De geheimzinnige Gastheer
FEUILLETON
door
ELSA KAISER.
23)
Met zwaaiende armen trad hij op den
vreemde toe, zijn misvormd gelaat zag er
angstaanjagend uit, maar de lange man in
de deuropening week geen stap. Nog altijd
hield hij de revolver gericht en zeide als
maakte hij een compliment:
„Thomson en Batter doe hem de boeien
aan en passen jullie goed op. Livings is dade
lijk hier om jullie te assisteeren, ik moet nu
verder, jullie kennen de instructies".
Twee constables van Scotland Yard deden
<le „braceletten" om de geweldige polsen van
Jack Maitland die hen grimmig bekeek. De
browning van den slanke vreemdeling hield
hem echter in bedwang. Men bond de handen
van den gevangene samen op zijn rug en toen
eerst gaf de inspecteur zijn revolver aan één
der constables. „Pas op en denk om de instruc
ties, wacht op Livings", waarschuwde hij nog
eens. De mannen salueerden, de inspecteur
keerde zich om en verdween in het duistere
bosch.
De verdere dag verliep rustig en zonder in
cident. Tegen zeven uur kwam William terug,
de jongemannen gebruikten samen het avond
eten en bleven daarna ongedurig wachten
op de komst van Dennis.
Het wa vegnoserewlaysoyBen en enen
Het was ongeveer acht uur toen zij plot
seling twee schoten hoorden vallen. Het geluid
kwam uit de richting van den grooten weg.
Doodsbleek sprong William op. „Hoor je dat?"
fluisterde hij.
„Ja". Lutton luisterde weer.
„Dat waren schoten uit een revolver, het
was geen geweer, ik hoorde het duidelijk, een
moderne brouwning moet het geweest zijn".
Hij ging naar 't venster hoewel hij niets kon
ien.
Haastig kwam de opichter binnen. „Hebt u
het gehoord sir, er is in het bosch geschoten?"
Willam keerde zich om en wilde dadelijk met
den man meegaan, maar Lutton hield hem
tegen. „Wacht een oogenblik", zei hij, „ik zal
even mijn revolver halen".
Toen hij weer beneden kwam zei hij: „Will
luister eens, ik vrees dat deze schoten enkel
zijn gelost om iemand uit huis te lokken,,
ik zal gaan kijken wat er aan de hand is,
blijf jij intusschen hier, wij moeten op alles
bedacht zijn".
In het eerst weigerde William, maar Lutton
slaagde erin hem te overtuigen.
„Nu goed dan", gaf hij eindelijk toe, „maar
neem dan tenminste den opzichter mee."
Lutton bekeek een oogenblik de zware fi
guur van Petersen en weigerde toen.
„Neen, neen, het is beter dat ik alleen ga",
besliste hij en liep naar de deur. Op den drem
pel keerde hij zich nog eenmaal om. „Denk
er om", zeide hij, „het gevaar bestaat niet
voor mij, maar voor jou en voor je vader en
bovendien geloof ik niet dat een boef dadelijk
iemand doodschiet, tenzij hij in het nauw
zit en daar zal in het donkere bosch wel geen
kans op zijn, bovendien, het zou wel eens te
gevaarlijk voor hem kunnen wezen."
Lutton liep over de binnenplaats en sloeg,
op den rijweg gekomen, rechts af
Toen hij een poosje geloopen had, stond hij
stil en luisterde. Geen geluid, overal doodelijkè
stilte. Juist wilde hij verder gaan toen hij
schreden hoorde, iemand kwam zijn richting
uit. Lutton omklemde zijn revolver en wachtte.
De stappen naderden. Nog steeds stond hij
stil te wachten. Nu waren er nog hoogstens
vijftig schreden af te leggen en de onbekende
zou voor hem staan. Lutton hief zijn revolver
op en riep: „Halt of ik schiet!"
Geen antwoord. Lutton bleef een halve
minuut met opgeheven revolver staan.
Stilte, een paar minuten verliepen, die een
eeuwigheid leken. En daar klonken de schre
den opnieuw. De jonge man kon nu goed
hooren hoe de onbekende de takken en het
struikgewas terzijde boog, enkele doode takjes
kraakten onder zijn voeten, hij scheen geen
moeite te doen om zacht te loopen.
Lutton riep opnieuw. Geen antwoord maar
de schreden kwamen nu recht op hem af. Een
hevige woede maakte zich van hem meester.
„Geen stap verder of ik schiet!" schreeuwde
hij. Kalm kwamen de schreden nader. Lutton
richtte zijn revolver op het geluid en drukte
af. Het wapen maakte enkel een tikkend ge
luid. Zenuwachtig drukte Lutton nogeens af.
Weer geen schot. Intusschen naderden de
voetstappen, zij waren nu heel dichtbij. Ten
einde raad drukte Lutton voor de derde maal
af, want hij meende nu een donkere gestalte
te zien in de duisternis, hij zag het flikkeren
van gruwelijke oogen en drukte weerEen
spotetnd lachje klonk en de voetstappen ver
stomden. Dicht in zijn nabijheid, bijna vlak
naast hem hoorde Lutton een stem zeggen.
Beste jongen, laat toch eindelijk die revolver
zakken, het staat zoo onvriendelijk".
Deze stem, hemel, deze stem! Lutton stond
verbluft. Op hetzelfde oogenblik verblindde
het licht van een zaklantaarn hem zóó dat
hij niets meer zag. Hij bedekte de oogen met
de hand en toen hij deze wegnam belichtte de
ander zijn eigen gezicht en nu zag Lutton
dat hij zich niet had vergist. De man die
naast hem stond was Dennis!
In de eerste oogenblik was Lutton zóó ver
bluft dat hij geen woord kon zeggen, maar
vroeg Lutton. „Je schijnt den weg buiten-
jij het werkelijk Dennis, wat een oplossing,
maar wat doe je in 's hemelsnaam hier? Waar
om ben je niet dadelijk naar het goed gegaan.
William
„Stil", fluisterde Dennis en legde zijn hand
op Lutton's mond, „niet zoo luid, het kan zijn
dat iemand luistert".
„Wien bedoel je?"
„Dat hoor je later wel", was het bedaarde
antwoord.
„Ben je al eens meer hier geweest?"
vroeg Lutton. „Je schijnt d enweg buiten
gewoon goed te kennen?"
„Natuurlijk ben ik dat", Dennis lachte
zacht.
Langzaam en geluidloos liepen de beide
mannen den weg terug. Bij den ingang van
de oprijlaan stond Dennis een oogenblik stil
en keek naar het oude huis met zijn ver
lichte vensters. Op de binnenplaats liepen de
opzichter en een paar mannen heen en weer
zij hielden de wacht.
„Wat een allemachtig mooi gebouw hè", be
wonderde Dennis kalm.
„Wacht even", vervolgde hij toen hij zag
dat Lutton wilde doorloopen. „Ik zal je toonen
hoe goed of ik op de hoogte ben. Die ramen
daar in het midden zijn van de eetkamer,
rechts liggen de vensters van de groote zaal en
daar, die begroeide openslaande deuren die
op het terras uitkomen zijn van den ouden
heer Kings. Daartegenover, links, zijn de ra
men van jouw, de jonge Kings slaapt aan de
achterzijde van het huis".
„Juist, precies, maar hoe weet je dat alles?"
„Geduld, over een poosje krijg je alles te
hooren", was het korte antwoord.
In de kleine voorzaal vonden zij William die
verbaasd opkeek, tóen hij Lutton met een
vreemden heer zag binnenkomen.
„William; dit is Dennis", stelde Lutton voor.
Dennis boog even en deed verder alsof hij
thuis was. Hij gooide zijn jas en hoed neer
en zette een valies op de tafel. „En vertelt u
mij eens. hoe gaat het met den ouden heer
Kings?" vroeg hij. Maar zonder antwoord af
te wachten schreef hij iets op een visite
kaartje waar echter geen naam op gedrukt
was. Hij reikte dit William toe. „Wilt u dit
even aan uw vader brengen? U behoeft het
niet te lezen", voegde hij er lachend aan toe,
toen hij zag dat William naar het geschrevene
keek.
William gehoorzaamde onmiddellijk en keek
bij het heengaan met zulk een dankbaren
blik naar Dennis, alsof met dienst komst al
leen al de rust in het huis was teruggekeerd.
„Luister eens", begon Dennis toen hij met
Lutton alleen was gebleven. „Wat doen toch
al die menschen daar buiten op de binnen
plaats?"
„Die houden de wacht", legde Lutton uit.
„Het idee is van mij, vind je het niet ge
schikt?"
„Je bent werkelijk een heldere kop", ant
woordde de detective en stond zijn vriend
een poosje aan te kijken. „Maar vertel mij
nu ook nog, waar houden zij de wacht voor?"
„Wel natuurlijk voor dien kerel", zeide
Lutton een beetje verbaasd.
„O, zoo, neem mij niet kwalijk", zei Dennis
vriendelijk, „maar zou je nu zoo goed willen
zijn om die menschen naar bed te sturen. Zij
moeten morgen weer vroeg op en de buiten
lucht maakt slaperig. Overigens, ik wil de
omgeving een beetje vrij hebben".
Lutton ging naar buiten om de boodschap
van de detective over te brengen. Toen hij
weer in de kamer kwam vond hij William,
Dennis was er niet.
„Hij is bij vader", zei William. „Vader was
buitengewoon opgewonden toen hij las wat er
op het kaartje stond".
De detective bleef meer dan een half uur
bij den zieke dus hadden de vrienden tijd ge
noeg om over alles te praten.
(Wordt vervolgd)
De rijtoer die de koninklijke familie Vrijdag door Rotterdam maakte, was het hoogtepunt van het vorstelijk bezoek aan
H. M. de Koningin verlaat met H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard
het stadhuis te Rotterdam, na de officieele ontvangst
De ontvangst der koninklijke familie ten stadhuize te Rotterdam. De vorstelijke personen
luisteren naar de rede van den burgemeester
Kantklossen. Het plaatsje Wijdenes bij Enkhuizen bezit
een der weinige kantklosscholen, die zich in ons land be
vinden. Een snapshot tijdens de eerste les van het winterseizoen
Aan boord van de .Stad Rotterdam" maakte de koninklijke
familie Vrijdag ter gelegenheid van haar officieel bezoek
aan Rotterdam een boottocht naar Waalhaven. De .Stad
Rotterdam passeert de door twee versierde brug kranen
gevormde eerepoort op de Maas
Een overzicht van
de drukte voor het
stadhuis op den
Coolsingel te Rot
terdam tijdens het
bezoek van de
koninklijke familie
Ir. C. C. C. van Stolk, directeur der
Ned. Akkerbouwcentrale, is benoemd
tot commercieel adviseur van het col
lege van regeeringscommissarissen