uit Marseille in ons land teruggekeerd In Alexandra Palace te Londen had Dinsdag een officieele televisie- Een ernstige ontploffing heeft Woensdag plaats gehad op de terreinen i i- n i i ii i r *an de Rio Tinte Maatschappij te Rotterdam, waarbij drie arbeiders uitzending plaats. Een Russ.sch orkest voor de lens en de microfoon gewQnd werden_ £en overzicht van de groote verwoesting, welke werd aangericht Met den bovenbouw van de nieuwe brug over de Maas bij Hedel is een aanvang gemaakt. Een overzicht van de werkzaamheden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 5