DuitschHtaliaansch contact. Het woord is aan de psychologie. Plannen voor een nieuwe bioscoop. Hoe krijgen weggebruikers een goed verkeersinzicht Wat is daarbij de taak van de overheid? Door Mr. J. H. van Celderen, Advocaat en Procureur te Haarlem. Moeilijkheden in de tandheel kundige studie te Utrecht. De Spaarnebioscoop zal gesloten worden. Ciano fs missie te Berlijn Haarlemsche Veiling N.V. Het vorstelijk huwelijk. De relletjes te Utrecht. BURGERLIJKE STAND I Ter gelegenheid van den Eersten Wegver- keersdag gehouden te 's Gravenhage op Woensdag 23 October 1935, werd door de K. N. A. C. een prijsvraag uitgeschreven. De Jury kendë den eersten prijs toe aan het hier eenigszins verkort opgenomen antwoord van Mr. J. H. van Gelderen, onzen mede werker voor verkeersaangelegenheden. I. Vraagstelling. De gestelde vraag kan als volgt worden ontleed: 1. Wat moet men verstaan onder „Verkeers- inzicht"? 2. Is het mogelijk den weggebruiker ver- keersinzicht „te doen krijgen"? 3. Zoo ja, wat kan dan in dezen worden ge daan: A. Door particuliere lichamen en personen; B. Door de Overheid en door welke Over heidsorganen? II. Wat moet men verstaan onder „ver- keersinzicht"? Verkeersinzicht mag niet worden gelijkge steld met verkeerskennis, waaronder ver staan moet worden: parate kennis van ver keersregelen, technische kennis, betreffende vervoersmiddelen, wegdekken enz. Verkeers kennis is zuiver rationeel; verkeersinzicht omvat meer. Dit begrip is dieper en van meer psychischen aard. Verkeersinzicht in ruimeren zin (zie onder) omvat verkeers kennis. Het begrip „verkeersinzicht" kan worden genomen in engeren en in ruimeren zin. In engeren zin is het een zuiver psycholo gisch verschijnsel; het heeft dan de betee- kenis van verkeerds-„aanleg", verkeers-„fee- ling". In ruimeren zin genomen vallen er tevens onder de begrippen „Verkeerskennis" en „Verkeersbewustzijn" (zie onder). Wij komen tot de volgende definitie van het begrip verkeersinzicht in engeren zin: Het vermogen van den weggebruiker om de factoren waaruit het begrip verkeer is sa mengesteld (snelheid, afstand, reactie op evenementen enz.) op hun juisten omvang te waardeeren en, indien noodig, overeenkom stig deze waardeering aan de hand van de bestaande omstandigheden te handelen. Verkeersbewustzijn is vooral voor de ver keersveiligheid van zeer groot belang. Wij willen er onder verstaan: het besef, dat het deelnemen aan het verkeer is een handeling op zichzelf, in de algemeene reeks van men- schalijke handelingen. De weggebruiker moet aan het verkeer deelnemen in het besef, dat hij daaraan deelneemt. Het gevolg van dit verkeersbewustzijn is verkeersaandacht, welke van primair belang is voor verkeersveiligheid III. Kan men allen weggebruikers een goed verkeersinzicht doen verkrijgen? 0.1. moet deze vraag stellig ontkennend worden beantwoord. De psychotechnische keuringen hebben uitgewezen, dat sommigen aan de minimum-eischen van verkeersinzicht in engeren zin niet kunnen voldoen. Vooral het gebrek aan voldoende reactiesnelheid (voldoende in verband met snelheden) bij accidenten is hier vaak de oorzaak van een ongunstig testimonium. Wering van deze elementen uit het verkeer is een eerste maat regel (zie onder). Niet allen weggebruikers zal men dus een goed verkeersinzicht kunnen doen krijgen. Een zekere categorie van absoluut-ongeschik- ten zal moeten worden afgevoerd. IV. Wat kan worden gedaan voor de ont wikkeling van verkeersinzicht in ruime ren zin? Deze vraag te beantwoorden voor: 1. Ontwikkeling van het verkeersbewustzijn II. Ontwikkeling van de verkeerskennis. I. Voor de ontwikkeling van het verkeers bewustzijn is in de eerste plaats noodig: A. een doelmatige verkeerspropaganda, waaronder begrepen de veiligheidspropagan- da. Deze propaganda is tot nu toe door par ticuliere organisaties gevoerd. Directe in menging van de overheid komt ons onge- wenscht voor. Wèl behoort zij deze acties te steunen. Voor de verkeerspropaganda worden aan bevolen 1. doelmatige afficheering; 2. lezingen; 3. verkeerscursussen, ook voor volwassenen 4. radio-propaganda; 5. propaganda in Pers, bioscopen, enz. 6. prijsvragen; 7. „verkeersdagen"; 8. uitgeven van verkeersboekjes e.d. met goede verspreiding. Meer eenheid in c\e verkeerspropaganda is o.i. een absoluut vereischte voor haar effec tieve werking. Deze moet door de organisa ties bereikt worden, zonder inmenging van de overheid. B. Directe inmenging van de overheid, in den vorm van: 1. Vereenvoudiging van het verkeersrecht, en wel door: a. het vervangen van de bestaande rege lingen door een algemeene verkeerswet, waarbij de rechten en verplichtingen van alle weggebruikers worden geregeld. Helaas zijn de plannen hiertoe voorloopig van de baan. De verkeersorganisaties kunnen alsnog aandringen op het totstandkomen van deze wet. b. Opheffing van de plaatselijke regelingen, door regeling bij de wet. Door verscheiden heid wordt het inzicht bemoeilijkt. c. Doeltreffende internationale regelingen t.a.v. verkeersteekens en -voorschriften, waarbij naar uniformiteit wordt gestreefd. 2. het instellen van permanente commis sies van advies: a. Landelijk; ten einde den wetgever te ad- viseeren in voorkomende gevallen. In deze commissie hebben zitting vertegenwoordigers van alle verkeerslichamen en verkeersorgani saties. b. Plaatselijk: ten einde de lagere uitvoe rende organen van advies te dienen. Samen stelling als onder a. mutatis mutandis. 3. Uitbreiding van politioneele functie. De verkeerspolitie constateeren niet alleen overtredingen, doch trede meer opvoedend op dan tot heden het geval is geweest, door het publiek te wijzen op verkeersmoeilijkhe den en vooral de verkeersaandacht te bevor deren. Uitbreiding van de verkeerspolitie is een vereischte. Meer ontwikkeling en stren gere selectie bij de aanstelling van perso neel zij hier aanbevolen. 4. Verzwaring en strengere handhaving van het verkeersstrafrecht. a. Verzwaring der straffen. Deze is noodig ten behoeve van de generale preventie. In gevallen van dood door schuld, verzwaard door bijkomende omstandigheden (alcohol gebruik dienen zwaardere straffen opgelegd te kunnen worden dan thans het geval is. Preventieve hechtenis moet in dergelijke ge vallen mogelijk zijn. Algemeen moet mogelijk worden het terstond ontnemen van rijbe wijzen, in afwachting van de rechterlijke uit spraak. b. Strengere handhaving van het verkeer- strafrecht. Ter wille van de generale prevntie worde het verkeerstrafrecht „rücksichtlos" gehand haafd. Overtredingen, die klaarblijkelijk slechts door gebrek aan verantwoordelijk heidsgevoel worden begaan, worden onver biddelijk vervolgd. Zij, die zichzelf niet het noodige verkeersbewustzijn kunnen of wil len bijbrengen, moeten daartoe worden ge dwongen. 5. Bij de afgifte van rijbewijzen: Meer controle op het aanwezig zijn van verkeersbewustzijn bij den candidaat. Deze worde aan langduriger rijproeven onderwor pen, waarbij meer den nadruk wordt gelegd op de gedragingen van den candidaat in het verkeer. II. Ontwikkeling van de verkeerskennis. Het belang hiervan overschatte men niet. Positief weten behoeft de weggebruiker wei nig. Het bijbrengen van verkeerskennis heeft echter grooten invloed op het verkeersbewust zijn en valt daardoor tevens onder I. Verkeerskennis worde ontwikkeld door verkeersonderwijs. Voor volwassenen zal het effect o.i. niet groot zijn. Voor de jeugd ach ten wij het zeer belangrijk. Ook hier ligt een groote taak voor de overheid. Het verkeers onderwijs worde verplicht op de lagere scho len ingevoerd. Het onderwijzend personeel worde geschoold in dien zin, dat een verkeers examen wordt verbonden aan het examen voor de onderwijsacte. Het inrichten van ver- keerslokalen worde van overheidswege bevor derd. Voor de M. U. L. O.- en Middelbare scholen dienen lezingen over verkeersonderwerpen te worden georganiseerd door de Vereenigingen voor Veilig Verkeer. Het verkeersonderwijs wijde groote oan- dacht aan de ontwikkeling van het verkeers bewustzijn (I). V. Ontwikkeling van het verkeersinzicht in engeren zin. Hierboven definieerden wij dit begrip. Het is een psychologisch verschijnsel en als zoo danig de oervorm van het verkeersinzicht. Het is van fundamenteele beteekenis. Hier ligt een enorme taak voor de psychologische wetenschap. Dit terrein is nog zoo goed als onontgonnen. Een belangrijk begin heeft de psychotechniek weten te brengen Zij geeft belangrijke gegevens voor de vaststelling van het begrip verkeersinzicht in engeren zin zelf. Op de belangrijkste vraag n.l. of dit in zicht ontwikkeld kan worden, geeft zij geen antwoord. Zij kan dit antwoord ook niet ge ven. Maar aan de hand van de door haar te verzamelen gegevens zal de psychologie dit antwoord mogelijk kunnen vinden. Als conclusie stellen wij vast: De vraag, of en op welke wijze men den weggebruiker een goed verkeersinzicht kan geven (in engeren zin genomen) bij den huidigen stand der „verkeerspsychologie" kan niet worden be antwoord. Wel kan het verkeersinzicht in ruimeren zin worden ontwikkeld, doch wij achten deze niet van fundamenteele betee kenis. Eerst wanneer de psychologie de hier boven gestelde vraag heeft beantwoord, kan een afdoend antwoord op de door u gestelde vraag gegeven worden Aan de overheid de taak de beoefening van de „Verkeerspsychologie" en de psycho-tech niek te bevorderen! Centralisatie van de leiding noodig? (Speciale correspondentie) Groote aandacht werd dezer dagen getrok ken door een adres van dr. van Dorssen, naar aanleiding van een conflict aan het tandheel kundig instituut te Utrecht. Het adres van dr. Van Dorssen uit Den Haag gericht tot den minister van Onderwijs, den voorzitter van de medische faculteit der Rijksuniversiteit te Utrecht en het college van curatoren der Universiteit, heeft uiteraard veel stof doen opwaaien. Niet alleen in den kring van hen, die ten nauwste verbonden zijn met het tandheelkundig onderwijs, dat zijn dus degenen, die werkzaam zijn aan het tandheelkundig instituut te Utrecht en de daar studeerende jongelui, maar ook in de wereld der afgestudeerde tandartsen en hun organisatie en de maatschappij tot bevorde ring van de tandheelkunde. Er is zelfs be weerd, dat een groot aantal tweedejaars tandheelkundige studenten tot staking zou zijn overgegaan. Dit bericht is in een tweetal bladen gepubliceerd, maar het kan ten stel ligste worden tegengesproken. Er is geen sprake van staking geweest, omdat de vrou welijke lector, tegen wie de actie gericht was, op den bewusten Zaterdag in het geheel geen college gaf, zoodat daardoor ook de mogelijkheid van een staking verviel. De ver- eeniging van tandheelkundige studenten „John Tomes" spreekt dan ook deze berichten ten stelligste tegen. Tenslotte zou een derge lijke staking ook hoogst onpractisch zijn en nimmer goede resultaten kunnen opleveren; omdat en dien indruk hebben wij wel ge kregen uit de gesprekken, die wij met ver schillende en zeer belangrijke figuren uit de tandartsenwereld hebben gehad de moei lijkheden bij het tandheelkundig instituut eigenlijk dieper schuilen dan in het gebrek aan objectiviteit of tact dat mej. Schuiringa aangewreven wordt. In wezen moet men de moeilijkheden zoeken in het feit, dat het tand heelkundig instituut geen eenhoofdige leiding heeft. Er staat aan het hoofd van het insti tuut een directeur-lector, maar deze is slechts administratief directeur, geen chef van de tandartsenopleiding. Ieder der andere lectoren heeft ten opzichte van de opleiding dezelfde macht als de directeur. Dit leidt tot wrijvingen en tot groote verbrokkeling, waardoor de be langen van de studenten natuurlijk in ge vaar komen. Het adres, dat nu verzonden wordt, zou wellicht ongeschreven zijn geble ven, wanneer er in het onderwijs meer cen trale leiding bestond. Ook zou het peil van het onderwijs, dat ove rigens zeker niet slecht en waarschijnlijk be ter is dan wat elders in Europa gegeven wordt, dan nog kunnen worden opgevoerd, omdat er dan een nieuwe indeeling van de onderdeelen zou kunnen plaats hebben. Er wordt b.v. wel eens geklaagd dat er zooveel meer aandacht wordt besteed aan de techniek dan aan de wetenschappelijke en medische zijde van de tandheelkunde. Misschien kan het adres tot gevolg hebben dat dit onderwijs nog eens goed onder de loupe wordt genomen, opdat de een hoofdige leiding weer hersteld wordt. Deze heeft indertijd ook bestaan, maar toen in 1908 is deze leiding verkeerd gehan teerd door den toenmaligen directeur-lector John Revers, zoodat er toen een werkelijke studenstenstaking heeft plaats gehad, welke tengevolge heeft gehad, dat het principieel juister systeem van de centrale leiding waarvan een verkeerd gebruik werd gemaakt werd vervangen door het in beginsel veel minder goede systeem der gedecentraliseerde leiding, welke thans in de kern de oorzaak is van de nu heerschende moeilijkheden. Moei lijkheden, die overigens al lang latent aanwe zig zijn eigenlijk is er nooit rust geweest sinds 1908 maar die nu eerst tot uitbarsting zijn gekomen. Het spreekt wel van zelf, dat men zich in alle kringen, die met deze zaak iets uitstaan de hebben, zeer gereserveerd toont. Men mag echter verwachten, dat de officieele instanties niet zullen nalaten aan de opleiding van den Nederlandschen tandarts, die zooals men weet alleen te Utrecht plaats vindt, haar volle aan dacht te wijden. Het ontwerp van het nieuwe „City-theater", dat de heer Bloemsma aan de Parklaan hoopt te bouwen. Een City-theateraan de Parklaan. HAARLEM Dinsdag. Er bestaan ernstige plannen, het reeds vroeger ontworpen project van een nieuw bioscooptheater aan de Parklaan, tusschen den Kruisweg en den Jansweg te verwezenlijken. De heer G. Canis, exploitant van het „Spaarne-theater", heeft aan den architect P. L. Bloemsma te Amster dam opdracht gegeven, ontwerpen te maken voor een nieuw, groot bios coop-theater, dat zal verrijzen op de plaats, waar thans de garage van den heer Slot staat. Het vorige jaar is in den Raad reeds uit voerig gesproken over het plan, daar ter plaatse een bioscoopbedrijf te stichten. Dit is echter toen niet doorgegaan, waaraan ook het besluit van den Nederlandschen Bioscoopbond tot sluiting van het lidmaatschap niet vreemd was. De heer Canis heeft thans de plannen overgenomen en zal, wanneer inderdaad de bioscoop aan de Parklaan gebouwd zal worden, het theater aan de Kleine Houtstraat sluiten. Het is echter algemeen bekend, dat geen lid van den Nederlandschen Bioscoopbond zonder toestemming van den bond zijn theater mag verplaat sen. Een commissie uit den bond, de zgn. commissie voor nieuwe zaken, moet dus het verzoek van den heer Canis behandelen. Moch deze com missie gunstig adviseeren, en mocht dan de bond zijn toestemming geven, dan is er niets meer, wat het bouwen en openen van de nieuwe bioscoop, die den naam „City-theater" zal dragen, in den weg staat. Wij hebben de maquette, die van het ont werp van den heer Bloemsma is gemaakt, bezichtigd. Het geheele gebouw zal ongeveer een oppervlakte hebben van 600 vierkante meter. Het gebouw is ontworpen in modernen bouwtrant. Hoog steekt de voorgevel getooid met een vlaggestok omhoog. Daaronder buigt een reeks nooddeuren naar binnen toe, een ruime vestibule aan de rechterzijde begren zend. De heer Canis kon nog geen mededee- lingen doen omtrent het aantal plaatsen, doch gezien de totale oppervlakte kan men wel besluiten, dat dit een groot theater zal wor den. (Van onzen correspondent). BERLIJN, 21 October 1936. Het kan verkeeren en telkens weer. Toen Duitschland en Oostenrijk-Hongarije na den bloedigen oorlog tusschen Pruisen en Oostenrijk zich hadden verbonden, wilde Italië graag „der Dritte im Bunde" zijn en in 1883 kwam de Triple alliantie tot stand, die in 1887 en '91 werd vernieuwd. Zij gold voor Duitschland en Oostenrijk-Hongarije als een offensief en defensief verbond. Italië ver plichtte zich tenminste tot een welwil lende neutraliteit in geval van oorlog. Maar toen in den wereldoorlog de eerste groote slag der Duitschers in het Westen mislukt was. wonnen in Italië de „irredentisten" aan invloed. Het waren de leden van den bond „Italia irredenta" het onbevrijde Italië die streefden naar vereeniging van Italië met alle streken met Italiaansch sprekende be volking in Zwitserland, Frankrijk en Oosten rijk en van het door Engeland in bezit ge nomen eiland Malta. Zij drongen hun land in den oorlog aan de zijde, die hun de beste kansen scheen te bieden en „der Dritte im Bunde", Italië, werd Duitschlands verbitter de vijand. Daarin scheen een kentering te zijn ge komen in de eerste dagen van het nieuwe regime, dat in Duitschland aan de macht was gekomen. Nazi-Duitschland beschouwde Ita lië als het eenige land, dat het vriendschap pelijk gezind was Wij schreven er destijds óver, dat de Italiaansche pers daartoe alle aanleiding gaf en dat over de bergen woor den van lof en waardeering heen en weer gekaatst werden voor „het groote edele volk" aan deze en aan gene zijde der Alpen. Om de vriendschap te bezegelen vloog Hitler j naar Mussolini. De heeren hebben mp' Okaai geconfereerd en na parade, muziek en ban ket keerden zij terug, elk naar zijn residentie. De wereldpers verdiepte zich in gissingen, Duitschland was vol blijde verwachting en zijn bladen zongen een loflied op „den groo ten Romeinschen Staatsman". Het woord „dictator" wordt hier en daar vermeden als een scheldwoord voor Führer en Duce. Maar, hoewel de Duitsche pers voortging, het bevriende edele volk van Italië te bezin gen, was de Italiaansche pers plotseling gaan zwijgen over alles wat zij voorgegeven had, in den grooten Germaanschen vriend zoozeer te vereeren en toen Mussolini enkele maan den later in een van zijn groote redevoerin gen de cultuur en de manieren der Germa nen, zoowel van het Derde Rijk als van het allereerste, barbaarsch noemde, toen viel unisono conbrio de heele Italiaansche pers in met een toepasselijk refrein. Duitschland zag deze vriendschap weer in nevelen vervliegen en liet pijnlijk verrast alle beleedigingen uit het vereerde land over zich heengaan. Toen kwam het Italiaansch con flict met Abessynië en Duitschland nam te genover Italië niet alleen een welwillende neutraliteit in acht, het gaf 't ook zijn mo- reelen steun in het conflict van Italië met de meerderheid van den Volkenbond. En wat Italië wist te bemachtigen, verlangt ook Duitschland te bezitten: koloniën. Weer eens schijnt in Italië de „vriend schap" voor Duitschland te zijn opgeleefd en om deze opnieuw te bezegelen zond nu Mussolini zijn schoonzoon, den minister voor buitenlandsche zaken graaf Ciano naar de Rijksregeering in Berlijn en den Führer in zijn landhuis te Berchtesgade. Nadat deze door afgezanten van Staat en partij in Mün- ^hen plechtig was begroet en vorstelijk ont- 'angen, is hij gisteren in Berlijn aangeko men, waar hem een zelfde ontvangst ten leel viel. Welke beteekenis dit bezoek heeft blijkt uit berichten en beschouwingen der fficieele pers in Italië en hier. Er wordt ge vezen op het groote ni'itiek belang van Cia- no's reis, die vergezeld is van prominente Italiaansche staatslieden, directeuren-gene raal voor Europeesche aangelegenheden. Bati en voor algemeene zaken, graaf Vitetti. Het doel van het bezoek zou voor iedereen klaar zijn, het voltrekt zich in een atmosfeer, die geen beperking toelaat door een vooraf be paald program. Ciano ging naar Berlijn met het volle ver trouwen van Mussolini. De algemeene toe stand in Europa bepaalt de onderwerpen, die met vruchtbaar contact moeten worden be sproken en onderzocht. Ciano's conferentie met de leiders der Duitsche politiek mag geen platonisch en geen demonstratief karakter toegeschreven worden, maar moet beschouwd worden als een element der samenwerking van twee landen, die in staat zijn, verschil lende groote en kleinere Europeesche vraag stukken uit een zelfde gezichtspunt te be schouwen. De „Italiaansch-Duitsche vriend schap" wordt verheerlijkt als een der weinige zuilen van den Europeeschen vrede, die sterk en onbuigzaam zijn gebleven. Duitschland en Italië wenschen de problemen niet op te los sen zonder of tegen de andere Europeesche staten in hun geheel. Zij meenen echter re kening te moeten houden met wat zij be schouwen als den kwaden wil, waarmee en kele staten staan tegenover de voornaamste vraagstukken, eveneens met het gebrek aan voldoenden zin voor rechtvaardigheid, dat gebleken zou zijn bij de mislukte pogingen, om tot een oplossing te komen. Deze zouden schipbreuk hebben geleden, omdat men geen rekening had gehouden met de rechten van Duitschland en van Italië. De wederopbouw van Europa waarnaar men reeds 15 jaren lang streeft, kan niet beginnen, als men niet met zin voor de realiteit, Duitschland's en Italië's plaats in het internationaal leven er kennen wil. Nu steeds nog niets van een al- gemeenen wederopbouw is gebleken, mag niemand onaangenaam verrast zijn, als Duitschland en Italië een lang voorbereid plan van gemeenzame en vredelievende actie zullen uitvoeren. Uit deze Italiaansch-Duit sche beschouwingen blijkt de sfeer, waarin het beraamde plan thans wordt besproken en waarschijnlijk vaste vormen zal aanne men. Er zullen nog ter sprake komer de voor genomen Locarno-conferentie, de mogelijk heid eener Duitsch-Italiaansche overeen komst betreffende Oostenrijk, de houding van Duitschland en Italië tegenove- len Vol kenbond en gezamenlijk tegenover Sovjet Rusland. H. L. Liquidatie en ontbinding der Vennootschap. Maandagmorgen werd een algemeene ver gadering van aandeelhouders gehouden van de Haarlemsche Veiling N.V., in het gebouw van den Haarl. Kegelbond. Besloten werd tot liquidatie en ontbinding der Vennootschap. De liquidatie werd opgedragen aan den Raad van Commissarissen, den accountantsdienst van het Centraal Bureau van de Veilingen in Nederland te 's-Gravenhage en aan de di rectie, aan wie zijn toegevoegd de heer J. Beeren voor de groep groentenkweekers en de heer C. van Schagen voor de groep bloem bollen aanvoerders. (Speciale correspondentie) UTRECHT, 27 October. Naar wij van wel ingelichte zijde vernemen, staat het thans vast, dat het huwelijk van H.K.H. Prinses Juliana met Z.H. Prins Bernhard in de St. Jacobskerk aan het Kerkplein in 's Graven hage zal worden voltrokken en wel op 10 of 12 Januari a.s. De dienst in de kerk zal worden geleid door prof. dr. H. T. Obbink, hofprediker en hoog leeraar aan de Utrechtsehe Universiteit. De vorstelijke personen zullen aan den ingang der kerk ontvangen worden door de kerk voogd-commissaris mr. J. Ae. A. Lisman, om dat de president-kerkvoogd mr. W. J. Baron van Lijnden, die opperkamerheer van H.M. de Koningin is, en als zoodanig zal moeten dienst doen. HAARLEM Dinsdag. Men meldt ons omtrent de relletjes, welke gisteravond in het N.V. huis te Utrecht heb ben plaats gehad, men zie pag 3, nog van andere zijde, dat door de Utrechtsehe politie werd verzocht te Amsterdam de auto met N.S.B.-ers aan te houden. De Amsterdamsche politie slaagde erin, en de N.S.B.-ers werden in 't bureau Linnaeusstraat stuk voor stuk ge fouilleerd en verhoord. Wapens werden niet op hen gevonden, hoe wel zij erkenden in Utrecht een vergadering te hebben bijgewoond, die wat rumoerig was verloopen. Aan mishandeling hadden zij zich niet schuldig gemaakt, verklaarden zij. Om half drie 's nachts konden de mannen weer vertrekken. De bus werd niet in beslag ge nomen. De heer P. Moltmaker, voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, aan welke het N.V. huis toebehoort, verklaarde dat wel degelijk een politierechercheur mishandeld moest zijn. De aanvallers waren wel degelijk bewa pend, met kennelijk meegebrachte wapens, waartoe onder andere behoorden gummi knuppels, stokken met spijkers en een stuk gereedschap dat loodgieters gebruiken om een balk mee „op te tillen". De heer Molt- makers deelde voorts mede, dat in de zaal een soort bommetje tot ontploffing is ge bracht. en dat kwistig is gewerkt met voet zoekers en rotte eieren. Mr. S. de Jong, die een der woordvoerders was in de bedoelde vergadering, verklaarde dat hem persoonlijk geen ernstig lichamelijk letsel was toegebracht. Het ernstigste vond hij echter dat de over val tot in de puntjes was voorbereid. Op het podium werden voorts vernield de tafel, het spreekgestoelte en de stoelen. De politie die met een man of 5 in de zaal was, heeft haar plicht gedaan. Hij betreurde het echter dat toen de oproermakers uit de zaal verwijderd waren, de politie het bevel gaf om de verga dering te beëindigen. Principieel vond hij dit niet juist. 't Utrechtsch Nieuwsblad heeft getracht zich in verbinding te stellen met ir. A. A. Mussert den algemeen leider der N.S.B., die echter niet te bereiken was. De heer van Geelkerken verklaarde aan het blad dat, hoewel hij een optreden als gisteren heeft plaats gehad niet direct toejuichte, hij dit dan ook niet kon afkeuren. Een beweging als die van de „Da geraad" moet verdwijnen. Zij moet zoo spoe dig mogelijk worden opgeheven of ontbon den. Wij hebben een Gereformeerden minister van Binnenlandsche Zaken en een R.-K. mi nister van Justitie en voor deze beiden moet het een kleine kunst zijn om binnen 24 uur de .Dageraad" te doen ontbinden. De heer Van Geelkerken verklaarde zich te kunnen indenken dat de betrokkenen uit veront waardiging tegen de actie van de ..Dageraad" gehandeld hebben zooals zij deden, omdat die actie in strijd moet worden geacht met het karakter van het Nederlandsche volk. HAARLEM, 27 October. Bevallen 24 October: D. M. Winter—Gose- wehr, d.; 25 October: G. Schoen—Zijlstra d E. Zonneveld—Pauk, z.: S. Tiggelman—Wil- ken, d.; 26 October: J H OverboekBeuks, z. M. C. Jansenv. d. Meij, z. Overleden 25 October: A. M., 4 d. z. van A Kwaak, Slachthuisstraat; J. Wolters—Joustra' 68 j„ Ben Viljoenstraat; 26 October- J Zon neveld-Hagendorn, 67 jaar, Damiatestraat- 27 October: P. H., 16 mnd., z. v. H. C. Geeris' Gasthuisvest.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 7