De Wet op het Af beta lings bed rijf. Door veel tegenkanting tot stand gekomen. Een man schrijft.. Nieuwe Waterweg. Moeilijkheden om de vereischte diepte te verkrijgen. Uit de geschiedenis van dit vaarwater. VOETBAL. N ederlandNoorwegen. Verruwing van het voetbal. Hoe de Norburg binnen gebracht werd. DONDERD KG 29 O C T. 1936 Varela's troepen in het gezicht van Madrid? Op 31 October a.s. zal hetnaar wij reeds hebben gemeld 70 jaar geleden zijn, dat een begin gemaakt werd met het graven van den Nieuwen Waterweg, waarmede men den grondslag heeft gelegd voor den bloei van Rotterdam. Zeventig jaar geleden heeft de prins van Oranje de eerste spade in den grond gestoken voor den aanleg van deze prachtige verbinding van Rotterdam met de Noordzee. Toen werd een begin gemaakt met de geschiedenis van een voor de welvaart van Nederland zoo uiterst belangrijke verbinding van zijn eerste havenstad met de zee. Maar 70 jaar geleden werd ook een periode van strijd afgesloten, welke de plannen tot het graven van den Nieuwen Wtaerweg met zich hadden gebracht. P. van den Heuvel. Want voordat het zoover was dat een be gin kon worden gemaakt met dit machtige werk had zich al heel wat afgespeeld. Rot terdam kon toen van de zee af bereikt wor den langs de natuurlijke toegangen, welke gevormd werden door de zeegaten van den Briel en Maassluis. Deze zeegaten verleenden schepen toegang met een maximum diep gang van 35 dM. Schepen met een grooteren diepgang moesten een omweg maken en be reikten de Maasstad via de zeegaten van Goeree en Brouwershaven. Reeds voor dien tijd werd dit al spoedig een onhoudbaren toe stand en in 1827 werd een begin gemaakt met een groot werk, nl. met het graven van het kanaal van Voorne, dat in 1831 gereed kwam. Dit kanaal kon op den duur echter ook niet voldoen en daarom benoemde op 5 November 1857 de toenmalige minister van Binnen- landsche Zaken Heemstra onder wien des tijds ook waterstaatsaangelegenheden ressor teerden, een Raad van Waterstaat welke hem moest voorlichten op welke wijze het best tot verbetering van de diverse water wegen in den lande kon worden overgegaan. Secretaris van deze commissie was de jeug dige ingenieur Ca land. Het was deze jon geman, die zich met alle ernst aan de hem opgelegde taak gaf, en reeds spoedig met een goed omlijnd plan voor den dag kwam voor een open weg naar de zee. Zijn denkbeelden vonden in den voornoemden raad algemeene Instemming en reeds op 21 Augustus 1858 bracht de raad rapport uit dat eindigde met de woorden: „Moge het blijken, dat wij de rechte middelen hebben gekozen, en daar door den Rotterdamschen handel bevrijd hebben van de hinderpalen, die zijne ver dere ontwikkiling belemmeren". Het rapport had in zijn geheel geen veelzeggenden in houd, want de technische bijzonderheden werden er slechts globaal in aangegeven. Het ontworpen plan werd door de ministers Heemstra en Van Hall als wet bij de Staten - Generaal aanhangig gemaakt, doch kwam niet in behandeling, aangezien het ontwerp ingediend was na de sluiting van de zitting en daarna van de agenda verdween. Het zou tot 24 Januari 1863 duren, voor het plan op nieuw als wetsontwerp behandeld werd. Dit maal bracht het het tot 't Staatsblad, het geen grootendeels aan Thorbecke te danken is geweest. Teekenend voor de stemming van dien tijd zijn de slotwoorden waarmede Thor becke zijn ontwerp toelichtte: „Ik zeg, dat het een gewaagd werk is, maar een werk dat wij moeten wagen. Het geldt hier te doen het geen men doen moet wanneer men zelfs een ongelijken strijd waagt voor zijn -vrijheid en onafhankelijkheid. Blijvende hetgeen wij zijn, worden wij voorbij gegaan en zijn wij bedorven: het schijnt mij dus een onvermij delijke plicht het middel aan te grijpen dat ons kan redden". Onder leiding van ingenieur Caland werd met het werk begonnen en aanvankelijk vlotte het uitstekend. Op 26 November 1868 werd de buitendam van de geul doorgestoken,waardoor het zeewater toegang kreeg. In September 1870 werd deze vaargeul voor het eerst ge bruikt. Op 9 Maart voer de „Richard Young" een lijner van de Harwichlijn den nieuwen Maasmond uit. Toch had het werk lang niet ieders sympathie. Vooral zij die belang hadden bij de oude route fulmineer den fel tegen Caland en de zijnen. Teikens trof men in dag- en weekbla den onvriendelijkheden aan het adres van dezen on wrikbar en, maar voor zijn tegenstanders ook zeer on- aangenamen ingenieur aan. Zelfs twijfelde men er aan of de waterweg ooit goed bevaarbaar zou worden, en vandaar het rijmpje: O, nooit volprezen heer Caland. Uw waterweg die blijft een weg van zand. Inderdaad vlotte het werk later niet meer zoo goed als in het begin. In 1877 toen men 11 jaar aan den arbeid was, was de vaargeul hii laag water nog slechts 1xh M. diep. Intus- schen begonnen ook de Staten-Generaal on geduldig te worden. En het kwam zelfs zoo ver, dat. ofschoon een commissie door de Re geering benoemd, op voortzetting aandrong het werk in 1880 werd stopgezet. Nadat in 1881 de commissie nadere plan nen had uitgewerkt vond het werk weer voortgang. Maar goed beschouwd is de water weg nimmer gereed gekomen. Zoolang het verkeer zich zal uitbreiden zoolang blijft de waterweg onvoltooid, omdat er steeds nieuwe en hoogcre eischen door de scheepvaart wor den gesteld. Wie over den Rotterdamschen waterweg iets weten wil, kan terecht bij den heer P. van den Heuvel, oud-gezagvoerde van het Vlagge- schip van de Holland-Amerikalijn, den Sta tendam. Kapitein van den Heuvel, die minstens 600 maal den waterweg op en af voer was vol lof over dit vaarwater. In 1886 maakte hij er met het zeilschip „Mary" zijn eerste reis, „Twee jaar later", aldus de heer van den Heuvel, „kwam ik bij de Holland-Amerika lijn. De toestand van den waterweg was toen zeer ma tig. Met schepen van hoogstens 7 Meter diep gang was hij te bevaren, maar dan kon je vaak nier. in één tij van Rotterdam naar zee komen. Het schip werd dan aan de stoppalen bij Rozenburg vastgemaakt. Die palen zijn er nog, maar voor dit doel worden ze natuurlijk niet meer gebruikt. Ik herinner mij, dat wij in 1892 een groote lading tabak naar Amerika moesten brengen. Daar waren de invoerrech ten op tabak enorm verhoogd en het was dus zaak, de lading binnen te brengen voor de nieuwe invoerrechten in werking traden. Het ongeluk wilde, dat wij met ons overbe last schip in den Waterweg aan den grond lie pen. Wat wij ook probeerden, wij konden niet vlot komen. De bunkerkolen werden gelost en alle beschikbare, sleepbooten verleenden as sistentie. Toen ook dat niet hielp is tenslotte de marine te hulp gekomen. Eindelijk na vele dagen, kwam de Spaarndam vlot. Dank zij een uitstel van den datum waarop de invoerrech ten in werking traden kwamen wij nog op tijd aan wat groote vreugde verwekte in de ta baks- en in de assurantiewereld. Het binnenloopen was veel eenvoudiger, daar het hoog water te Rotterdam twee uur later valt dan aan den Hoek, en de tocht van daar naar Rotterdam juist ongeveer twee uur duurt. Geleidelijk werd de waterweg veel beter en comfortabeler voor de groote schepen, ook al volgden deze met hun diepgang den water weg in zijn groei op den voet. Aanvankelijk heerschte er bij den ingang als gevolg van de daarbestaande ondiepten menigmaal een zware grondzee maar met het verdwijnen van de ondiepten is dat gevaar weggenomen. De normaliseering d.w.z. het rechtmaken van de bochten was ook een groote verbetering, waar bij ik vooral denk aan de bocht bij Maassluis. Van verlichting was op den Waterweg vroeger nauwelijks sprake. Er waren een paar geleid- vuren en dat was alles. Ook in dit opzicht is er veel verbeterd. De Waterweg kan thans de vergelijking met ieder buitenlandsche vaar water glansrijk doorstaan, vooral ook door onze voortreffelijke sleepdiensten." Op 31 October a.s. zullen aan boord van alle schepen in de Rotterdamsche haven de vlaggen wapperen. En op dien dag zal met groote dankbaarheid het werk'worden herdacht van den pionnier Caland, die Rotterdam heeft hel pen maken tot een der voornaamste haven steden van het continent. NATIONALISATIE VAN DE RENAULT- FABRÏEKEN? PARIJS 28 October (Reuter). Ten aanzien van de maatregelen tot nationalisatie waar van Daladier gisteren in den ministerraad melding maakte, schrijft Le Populaire, dat be sloten is een deel van de fabrieken van Re nault te nationaiiseeren. STUURMAN VAN DE „POELAU BRAS" VERONGELUKT. AMSTERDAM 28 October. Naar wij ver nemen is Dinsdag tijdens den hevigen storm aan boord van het vrachtschip „Poelau Bras" van de Stoomvaartmaatschappij „Nederland" tusschen Hamburg en Cuxhaven een doodelijk ongeluk gebeurd. Het slachtoffer is de eerste stuurman, de heer M. J. C. van 't Riet uit Rotterdam die door een stortzee van de bak is geslagen, waarbij hij zeer ernstig werd gewond. De heer Van 't Riet werd te Cuxhaven aan den wal gebracht, waar hij in het ziekenhuis werd opgenomen. In den loop van den nacht is hij aan zijn verwondingen bezweken. De heer Van 't Riet was 42 jaar oud en gehuwd. De „Poelau Bras" heeft inmiddels de reis naar Amsterdam voortgezet. De Bock geblesseerd. Wij vernemen dat De Bock j.l. Zondag in den wedstrijd tegen A. P. C. een trap tegen zijn onderbeen heeft gekregen, die ernstiger is aangekomen, dan men aanvankelijk dacht. Het is een bloeduitstorting geworden. De Bock is onder behandeling van den Bonds- oefenmeester Bob Glendenning. Het is nog niet zeker, of de Bock a.s. Zondag tegen Noorwegen kan spelen. Van verschillende zijden ontvingen wij be wijzen van instemming met de beschouwing in ons blad betreffende het „spektakel in Breda" van Zondag j.l. En juist is in deze dagen ook in de Sportkroniek een waar schuwend woord van de Strafcommissie van den K. N. V. B. verschenen, waarin zeer strenge bestraffing in uitzicht werd gesteld voor overtredingen in de toekomst. Wij kun nen alle stukken die ons hierover bereiken, niet plaatsen en onthouden ons dus op dit punt maar geheel, doch zij bewijzen, wan neer er nog eenig bewijs noodig ware, dat wij in onzen wensch, dat het voetbalspel van smetten vrij moge blijven, niet alleen staan. Wij zijn zelfs overtuigd van het tegendeel. De goedwillenden zijn zeer in de meerderheid. Waaruit weer volgt, dat in dit opzicht volledig succes bereikt kan worden, met de, ongetwij feld gaarne gegeven medewerking van allen, die leidende functies in deze sport bekleeden. Wat de schipper van de Insulinde vertelde. (Van onzen correspondent.) OOST MAHORN, 28 October. De reddings boot Insulinde van de N.Z.H. Reddingsmaat schappij is hedenmorgen tegen negen uur in Oostmahorn teruggekeerd, zonder zoeklicht en zonder uitlaatpijp, die men door het zware weer had verspeeld. Rustig gaat de bemanning huiswaarts, hier en daar op vragen antwoor dend dat het „beroerd weer" was. Men weet daar echter wel, dat deze woorden beteekenen een nacht van hard werken en schipper Mees Toxipeus schetst ons dat nader. In overleg met Terschelling zijn wij gistermiddag eerst niet uitgevaren. Maar daar de Duitsche boot Norburg steeds meer om den Oost kwam en dus op ons terrein, stuurde de reddingscom mandant van Terschelling ons er toch nog op uit. We zijn omstreeks vier uur vertrokken, en voor wij in het Friesche gat kwamen, was de zee wel woelig, maar toch niet erg. We stoom den op volle kracht vooruit. Buiten gekomen bleken er talrijke buien te zijn, die veelal de kracht hadden van een orkaan. De wind gierde en huilde, en steeds hooger liepen de zeeën. Zoo hoog zelfs, dat onze twee meter hooge uitlaatpijp als een riet afknapte en het zoeklicht totaal werd vernield. Eerst op dat oogenblik kregen wij bericht dat de Brandaris was teruggeroepen, en dat wij alleen moesten doorzetten. Ik dacht: „als er hier aan boord nog meer kapot gaat, moeten wij ook terug.'" Van het schip was nóg steeds niets te zien. Draadloos werd ons gemeld, waar de boot lag en tevens dat zij in zinkenden toestand verkeerde. Na ongeveer drie kwartier zagen wij de Norburg, en gelukkig viel de toestand mee. Op onze vraag, of men het schip wilde verlaten, werd ontkennend geantwoord. Wel was, zooals de Duitsche kapitein mededeelde alles „kaput, Ruder und forne", maar het was voldoende, als wij in de nabijheid wilden blij ven. Dat hebben wij gedaan en ondanks de woeste golven, zijn wij steeds op ongeveer honderd meter, soms teruggebracht tot twin tig a dertig meter blijven liggen. Aan boord van de Norburg moet men angstige oogen blikken hebben meegemaakt. De wind n.l. dreef de boot naar de kust van Ameland, en daar zou er bij deze zee geen houden aan geweest zijn. Het schip bleek mo dern, ongeveer vierduizend ton en had blijk baar een lading stukgoederen aan boord. Het lag met den neus diep in zee, en helde sterk voorover. Maar blijkbaar beschikte men over goede pompen. De schoorsteenen rookten zwaar. Door de pompinstallatie is waarschijn lijk driehonderd a vierhonderd ton water ver werkt. De reederij Doeksen van Terschelling had de sleepboot „Holland" ter assistentie ge zonden. Maar deze kon eerst geen contact met het schip krijgen. Toen dit eindelijk gelukt was, knapte de tros. Eerst een herhaalde po ging had succes. Het sleepen was echter een lastig karwei, doordat de Duitsche boot dwars lag en niet gestuurd kon worden. De stuur- kettingen waren n.l. gebroken, en het roer sloeg onophoudelijk van bakboord naar stuur boord. Tenslotte is het gelukt, mede doordat men aan boord van de „Norburg" omstreeks vier uur er in geslaagd was, de stuurinrich ting te herstellen. Er werd toen aan boord met een flambouw een teeken gegeven, dat men hulp van een Duitschen loods noodig had. Deze heeft het schip met de Holland de haven van Borkum binnen geloodst. Wij zijn, zoo besloot Mees Toxopeus zijn eenvoudig ver haal, in overleg met den Duitschen kapitein naar onze standplaats Oostmahorn terugge keerd. De Insulinde had, toen zij vannacht weer voor den wal kwam, een zwaren tocht van 18 uur achter den rug. Bij schrijven van 21 September j.l. is door den minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart aan de Kamers van Koophandel en Fabrieken bericht gezonden, „dat de beide wetten van 23 April 1936 (St.bl. No. 202 en No. 605) op 1 October 1936 in werking zullen tre den." De afbetaling is een vorm van overeen komst, waarbij het verleenen van crediet niet als toevallige bijzonderheid, maar als wezen lijk bestanddeel optreedt. Het verhoogde ge vaar van conflicten, eigen aan elk crediet in 't bijzonder aan dezen vorm van crediet is voor den wetgever aanleiding geweest, een wettelijke regeling te ontwerpen. De afbeta ling is ontstaan uit de behoefte van velen om zich het gebruik te verschaffen van „zaken, waarvan de volle betaling op het oogenblik niet schikt." Deze overeenkomst dankt haar groote vlucht aan de specifieke eigenaardig heid van het daarbij verleend crediet. De om standigheden, waaronder het contract tot stand komt, sluiten meestal uit, dat het den credietgever mogelijk is om zakelijke zeker heid te stellen. Ook op het vertrouwen, dat de schuldenaar als persoon inboezemt kan het af- betalingsbedrijf niet worden .gevestigd. Als gevolg van dezen ontwikkelingsgang kan gewezen worden op verschillende wetgevin gen, waarbij in het bijzonder de schuldenaar in bescherming is genomen tegen de obliga toire scherpte van het afbetalingscontract. Duitscbland is daarbij in 1894 voorgegaan. Oostenrijk volgde twee jaren later, terwijl dezelfde regeling in Tsjecho-Slowakije wordt toegepast. Frankrijk bepaalde zich in 1900 tot een wet betr. de ventes a tempérament de va- leurs de bourse, België bezit geen bijzondere afbetalingswet. Zweden. Noorwegen en Dene marken hebben deze wel, resp.: van de jaren 1915, 1916 (gewijzigd in 1928) en 1917. In verschillende staten van Noord-Amerika geldt de Uniform Conditional Sales Act van 1918, terwijl soortgelijke bepalingen gelden in de meeste provincies van Canada. De nieuw ste wettelijke regeling is opgenomen in de in 1930 in Chili ingevoerde afbetalingswet. In ons land werd de eerste poging tot wet telijke regeling dezer materie in 1892 gedaan door het Kamerlid mr. H. Ph. de Kanter. Voorts zij herinnerd aan de in 1906 voor de Nederlar.dsehe Juristenvereeniging uitge- brachtte prae-adviezen door prof. mr. P. Scholten en mr. A. A. H. Struycken over de vraag: Is wettelijke regeling van het afbeta lingscontract wenscheiijk; zoo ja, welke? En ten slotte aan het oordeel van den toen- maligen minister Donner (1929) en de op 31 Januari 1930 benoemde Commissie- v. d. Heij den, die de opdracht kreeg: „te onderzoeken of en, zoo ja, op welke wijze, de overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling bij de wet moet worden geregeld". De grootste lof, welke men deze commissie kon brengen is wel hierin gelegen, dat de Regeering zich vrijwel geheel met de voorstelling der Commissie heeft ver- eenigd. Het feit, dat de getroffen wettelijke voor ziening tot stand is gekomen beteekent, dat het afbetalingsstelsel als maatschappelijk ver schijnsel aanvaard is en dat de wetgever paal en perk wil stellen aan de meest in het oog gevallen gebreken. De wettelijke regeling bestaat uit een voor ziening nopens het afbetalingsbedrijf (wet van 23 April S 605) en een betr. de overeen komst van koop en verkoop op afbetaling (wet van 23 April S 202). Het is verboden het beroep of bedrijf van kleinverkooper op afbetaling uit te oefenen, behoudens krachtens 'een vergunning, terwijl het eveneens verboden is als afbetalingscol porteur werkzaam te zijn, zonder in het bezit te zijn van een daarvoor vastgestelde ver gunning. Eerstbedoelde vergunning wordt, onder be taling van een bedrag van één gulden, schrif telijk gevraagd aan de Kamer van Koophan del en Fabrieken, in welker gebied de woon plaats van den aanvrager gelegen is. Heeft de aanvrager hier te lande geen woonplaats, dan wordt voor het verkrijgen der vergun ning als woonplaats beschouwd zijn laatste woonplaats hier te lande en, indien ook deze ontbreekt, de gemeente Amsterdam. De ver gunning wordt alleen geweigerd, indien op grond van de persoonlijke eigenschappen of gedragingen van den aanvrager misbruiken ten nadeele van de koopers zijn te vreezen. Van het verzoek dient door de Kamer ten spoedigste kennis te worden gegeven aan Burgemeester en Wethouders van de woon plaats van den aanvrager. Het College ver strekt voor zoover doenlijk zoo spoedig moge lijk aan de Kamer alle ter zake dienende in lichtingen omtrent de persoonlijke eigen schappen of gedragingen van den aanvrager. Voor het geval de aanvrager een naamlooze vennootschap, een coöperatieve- of andere rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging of een stichting is, wordt de plaats van vesti ging als woonplaats op overeenkomstige wijze als boven aangegeven bepaald. Als per soonlijke eigenschappen of gedragingen van den aanvrager worden dan beschouwd de eigenschappen of gedragingen van ieder der bestuurders. Het verschuldigde bedrag aan de Kamer te voldoen is de vergoeding van een gedeelte der kosten, welke de uitvoering van de wet aan de Kamer oplegt. Binnen twee maanden wordt door de Kamer op de aan vrage schriftelijk beschikt. De beschikking wordt onverwijld in afschrift ter kennis van den aanvrager gebracht. Een besluit tot wei gering wordt met redenen omkleed. Tegen een weigering kan de belanghebbende bin nen een maand na de dagteekening bij den Minister schriftelijk in beroep komen, die beslist, binnen twee maanden na den dag, waarop de voorziening is gevraagd. Van elk beioep en van elke daarop genomen beslissing geeft de Minister binnen acht dagen kennis aan de Kamer. Indien de weigering onher roepelijk is geworden, kan een vergunning niet verleend worden, voordat één jaar is verstreken. De vergunning", verleend aan een natuurlijk persoon, geldt mede voor hem, die na het overlijden van den vergunning houder diens bedrijf voortzet, gedurende drie maanden na het overlijden, en, indien door hem binnen dien termijn vergunning is aan gevraagd, tot de beslissing op zijn verzoek De Kamer heeft het recht de vergunning in te trekken, indien omstandigheden zich voor doen of feiten bekend worden, op grond waa' van, zoo zij zich vóór de aanvrage hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd. De Kamer kondigt iedere onherroepelijk geworden intrekking van een vergunning on verwijld af in een of meer nieuwsbladen; ter wijl zij, zoowel van weigering als van intrek king eener vergunning, zoodra de beslissin gen dienaangaande onherroepelijk zijn ge worden, schriftelijk kennis geeft aan de overige Kamers. De aanwijzing der nieuws bladen wordt aan de betrokken Kamer over gelaten; de kosten worden door de Kamer betaald. Voorts moet de Kamer een lijst ma ken en bijhouden van alle houders van door haar verleende vergunningen tot kleinver- koop; welke lijst voor ieder gratis ter inzage ligt. Wat het verleenen der colportage-vergun- ning betreft, wordt overeenkomstig de bepa lingen voor het verleenen van een kleinver- koop-vergunning gehandeld. De Kamer kan den aanvrager van een colportage-vergun- ning een voorloopige vergunning ver leenen, welke, hangende de aanvrage voor de Kamer, als normale vergunning geldt. Zij vervalt evenwel mét de eventueele intrekking der aanvrage en is nooit langer geldig dan tot het tijdstip, waarop de Kamer een definitieve beslissing heeft gegeven. Luidt deze beslissing afwijzend, dan vervalt de voorloopige vergunning, ook indien de aanvrager van deze afwijzende beslissing in beroep gaat. Ook voor de colportage-vergun- ningen wordt door de Kamer een lijst bijge houden van die. welke zijn uitgereikt. De vastgestelde regeling voor de kleinver- koopvergunningen zou belemmerend kunnen werken ten opzichte van hen die, na een be paalde werkgelegenheid te hebben verloren, als colporteur nieuw emplooi hadden kunnen vinden, indien zij niet ten hoogste twee maanden op een vergunning zouden moeten wachten. Teneinde daaraan tegemoet te ko men is de Kamer gerechtigd de voorloopige vergunning te verstrekken. Indien de werke lijke colportage-vergunning is verleend, wordt door de Kamer daarvan een bewijs ver strekt, geldig voor het kalenderjaar, waarin de vergunning is gegeven. Ieder jaar, van den eersten dag der maand December af, ver strekt de Kamer aan eiken houder eener col portage-vergunning, in haar gebied woonach tig, op diens verzoek, daarvan een bewijs, gel dig voor het eerstkomende kalenderjaar. De colporteur is verplicht, tijdens de uitoefening van zijn bedrijf een geldig colportage-bewijs bij zich te dragen. Deze bepaling is noodzake lijk met het oog op een doelmatige controle. Het colportage-bewijs bezit dus een soortge lijke functie als het rijbewijs van den auto mobilist. De vergunning is geldig, totdat zij door de Kamer is ingetrokken. Het bewijs der vergunning is slechts geldig gedurende het kalenderjaar, waarvoor het is afgegeven. Wie heeft nagelaten om, gebruik makend van de verschafte gelegenheid, zich reeds in Decem ber van een colportagebewijs voor het volgen de kalenderjaar te voorzien, verliest niet zijn vergunning. Hij loopt dan kans vervolgd te worden, indien hij zijn beroep uitoefent, zoo lang hij zich nog niet van een nieuw bewijs heeft voorzien. Ten slotte zij nog opgemerkt, dat het ver bod van het uitoefenen van het beroep of be drijf van kleinverkooper en het verbod als af betalingscolporteur werkzaam te zijn, zonder, vergunning, eerst van kracht wordt vier maanden na het tijdstip van het in werking treden der wet, dus op 1 Februari 1937. Bij Koninklijk 'Besluit van 10 September 1936, opgenomen in Staatsblad no. 645, is uit voering gegeven aan het totstandkomen van een Algemeenen Maatregel van Bestuur tot uitvoering van artikel 1, tweede lid van de Wet op het afbetalingsbedrijf. Daarbij wor den als „zaken" in den zin van dit artikel aangewezen de zaken, waarvan den geheelen koopprijs, als bedoeld in artikel 1576 c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, een bedrag van vijftig gulden niet te boven gaat. MOLLERUS Mevrouw Groskamp—ten Have schrijft hier maar altijd over wat een vrouw denkt....; maar wat de man over de huiselijke en fami- lie-achtige dingen denkt.... komt het daar misschien niet op aan? Mag ik eens een tipje oplichten van de stille overpeinzingen van den man, wanneer hij de dingen des huiselijken en huishoudelijken le vens gadeslaat en overdenkt, zonder aan- die overdenkingen vormt te geven pour le besoin de la cause? Hij denkt: Lieve Annie, wat doe jij toch eigenlijk den heelen dag mét dat dienstmeisje, dat dure dienstmeisje van ons? Je bent voortdurend in de weer, je bent al-maar bezigmaar hoe lang is het al geleden dat mijn boeken één voor één zijn afgestoft? En wanneer is dat ééne aschbakje het laatst leeggegooid? Je hebt niet eens gemerkt dat de manchetten van dat grijs-met-'n-zwart-streepje overhemd doorge sleten zijn. Heb je gezien dat mijn bolhoed ónder de grijsheid zit? De brievenbus van de buren is veel beter gepoetst dan de onze. Nu heb je gezien dat ik gisteravond, de laatste cigaret uit de doos nam, had jij nu niet eens voor ienuwen voorraad kunnen zorgen? Giste ren heb ik gevraagd om een nieuw stukje zeep. Waar is dat nieuwe stukje zeep? Heb je aan postzegels gedacht? Wanneer ik de vrouw was van den man waar ik van hield zou ik hem zoo nu en dan óók eens een cadeautje geven. Breng ik niet iederen Zaterdagmiddag bloemen mee en chocolade? Als ik jou was bracht ik voor mij eens een nieuwe Dunhill mee, of een aardige das (maar dan niet zoo'n flodderig goedkoop ding.) Wanneer ik de vrouw was van den man waar ik van hield, maakte ik eens wat anders dan altijd andijvie, spercieboontjes en bieten-sla. Dan verzon ik eens de een of andere gékke biefstuk. Hoe zou biefstuk met roereieren smaken? Of met gebakken wingerdblaren? Dat zou ik als vrouw zijnde nou willen weten. Daar zou ik nou plezier in hebben om m'n man eens te verrassen met allerlei culi naire gekkigheidjes. En waarom zit je altijd zoo geanimeerd te luisteren naar de flauwe verhalen van luitenant Doormolen? Mijn ver halen zijn véél geestiger en daar luister je nooit naar. En alleen wanneer er visite is lach je om mijn woordspelingen. Als we alléén zijn zeg je dat je die al ként. Waarom aai je me in mijn gezicht wanneer de Ver- duyns bij ons op de thee zijn. Anders aai je me nooit in mijn gezicht en bovendien weet je dat ik aaien in mijn gezicht niet verdra gen kan. Je Vindt dien journalist Bouman een interessanten man en wanneer ik iets ge schreven heb vindt je 't „heel aardig". En toch ben ik overtuigd dat 't 'm niet in die flapdas van Bouman zit en wanneer ik een avond in Freud gelezen heb kan ik je óók griezelverhalen uit het rijk der droomen vertellen; bovendien ben ik ervan overtuigd dat mevrouw Bouman mij een veel interes santer man vindt dan mijnheer Bouman. Weet je eigenlijk wel dat de meisjes nog wel eens naar mij kijken, terwijl jij vanmorgen tegen me gezegd hebt: „je mag wel eens iets aan je haar laten doen, je kruin wordt al aardig kaal?" Waarom moet ik de hond eigenlijk altijd borstelen? Is dat man nenwerk? Ik vind dat je de telefoon best van je huishoudgeld kunt betalen. Mevrouw van Slooten heeft een hééle dienstbode en ze heeft tóch vijf en twintig gulden in de maand minder noodig. Zij geeft haar man altijd een arm wanneer ze wandelen gaan en ze kijkt hem de woorden uit den mond. Mijn prulle- mand is al in zeker twee dagen niet leeg gemaakt, en er zijn drie vreemde boorden uit de wasch gekomen. Boorden met punten. Draag ik boorden met punten? Heb je niet ééns gemerkt? Kan er nu niet eens een stukje jonge kaas in de kelderkast staan? Ik houd van jonge kaas. Ik kan geen oude kaas zien. Toen we verloofd waren heb je mij iederen Zondag gekiekt. Nu heb je me in geen jaren meer gekiekt Zóó denkt een man over Maar daar wordt niet opgelet. Dat is niet interessant genoeg, nietwaar? Dat de menschen hiernaast lachen om die ongepoetste brievenbus van ons. Dat die Bouman zich verbeeldt dat-ie in teressant is. Dat anderen met vijf en twintig gulden min der twee maal in de week naar de bioscoop kunnen gaan. Is dat soms niet om over te schrijven? Nóu dan.... Mr. E. ELIAS. Vliegveld Getafe zou voor hen open liggen. SEVILLA 28 October (D. N. B./A. N. P.) Het Duitsche Nieuwsbureau deelt mede, dat de aanval van de op standelingen onder leiding van gene raal Va^ra hen tot dicht bij Madrid heeft gebracht. Het vliegveld Getafe ligt open voor de stellingen der opstandelingen en de huizenzee van Madrid kan met het bloote oog worden waargenomen. In militaire kringen te Toledo merkt men volgens Havas op, dat generaal Franco ver moedelijk niet zijn geheele macht aan tanks en artillerie tegen Madrid zal behoeven in te zetten, aangezien hij slechts weinig tegenstand ondervindt, terwijl de verkenningen van vlieg tuigen uit hebben aangetoond, dat alleen in de onmiddellijke omgeving van de stad groote troepenconcentraties en versterkingen liggen. Het is mogelijk, dat de legers aan de fronten van Somosierra en Guadarrama eerst zullen oprukken, als de koloniale afdeelingen reeds in Madrid zijn binnengedrongen. Naar ver luidt zou generaal Franco voornemens zijn alleen de koloniale troepen aan den aanval op Madrid te laten deelnemen, teneinde excessen te voorkomen, welke het gevolg zou den kunnen zijn van de politieke hartstochten van de militietroepen. GEZAGVOERDER VAN DE „QUEEN MARY" DOOR BEROERTE GETROFFEN LONDEN, 28 October (Reuter) Kapitein Britten van de „Queen Mary" is twee uur voor het vertrek van het schip, juist toen hij wilde opstaan, door een beroerte getroffen. Hij is naar een ziekenhuis overgebracht en naar men zegt zou zijn toestand zorgwekkend zijn. De „Queen Mary" is thans vertrokken onder commando van kapitein Peel, die reeds de vorige reis het bevel over het schip heeft ge voerd en die in allerijl telefonisch gewaar schuwd was.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 3