BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
DE SPROOKJESPOES
ZATERDAG 17 OCT. 1936
A.s. Woensdagmiddag, 21 Oct. twee uur
begint het clubwerk. Het zaaltje bevindt zich
in de J. P. Coenstraat, hoek Vareniusstraat.
Heel vriendelijk verzoek ik jullie niet véél te
vroeg, doch ook niet te laat te komen. De
deur gaat precies 5 min. voor twee open. Jul
lie kunt nu zelf uitrekenen hoe laat je van
huis moet gaan. Voor ieder kind, dat zich
heeft opgegeven, zal ik zorgen werk te heb
ben. Het werken wordt, zooals ik reeds heb
medegedeeld afgewisseld met aang, spel,
voorlezen, vertellen, enz. Precies half vier
gaan allen naar huis. Nieuwe vriendinnetjes
en vriendjes zijn hartelijk welkom. De ouders
van deze kinderen moeten echter op de
IJmuider Courant geabonneerd zijn. Tot a.s.
Woensdag' dus.
Best KALFJE. Zeg vriend je bent van
harte welkom als rubriekertje en als club
lid. Je schuilnaam vind ik grappig. Je doet
toch, hoop ik, niet zoo onnoozel als een kalf
je. Je grootmoeder is erg knap zeg. Hoe heeft
ze het beest gemaakt? Gehaakt, gebreid of
van lapjes geknipt en genaaid? Tot Woens
dag. Dag Kalfje.
Beste POLLY. Natuurlijk vind ik het
prettig dat Kalfje rubriekertje en clublid is
geworden. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.
Die ontmoeting 1.1. Zondag vond ik leuk. Ik
had je ouders en jullie daar in 't minst niet
verwacht en vond het prettig je ouders even
gesproken te hebben. Je bent dus Woensdag'
maar weer uit geweest zeg. Wanneer neem
je mij eens mede? Tot Woensdag'. Dag Polly.
Beste BERENMAN. Wat gezellig zeg
zoon reisje naar Purmerend. Ben je ook nog
naar de kermis geweest? Weet je wat je ver
geten bent? Je leeftijd op het briefje te schrij
ven. 'k Moet nu maar zoo'n beetje gissen. Fijn
dat je ook op de club komt. 'k Hoop dat we
weer prettige middagen zullen hebben. Dus
tot Woensdag. Dag Berenman.
Lief DUIKELAARTJE. Beste vriend, hoe
staat het leven? Nog steeds op twee beenen?
Och, nu vergis ik me, een Duikelaartje gaat
duikelend door het leven en staat slechts
even op z'n beenen. Hoe gaat het met het
duikelen? Je mag, bij hooge uitzondering,
wel eens bij me op de club duikelen. Wil je
m'n groeten aan je moeder doen? Hartelijk
dank voor je mooie teekening.
Dag Duikelaartje.
Lief PRINSESJE. 'k Dank je voor je
snoezig teekeningetje. 't Ziet er werkelijk
aardig uit. 'k Vind het jammer dat je niet op
de club kunt komen. Mocht je echter eens
op een Woensdag bij je grootmoeder of bij
één van je tantes zijn, dan ben je hartelijk
welkom. In ieder geval krijg je ook een werk
je om van den winter thuis te maken. Je
tante geef ik het wel voor je mede. Dag
Prinsesj g.
B'est SNEEUWKLOKJE. Indien de ouders
van je vriendinnetje ook op de IJmuider
Courant geabonneerd zijn of zich spoedig
zullen abonneer en dan mag zij rubriekertje
worden. Je brengt haar dan ook maar mede
op de club. Ik vind het prettig dat je komt.
Je gaat zeker op de fiets? Wat heb je een
snoezig teekeningetje gemaakt en het keurig
gekleurd. De arme stakker maakt zeker een
luchtreis tegen wil en dank? Neen dezelfde
fout van verleden week heb je niet gemaakt.
Je kent het spreekwoord „Een ezel stoot zich
geen tweemaal aan denzelfden steen." Zou jij
het wel gedaan hebben, dan was je nog dom
mer danVul zelf maar in. Tot Woens
dag. Dag Sneeuwklokje.
Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Har
telijk dank voor je mooie plaatje dat je op
het briefje geplakt hebt. 'k Hoop dat je
een goed rapport hebt, maar dat zal wel. En
hoe heb je geslapen op je nieuwe kamertje?
Moest je aan de nieuwe omgeving wennen of
ben je net zoo gelukkig als ik? Waar ik ook
logeer of verblijf, 'k behoef nooit aan de om
geving te wennen, maar slaap, zoodra ik lig.
Prettig dat je Lelietje van Dalen mede naar
de club wilt nemen, 'k Vind het echt lief
hoor. Tot Woensdag. Dag Zusjesbescherm-
stertje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Weet je wat
ik dacht, toen ik het briefje van Zusjesbe-
schermstertje las? „Dat meisje schijnt een
aardig gemeubileerd slaapkamertje te heb
ben, maar het voornaamste ontbreekt, nl. het
ledikant met bed, enz. Enfin, misschien pre
fereert ze een kermisbed of ligt nog liever
zoo maar op den grond, zonder meer", 'k Ging
me al een weinig bezorgd maken en ben blij,
dat jij me nu schrijft, dat er buiten het reeds
genoemde, ook een ledikant met bed, enz.
staat. Deze wetenschap doet me gelukkig
eenige grijze haren minder krijgen. Tot
Woensdag. Dag Handwerkstertje.
Lief SPARRETJE. Jij dacht 1.1. Zondag
„moeder uit, ik ook uit." Het was toch echt
fijn weer. Was de film mooi? Je moeder is dan
nu toch in de gelegenheid geweest eens naar
den Haag te gaan.
„Stil gewacht
En lang gezwegen,
Nooit gedacht
Maar toch gekregen."
Of met eenige variatie:
„Zij wenscht gaarne eens uit te gaan
Doch kreeg steeds beletsel op haar baan
Toch moed gehouden, telkens weer
Tot loon gelukte het haar een keer."
Hoe vind je m'n rijmelarij? Veel nieuws
heb je me niet medegedeeld. Een volgend
maal maar wat meer. Dag Sparretje.
Beste BEP. Wil jij zoo graag een schuil
naam hebben? Wat denk je van „Teekenaar -
stertje" of „Sommenmaakstertje"? Prettig
dat je op de club komt. Je moet natuurlijk
goed opletten onderweg en bij Krullekopje
blijven. Maar dat doe je wel. 'k Dank je voor
je teekeningen en sommen. Dag Bep.
Lief KRULLEKOPJE. Voor het werk zal
ik zorgen. A.s. Woensdag kan je beginnen.
Je zult echter den eersten keer 'n weinig ge
duld moeten oefenen. Alle kinderen moeten
aan iets nieuws beginnen en even geholpen
worden. Thuis zal echter alles goed voor
bereiden, zoodat op de club allen zoo vlug
mogelijk aan het werk kunnen. Prettig, dat
je moeder je komt halen. Dag Krullekopje.
Best DOORNROOOSJE. Meisjelief, aan
je wensch zal ik voldoen en ik hoop er steeds
aan te denken. Wat schattig zeg, van dat
neefje. Er zijn echter meer kinderen die dat
Sloen. Het is voor hen maar gelukkig dat de
DE STERKE MAN.
De sterke man vertoont zijn kunsten.
Iedereen staat vol bewondering te kijken. De
zwaarste gewichten tilt hij met het grootste
gemak op.
Wanneer hij al de gewichten heeft opge
tild gaat hij rond met zijn hoed en daar de
menschen groote eerbied voor hem hebben,
omdat hij zulke zware gewichten zoo maar
op kan tillen, haalt hij veel op.
Als alle menschen zijn weg gegaan en hij
nog maar alleen over is gebleven met zijn
zoontje, steekt hij een sigaar op en zegt te
gen het jongetje:
„Fransje breng jij even die halters en ge
wichten naar huis."
Fransje bukt zich.raapt alles op.en
wandelt op zijn dooie gemak naar huis! Of
ze ook zwaar zijn, de halters en gewichten
courant Zaterdag's vroeg bezorgd wordt. Jam
mer dat je niet op de club kunt komen. Je
nichtje Thea uit Santpoort komt wel. Voor
Lelietje van Dalen heb ik een regeling ge
troffen, zoodat zij zonder bezwaar kan ko
men. In het briefje, aan haar schrijf ik met
wie ze mede mag. Dag Doornroosje.
Beste MOEDER S KLEINE PUCK. Dat
is grappig vind je niet. Je moeder vergeet je
briefje te verzenden en toch krijg je een
briefje in de rubriek? Ra-ra hoe is dat mo
gelijk? Je hebt een allerliefste tante, die
steeds maar voor je zorgt en die me ge
vraagd heeft, je toch in ieder geval te wil
len schrijven, omdat je zoo dol graag in de
rubriek staat. Je moeder had door haar druk
ke werkzaamheden geheel vergeten je briefje
te verzenden. De volgende week hoop ik weer
een briefje van je te ontvangen. Dag Moeders
kleine Puck.
Lief LELIETJE VAN DALEN. Je vindt
het jammer niet naar de club te kunnen
gaan en je begrijpt dat ik het ook heel jam
mer vind. 'k Zie m'n schaapjes zoo graag
allen bij elkaar en daarom heb ik naar een
middeltje gezocht, zoodat je toch kunt ko
men. Je mag met Handwerkstertje en Züs-
jesbeschermstertje mede. Ze wonen in de
EnschedéStraat. Als jij zé nu even gaat aan
halen, dan mag je met ze mede. Is dat niet
even fijn? Ik zal je nog precies laten weten
hoe laat ze van huis gaan. Werk zal ik voor
je koopen. Dus tot Woensdag. Dag Lelietje
van Dalen.
Beste MOEDERS JONGEN. Hoe vaak
loop jij Zaterdagsmiddags naar de voordeur
om te zien of de courant er al ligt? Je raapt
haar zeker met gejuich op als je haar ziet?
Lukt het je wel steeds vlug de rubriek te
vinden of kan je van blijdschap de courant
niet vlug ontvouwen? Blijf maar zoo'n trouw
courantenvriendje van me hoor. Zie ik je
nog op de club? Dag Moeders jongen.
Beste BELLADONNA. Prettig zeg, dat
de kleurtjes je zoo goed van pas komen. De
door je genoemde plaatjes, leenden zich ook
echt om te kleuren, 'k Begrijp dat je zus
graag de gekleurde plaatjes wilde hebben.
Voor de club heb ik je ingeschreven en zal
voor werk zorgen. Tot Woensdag'. Dag Bel
ladonna.
Beste ANN'EILIESJE. Je hebt den mooisten
schuilnaam uitgezocht zeg en verstaat dus
de kunst van namen kiezen. Je zus zal het
ritje op de fiets naar Haarlem prettig ge
vonden hebben denk ik. Het weer is nog
steeds uitstekend voor zulke kleine tochtjes.
Hoeveel zusjes en broertjes heb je wel? Hoe
heeten zij? Schrijf je me dat eens in je vol
gend briefje? Tot Woensdag. Dag Anneliesje.
Beste VERONIKA. Je zus mag op de
club komen, 'k Vind het juist wel prettig, er
zoo'n kleintje bij te hebben. Ze krijgt natuur
lijk ook werk en mag iets voor je moeder's
St. Nicolaas maken. Ja, nu behoef je niet
zoo ver te loopen als verleden jaar. Zoo zie
je, alles komt van zelf in orde. Je hebt weer
keurig geschreven. Dus tot Woensdag. Dag
Veronika.
Lief ROZEKNOPJE. Je hebt me niet
veel nieuws te vertellen zeg. Hoe komt dat?
Weet je niets van je school, je speelgoed of
je spel te vertellen? Enfin, 'k hoop maar op
het volgend briefje. Tot Woensdag. Dag
Rozeknopje.
Beste KLEINE ZUS. Fijn zeg dat je op
de club komt. Je vind het zeker ook erg pret
tig? Wat je gaat maken blijft nog geheim. We
doen natuurlijk ook spelletjes en ik vertel
wel eens een mooi verhaal. Gezellig vind je
niet? Nu tot Woensdag. Dag Kleine Zus.
Veel groeten van
MejE. VTJLBRIEF.
Liesje, die naar Engeland geweest is in de
vacantie, komt weer op school.
„En, vertel me eens, Lies, heb je veel last
met je Engelsch gehad?" vraagt de leeraar.
„Ik niet, mijnheer," antwoordt Liesje, „maar
de Engelschen wel!"
Moeder: „Maar Jan, waarom zit je nu in
het bad? De dokter heeft toch gezegd, dat je
in bed moest blijven!"
Jan: „Ja, maar hij heeft ook gezegd, dat
ik mijn medicijnen in water moet innemen."
Kleine Tineke: „Ik schrijf Petra een brief!"
Broer Hans: „En je kunt niet eens schrij
ven, Tineke!"
Klein Tineke: „Dat hindert niet; Petra
kan niet lezen!"
Slagersvrouw tot kruideniersvrouw: Buur
vrouw, dat pond meel weegt 35 gram te
weinig.
Kruideniersvrouw: Dat is eigenaardig. Ik
was net mijn pondsgewicht kwijt en toen
heb ik dat pond gehakt, dat ik net bij jou ge
haald heb, maar op de andere schaal van de
weegschaal gelegd.
DE KLEINE INEKE.
Ineke zou op een ochtend naar haar vrien
dinnetje Frieda gaan, bij wie ze den gehee
len dag mocht blijven spelen, omdat haar
moeder dien dag naar Tante Jo zou gaan,
•vuil
die ziek was. Moeder was al heel vroeg ver
trokken naar het dorp, waar Tante woonde
en zou des avonds tegen etenstijd weer thuis
zijn. Ineke was bijna gereed om de deur uit
te gaan, toen de bel overging en ze Marie, de
keukenmeid de buitendeur hoorde openen en
een praatje maken. Even later ging ze weer
naar de keuken. „Wat zou dat geweest zijn?"
dacht Ineke en daar ze erg nieuwsgierig was,
holde ze de gang door naar de keuken toe
en zag Marie met een groot pak in haar han
den staan. „Wat zit daar in, Marie?" vroeg ze.
Ja, dat weet ik zelf niet. Kom maar bin
nen, dan zullen we het eens samen onderzoe
ken." Marie zette het pak op de keukentafel
ALS 'T 12 UUR IS.
Als Frits uit 't kleuterschooltje komt,
Is 't net alsof zijn maagje bromt,
Dan loopt hij, wat hij loopen kan,
Die kleine, dikke Fritsje-man.
Als het twaalf uur geslagen is,
Dan weet Moes zeker en gewis,
Dat Fritsje spoedig thuis zal zijn
En onze Moes vindt dat heel fijn.
't Eerst vraagt Moes: „Fritsje goed
geleerd?"
'k Heb al een boterham gesmeerd",
„O, moes," zegt Frits, 'k ken al zoo'n hoop,
Krijg 'k nu een boterham met stroop?"
Drie sneedjes eet ons Fritsje op.
Twee witjes en ook nog een krop,
Dan gaat hij met zijn vriendje spelen.
Ons Fritsje zal zich nooit vervelen.
en sneed de touwtjes door. Ze las het kaartje
dat tusschen het touw was geschoven en
zeide: „Het komt van de boerderij, waar
je vader op het oogenblik is om zaken te
doen. Het zal dus door je Vader zijn gestuurd.
Toen het pak geopend was, bleek het dat
er twee heerlijke kippen in zaten, waar Ineke
zoo dol op waA „Maak je ze lekker klaar?
vroeg ze aan Marie. „Hè, ik zou wel een heele
kip op kunnen eten", zuchtte ze.
„Nou, nou, dat zal zoo'n vaart niet loopen;
dat moet ik eerst nog zien," antwoordde Ma-
rie lachend. „Ga jij nu maar naar Frieda toe
dan kan ik kalm mijn werk doen en ik be
loof je, dat ik de kip nog lekkerder dan an
ders zal klaarmaken."
Vlug deed Ineke toen haar jasje aan en
ging naar Frieda, die enkele huizen verder
in dezelfde straat woonde. Ze belde aan.
Frieda's moeder deed de deur open.
„Dag Ineke," zeide ze, kom maar gauw
binnen. Frieda wacht al op je. Ze heeft net
de poppen te voorschijn gehaald en de kleer
tjes klaar gelegd. Je kunt haar dus helpen de
poppen aan te kleeden."
Ineke liep vlug door naar de kinderkamer,
nadat ze haar jasje had uitgetrokken. De
twee meisjes begroetten elkaar en begonnen
de poppen schoone jurkjes aan te trekken.
Ineke zag op een plank van de kast voor de
poppenkleertjes mooie nieuwe jurkjes liggen,
die gemaakt waren van glanzende gekleurde
zijde.
„Heeft je moeder die pas gemaakt?" vroeg
ze aan Frieda.
„Ja," antwoordde deze, „maar die mogen
ze alleen aan op Zondag, of wanneer ze ja
rig zijn en dan moet ik er heel voorzichtig
mee zijn."
„Laten we dan spelen, dat Blackie de ne
gerpop vandaag jarig is, dan moeten ze alle
maal hun nieuwe jurkjes aan", vond Ineke.
Frieda had hier ook wel veel zin in en dus
deden ze zooals Ineke had voorgesteld. Het
was een feestelijk gezicht al die poppen in
mooie jurkjes.
„We moesten vragen of we hier mogen
koffiedrinken, dan kunnen de poppen ook
mee genieten," zei Frieda.
Toen ze het aan haar moeder vroeg, vond
die het goed. Ze kregen besmeerde en be
legde boterhammetjes mee naar boven en
thee in het theepotje van het jioppenser-
viesje. Wanneer jullie nog meer willen heb
ben, kom je het maar halen; mijn theepot is
nog heelemaal vol," zeide Frieda's moeder.
Vroolijk begonnen de meisjes nu aan hun
boterhammen en thee. Ook de poppen werden
natuurlijk goed bedeeld: maar aangezien deze
niet veel om de boterhammen schenen te
geven ze aten er tenminste niets van
besloten de kinderen zelf alles maar op te
eten. Natuurlijk liepen ze nog dikwijls naar
beneden om meer thee te halen.
Toen ze eindelijk klaar waren met eten en
net wilden gaan opruimen, kwam Frieda's
moeder de kamer binnen en vertelde hun,
dat ze veel boodschappen moest gaan doen in
de stad en dus wel een tijd weg zou blijven.
De kinderen moesten zichzelf maar verma
ken. Tegen vier uur zouden ze wel thee en
koekjes krijgen van Janne, de keukenmeid.
De kinderen speelden nog een poosje zoet
door en brachten toen de vuile kopjes naar
de kraan om ze af te wasschen. Ze deden dit
heel voorzichtig, zonder iets te breken. De
poppen kregen weer hun gewone dagelijksche
jurken aan, omdat de nieuwe jurken anders
te gauw vuil zouden worden. De nieuwe jur
ken werden weer netjes opgevouwen en in
de kast gelegd.
Alsof de. kinderen nu vonden, dat ze lang
genoeg zoet waren geweest, begonnen ze al
lerlei kattekwaad uit te halen. Eerst gleden
ze èen paar maal de trapleuning af, tot
Janne aan kwam loopen en het hun verbood.
Daarna gingen ze rondsnuffelen in moeders
kleerenkast en pasten haar japonnen aan en
hoeden op. Zooals vanzelf spreekt, kreukten
ze de japonnen natuurlijk erg. Hiermee wa
ren ze een langen tijd bezig. Eindelijk begon
het hun toch ook weer te vervelen en slordig
stopten ze alles weer weg.
„Wat zullen we nu gaan doen?" vroeg
Ineke.
„Ik weet wat," antwoordde Frieda. „Giste
ren heb ik gezien, waar moeder de koekjes
en chocolaadjes in heeft gedaan. Ze zijn in
twee trommeltjes beneden in de kast van de
eetkamer. Ga je mee dan zullen we er een
paar opeten."
Ze slopen stiekem naar de eetkamer toe
en Frieda haalde de trommeltjes te voor
schijn. Hoewel ze heel goed wisten, dat ze
het niet mochten doen, begonnen ze toch te
snoepen van al het heerlijks. Ze waren zoo
druk aan het praten en snoepen, dat ze niet
merkten, dat de bodem van de trommeltjes
al zichtbaar werden, want ze grepen zonder
te kijken. Toen Frieda eens in de trommel
tjes keek, schrok ze toch wel erg, toen ze
zag, dat er haast niets meer in was. Ze wil
den juist alles weer in de kast bergen, toen
Janne kwam, Zij vertrouwde het zaakje na-
melijk niet, toen ze niets meer van de kin
deren hoorde en dacht bij zich zelf: „Wan
neer ze zoo stil zijn, zullen ze wel weer het
een of ander uithalen. Ik zal eens gaan
kijken."
Ze werd dan ook erg boos, toen ze zag wat
ze hadden gedaan. „Tot straf krijgen jullie
straks geen lekkers bij de thee", zei ze. Hier
waren de kinderen wel niet erg rouwig om,
want ze waren al een beetje misselijk- van
al die zoetigheid, die ze hadden gegeten. Ze
vreesden echter wel dat hun moeders straks
heel boos zouden zijn, wanneer ze hoorden,
wat hun kinderen hadden uitgehaald.
Toen ze om vier uur hun thee hadden ge
kregen, ging Ineke dan ook maar gauw naar
huis toe, want ze durfde Frieda's moeder niet
meer onder de oogen te komen. Frieda zelf
hoopte maar, dat haar moeder niet al te
streng voor haar zou zijn en een beetje mede
lijden met haar zou hebben, want ze voel
de zich niet erg lekker na al dat snoepen.
Ieneke kwam stil thuis. Marie had het erg
druk met koken en merkte dus niet zoo goed
op, dat er iets aan de hand was. Wel zei ze
nog: „Nu, ik kom straks eens kijken, of je al
een heele kip op kan eten."
Ieneke had in het geheel geen honger en
griezelde dus, toen ze van een heele kip voor
haar alleen hoorde.
Tegen zes uur kwam moeder thuis. De tafel
werd gauw gedekt en moeder ging nog wat
in de keuken helpen. Marie vertelde haar van
de heerlijke kippen, die ze hadden toege
stuurd gekregen.
„Wat zal Ineke nu flink eten," zei moe
der, „kip is haar lievelingskostje".
Om zes uur gingen ze aan tafel. Eerst
kregen ze kippesoep. Dat kon Ineke nog op
eten hoewel de laatste happen er met tegen
zin in gingen. Toen kwam de kip op tafel.
Moeder zocht een groot stuk uit voor haar
dochtertje.
Ineke nam een klein hapje en legde toen
weer haar vork neer.
„Wat is dat nu?" vroeg moeder, „houd je
er nu niet van?"
„Jawel, maar ik geloof, dat ik erg ziek
ben," antwoordde Ineke.
Moeder schrok even maar toen ze goed
keek, vond ze, dat Ineke er heelemaal niet
zoo erg ziek uitzag. Plotseling begon ze de
ware reden te vermoeden. „Heb je soms te
veel gesnoept bij Frieda? Heeft haar moeder
jullie dan teveel gegeven? Dat kan ik me
haast niet indenken."
Ineke barstte toen in snikken uit en ver
telde hoe de vork in de steel zat.
Moeder zeide toen boos, dat ze voor straf
een heele week niet meer bij Frieda mocht
komen spelen en tegen Frieda's moeder
moest zeggen, dat het haar speet dat ze zoo
ondeugend was geweest.
Ineke beloofde dat en ook, dat ze nooit
meer zooiets zou doen. Moeder zag wel, dat
haar kleine meid er werkelijk spijt van had,
en dat ze eigenlijk al genoeg gestraft was
door het feit, dat ze nu niet van de heerlijke
kip kon eten, waar ze anders zoo dol op was.
Ineke en Frieda hebben het ook werkelijk
nooit weer gedaan.
Dit is juffrouw Hompelepompen,
Ze loopt altijd op witte klompen
Ze draagt een jurk met zwarte stippen
En hipt maar voort net als de kippen.
Met haar stokje in de hand
En haar hoed met breeden rand.
En haar schort van roode wol
Lijkt ze net een tooverkol.
Ze heeft een poes, die draagt een bril.
En nu zit zij wel heel stil.
Maar straks gaat ze hardop praten
En vertelt van mooie platen.
Uit het groote tooverboek.
Het vrouwtje noemt haar altijd Loek.
't Lijkt een heel verstandig dier,
Samen hebben zij plezier.
Gaat Hompelepompen op de thee,
Dan gaat Loekie altijd mee.
Ze zet haar brilletje dan af,
Dat Hompelompie aan haar gaf,