DuitschHtaliaansch contact.
Het woord is aan de psychologie.
Plannen voor een
nieuwe bioscoop.
Hoe krijgen weggebruikers
een goed verkeersinzicht
Wat is daarbij de taak van de overheid?
Door Mr. J. H. van
Celderen, Advocaat en
Procureur te Haarlem.
Moeilijkheden in de tandheel
kundige studie te Utrecht.
De Spaarnebioscoop zal gesloten
worden.
Ciano fs missie te Berlijn
Haarlemsche Veiling N.V.
Het vorstelijk huwelijk.
De relletjes te Utrecht.
BURGERLIJKE STAND
I
Ter gelegenheid van den Eersten Wegver-
keersdag gehouden te 's Gravenhage op
Woensdag 23 October 1935, werd door de
K. N. A. C. een prijsvraag uitgeschreven. De
Jury kendë den eersten prijs toe aan het
hier eenigszins verkort opgenomen antwoord
van Mr. J. H. van Gelderen, onzen mede
werker voor verkeersaangelegenheden.
I. Vraagstelling.
De gestelde vraag kan als volgt worden
ontleed:
1. Wat moet men verstaan onder „Verkeers-
inzicht"?
2. Is het mogelijk den weggebruiker ver-
keersinzicht „te doen krijgen"?
3. Zoo ja, wat kan dan in dezen worden ge
daan:
A. Door particuliere lichamen en personen;
B. Door de Overheid en door welke Over
heidsorganen?
II. Wat moet men verstaan onder „ver-
keersinzicht"?
Verkeersinzicht mag niet worden gelijkge
steld met verkeerskennis, waaronder ver
staan moet worden: parate kennis van ver
keersregelen, technische kennis, betreffende
vervoersmiddelen, wegdekken enz. Verkeers
kennis is zuiver rationeel; verkeersinzicht
omvat meer. Dit begrip is dieper en van
meer psychischen aard. Verkeersinzicht in
ruimeren zin (zie onder) omvat verkeers
kennis.
Het begrip „verkeersinzicht" kan worden
genomen in engeren en in ruimeren zin.
In engeren zin is het een zuiver psycholo
gisch verschijnsel; het heeft dan de betee-
kenis van verkeerds-„aanleg", verkeers-„fee-
ling".
In ruimeren zin genomen vallen er tevens
onder de begrippen „Verkeerskennis" en
„Verkeersbewustzijn" (zie onder).
Wij komen tot de volgende definitie van
het begrip verkeersinzicht in engeren zin:
Het vermogen van den weggebruiker om de
factoren waaruit het begrip verkeer is sa
mengesteld (snelheid, afstand, reactie op
evenementen enz.) op hun juisten omvang te
waardeeren en, indien noodig, overeenkom
stig deze waardeering aan de hand van de
bestaande omstandigheden te handelen.
Verkeersbewustzijn is vooral voor de ver
keersveiligheid van zeer groot belang. Wij
willen er onder verstaan: het besef, dat het
deelnemen aan het verkeer is een handeling
op zichzelf, in de algemeene reeks van men-
schalijke handelingen. De weggebruiker moet
aan het verkeer deelnemen in het besef, dat
hij daaraan deelneemt.
Het gevolg van dit verkeersbewustzijn is
verkeersaandacht, welke van primair belang
is voor verkeersveiligheid
III. Kan men allen weggebruikers een
goed verkeersinzicht doen verkrijgen?
0.1. moet deze vraag stellig ontkennend
worden beantwoord. De psychotechnische
keuringen hebben uitgewezen, dat sommigen
aan de minimum-eischen van verkeersinzicht
in engeren zin niet kunnen voldoen. Vooral
het gebrek aan voldoende reactiesnelheid
(voldoende in verband met snelheden) bij
accidenten is hier vaak de oorzaak van een
ongunstig testimonium. Wering van deze
elementen uit het verkeer is een eerste maat
regel (zie onder).
Niet allen weggebruikers zal men dus een
goed verkeersinzicht kunnen doen krijgen.
Een zekere categorie van absoluut-ongeschik-
ten zal moeten worden afgevoerd.
IV. Wat kan worden gedaan voor de ont
wikkeling van verkeersinzicht in ruime
ren zin?
Deze vraag te beantwoorden voor:
1. Ontwikkeling van het verkeersbewustzijn
II. Ontwikkeling van de verkeerskennis.
I. Voor de ontwikkeling van het verkeers
bewustzijn is in de eerste plaats noodig:
A. een doelmatige verkeerspropaganda,
waaronder begrepen de veiligheidspropagan-
da. Deze propaganda is tot nu toe door par
ticuliere organisaties gevoerd. Directe in
menging van de overheid komt ons onge-
wenscht voor. Wèl behoort zij deze acties te
steunen.
Voor de verkeerspropaganda worden aan
bevolen
1. doelmatige afficheering;
2. lezingen;
3. verkeerscursussen, ook voor volwassenen
4. radio-propaganda;
5. propaganda in Pers, bioscopen, enz.
6. prijsvragen;
7. „verkeersdagen";
8. uitgeven van verkeersboekjes e.d. met
goede verspreiding.
Meer eenheid in c\e verkeerspropaganda is
o.i. een absoluut vereischte voor haar effec
tieve werking. Deze moet door de organisa
ties bereikt worden, zonder inmenging van
de overheid.
B. Directe inmenging van de overheid, in
den vorm van:
1. Vereenvoudiging van het verkeersrecht,
en wel door:
a. het vervangen van de bestaande rege
lingen door een algemeene verkeerswet,
waarbij de rechten en verplichtingen van
alle weggebruikers worden geregeld. Helaas
zijn de plannen hiertoe voorloopig van de
baan. De verkeersorganisaties kunnen alsnog
aandringen op het totstandkomen van deze
wet.
b. Opheffing van de plaatselijke regelingen,
door regeling bij de wet. Door verscheiden
heid wordt het inzicht bemoeilijkt.
c. Doeltreffende internationale regelingen
t.a.v. verkeersteekens en -voorschriften,
waarbij naar uniformiteit wordt gestreefd.
2. het instellen van permanente commis
sies van advies:
a. Landelijk; ten einde den wetgever te ad-
viseeren in voorkomende gevallen. In deze
commissie hebben zitting vertegenwoordigers
van alle verkeerslichamen en verkeersorgani
saties.
b. Plaatselijk: ten einde de lagere uitvoe
rende organen van advies te dienen. Samen
stelling als onder a. mutatis mutandis.
3. Uitbreiding van politioneele functie.
De verkeerspolitie constateeren niet alleen
overtredingen, doch trede meer opvoedend
op dan tot heden het geval is geweest, door
het publiek te wijzen op verkeersmoeilijkhe
den en vooral de verkeersaandacht te bevor
deren. Uitbreiding van de verkeerspolitie is
een vereischte. Meer ontwikkeling en stren
gere selectie bij de aanstelling van perso
neel zij hier aanbevolen.
4. Verzwaring en strengere handhaving van
het verkeersstrafrecht.
a. Verzwaring der straffen. Deze is noodig
ten behoeve van de generale preventie. In
gevallen van dood door schuld, verzwaard
door bijkomende omstandigheden (alcohol
gebruik dienen zwaardere straffen opgelegd
te kunnen worden dan thans het geval is.
Preventieve hechtenis moet in dergelijke ge
vallen mogelijk zijn. Algemeen moet mogelijk
worden het terstond ontnemen van rijbe
wijzen, in afwachting van de rechterlijke uit
spraak.
b. Strengere handhaving van het verkeer-
strafrecht.
Ter wille van de generale prevntie worde
het verkeerstrafrecht „rücksichtlos" gehand
haafd. Overtredingen, die klaarblijkelijk
slechts door gebrek aan verantwoordelijk
heidsgevoel worden begaan, worden onver
biddelijk vervolgd. Zij, die zichzelf niet het
noodige verkeersbewustzijn kunnen of wil
len bijbrengen, moeten daartoe worden ge
dwongen.
5. Bij de afgifte van rijbewijzen:
Meer controle op het aanwezig zijn van
verkeersbewustzijn bij den candidaat. Deze
worde aan langduriger rijproeven onderwor
pen, waarbij meer den nadruk wordt gelegd
op de gedragingen van den candidaat in het
verkeer.
II. Ontwikkeling van de verkeerskennis.
Het belang hiervan overschatte men niet.
Positief weten behoeft de weggebruiker wei
nig.
Het bijbrengen van verkeerskennis heeft
echter grooten invloed op het verkeersbewust
zijn en valt daardoor tevens onder I.
Verkeerskennis worde ontwikkeld door
verkeersonderwijs. Voor volwassenen zal het
effect o.i. niet groot zijn. Voor de jeugd ach
ten wij het zeer belangrijk. Ook hier ligt een
groote taak voor de overheid. Het verkeers
onderwijs worde verplicht op de lagere scho
len ingevoerd. Het onderwijzend personeel
worde geschoold in dien zin, dat een verkeers
examen wordt verbonden aan het examen
voor de onderwijsacte. Het inrichten van ver-
keerslokalen worde van overheidswege bevor
derd.
Voor de M. U. L. O.- en Middelbare scholen
dienen lezingen over verkeersonderwerpen te
worden georganiseerd door de Vereenigingen
voor Veilig Verkeer.
Het verkeersonderwijs wijde groote oan-
dacht aan de ontwikkeling van het verkeers
bewustzijn (I).
V. Ontwikkeling van het verkeersinzicht
in engeren zin.
Hierboven definieerden wij dit begrip. Het
is een psychologisch verschijnsel en als zoo
danig de oervorm van het verkeersinzicht.
Het is van fundamenteele beteekenis. Hier
ligt een enorme taak voor de psychologische
wetenschap. Dit terrein is nog zoo goed als
onontgonnen. Een belangrijk begin heeft de
psychotechniek weten te brengen Zij geeft
belangrijke gegevens voor de vaststelling van
het begrip verkeersinzicht in engeren zin
zelf. Op de belangrijkste vraag n.l. of dit in
zicht ontwikkeld kan worden, geeft zij geen
antwoord. Zij kan dit antwoord ook niet ge
ven. Maar aan de hand van de door haar te
verzamelen gegevens zal de psychologie dit
antwoord mogelijk kunnen vinden.
Als conclusie stellen wij vast: De vraag, of
en op welke wijze men den weggebruiker een
goed verkeersinzicht kan geven (in engeren
zin genomen) bij den huidigen stand der
„verkeerspsychologie" kan niet worden be
antwoord. Wel kan het verkeersinzicht in
ruimeren zin worden ontwikkeld, doch wij
achten deze niet van fundamenteele betee
kenis. Eerst wanneer de psychologie de hier
boven gestelde vraag heeft beantwoord, kan
een afdoend antwoord op de door u gestelde
vraag gegeven worden
Aan de overheid de taak de beoefening van
de „Verkeerspsychologie" en de psycho-tech
niek te bevorderen!
Centralisatie van de leiding noodig?
(Speciale correspondentie)
Groote aandacht werd dezer dagen getrok
ken door een adres van dr. van Dorssen, naar
aanleiding van een conflict aan het tandheel
kundig instituut te Utrecht.
Het adres van dr. Van Dorssen uit Den Haag
gericht tot den minister van Onderwijs, den
voorzitter van de medische faculteit der
Rijksuniversiteit te Utrecht en het college van
curatoren der Universiteit, heeft uiteraard
veel stof doen opwaaien. Niet alleen in den
kring van hen, die ten nauwste verbonden
zijn met het tandheelkundig onderwijs, dat
zijn dus degenen, die werkzaam zijn aan het
tandheelkundig instituut te Utrecht en de
daar studeerende jongelui, maar ook in de
wereld der afgestudeerde tandartsen en hun
organisatie en de maatschappij tot bevorde
ring van de tandheelkunde. Er is zelfs be
weerd, dat een groot aantal tweedejaars
tandheelkundige studenten tot staking zou
zijn overgegaan. Dit bericht is in een tweetal
bladen gepubliceerd, maar het kan ten stel
ligste worden tegengesproken. Er is geen
sprake van staking geweest, omdat de vrou
welijke lector, tegen wie de actie gericht was,
op den bewusten Zaterdag in het geheel
geen college gaf, zoodat daardoor ook de
mogelijkheid van een staking verviel. De ver-
eeniging van tandheelkundige studenten
„John Tomes" spreekt dan ook deze berichten
ten stelligste tegen. Tenslotte zou een derge
lijke staking ook hoogst onpractisch zijn en
nimmer goede resultaten kunnen opleveren;
omdat en dien indruk hebben wij wel ge
kregen uit de gesprekken, die wij met ver
schillende en zeer belangrijke figuren uit de
tandartsenwereld hebben gehad de moei
lijkheden bij het tandheelkundig instituut
eigenlijk dieper schuilen dan in het gebrek
aan objectiviteit of tact dat mej. Schuiringa
aangewreven wordt. In wezen moet men de
moeilijkheden zoeken in het feit, dat het tand
heelkundig instituut geen eenhoofdige leiding
heeft. Er staat aan het hoofd van het insti
tuut een directeur-lector, maar deze is slechts
administratief directeur, geen chef van de
tandartsenopleiding. Ieder der andere lectoren
heeft ten opzichte van de opleiding dezelfde
macht als de directeur. Dit leidt tot wrijvingen
en tot groote verbrokkeling, waardoor de be
langen van de studenten natuurlijk in ge
vaar komen. Het adres, dat nu verzonden
wordt, zou wellicht ongeschreven zijn geble
ven, wanneer er in het onderwijs meer cen
trale leiding bestond.
Ook zou het peil van het onderwijs, dat ove
rigens zeker niet slecht en waarschijnlijk be
ter is dan wat elders in Europa gegeven wordt,
dan nog kunnen worden opgevoerd, omdat er
dan een nieuwe indeeling van de onderdeelen
zou kunnen plaats hebben. Er wordt b.v. wel
eens geklaagd dat er zooveel meer aandacht
wordt besteed aan de techniek dan aan de
wetenschappelijke en medische zijde van de
tandheelkunde. Misschien kan het adres tot
gevolg hebben dat dit onderwijs nog eens goed
onder de loupe wordt genomen, opdat de een
hoofdige leiding weer hersteld wordt.
Deze heeft indertijd ook bestaan, maar toen
in 1908 is deze leiding verkeerd gehan
teerd door den toenmaligen directeur-lector
John Revers, zoodat er toen een werkelijke
studenstenstaking heeft plaats gehad, welke
tengevolge heeft gehad, dat het principieel
juister systeem van de centrale leiding
waarvan een verkeerd gebruik werd gemaakt
werd vervangen door het in beginsel veel
minder goede systeem der gedecentraliseerde
leiding, welke thans in de kern de oorzaak is
van de nu heerschende moeilijkheden. Moei
lijkheden, die overigens al lang latent aanwe
zig zijn eigenlijk is er nooit rust geweest
sinds 1908 maar die nu eerst tot uitbarsting
zijn gekomen.
Het spreekt wel van zelf, dat men zich in
alle kringen, die met deze zaak iets uitstaan
de hebben, zeer gereserveerd toont. Men mag
echter verwachten, dat de officieele instanties
niet zullen nalaten aan de opleiding van den
Nederlandschen tandarts, die zooals men weet
alleen te Utrecht plaats vindt, haar volle aan
dacht te wijden.
Het ontwerp van het nieuwe „City-theater", dat de heer Bloemsma aan de
Parklaan hoopt te bouwen.
Een City-theateraan de Parklaan.
HAARLEM Dinsdag.
Er bestaan ernstige plannen, het
reeds vroeger ontworpen project van
een nieuw bioscooptheater aan de
Parklaan, tusschen den Kruisweg en
den Jansweg te verwezenlijken.
De heer G. Canis, exploitant van het
„Spaarne-theater", heeft aan den
architect P. L. Bloemsma te Amster
dam opdracht gegeven, ontwerpen te
maken voor een nieuw, groot bios
coop-theater, dat zal verrijzen op de
plaats, waar thans de garage van den
heer Slot staat.
Het vorige jaar is in den Raad reeds uit
voerig gesproken over het plan, daar ter
plaatse een bioscoopbedrijf te stichten. Dit is
echter toen niet doorgegaan, waaraan ook het
besluit van den Nederlandschen Bioscoopbond
tot sluiting van het lidmaatschap niet vreemd
was. De heer Canis heeft thans de plannen
overgenomen en zal, wanneer inderdaad de
bioscoop aan de Parklaan gebouwd zal worden,
het theater aan de Kleine Houtstraat sluiten.
Het is echter algemeen bekend, dat
geen lid van den Nederlandschen
Bioscoopbond zonder toestemming van
den bond zijn theater mag verplaat
sen. Een commissie uit den bond, de
zgn. commissie voor nieuwe zaken,
moet dus het verzoek van den heer
Canis behandelen. Moch deze com
missie gunstig adviseeren, en mocht
dan de bond zijn toestemming geven,
dan is er niets meer, wat het bouwen
en openen van de nieuwe bioscoop,
die den naam „City-theater" zal
dragen, in den weg staat.
Wij hebben de maquette, die van het ont
werp van den heer Bloemsma is gemaakt,
bezichtigd. Het geheele gebouw zal ongeveer
een oppervlakte hebben van 600 vierkante
meter.
Het gebouw is ontworpen in modernen
bouwtrant. Hoog steekt de voorgevel getooid
met een vlaggestok omhoog. Daaronder buigt
een reeks nooddeuren naar binnen toe, een
ruime vestibule aan de rechterzijde begren
zend. De heer Canis kon nog geen mededee-
lingen doen omtrent het aantal plaatsen, doch
gezien de totale oppervlakte kan men wel
besluiten, dat dit een groot theater zal wor
den.
(Van onzen correspondent).
BERLIJN, 21 October 1936.
Het kan verkeeren
en telkens weer.
Toen Duitschland en Oostenrijk-Hongarije
na den bloedigen oorlog tusschen Pruisen en
Oostenrijk zich hadden verbonden, wilde
Italië graag „der Dritte im Bunde" zijn en in
1883 kwam de Triple alliantie tot stand, die
in 1887 en '91 werd vernieuwd. Zij gold voor
Duitschland en Oostenrijk-Hongarije als een
offensief en defensief verbond. Italië ver
plichtte zich tenminste tot een welwil
lende neutraliteit in geval van oorlog. Maar
toen in den wereldoorlog de eerste groote
slag der Duitschers in het Westen mislukt
was. wonnen in Italië de „irredentisten" aan
invloed. Het waren de leden van den bond
„Italia irredenta" het onbevrijde Italië
die streefden naar vereeniging van Italië met
alle streken met Italiaansch sprekende be
volking in Zwitserland, Frankrijk en Oosten
rijk en van het door Engeland in bezit ge
nomen eiland Malta. Zij drongen hun land
in den oorlog aan de zijde, die hun de beste
kansen scheen te bieden en „der Dritte im
Bunde", Italië, werd Duitschlands verbitter
de vijand.
Daarin scheen een kentering te zijn ge
komen in de eerste dagen van het nieuwe
regime, dat in Duitschland aan de macht was
gekomen. Nazi-Duitschland beschouwde Ita
lië als het eenige land, dat het vriendschap
pelijk gezind was Wij schreven er destijds
óver, dat de Italiaansche pers daartoe alle
aanleiding gaf en dat over de bergen woor
den van lof en waardeering heen en weer
gekaatst werden voor „het groote edele volk"
aan deze en aan gene zijde der Alpen. Om
de vriendschap te bezegelen vloog Hitler j
naar Mussolini. De heeren hebben mp' Okaai
geconfereerd en na parade, muziek en ban
ket keerden zij terug, elk naar zijn residentie.
De wereldpers verdiepte zich in gissingen,
Duitschland was vol blijde verwachting en
zijn bladen zongen een loflied op „den groo
ten Romeinschen Staatsman". Het woord
„dictator" wordt hier en daar vermeden als
een scheldwoord voor Führer en Duce.
Maar, hoewel de Duitsche pers voortging,
het bevriende edele volk van Italië te bezin
gen, was de Italiaansche pers plotseling gaan
zwijgen over alles wat zij voorgegeven had,
in den grooten Germaanschen vriend zoozeer
te vereeren en toen Mussolini enkele maan
den later in een van zijn groote redevoerin
gen de cultuur en de manieren der Germa
nen, zoowel van het Derde Rijk als van het
allereerste, barbaarsch noemde, toen viel
unisono conbrio de heele Italiaansche pers
in met een toepasselijk refrein.
Duitschland zag deze vriendschap weer in
nevelen vervliegen en liet pijnlijk verrast alle
beleedigingen uit het vereerde land over zich
heengaan. Toen kwam het Italiaansch con
flict met Abessynië en Duitschland nam te
genover Italië niet alleen een welwillende
neutraliteit in acht, het gaf 't ook zijn mo-
reelen steun in het conflict van Italië met
de meerderheid van den Volkenbond. En
wat Italië wist te bemachtigen, verlangt ook
Duitschland te bezitten: koloniën.
Weer eens schijnt in Italië de „vriend
schap" voor Duitschland te zijn opgeleefd
en om deze opnieuw te bezegelen zond nu
Mussolini zijn schoonzoon, den minister voor
buitenlandsche zaken graaf Ciano naar de
Rijksregeering in Berlijn en den Führer in
zijn landhuis te Berchtesgade. Nadat deze
door afgezanten van Staat en partij in Mün-
^hen plechtig was begroet en vorstelijk ont-
'angen, is hij gisteren in Berlijn aangeko
men, waar hem een zelfde ontvangst ten
leel viel. Welke beteekenis dit bezoek heeft
blijkt uit berichten en beschouwingen der
fficieele pers in Italië en hier. Er wordt ge
vezen op het groote ni'itiek belang van Cia-
no's reis, die vergezeld is van prominente
Italiaansche staatslieden, directeuren-gene
raal voor Europeesche aangelegenheden. Bati
en voor algemeene zaken, graaf Vitetti. Het
doel van het bezoek zou voor iedereen klaar
zijn, het voltrekt zich in een atmosfeer, die
geen beperking toelaat door een vooraf be
paald program.
Ciano ging naar Berlijn met het volle ver
trouwen van Mussolini. De algemeene toe
stand in Europa bepaalt de onderwerpen, die
met vruchtbaar contact moeten worden be
sproken en onderzocht. Ciano's conferentie
met de leiders der Duitsche politiek mag geen
platonisch en geen demonstratief karakter
toegeschreven worden, maar moet beschouwd
worden als een element der samenwerking
van twee landen, die in staat zijn, verschil
lende groote en kleinere Europeesche vraag
stukken uit een zelfde gezichtspunt te be
schouwen. De „Italiaansch-Duitsche vriend
schap" wordt verheerlijkt als een der weinige
zuilen van den Europeeschen vrede, die sterk
en onbuigzaam zijn gebleven. Duitschland en
Italië wenschen de problemen niet op te los
sen zonder of tegen de andere Europeesche
staten in hun geheel. Zij meenen echter re
kening te moeten houden met wat zij be
schouwen als den kwaden wil, waarmee en
kele staten staan tegenover de voornaamste
vraagstukken, eveneens met het gebrek aan
voldoenden zin voor rechtvaardigheid, dat
gebleken zou zijn bij de mislukte pogingen,
om tot een oplossing te komen. Deze zouden
schipbreuk hebben geleden, omdat men geen
rekening had gehouden met de rechten van
Duitschland en van Italië. De wederopbouw
van Europa waarnaar men reeds 15 jaren
lang streeft, kan niet beginnen, als men niet
met zin voor de realiteit, Duitschland's en
Italië's plaats in het internationaal leven er
kennen wil. Nu steeds nog niets van een al-
gemeenen wederopbouw is gebleken, mag
niemand onaangenaam verrast zijn, als
Duitschland en Italië een lang voorbereid
plan van gemeenzame en vredelievende actie
zullen uitvoeren. Uit deze Italiaansch-Duit
sche beschouwingen blijkt de sfeer, waarin
het beraamde plan thans wordt besproken
en waarschijnlijk vaste vormen zal aanne
men.
Er zullen nog ter sprake komer de voor
genomen Locarno-conferentie, de mogelijk
heid eener Duitsch-Italiaansche overeen
komst betreffende Oostenrijk, de houding
van Duitschland en Italië tegenove- len Vol
kenbond en gezamenlijk tegenover Sovjet
Rusland.
H. L.
Liquidatie en ontbinding der Vennootschap.
Maandagmorgen werd een algemeene ver
gadering van aandeelhouders gehouden van
de Haarlemsche Veiling N.V., in het gebouw
van den Haarl. Kegelbond.
Besloten werd tot liquidatie en ontbinding
der Vennootschap.
De liquidatie werd opgedragen aan den Raad
van Commissarissen, den accountantsdienst
van het Centraal Bureau van de Veilingen
in Nederland te 's-Gravenhage en aan de di
rectie, aan wie zijn toegevoegd de heer J.
Beeren voor de groep groentenkweekers en
de heer C. van Schagen voor de groep bloem
bollen aanvoerders.
(Speciale correspondentie)
UTRECHT, 27 October. Naar wij van wel
ingelichte zijde vernemen, staat het thans
vast, dat het huwelijk van H.K.H. Prinses
Juliana met Z.H. Prins Bernhard in de St.
Jacobskerk aan het Kerkplein in 's Graven
hage zal worden voltrokken en wel op 10 of 12
Januari a.s.
De dienst in de kerk zal worden geleid door
prof. dr. H. T. Obbink, hofprediker en hoog
leeraar aan de Utrechtsehe Universiteit. De
vorstelijke personen zullen aan den ingang
der kerk ontvangen worden door de kerk
voogd-commissaris mr. J. Ae. A. Lisman, om
dat de president-kerkvoogd mr. W. J. Baron
van Lijnden, die opperkamerheer van H.M. de
Koningin is, en als zoodanig zal moeten dienst
doen.
HAARLEM Dinsdag.
Men meldt ons omtrent de relletjes, welke
gisteravond in het N.V. huis te Utrecht heb
ben plaats gehad, men zie pag 3, nog van
andere zijde, dat door de Utrechtsehe politie
werd verzocht te Amsterdam de auto met
N.S.B.-ers aan te houden. De Amsterdamsche
politie slaagde erin, en de N.S.B.-ers werden
in 't bureau Linnaeusstraat stuk voor stuk ge
fouilleerd en verhoord.
Wapens werden niet op hen gevonden, hoe
wel zij erkenden in Utrecht een vergadering
te hebben bijgewoond, die wat rumoerig was
verloopen. Aan mishandeling hadden zij zich
niet schuldig gemaakt, verklaarden zij. Om
half drie 's nachts konden de mannen weer
vertrekken. De bus werd niet in beslag ge
nomen. De heer P. Moltmaker, voorzitter van
de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en
Tramwegpersoneel, aan welke het N.V. huis
toebehoort, verklaarde dat wel degelijk een
politierechercheur mishandeld moest zijn.
De aanvallers waren wel degelijk bewa
pend, met kennelijk meegebrachte wapens,
waartoe onder andere behoorden gummi
knuppels, stokken met spijkers en een stuk
gereedschap dat loodgieters gebruiken om
een balk mee „op te tillen". De heer Molt-
makers deelde voorts mede, dat in de zaal
een soort bommetje tot ontploffing is ge
bracht. en dat kwistig is gewerkt met voet
zoekers en rotte eieren.
Mr. S. de Jong, die een der woordvoerders
was in de bedoelde vergadering, verklaarde
dat hem persoonlijk geen ernstig lichamelijk
letsel was toegebracht.
Het ernstigste vond hij echter dat de over
val tot in de puntjes was voorbereid. Op het
podium werden voorts vernield de tafel, het
spreekgestoelte en de stoelen. De politie die
met een man of 5 in de zaal was, heeft haar
plicht gedaan. Hij betreurde het echter dat
toen de oproermakers uit de zaal verwijderd
waren, de politie het bevel gaf om de verga
dering te beëindigen. Principieel vond hij dit
niet juist.
't Utrechtsch Nieuwsblad heeft getracht zich
in verbinding te stellen met ir. A. A. Mussert
den algemeen leider der N.S.B., die echter
niet te bereiken was. De heer van Geelkerken
verklaarde aan het blad dat, hoewel hij een
optreden als gisteren heeft plaats gehad niet
direct toejuichte, hij dit dan ook niet kon
afkeuren. Een beweging als die van de „Da
geraad" moet verdwijnen. Zij moet zoo spoe
dig mogelijk worden opgeheven of ontbon
den.
Wij hebben een Gereformeerden minister
van Binnenlandsche Zaken en een R.-K. mi
nister van Justitie en voor deze beiden moet
het een kleine kunst zijn om binnen 24 uur
de .Dageraad" te doen ontbinden. De heer
Van Geelkerken verklaarde zich te kunnen
indenken dat de betrokkenen uit veront
waardiging tegen de actie van de ..Dageraad"
gehandeld hebben zooals zij deden, omdat
die actie in strijd moet worden geacht met
het karakter van het Nederlandsche volk.
HAARLEM, 27 October.
Bevallen 24 October: D. M. Winter—Gose-
wehr, d.; 25 October: G. Schoen—Zijlstra d
E. Zonneveld—Pauk, z.: S. Tiggelman—Wil-
ken, d.; 26 October: J H OverboekBeuks, z.
M. C. Jansenv. d. Meij, z.
Overleden 25 October: A. M., 4 d. z. van A
Kwaak, Slachthuisstraat; J. Wolters—Joustra'
68 j„ Ben Viljoenstraat; 26 October- J Zon
neveld-Hagendorn, 67 jaar, Damiatestraat-
27 October: P. H., 16 mnd., z. v. H. C. Geeris'
Gasthuisvest.