De Wet op het Af beta lings bed rijf.
Door veel tegenkanting tot stand gekomen.
Een man schrijft..
Nieuwe Waterweg.
Moeilijkheden om de vereischte diepte
te verkrijgen.
Uit de geschiedenis van dit
vaarwater.
VOETBAL.
N ederlandNoorwegen.
Verruwing van het voetbal.
Hoe de Norburg binnen
gebracht werd.
DONDERD KG 29 O C T. 1936
Varela's troepen in het gezicht
van Madrid?
Op 31 October a.s. zal hetnaar wij reeds
hebben gemeld 70 jaar geleden zijn, dat
een begin gemaakt werd met het graven van
den Nieuwen Waterweg, waarmede men den
grondslag heeft gelegd voor den bloei van
Rotterdam. Zeventig jaar geleden heeft de
prins van Oranje de eerste spade in den
grond gestoken voor den aanleg van deze
prachtige verbinding van Rotterdam met de
Noordzee. Toen werd een begin gemaakt met
de geschiedenis van een voor de welvaart van
Nederland zoo uiterst belangrijke verbinding
van zijn eerste havenstad met de zee. Maar
70 jaar geleden werd ook een periode van
strijd afgesloten, welke de plannen tot het
graven van den Nieuwen Wtaerweg met zich
hadden gebracht.
P. van den Heuvel.
Want voordat het zoover was dat een be
gin kon worden gemaakt met dit machtige
werk had zich al heel wat afgespeeld. Rot
terdam kon toen van de zee af bereikt wor
den langs de natuurlijke toegangen, welke
gevormd werden door de zeegaten van den
Briel en Maassluis. Deze zeegaten verleenden
schepen toegang met een maximum diep
gang van 35 dM. Schepen met een grooteren
diepgang moesten een omweg maken en be
reikten de Maasstad via de zeegaten van
Goeree en Brouwershaven. Reeds voor dien
tijd werd dit al spoedig een onhoudbaren toe
stand en in 1827 werd een begin gemaakt met
een groot werk, nl. met het graven van het
kanaal van Voorne, dat in 1831 gereed kwam.
Dit kanaal kon op den duur echter ook niet
voldoen en daarom benoemde op 5 November
1857 de toenmalige minister van Binnen-
landsche Zaken Heemstra onder wien des
tijds ook waterstaatsaangelegenheden ressor
teerden, een Raad van Waterstaat welke
hem moest voorlichten op welke wijze het
best tot verbetering van de diverse water
wegen in den lande kon worden overgegaan.
Secretaris van deze commissie was de jeug
dige ingenieur Ca land. Het was deze jon
geman, die zich met alle ernst aan de hem
opgelegde taak gaf, en reeds spoedig met een
goed omlijnd plan voor den dag kwam voor
een open weg naar de zee. Zijn denkbeelden
vonden in den voornoemden raad algemeene
Instemming en reeds op 21 Augustus 1858
bracht de raad rapport uit dat eindigde met
de woorden: „Moge het blijken, dat wij de
rechte middelen hebben gekozen, en daar
door den Rotterdamschen handel bevrijd
hebben van de hinderpalen, die zijne ver
dere ontwikkiling belemmeren". Het rapport
had in zijn geheel geen veelzeggenden in
houd, want de technische bijzonderheden
werden er slechts globaal in aangegeven.
Het ontworpen plan werd door de ministers
Heemstra en Van Hall als wet bij de Staten -
Generaal aanhangig gemaakt, doch kwam
niet in behandeling, aangezien het ontwerp
ingediend was na de sluiting van de zitting
en daarna van de agenda verdween. Het zou
tot 24 Januari 1863 duren, voor het plan op
nieuw als wetsontwerp behandeld werd. Dit
maal bracht het het tot 't Staatsblad, het
geen grootendeels aan Thorbecke te danken
is geweest. Teekenend voor de stemming van
dien tijd zijn de slotwoorden waarmede Thor
becke zijn ontwerp toelichtte: „Ik zeg, dat
het een gewaagd werk is, maar een werk dat
wij moeten wagen. Het geldt hier te doen het
geen men doen moet wanneer men zelfs een
ongelijken strijd waagt voor zijn -vrijheid en
onafhankelijkheid. Blijvende hetgeen wij
zijn, worden wij voorbij gegaan en zijn wij
bedorven: het schijnt mij dus een onvermij
delijke plicht het middel aan te grijpen dat
ons kan redden".
Onder leiding van ingenieur Caland werd
met het werk begonnen en aanvankelijk vlotte
het uitstekend. Op 26 November 1868 werd de
buitendam van de geul doorgestoken,waardoor
het zeewater toegang kreeg. In September
1870 werd deze vaargeul voor het eerst ge
bruikt. Op 9 Maart voer de „Richard Young"
een lijner van de Harwichlijn den nieuwen
Maasmond uit.
Toch had het werk lang niet ieders
sympathie. Vooral zij die belang
hadden bij de oude route fulmineer
den fel tegen Caland en de zijnen.
Teikens trof men in dag- en weekbla
den onvriendelijkheden aan het
adres van dezen on wrikbar en, maar
voor zijn tegenstanders ook zeer on-
aangenamen ingenieur aan. Zelfs
twijfelde men er aan of de waterweg
ooit goed bevaarbaar zou worden, en
vandaar het rijmpje:
O, nooit volprezen heer Caland.
Uw waterweg die blijft een weg
van zand.
Inderdaad vlotte het werk later niet meer
zoo goed als in het begin. In 1877 toen men
11 jaar aan den arbeid was, was de vaargeul
hii laag water nog slechts 1xh M. diep. Intus-
schen begonnen ook de Staten-Generaal on
geduldig te worden. En het kwam zelfs zoo
ver, dat. ofschoon een commissie door de Re
geering benoemd, op voortzetting aandrong
het werk in 1880 werd stopgezet.
Nadat in 1881 de commissie nadere plan
nen had uitgewerkt vond het werk weer
voortgang. Maar goed beschouwd is de water
weg nimmer gereed gekomen. Zoolang het
verkeer zich zal uitbreiden zoolang blijft de
waterweg onvoltooid, omdat er steeds nieuwe
en hoogcre eischen door de scheepvaart wor
den gesteld.
Wie over den Rotterdamschen waterweg iets
weten wil, kan terecht bij den heer P. van den
Heuvel, oud-gezagvoerde van het Vlagge-
schip van de Holland-Amerikalijn, den Sta
tendam.
Kapitein van den Heuvel, die minstens 600
maal den waterweg op en af voer was vol lof
over dit vaarwater. In 1886 maakte hij er met
het zeilschip „Mary" zijn eerste reis, „Twee
jaar later", aldus de heer van den Heuvel,
„kwam ik bij de Holland-Amerika lijn. De
toestand van den waterweg was toen zeer ma
tig. Met schepen van hoogstens 7 Meter diep
gang was hij te bevaren, maar dan kon je
vaak nier. in één tij van Rotterdam naar zee
komen. Het schip werd dan aan de stoppalen
bij Rozenburg vastgemaakt. Die palen zijn er
nog, maar voor dit doel worden ze natuurlijk
niet meer gebruikt. Ik herinner mij, dat wij
in 1892 een groote lading tabak naar Amerika
moesten brengen. Daar waren de invoerrech
ten op tabak enorm verhoogd en het was dus
zaak, de lading binnen te brengen voor de
nieuwe invoerrechten in werking traden.
Het ongeluk wilde, dat wij met ons overbe
last schip in den Waterweg aan den grond lie
pen. Wat wij ook probeerden, wij konden niet
vlot komen. De bunkerkolen werden gelost en
alle beschikbare, sleepbooten verleenden as
sistentie. Toen ook dat niet hielp is tenslotte
de marine te hulp gekomen. Eindelijk na vele
dagen, kwam de Spaarndam vlot. Dank zij een
uitstel van den datum waarop de invoerrech
ten in werking traden kwamen wij nog op tijd
aan wat groote vreugde verwekte in de ta
baks- en in de assurantiewereld.
Het binnenloopen was veel eenvoudiger,
daar het hoog water te Rotterdam twee uur
later valt dan aan den Hoek, en de tocht van
daar naar Rotterdam juist ongeveer twee uur
duurt. Geleidelijk werd de waterweg veel beter
en comfortabeler voor de groote schepen, ook
al volgden deze met hun diepgang den water
weg in zijn groei op den voet. Aanvankelijk
heerschte er bij den ingang als gevolg van de
daarbestaande ondiepten menigmaal een
zware grondzee maar met het verdwijnen van
de ondiepten is dat gevaar weggenomen. De
normaliseering d.w.z. het rechtmaken van de
bochten was ook een groote verbetering, waar
bij ik vooral denk aan de bocht bij Maassluis.
Van verlichting was op den Waterweg vroeger
nauwelijks sprake. Er waren een paar geleid-
vuren en dat was alles. Ook in dit opzicht is
er veel verbeterd. De Waterweg kan thans de
vergelijking met ieder buitenlandsche vaar
water glansrijk doorstaan, vooral ook door
onze voortreffelijke sleepdiensten."
Op 31 October a.s. zullen aan boord van alle
schepen in de Rotterdamsche haven de vlaggen
wapperen. En op dien dag zal met groote
dankbaarheid het werk'worden herdacht van
den pionnier Caland, die Rotterdam heeft hel
pen maken tot een der voornaamste haven
steden van het continent.
NATIONALISATIE VAN DE RENAULT-
FABRÏEKEN?
PARIJS 28 October (Reuter). Ten aanzien
van de maatregelen tot nationalisatie waar
van Daladier gisteren in den ministerraad
melding maakte, schrijft Le Populaire, dat be
sloten is een deel van de fabrieken van Re
nault te nationaiiseeren.
STUURMAN VAN DE „POELAU BRAS"
VERONGELUKT.
AMSTERDAM 28 October. Naar wij ver
nemen is Dinsdag tijdens den hevigen storm
aan boord van het vrachtschip „Poelau Bras"
van de Stoomvaartmaatschappij „Nederland"
tusschen Hamburg en Cuxhaven een doodelijk
ongeluk gebeurd.
Het slachtoffer is de eerste stuurman, de
heer M. J. C. van 't Riet uit Rotterdam die door
een stortzee van de bak is geslagen, waarbij
hij zeer ernstig werd gewond.
De heer Van 't Riet werd te Cuxhaven aan
den wal gebracht, waar hij in het ziekenhuis
werd opgenomen.
In den loop van den nacht is hij aan zijn
verwondingen bezweken. De heer Van 't Riet
was 42 jaar oud en gehuwd.
De „Poelau Bras" heeft inmiddels de reis
naar Amsterdam voortgezet.
De Bock geblesseerd.
Wij vernemen dat De Bock j.l. Zondag in
den wedstrijd tegen A. P. C. een trap tegen
zijn onderbeen heeft gekregen, die ernstiger
is aangekomen, dan men aanvankelijk dacht.
Het is een bloeduitstorting geworden. De
Bock is onder behandeling van den Bonds-
oefenmeester Bob Glendenning. Het is nog
niet zeker, of de Bock a.s. Zondag tegen
Noorwegen kan spelen.
Van verschillende zijden ontvingen wij be
wijzen van instemming met de beschouwing
in ons blad betreffende het „spektakel in
Breda" van Zondag j.l. En juist is in deze
dagen ook in de Sportkroniek een waar
schuwend woord van de Strafcommissie van
den K. N. V. B. verschenen, waarin zeer
strenge bestraffing in uitzicht werd gesteld
voor overtredingen in de toekomst. Wij kun
nen alle stukken die ons hierover bereiken,
niet plaatsen en onthouden ons dus op dit
punt maar geheel, doch zij bewijzen, wan
neer er nog eenig bewijs noodig ware, dat wij
in onzen wensch, dat het voetbalspel van
smetten vrij moge blijven, niet alleen staan.
Wij zijn zelfs overtuigd van het tegendeel. De
goedwillenden zijn zeer in de meerderheid.
Waaruit weer volgt, dat in dit opzicht volledig
succes bereikt kan worden, met de, ongetwij
feld gaarne gegeven medewerking van allen,
die leidende functies in deze sport bekleeden.
Wat de schipper van de Insulinde vertelde.
(Van onzen correspondent.)
OOST MAHORN, 28 October. De reddings
boot Insulinde van de N.Z.H. Reddingsmaat
schappij is hedenmorgen tegen negen uur in
Oostmahorn teruggekeerd, zonder zoeklicht
en zonder uitlaatpijp, die men door het zware
weer had verspeeld. Rustig gaat de bemanning
huiswaarts, hier en daar op vragen antwoor
dend dat het „beroerd weer" was. Men weet
daar echter wel, dat deze woorden beteekenen
een nacht van hard werken en schipper Mees
Toxipeus schetst ons dat nader. In overleg
met Terschelling zijn wij gistermiddag eerst
niet uitgevaren. Maar daar de Duitsche boot
Norburg steeds meer om den Oost kwam en
dus op ons terrein, stuurde de reddingscom
mandant van Terschelling ons er toch nog op
uit. We zijn omstreeks vier uur vertrokken, en
voor wij in het Friesche gat kwamen, was de
zee wel woelig, maar toch niet erg. We stoom
den op volle kracht vooruit. Buiten gekomen
bleken er talrijke buien te zijn, die veelal de
kracht hadden van een orkaan. De wind
gierde en huilde, en steeds hooger liepen de
zeeën. Zoo hoog zelfs, dat onze twee meter
hooge uitlaatpijp als een riet afknapte en het
zoeklicht totaal werd vernield. Eerst op dat
oogenblik kregen wij bericht dat de Brandaris
was teruggeroepen, en dat wij alleen moesten
doorzetten. Ik dacht: „als er hier aan boord
nog meer kapot gaat, moeten wij ook terug.'"
Van het schip was nóg steeds niets te zien.
Draadloos werd ons gemeld, waar de boot
lag en tevens dat zij in zinkenden toestand
verkeerde. Na ongeveer drie kwartier zagen
wij de Norburg, en gelukkig viel de toestand
mee. Op onze vraag, of men het schip wilde
verlaten, werd ontkennend geantwoord. Wel
was, zooals de Duitsche kapitein mededeelde
alles „kaput, Ruder und forne", maar het was
voldoende, als wij in de nabijheid wilden blij
ven. Dat hebben wij gedaan en ondanks de
woeste golven, zijn wij steeds op ongeveer
honderd meter, soms teruggebracht tot twin
tig a dertig meter blijven liggen. Aan boord
van de Norburg moet men angstige oogen
blikken hebben meegemaakt.
De wind n.l. dreef de boot naar de kust
van Ameland, en daar zou er bij deze zee geen
houden aan geweest zijn. Het schip bleek mo
dern, ongeveer vierduizend ton en had blijk
baar een lading stukgoederen aan boord. Het
lag met den neus diep in zee, en helde sterk
voorover. Maar blijkbaar beschikte men over
goede pompen. De schoorsteenen rookten
zwaar. Door de pompinstallatie is waarschijn
lijk driehonderd a vierhonderd ton water ver
werkt. De reederij Doeksen van Terschelling
had de sleepboot „Holland" ter assistentie ge
zonden. Maar deze kon eerst geen contact met
het schip krijgen. Toen dit eindelijk gelukt
was, knapte de tros. Eerst een herhaalde po
ging had succes. Het sleepen was echter een
lastig karwei, doordat de Duitsche boot dwars
lag en niet gestuurd kon worden. De stuur-
kettingen waren n.l. gebroken, en het roer
sloeg onophoudelijk van bakboord naar stuur
boord. Tenslotte is het gelukt, mede doordat
men aan boord van de „Norburg" omstreeks
vier uur er in geslaagd was, de stuurinrich
ting te herstellen. Er werd toen aan boord
met een flambouw een teeken gegeven, dat
men hulp van een Duitschen loods noodig
had. Deze heeft het schip met de Holland de
haven van Borkum binnen geloodst. Wij zijn,
zoo besloot Mees Toxopeus zijn eenvoudig ver
haal, in overleg met den Duitschen kapitein
naar onze standplaats Oostmahorn terugge
keerd.
De Insulinde had, toen zij vannacht weer
voor den wal kwam, een zwaren tocht van 18
uur achter den rug.
Bij schrijven van 21 September j.l. is door
den minister van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart aan de Kamers van Koophandel
en Fabrieken bericht gezonden, „dat de beide
wetten van 23 April 1936 (St.bl. No. 202 en No.
605) op 1 October 1936 in werking zullen tre
den."
De afbetaling is een vorm van overeen
komst, waarbij het verleenen van crediet niet
als toevallige bijzonderheid, maar als wezen
lijk bestanddeel optreedt. Het verhoogde ge
vaar van conflicten, eigen aan elk crediet
in 't bijzonder aan dezen vorm van crediet
is voor den wetgever aanleiding geweest, een
wettelijke regeling te ontwerpen. De afbeta
ling is ontstaan uit de behoefte van velen om
zich het gebruik te verschaffen van „zaken,
waarvan de volle betaling op het oogenblik
niet schikt." Deze overeenkomst dankt haar
groote vlucht aan de specifieke eigenaardig
heid van het daarbij verleend crediet. De om
standigheden, waaronder het contract tot
stand komt, sluiten meestal uit, dat het den
credietgever mogelijk is om zakelijke zeker
heid te stellen. Ook op het vertrouwen, dat de
schuldenaar als persoon inboezemt kan het af-
betalingsbedrijf niet worden .gevestigd. Als
gevolg van dezen ontwikkelingsgang kan
gewezen worden op verschillende wetgevin
gen, waarbij in het bijzonder de schuldenaar
in bescherming is genomen tegen de obliga
toire scherpte van het afbetalingscontract.
Duitscbland is daarbij in 1894 voorgegaan.
Oostenrijk volgde twee jaren later, terwijl
dezelfde regeling in Tsjecho-Slowakije wordt
toegepast. Frankrijk bepaalde zich in 1900 tot
een wet betr. de ventes a tempérament de va-
leurs de bourse, België bezit geen bijzondere
afbetalingswet. Zweden. Noorwegen en Dene
marken hebben deze wel, resp.: van de jaren
1915, 1916 (gewijzigd in 1928) en 1917. In
verschillende staten van Noord-Amerika
geldt de Uniform Conditional Sales Act van
1918, terwijl soortgelijke bepalingen gelden in
de meeste provincies van Canada. De nieuw
ste wettelijke regeling is opgenomen in de in
1930 in Chili ingevoerde afbetalingswet.
In ons land werd de eerste poging tot wet
telijke regeling dezer materie in 1892 gedaan
door het Kamerlid mr. H. Ph. de Kanter.
Voorts zij herinnerd aan de in 1906 voor de
Nederlar.dsehe Juristenvereeniging uitge-
brachtte prae-adviezen door prof. mr. P.
Scholten en mr. A. A. H. Struycken over de
vraag: Is wettelijke regeling van het afbeta
lingscontract wenscheiijk; zoo ja, welke? En
ten slotte aan het oordeel van den toen-
maligen minister Donner (1929) en de op 31
Januari 1930 benoemde Commissie- v. d. Heij
den, die de opdracht kreeg: „te onderzoeken
of en, zoo ja, op welke wijze, de overeenkomst
van koop en verkoop op afbetaling bij de wet
moet worden geregeld". De grootste lof, welke
men deze commissie kon brengen is wel hierin
gelegen, dat de Regeering zich vrijwel geheel
met de voorstelling der Commissie heeft ver-
eenigd.
Het feit, dat de getroffen wettelijke voor
ziening tot stand is gekomen beteekent, dat
het afbetalingsstelsel als maatschappelijk ver
schijnsel aanvaard is en dat de wetgever paal
en perk wil stellen aan de meest in het oog
gevallen gebreken.
De wettelijke regeling bestaat uit een voor
ziening nopens het afbetalingsbedrijf (wet
van 23 April S 605) en een betr. de overeen
komst van koop en verkoop op afbetaling (wet
van 23 April S 202).
Het is verboden het beroep of bedrijf van
kleinverkooper op afbetaling uit te oefenen,
behoudens krachtens 'een vergunning, terwijl
het eveneens verboden is als afbetalingscol
porteur werkzaam te zijn, zonder in het bezit
te zijn van een daarvoor vastgestelde ver
gunning.
Eerstbedoelde vergunning wordt, onder be
taling van een bedrag van één gulden, schrif
telijk gevraagd aan de Kamer van Koophan
del en Fabrieken, in welker gebied de woon
plaats van den aanvrager gelegen is. Heeft
de aanvrager hier te lande geen woonplaats,
dan wordt voor het verkrijgen der vergun
ning als woonplaats beschouwd zijn laatste
woonplaats hier te lande en, indien ook deze
ontbreekt, de gemeente Amsterdam. De ver
gunning wordt alleen geweigerd, indien op
grond van de persoonlijke eigenschappen of
gedragingen van den aanvrager misbruiken
ten nadeele van de koopers zijn te vreezen.
Van het verzoek dient door de Kamer ten
spoedigste kennis te worden gegeven aan
Burgemeester en Wethouders van de woon
plaats van den aanvrager. Het College ver
strekt voor zoover doenlijk zoo spoedig moge
lijk aan de Kamer alle ter zake dienende in
lichtingen omtrent de persoonlijke eigen
schappen of gedragingen van den aanvrager.
Voor het geval de aanvrager een naamlooze
vennootschap, een coöperatieve- of andere
rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging
of een stichting is, wordt de plaats van vesti
ging als woonplaats op overeenkomstige
wijze als boven aangegeven bepaald. Als per
soonlijke eigenschappen of gedragingen van
den aanvrager worden dan beschouwd de
eigenschappen of gedragingen van ieder der
bestuurders. Het verschuldigde bedrag aan
de Kamer te voldoen is de vergoeding van een
gedeelte der kosten, welke de uitvoering van
de wet aan de Kamer oplegt. Binnen twee
maanden wordt door de Kamer op de aan
vrage schriftelijk beschikt. De beschikking
wordt onverwijld in afschrift ter kennis van
den aanvrager gebracht. Een besluit tot wei
gering wordt met redenen omkleed. Tegen
een weigering kan de belanghebbende bin
nen een maand na de dagteekening bij den
Minister schriftelijk in beroep komen, die
beslist, binnen twee maanden na den dag,
waarop de voorziening is gevraagd. Van elk
beioep en van elke daarop genomen beslissing
geeft de Minister binnen acht dagen kennis
aan de Kamer. Indien de weigering onher
roepelijk is geworden, kan een vergunning
niet verleend worden, voordat één jaar is
verstreken. De vergunning", verleend aan een
natuurlijk persoon, geldt mede voor hem,
die na het overlijden van den vergunning
houder diens bedrijf voortzet, gedurende drie
maanden na het overlijden, en, indien door
hem binnen dien termijn vergunning is aan
gevraagd, tot de beslissing op zijn verzoek
De Kamer heeft het recht de vergunning in
te trekken, indien omstandigheden zich voor
doen of feiten bekend worden, op grond waa'
van, zoo zij zich vóór de aanvrage hadden
voorgedaan, of bekend waren geweest, de
vergunning zou zijn geweigerd.
De Kamer kondigt iedere onherroepelijk
geworden intrekking van een vergunning on
verwijld af in een of meer nieuwsbladen; ter
wijl zij, zoowel van weigering als van intrek
king eener vergunning, zoodra de beslissin
gen dienaangaande onherroepelijk zijn ge
worden, schriftelijk kennis geeft aan de
overige Kamers. De aanwijzing der nieuws
bladen wordt aan de betrokken Kamer over
gelaten; de kosten worden door de Kamer
betaald. Voorts moet de Kamer een lijst ma
ken en bijhouden van alle houders van door
haar verleende vergunningen tot kleinver-
koop; welke lijst voor ieder gratis ter inzage
ligt.
Wat het verleenen der colportage-vergun-
ning betreft, wordt overeenkomstig de bepa
lingen voor het verleenen van een kleinver-
koop-vergunning gehandeld. De Kamer kan
den aanvrager van een colportage-vergun-
ning een voorloopige vergunning ver
leenen, welke, hangende de aanvrage
voor de Kamer, als normale vergunning
geldt. Zij vervalt evenwel mét de eventueele
intrekking der aanvrage en is nooit langer
geldig dan tot het tijdstip, waarop de Kamer
een definitieve beslissing heeft gegeven.
Luidt deze beslissing afwijzend, dan vervalt
de voorloopige vergunning, ook indien de
aanvrager van deze afwijzende beslissing in
beroep gaat. Ook voor de colportage-vergun-
ningen wordt door de Kamer een lijst bijge
houden van die. welke zijn uitgereikt.
De vastgestelde regeling voor de kleinver-
koopvergunningen zou belemmerend kunnen
werken ten opzichte van hen die, na een be
paalde werkgelegenheid te hebben verloren,
als colporteur nieuw emplooi hadden kunnen
vinden, indien zij niet ten hoogste twee
maanden op een vergunning zouden moeten
wachten. Teneinde daaraan tegemoet te ko
men is de Kamer gerechtigd de voorloopige
vergunning te verstrekken. Indien de werke
lijke colportage-vergunning is verleend,
wordt door de Kamer daarvan een bewijs ver
strekt, geldig voor het kalenderjaar, waarin
de vergunning is gegeven. Ieder jaar, van den
eersten dag der maand December af, ver
strekt de Kamer aan eiken houder eener col
portage-vergunning, in haar gebied woonach
tig, op diens verzoek, daarvan een bewijs, gel
dig voor het eerstkomende kalenderjaar. De
colporteur is verplicht, tijdens de uitoefening
van zijn bedrijf een geldig colportage-bewijs
bij zich te dragen. Deze bepaling is noodzake
lijk met het oog op een doelmatige controle.
Het colportage-bewijs bezit dus een soortge
lijke functie als het rijbewijs van den auto
mobilist. De vergunning is geldig, totdat zij
door de Kamer is ingetrokken. Het bewijs der
vergunning is slechts geldig gedurende het
kalenderjaar, waarvoor het is afgegeven. Wie
heeft nagelaten om, gebruik makend van de
verschafte gelegenheid, zich reeds in Decem
ber van een colportagebewijs voor het volgen
de kalenderjaar te voorzien, verliest niet zijn
vergunning. Hij loopt dan kans vervolgd te
worden, indien hij zijn beroep uitoefent, zoo
lang hij zich nog niet van een nieuw bewijs
heeft voorzien.
Ten slotte zij nog opgemerkt, dat het ver
bod van het uitoefenen van het beroep of be
drijf van kleinverkooper en het verbod als af
betalingscolporteur werkzaam te zijn, zonder,
vergunning, eerst van kracht wordt vier
maanden na het tijdstip van het in werking
treden der wet, dus op 1 Februari 1937.
Bij Koninklijk 'Besluit van 10 September
1936, opgenomen in Staatsblad no. 645, is uit
voering gegeven aan het totstandkomen van
een Algemeenen Maatregel van Bestuur tot
uitvoering van artikel 1, tweede lid van de
Wet op het afbetalingsbedrijf. Daarbij wor
den als „zaken" in den zin van dit artikel
aangewezen de zaken, waarvan den geheelen
koopprijs, als bedoeld in artikel 1576 c, tweede
lid, van het Burgerlijk Wetboek, een bedrag
van vijftig gulden niet te boven gaat.
MOLLERUS
Mevrouw Groskamp—ten Have schrijft hier
maar altijd over wat een vrouw denkt....;
maar wat de man over de huiselijke en fami-
lie-achtige dingen denkt.... komt het daar
misschien niet op aan?
Mag ik eens een tipje oplichten van de stille
overpeinzingen van den man, wanneer hij de
dingen des huiselijken en huishoudelijken le
vens gadeslaat en overdenkt, zonder aan- die
overdenkingen vormt te geven pour le besoin
de la cause?
Hij denkt:
Lieve Annie, wat doe jij toch eigenlijk den
heelen dag mét dat dienstmeisje, dat dure
dienstmeisje van ons? Je bent voortdurend in
de weer, je bent al-maar bezigmaar hoe
lang is het al geleden dat mijn boeken één
voor één zijn afgestoft? En wanneer is dat
ééne aschbakje het laatst leeggegooid? Je hebt
niet eens gemerkt dat de manchetten van dat
grijs-met-'n-zwart-streepje overhemd doorge
sleten zijn. Heb je gezien dat mijn bolhoed
ónder de grijsheid zit? De brievenbus van de
buren is veel beter gepoetst dan de onze. Nu
heb je gezien dat ik gisteravond, de laatste
cigaret uit de doos nam, had jij nu niet eens
voor ienuwen voorraad kunnen zorgen? Giste
ren heb ik gevraagd om een nieuw stukje
zeep. Waar is dat nieuwe stukje zeep? Heb je
aan postzegels gedacht? Wanneer ik de vrouw
was van den man waar ik van hield zou ik
hem zoo nu en dan óók eens een cadeautje
geven. Breng ik niet iederen Zaterdagmiddag
bloemen mee en chocolade? Als ik jou was
bracht ik voor mij eens een nieuwe Dunhill
mee, of een aardige das (maar dan niet zoo'n
flodderig goedkoop ding.) Wanneer ik de
vrouw was van den man waar ik van hield,
maakte ik eens wat anders dan altijd andijvie,
spercieboontjes en bieten-sla. Dan verzon ik
eens de een of andere gékke biefstuk. Hoe
zou biefstuk met roereieren smaken? Of met
gebakken wingerdblaren?
Dat zou ik als vrouw zijnde nou willen
weten. Daar zou ik nou plezier in hebben om
m'n man eens te verrassen met allerlei culi
naire gekkigheidjes. En waarom zit je altijd
zoo geanimeerd te luisteren naar de flauwe
verhalen van luitenant Doormolen? Mijn ver
halen zijn véél geestiger en daar luister je
nooit naar. En alleen wanneer er visite is
lach je om mijn woordspelingen. Als we
alléén zijn zeg je dat je die al ként. Waarom
aai je me in mijn gezicht wanneer de Ver-
duyns bij ons op de thee zijn. Anders aai je
me nooit in mijn gezicht en bovendien weet
je dat ik aaien in mijn gezicht niet verdra
gen kan. Je Vindt dien journalist Bouman
een interessanten man en wanneer ik iets ge
schreven heb vindt je 't „heel aardig". En
toch ben ik overtuigd dat 't 'm niet in die
flapdas van Bouman zit en wanneer ik een
avond in Freud gelezen heb kan ik je óók
griezelverhalen uit het rijk der droomen
vertellen; bovendien ben ik ervan overtuigd
dat mevrouw Bouman mij een veel interes
santer man vindt dan mijnheer Bouman.
Weet je eigenlijk wel dat de meisjes nog wel
eens naar mij kijken, terwijl jij vanmorgen
tegen me gezegd hebt: „je mag wel eens iets
aan je haar laten doen, je kruin wordt al
aardig kaal?" Waarom moet ik de
hond eigenlijk altijd borstelen? Is dat man
nenwerk? Ik vind dat je de telefoon best
van je huishoudgeld kunt betalen. Mevrouw
van Slooten heeft een hééle dienstbode en ze
heeft tóch vijf en twintig gulden in de maand
minder noodig. Zij geeft haar man altijd een
arm wanneer ze wandelen gaan en ze kijkt
hem de woorden uit den mond. Mijn prulle-
mand is al in zeker twee dagen niet leeg
gemaakt, en er zijn drie vreemde boorden
uit de wasch gekomen. Boorden met punten.
Draag ik boorden met punten? Heb je niet
ééns gemerkt? Kan er nu niet eens een
stukje jonge kaas in de kelderkast staan? Ik
houd van jonge kaas. Ik kan geen oude kaas
zien. Toen we verloofd waren heb je mij
iederen Zondag gekiekt. Nu heb je me in
geen jaren meer gekiekt
Zóó denkt een man over
Maar daar wordt niet opgelet.
Dat is niet interessant genoeg, nietwaar?
Dat de menschen hiernaast lachen om die
ongepoetste brievenbus van ons.
Dat die Bouman zich verbeeldt dat-ie in
teressant is.
Dat anderen met vijf en twintig gulden min
der twee maal in de week naar de bioscoop
kunnen gaan.
Is dat soms niet om over te schrijven?
Nóu dan....
Mr. E. ELIAS.
Vliegveld Getafe zou voor hen open liggen.
SEVILLA 28 October (D. N. B./A. N.
P.) Het Duitsche Nieuwsbureau
deelt mede, dat de aanval van de op
standelingen onder leiding van gene
raal Va^ra hen tot dicht bij Madrid
heeft gebracht.
Het vliegveld Getafe ligt open voor
de stellingen der opstandelingen en
de huizenzee van Madrid kan met het
bloote oog worden waargenomen.
In militaire kringen te Toledo merkt men
volgens Havas op, dat generaal Franco ver
moedelijk niet zijn geheele macht aan tanks
en artillerie tegen Madrid zal behoeven in te
zetten, aangezien hij slechts weinig tegenstand
ondervindt, terwijl de verkenningen van vlieg
tuigen uit hebben aangetoond, dat alleen in
de onmiddellijke omgeving van de stad groote
troepenconcentraties en versterkingen liggen.
Het is mogelijk, dat de legers aan de fronten
van Somosierra en Guadarrama eerst zullen
oprukken, als de koloniale afdeelingen reeds
in Madrid zijn binnengedrongen. Naar ver
luidt zou generaal Franco voornemens zijn
alleen de koloniale troepen aan den aanval
op Madrid te laten deelnemen, teneinde
excessen te voorkomen, welke het gevolg zou
den kunnen zijn van de politieke hartstochten
van de militietroepen.
GEZAGVOERDER VAN DE „QUEEN MARY"
DOOR BEROERTE GETROFFEN
LONDEN, 28 October (Reuter) Kapitein
Britten van de „Queen Mary" is twee uur voor
het vertrek van het schip, juist toen hij wilde
opstaan, door een beroerte getroffen.
Hij is naar een ziekenhuis overgebracht en
naar men zegt zou zijn toestand zorgwekkend
zijn.
De „Queen Mary" is thans vertrokken onder
commando van kapitein Peel, die reeds de
vorige reis het bevel over het schip heeft ge
voerd en die in allerijl telefonisch gewaar
schuwd was.