Geredden doen h un relaas. Onze vier kranige wereldrecordhoudsters. Zóó drinken wij thee., De ramp in Indië. Opvarenden van de Van der Wijck beleefden een vreeselijken nacht De Plancius merkte de schipbreukelingen niet op. DONDERDAG 22 OCT. 1936 13 van de 26 dames-wereldrecords op haar naam. De „Okeanis" binnengesleept. ff Prachtig reddingswerk der inheemsche bevolking. SOERABAYA, 21 Oct. (Aneta). Het was aanvankelijk moeilijk zich voor te stellen, welk een ontzettende ramp de ondergang van de „Van der Wijck" beteekende, maar toen allengs de details meer bekend werden en de eerste geredden zich op het agent schap van de K. P. M. kwamen melden en daar hun verhalen deden, ging men pas ten volle de omvang van deze verpletterende ramp gevoelen. De verhalen in allen eenvoud ge daan, klonken bijna alle gelijklui dend. Zij gaven weer hoe plotseling de ramp gekomen was, absoluut onver wacht, terwijl iedereen sliep. Het schip helde geweldig en het water drong binnen. Niemand kon zich verder staande houden en een ieder gleed in zee. De gezagvoerder, de heer Akkerman, werd tot het laatste toe aan boord gezien en men kon waarnemen hoe hij alle krachten inspan de om de sirene te doen loeien. Trouwens er bestaat onder de geredden slechts de meening: de equipage heeft zich uiterst flink gehouden en deed wat nog moge lijk was. Allerlei voorwerpen zag men op het water drijven, van het schip weggespoeld', kisten sinaasappelen, stoelen, fauteuils, banken, ta fels en wrakhout. Slechts enkele sloepen konden worden ge streken. Hartroerende tooneelen speelden zich af op zee, toen de massa drenkelingen zich trachtte drijvende te houden, zich vastklam pend aan alles wat zij maar onder hun be reid konden krijgen. Ooggetuigen verhalen hoe bijna iedereen wilde uit doodsangst, doch weldra werd het stiller en probeerde iedereen zich zoo goed mogelijk op de golven drijvende te houden. De toestand was angstwekkend totdat in den vroegen ochtend de „Plancius" (eveneens van de K. P. M.) voorbij voer op ongeveer 100 me ter afstand van de plaats des onheils, waar de drenkelingen ronddreven. „Plancius" voer voorbij.. Toen zoo verhalen ooggetuigen begon opnieuw het gegil, opdat men hen op de „Plancius" zou hooren en men vandaar redding zou kunnen brengen. Een ontzettende teleurstelling en de grootste wanhoop maakten zich mees ter van de drenkelingen, toen men bespeurde dat de bemanning van de „Plancius" niets van dit alles had ge hoerd. Tot geweldige ontzetting van alle schipbreukelingen voer de „Plancius" door in de richting van Soerabaya. Deze ontzetting, toen de redding nabij scheen en men het schip voorbij zag gaan, was wel zoo verhaalde men den vertegenwoordiger van Aneta het vreeselijkste moment in dit verschrikkelijke drama. Verder was ook doodsangst voor haaien de voornaamste reden tot ontzetting van de ronddrijvende drenkelingen. Bij het reddingswerk door de Dornier-vlieg- tuigen, welke van de marine-basis Soera baya onmiddellijk waren afgezonden speelden zich ontroerende tooneelen af. Een zeven-ja rig meisje, het dochtertje van mevrouw Hart man, die boven op een tafel ronddreef, wilde daar zelfs niet vandaan toen de bemanning van de Dornier haar probeerde weg te halen. Voortdurend schreeuwde zij „Mammie" en toen zij eenmaal gered was en op het Soera- bayasche vliegveld Morokrembangan was aan gebracht, bleef zij doodverschrikt in een hoekje zitten. Mevrouw Wisse werd bij de redding nog le vend aangetroffen, doch te Morokrembangan bleek zij reeds te zijn overleden tot ontzet tende ontsteltenis van haar echtgenoot, dr. Wisse uit Modjokerto, die reeds zeer vroeg gewaarschuwd was en wien men aanvankelijk had medegedeeld dat zijn vrouw nog leefde De heer Hudson, die gered is, kon niet meer spreken, daar hij door het hevige gegil om hulp zijn stem was kwijtgeraakt. De heer Franken uit Batavia afkomstig, werd opeenomen in het ziekenhuis Darmo te Soerabaya, hij was niet gewond doch was to taal overspannen van zenuwen. Behalve door de bemanning van de Dor mers, is schitterend reddingswerk verricht door de visschersbevolking van de dessa Brondong, waar vele schipbreukelingen wer den aangebracht. Ook te Lamonan op Toebang werden drenkelingen aan wal gezet. Groote hulp van de inheemsche bevolking. Het aandeel dat de visschersbevol king van Brondong in het reddings werk heeft gehad, mag zonder over drijving zeer groot genoemd worden. Zonder hun hulp zou het aantal doo- den aanzienlijk grooter geweest zijn, zooals de assistent-resident van La- mongan, de heer Beynon, verzekerde. Verscheidene vaartuigen namen aan dit reddingswerk deel, nl. een groote prauw van den inlander Kaslibin uit Blinbing, waar mede 53 drenkelingen werden opgepikt. Voorts redde de prauw van den inlander Sratit 21 menschen, die van Troenoredjo 22, die van Mardjiki 17, en die van Modwie 32 drenkelingen. Een zesde vaartuig bracht een tafel en twee stoelen binnen. De telling, door de ambtenaren van het dienst af- en aarweed Soerabaja te brengen. om de geredden naar Rouwbetoon. binnenlandsch bestuur aangehouden, gaf aan, dat 22 Europeanen en 117 inlanders ge red waren. Dit geeft, wat de inlanders betreft een eenigszins ander getal dan dat door de red ders opgegeven, maar vermoedelijk waren er enkele inheemsche drenkelingen, die in de buurt thuishooren, na hun redding op eigen gelegenheid naar hun woningen terugge keerd. Het overbrengen van de geredden uit de prauwen naar den wal geschiedde onder lei ding van assistent-resident Beynon, die hier bij bijzondere zorg betrachtte. Te Brondong niets te krijgen. Te Brondong, zoo deelde men den Aneta- correspondent mede, was uiteraard niets verkrijgbaar wat noodzakelijk was voor de allereerste behoeften van de geredden, zoo als kleeding, voedsel en een plaats waar de uitgeputte menschen van hun ontzettende schrik ietwat konden bekomen. Daarom werden uit Toebang alle beschik bare auto's gerequireerd om de geredden zoo snel mogelijk weg te voeren Het grootste deel van de drenkelingen werd via den ouden Daendelsweg tot de veerpont bij Bajak gebracht, waar de autobus van den marine luchtvaartdienst uit Soerabaja gereed stond om hen naar Soerabaja over te brengen. En kele geredden en speciaal de gewonden wer den naar het ziekenhuis overgebracht en wel, langs een anderen weg, naar dat te Lamon- ga.n. Op weg naar Brondong kwam de verslagge ver van Aneta op den weg de mantri van de veldpolitie tegen, die acht agenten naar Bron dong had gezonden voor het verleenen van assistentie. Verder bleek hem, dat al het be schikbare motor-materiaal van de veldpolitie te Lamongan met den detachementscomman dant, een Europeesche inspecteur en vijf agenten naar Brondong waren vertrokken. Te Karanggonong werd de verslaggever van Aneta nader ingelicht door den assisteht- Wedono in wiens kantoortje een ongekende drukte heerschte. Het bleek dat hier een auto gepasseerd was waarin gezeten waren de gezagvoerder van het vergane schip, de heer Akkerman, de dames Raaff en Kamer. De heer Akkerman was slechts gekleed in een pyjama-broek, beide dames waren ten zeerste overstuur, daar zij nog in onzekerheid verkeerden omtrent het lot van hun echtge- nooten. Te Brondong aangekomen, vond de Aneta- correspondent hier alles in rep en roer. Hij trof in de woning van den assistent-wedono te Brondong den assistent-resident, de regent, de dokter van Lamongan en verschillende in heemsche bestuursambtenaren aan. Kapitein Akkerman was een der eersten die te Brondong aankwam, met een gewonde da me, die brandwonden had opgeloopen, terwijl later daar, volgens de lijst door ambtenaren van het binnenlandsch bestuur bijgehouden, werden aangebracht de heeren Hudson, Ro chester, Polsky, Mangelaar Meertens, Franken, Schoevers, mevrouw Raaff, mevrouw Bran- des mevrouw Hartman en kind, alsmede de tweede stuurman de heer Gerdingh, die de re'is met de „Van der Wijck" als passagier mee maakte. Voorts kwamen te Brondong aan de stuur lieden Hermse en Verseput, alsmede de werk tuigkundigen van de „Van der Wijck", de heeren Bax, Geyser, Goossens en Lolkema, en bovendien proviandklerk Turang, de har-klerk Kaunang en de ladingklerk, de heer Eman. Voorts arriveerde nog een aantal inheem sche schipbreukelingen. Geredden uitgeput. De geredde dames werden naar de woning van den assistent-resident te Lamongan ge bracht, waar mevrouw Beynon, alle zorgen be steedde om de verschrikten op haar gemak te stellen. Allen waren buitengewoon uitgeput van de doorstane ellende en in verband met den tijd waarop de ramp plaats greep zeer summier gekleed. Een van de inlandsche schipbreukelingen had een arm en een been gebroken doch medische hulp was aanwezig, deze werd verleend door den indische arts Koeslan en dr. Rameli uit Toebang. Verder had dr. Tumbelaka een post ingenomen bij het overzetveer tusschen Bajak, waarheen een groote autobus van de marine-luchtvaart- Niet alleen van de kantoren van de Pa- ketvaart, doch ook van die van andere maatschappijen, werd de vlag halfstok ge- heschen als rouw óver de geweldige ramp. De havenmeester van Soerabaja, de heer Van den Heuvel, die met verlof was, is met de eendaagsche teruggekeerd in verband met het onderzoek, waarbij, behalve het perso neel ook de passagiers zullen worden gehoord. Vertegenwoordigers van het parket zullen deze verhooren bijwonen ter beoordeeling of er aanleiding bestaat tot een strafrechter lijke vervolging. De „Reaal" is gisterenavond op de reede van Soerabaja teruggekeerd, zonder schip breukelingen, terwijl de torpedoboot-jager „Banckert" sinds gisteren de plaats van het onheil niet heeft verlaten. De begrafenis van mevrouw Wisse zal hedenmiddag te Soerabaja op het kerkhof te Kembang Koening plaats hebben. „Voor een raadsel". BATAVIA, 21 October (Aneta) De gezagvoerder van het vergane schip, kapitein Akkerman, verklaarde heden nog steeds niet te weten aan welke oorzaak de ramp moet worden toege schreven. „Ik sta hier voor een raadsel", was het eenige wat hij kon zeggen. Hij was vol deelneming over het lot, dat den marconist heeft getroffen. „En die arme jongen aan het radiotoestel, die nog heeft getracht zijn noodseinen uit te zenden, is slachtoffer geworden van zijn intens plichts gevoel", zoo zeide hij met tranen in de stem. Met de koptelefoon in de diepte. Ook de dagbladen staan stil bij het tragi sche feit, dat de marconist het eenige slacht offer is onder de état-major. Zij wijzen er op dat wijlen Uytermerk is gestorven als een mensch, die eerst aan de uitoefening van zijn hoogst verantwoordelijke taak dacht en die tot het laatste moment voor het kapseizen van het schip heeft getracht met andere schepen en de vaste wal verbinding te onder houden, zonder ook maar te denken aan den steeds benarder toestand, waarin hij kwam te verkeeren. Hoogstwaarschijnlijk is wijlen Uytermerk met de koptelefoon aan het hoofd met het schip in de diepte verdwenen. Ongetwijfeld hebben aan hem de vele ge redden hun leven te danken. Uytermerk; die ongehuwd was, zou op 17 December met de „Dempo" met Europeesch verlof vertrekken. 15 Europeesche passagiers gered. BATAVIA, 21 October (Aneta). Bij verificatie van de aankomst van de, als gered opgegeven, passagiers, welke verificatie na aankomst te Soerabaja geschiedde, bleek het dat 15 in plaats van 16 Europeesche pas sagiers terecht waren. De hoofdwerktuigkundige van de K. P. M., de heer A. Kraanen, die als passagier aan boord was en aan vankelijk als gevonden werd opge geven, wordt thans nog vermist. Hedenmorgen meldden zich te Soerabaja de lading-klerk Y. M. Hengst en de leerling lading-klerk J. Latuperissa. Deze drenkelin gen konden gisterëfi de kust bereiken, doch deden daarvan geen opga vél Behalve mevr. Wisse wier stoffelijk overschot reeds te Soe rabaja is aangebracht, worden thans nog vermist het echtpaar G. P. Carli, de heer S. Raaff, de heer H. A. Exley, de heer A. Kraa nen, de baby van mevrouw Wisse, de heer J. van Egmond, de heer A. Makatita en ge zin, de marconist M J. Uytermerk en 20 in landers. Van de landzijde wordt de kust nauwkeurig afgezocht naar drenkelingen. De president-directeur van de K. P. M., de heer Everts, die hedenmorgen een vacantie- trip naar Japan zou aanvangen, doch deze cancelde, is hedenmorgen met een vliegtuig van de K.N.I.L.M., naar Soerabaja vertrok ken om een onderzoek naar de ramp in te stellen, evenals de chefs van de nautische- en technische diensten der K.P.M. ASYLRECHT VOOR VLUCHTELINGEN IN GEZANTSCHAPSGEBOUWEN TE MADRID. BUENOS-AIRES, 21 October (Reuter). De vertegenwoordigers van veertien Amerikaan- sche republieken, die te Buenos-Aires bijeen gekomen waren, hebben met algemeene stemmen hun adhaesie betuigd aan het pricipe van het asylrecht voor hen, die in legaties de wijk hebben genomen. Zij beslo ten nota's te richten tot de regeering van Madrid en daarin er aan te herinneren, dat het asylrecht gebaseerd is op juridische en humanitaire redenen. Overpeinzingen om vijf uur ergens in Den Haag. Er zijn aspecten des Haagschen, des echt en alléén maar Haagschen levens, die ge als man nimmer te zien zoudt krijgen, wan neer ge u het niet expresselijk voornam ze te zien te krijgen. Aspecten, waar de noeste werker voor de boterham, de minnaar van mannenpraat en mannensfeer óók bij den borrel, zélfs bij de thee, met zijn neus on geduwd moet worden, want anders zou hij ze onverschillig voorbij loopen. Omdat ze niet in zijn persoonlijke aandacht liggen, omdat hij ze niet ziet wanneer men hen er niet op wijst. Evenmin als een vegetariër er aan zou denken een abattoir binnen te wandelen om eens te kijken wat daar zoal geschiedt evenmin als een slager eraan denkt een ten toonstelling van vegetarische gerechten te gaan bezichtigen, zoomin komt een man in een modieuze Haagsche thee-gelegenheid. Tenminste een mannetjesputter-man. Daarom is het vreemd en niet dan uit over wegingen van beroepsyder da.t ik dit schrij vende gezeten ben in een van die een beetje zoetsappige, zachtvloersche, warmtonige Haagsche inrichtingen, waar mén thee gaat drinken. Ik zit in een hoekje. Want een schrijvend mensch, een min of meer werkend mensch dus, is hier een vloek. Men komt hier juist om niet te werken. Om uit te rusten van het uitrusten. Die laatste bezigheid is specifiek Haagsch. Er wonen hier véle. véle uitrusters. Lieden die zéér warmpjes uitgerust de tijdelijke rust ingaan, die door een zachte eeuwige moge gevolgd worden. Daarop wach ten zij min of meer. Onbewust weliswaar en daarom vroolijk (vooral wanneer zij hun klinkbare uitrusting in dollars en ponden hebben veilig gesteld), maar daarom voor den toeschouwer deze uw dienaar vooral niet minder tragisch. Want dit Haagsch thee drinken is in wezen een beetje tragisch. Om dat het zoo vervreemd en verschrikkelijk-ver verwijderd is van het leven. Dit leven dat buiten langs het thee-huis speelt en raast en woedt. Het thee-huis is gecapitoneerd. Het vloerkleed is rijk en dik en mollig; de lampen nét echte kaarsen (van porcelein) met nèt echt kaarsvet eraan (van porcelein)de meu bels nèt echt antiek (anno 1936), met nèt echte uitgesleten zittingen (ontwerp 1936)de open haard nèt echt vuur ('n rood elec- trisch lampje) en nèt echte steenkool (keurig van glas nagemaakt)het antieke glas-in-lood ('t allermodernste procédé); de oude meesters aan den wanden (aardig werk van den jongen kunstschilder Karei Kitsch)het gobelin be hangsel (het nieuwste snufje)Wèl dat alles sluit, overpoeierd van gedempt licht en door zangen van Hongaarsche violen-jubel, de wereld en dit leven-op-aarde buiten. Zulke bonbonnières zijn zeer in trek op het oogenblik in den Haag. Wij hebben er nu ai drie. Wie weet hoeveel wij er over drie jaar hebben gekregen. Want èlk koffiehuis wordt een bonbonnière. Een vluchtplaats voor de behagelijkheid. Onbereikbaar voor het leven. De werkloosheid is er onbekend. Wie zou aan revolutie denken wanner hij in een roomig gebakje hapt? En wanneer het strijkje zóó beelderig speelt, zou het bepaald een grof heid zijn aan gifgassen of bommenwerpers te denken. Alles in deze zaken is tot in de puntjes ver zorgd. Helder, goed, blinkend, duur, gedien stig, gul, streelend. De eigenaars dezer ge- luidsvrije, van de wereld afgesloten cabines kennen hun vak. Hier speelt een voortreffelijk strijkje van voortreffelijke blauw-zwart-hari- ge mannen, die smachtende klanken en blikken werpen naar smachtende Haagsche dames. Hier is het porcelein waarin de thee gediend wordt, smaakvol en sierlijk, dun en eierschaal teer. Hier is het zilver zilver. Het eten en drinken van het beste. De bedie ning hulpvaardig. Hier is het publiek het minst uitbundige en ook het minst persoon lijke van alle „publieken" ter wereld. Waarover praat het? Mode-eten-hoedjes-crême-promotie-partij- tjes-verlovingen-aane verlovingen-uite verlo- vingen-bontmantels-H.V.A.'s-auto's-de kennis- sen-de familie-de buren-de andere tafeltjes Is dit te laken? Neen; dit is te benijden. Is dit verwonderlijk? Integendeel; dit is te begrijpen. Want deze menschen weten niet wat stem pelen is; zij hebben het altijd best gehad in het leven en wanneer het leven het hun al léén nog maar goed geeft, dan worden zij al angstig. Deze menschen kunnen er immers niets aan doen, dat het Groote Lot het goed met hun grootvaders en vaders heeft voorge had? Daarom kunnen zij plezierig theedrinken op deze behaaglijke, charmante eilanden, WILLY DEN OUDEN. NIDA SENFF. TINE WAGNER. RIE MASTENBROEK. De F.I.N.A. kent in totaal 26 afstanden op de vrije-, school- en rugslag voor dames, waarop wereldrecords kunnen worden erkend. Door de geslaagde recordpoging van Nida Senff op de 150 yards rugslag staan thans niet minder dan 13 van de 26 wereldrecords op Nederlandschen naam. Op grooten af stand volgen de Vereenigde Staten en Dene marken, elk met 4, Japan met 3 en Duitsch- 'and met 2 wereldrecords. De wereldrecords in zijn: Nederlandsch bezit 100 yards vrije slag 59,8 sec. 100 meter vrije slag 1 min. 4.6 sec. 200 meter vrije slag 2 min. 25,3 sec. 220 yards vrije slag 2 min. 27.6 sec. 300 yards vrije slag 3 min. 27 sec. 300 meter vrije slag 3 min. 50.4 sec. 400 meter vrije slag 5 min. 16 sec. Willy den Ouden Willy den Ouden, Willy den Ouden, Willy den Ouden, Willy den Ouden, Willy den Ouden, Willy den Ouden, midden in de grauwe zee, rustig op de barnen- de, kolkende branding van het leven. Daarom is er voor ons geen reden, daarover verwonderd of boosaardig te zijn. Daarom bekijken wij dit midden er tus schen in uit de verte. Ais een verschijnsel van iedere groote stad met rentenierende menschen. Als een bij uitstek Haagsch verschijnsel, derhalve. Maar het aardige voor den kenner van den Haag in z'n hoekje, is: te bespeuren dat het niet alles goud is wat hier, oogenschijnlijk zoo keur-echt blinkt. Er is hier, in dit beschaafd en ingetogen lokaal, véél vermaak. Er zitten her en der mevrouwtjes met me vrouwtjes, welker meneeren héél hard werken moeten om een kopje thee van veertig centen met een gebakje van twintig centen, een fooi tje van een dubbeltje aan den kellner en een fooitje van een dubbeltje aan den portier te kunnen iaten betalen door hun mevrouwtjes. Maar het is nu eenmaal een eeht-Haagsche gewoonte om de goede dingen des levens in den duursten vorm te genieten voorzoover deze in het openbaar genoten plegen te worden. Ik ken nogal wat van de goed-gekleede, keu- rig-gekapte, precieus ge-beauty-parlourde dames die hier zitten voor hun dagelijkschen doen. Het zijn ik verzeker het u allemaal correcte, beschaafde en ingetogen dames, maar zij hebben de rekening bij haar coiffeur al twee maanden laten oploopen; haar bont mantel is op gemakkelijke betalingsvoorwaar den gekocht en het schoonheidsinstituut is twee maal vergeefs aan de deur geweest met de kwitantie: 't meisje zei dat mevrouw toe vallig nèt uit was, maar mevrouw zou het ze ker direct gireeren. In het wapen van de goede stad 's Graven- hage staat met vergulde letters IK ZAL GIREEREN. Maar wat wilt ge: we zitten hier heerlijk zacht en warm, in luie antieke stoeltjes, de walzen en poezta-wijzen klinken charmant, de thee is geurig en het gesprek gezellig. Zoo te zitten is geen zonde. Het is in zulke omstandigheden alleen maar Haagsch. Ik zie ook heeren. Heel veel heeren. Haagsche heeren. Het is ee>n nieuw verschijnsel dat heeren hun bittertafels tusschen het thee-gerei heb ben. Dat er snorrebaarden van oud-burge meesters, correcte officieren en voortreffelijke ambtenaren, rechters, beurslieden hun dage lij ksche glaasje komen drinken tusschen slag roomhoorns en vruchtengebakjes. Vooral oudere heeren. De jongen hebben meestal wel andere zor gen. En wanneer zij geen andere zorgen heb ben, hebben zij andere genoegens. Studenten zult ge hier vergeefs zoeken. Jongere ambtenaren, kooplieden, effecten- menschen evenzeer. Die hebben afgerekend met thee en borrel en gevoelen zich niet aangenaam onder rose en crême-kleurige lampekapjes. Maar ook in de gewone café's de bodega's, de sociëteiten zult ge die vereegfs zoeken. Dat is een algeméén tijdsverschijnsel, dat de theesalons en de café's verdwijnen, om plaats te maken voor die tusschendingen waarvoor wij nog geen naam gevonden hebben. Zij behooren mèt hun levende en doode have tot het aspect van den Haag. Daarom heb ik er, van mijn tafeltje in den hoek af, over geschreven tusschen het zingen van de violen en het geuren van thee en par fum, het geroezemoes van stemmen, en het knabbelen van nootjes-bij-de-borrel dóór. Vergeef mij Mr. E. ELIAS. 440 yards vrije slag: Tini Wagner. 5 min. 22 sec. 500 yards vrije slag: Tini Wagner, 6 min. 9.8 sec. 100 meter rugslag: Nida Senff, 1 min. 15.4 sec. 150 yards rugslag Nida Senff, 1 min. 45.4 sec. 400 meter rugslag: Rie Mastenbroek 5 min. 59,8 sec. 4 X 100 meter estafette vrije slag: Neder land (J'opie Selbach, Tini Wagner, Rie Mas tenbroek, Willy den Ouden) 4 min. 32.8 sec. Kapitein van tie Witte Zee aan het woord. ROTTERDAM, 21 October. De „Witte Zee" van L Smit en Co.'s Internationalen Sleep dienst is er in geslaagd, de „Okeanis", die van één uur vannacht af voor den mond van den Nieuwen Waterweg' had gelegen, om half drie binnen de pieren te brengen waarbij de „Blan kenburg" en de „Maas", van dezelfde maat schappij. assisteerden. Aan boord van de „Witte Zee" heeft kapi tein B. C. Weltevreden een relaas gegeven van de gebeurtenissen van gisteren en den afge- loopen nacht. Gistermorgen om negen uur werd te Hoek van Holland het S.O.S.-bericht ontvangen, waarin het Grieksche koopvaardijschip „Okea nis", geladen met kolen en onderweg van Stettin naar Pyraeus, assistentie verzocht, daar het schip een lek aan het stookhol bad gekregen en zich in zinkenden toestand be vond. Wat de oorzaak van het lekslaan is, is nog niet bekend. Verondersteld wordt, dat bet zware werken van het schip daaraan niet vreemd is. De „Witte Zee" is onmiddellijk van Hoek van Holland vertrokken en met behulp van de richtingzoeker was men weldra ter plaat se. Daar de Okeanis geheel verlaten was, was er weinig kans, dat een verbinding tot stand kon worden gebracht. De „Belgion", die de be manning had overgenomen, weigerde evenwel een boot te strijken om de Grieksche beman ning naar de „Witte Zee" te brengen. Kapitein Weltevreden heeft toen vrijwilligers voorge roepen en, hoewel het hier een levensgevaar lijk werk betrof, hebben de bootsman J. van Es, de lichtmatroos P. Snoek en de stoker M. van Dijk zich onmiddellijk beschikbaar ge steld. De kapitein van het koopvaardijschip, de heer Paleokrassas, was zelf te uitgeput om aan het werk te kunnen deelnemen. Toen de drie Grieken eenmaal aan boord van de „Witte Zee" waren, kon men be ginnen met te trachten het contact tot stand te brengen. Toen de „Witte Zee" dicht genoeg bij de „Okeanis" was, is genoemd drietal van de „Witte Zee" met de Grieken in een sloep gesprongen en zijn zij naar de „Okeanis" geroeid. Het weer, dat in den avond slecht geweest was, knapte later in den nacht wat op en dat kwam zeer van pas, aangezien het slee pen vele moeilijkheden met zich mede brcht. De stoomketels waren namelijk nog in tact, toen de „Okeanis" om lei te maken naar bakboord het roer omgooide, doch spoe dig daarop is de stoom er af gegaan, door dat het water tenslotte boven de stoomketels kwam te staan. Met geen man of macht was er toen weer beweging in het schip te krij gen en zoo moest het schip gesleept worden met een roer, dat vrijwel dwars stond. Hierdoor bleef het schip niet recht ach ter de „Witte Zee" en heeft de sleep in het gunstigste geval een snelheid van slechts 2 tot 2 1/2 mijl kunnen maken. De „Blankenburg" en de „Maas" waren reeds vroeg op den avond naar zee gegaan, om de „Witte Zee" te assisteeren. Gedrieën hebben zij de „Okeanis" veilig binnenge bracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 3