BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. UIT DE NATUUR ZATERDAG 7 NOV. 1936 AAN ALLEN! A.s. Woensdagmiddag 5 min. voor 2 uur verwacht ik jullie weer. Voor de kinderen die het eerste werkje afhebhen. breng ik nieuw materiaal mede. Dus tot Woensdag. Lief SNEEUWVLOKJE. Jammer dat je goudvischje dood gegaan is. In gevangen schap schijnt het echter nooit een lang le ven beschoren te zijn. 'k Wil graag gelooven dat je handwerken en gymnastiek op de school heel graag doet. Deze vakken vormen een mooie afwisseling met de andere school vakken zooals o.m. rekenen, taal, enz. A.s. Woensdag ben je natuurlijk weer present. Dag Sneeuwvlokje. Lief STERRETJE. 'k Begrijp dat je het verleden week heel fijn op de club gevon den hebt. A.s. Woensdag houd ik weer club en dan ben je natuurlijk present. Prettig dat je 1.1. Woensdagmorgen vrij van school had en je dus in de gelegenheid was de Koningin de Prinses en de Prins te zien. Ik was Woens dag nog niet in de gem. Velsen. Schrijf je me eens in je volgend briefje, waar je school gaat? Dag Sterretje. Best DUINSPARRETJE. Ja hoor je bent van harte welkom en 'k hoop dat je even veel van ons clubuurtje zult genieten als de andere rubriekertjes. Je schuilnaam vind. ik uitstekend. A.s. Woensdag ben je dus ook aanwezig? Goed. 'k Zal met werk op je re kenen. Dag Duinsparretje. Lief RIETVINKJE. Zoo, ga jij op school J.? Dat dacht ik al. Ja de operette, die in den winter '35-'36 eenige malen is opgevoerd, vond ik heel mooi en goed gespeeld. Ben je ook naar de Koningin, de Prinses en de Prins gaan zien? Het zal wel erg druk aan de slui zen zijn geweest. De vuil geworden schoenen waren zeker wel weer gauw schoon thuis. Zooiets is niet erg. Tot Woensdag. Dag Riet vinkje. Best KOOLMEESJE'. Neen ik heb de Kon. Familie niet gezien omdat ik met vacantie elders was. Was ik thuis geweest, dan was ik natuurlijk gegaan. Kleine Koos wil natuurlijk ook graag eens schrijven. Hij is in de periode van het imiteeren, het nadoen van hetgeen hij om zich ziet gebeuren. Ze kunnen wel eens lastig zijn die kleintjes, maar toch zijn het schatten zonder uitzondering. Je postpa pier vind ik wéér heel mooi. Dag Koolmeesje. Lief CROCUSJE. 'k Dank je voor je tee- keningetje. Zonder bijschrift had ik heusch wel de voorstelling thuis gebracht. Het leed Is alweer geleden zeg. A.s. Woensdag is er weer club en je kan dus weer bij me komen. Ja, ik ben prettig uit geweest. Op heen- en terugreis had ik goed weer. 'k Vond het leuk weer eens in Dordt te zijn. 'k Heb er twee schattige nichtjes, één van ruim een jaar en één van ruim vier jear. 'k Houd dol veel van kinderen, dus je begrijpt dat ik genoten heb. Dus tot Woensdag. Dag Crocusje. Beste BERENMAN. Zoo heb je nu viool les? Dat is even fijn zeg. Nu maar goed je best gedaan en trouw de opgegeven stukjes ingestudeerd. Neen. ik heb de Kon. Familie niet gezien. Binnenkort, wanneer de rubrie kertjes eenige kleurplaatjes bij elkander heb ben schrijf ik weer een kleurwedstrijd uit. Prettig dat je je thuis met je broers zoo goed vermaken kunt. Wil je je moeder nog eens m'n groeten overbrengen? Dag Berenman. Lief KALFJE. Jongen, jongen wat een ziekenhuis is het bij jullie thuis. Maar geluk kig zijn het geen ernstige patiënten. Ze heb ben nog lust in spel en vermaak. De patiënten zullen, naar ik hoop, wel weer spoedig geheel beter zijn. Gezellig dat je moeder zoo nu en dan eens met je speelt. A.s. Woensdag houd ik weer club. 'k Hoop dat je dan weer van de partij bent. Is je kalfje nog terecht gekomen' Dag Kalfje. Beste POLLY. Jongenlief wat heb je me een massa groeten doen toekomen, 'k Ben met het tellen van de streepjes begonnen, maar moest het opgeven, ze waren ontel baar. Waarom ben je vlak voor het bezoek van de Kon. Familie ziek geworden? Natuur lijk kon je nu niet gaan kijken Maar neen hoor, nu alle gekheid op een stokje. Van harte hoop ik dat je weer spoedig beter bent en naar school en naar de club kunt. Het beste hoor. Dag Polly. Lief TEEKENAARSTEIRTJE. Zeg meis jelief, je doet met recht je naam eer aan. Wat heb je weer keurig geteekend. Je som men zijn ook goed. Je schrijft je cijfers veel beter. Was je zoo bang voor de paarden 1.1. Woensdag? 'k Kan het begrijpen al is zoo'n angst heusch ongegrond. Tot Woensdag. Dag Teekenaarstert j e. Lief KRULLEKOPJE. Prettig, dat je de Kon. Familie zoo goed hebt kunnen zien. Je hebt dus een uitstekend plaatsje gehad. De paarden zorgen dat de menschen binnen de perken blijven. Het publiek heeft over het algemeen respect voor de paarden. Van naar voren dringen is dan minder sprake en de orde wordt gemakkelijker bewaard. Kom je a.s. Woensdag weer op de club? Dag Krulle- kopje. Best SPARRETJE. Je vader's vermoeden was juist. Ik zou in ieder geval op m'n post zijn geweest. Wil je je vader namens mij even bedanken voor het bericht? Het zijden kleed voor de verloting is klaar. A.s. Woensdag over 8 dagen, dus 19 Nov. worden de eerste loten verkocht. Aanvankelijk was de datum op 11 Nov. gesteld. Met het gereedkomen (het was een heel werk) is alweer een zorg verdwe nen. Hoe staat het leven? Krijg ik a.s. week weer een briefje van je? Dag Sparretje. Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. VOOR DE SPEELGOEDDOOS. Ziehier een stukje weiland met een hekje en 2 paarden, moeder en kind. Knip eerst al les netjes en voorzichtig uit en plak het dan op stevig carton. vOOR DE SPEELGOEDDOOS Dit is de werkplaats van den hoefsmid. Hij is juist bezig een paard te beslaan. Knip dit plaatje maar rechthoekig uit en plak het dan op carton. Nu ga je aan 't kleuren of verven. De boom groen met bruine stam. Op den ach tergrond ook wat groene heesters. De muur rood, maar de groote steenen grijs. Ook de gevelsteenen van de poort. De poort bruin, evenals het paard. Emmer en gereedschap zwart. De smid heeft een bruine broek en blauwe kiel. Hij heeft een blauw petje op met zwarte klep. Ook zwarte schoenen. Het on derstuk laat je weer rusten in een gleuf van doos of deksel, of je plakt het tegen hout. De omlijsting en de vensterbank van de werkplaats kun je geel kleuren. PAUL'S NIEUWE VRIENDEN. Paultje zat in het bad te spelen met zijn bootje en beestjes, Als het van hem afhing, zou hij wel urenlang kunnen blijven door spelen, zoo heerlijk vond hij dat altijd. Dit mocht hij echter niet van zijn moeder, want die vond dat erg ongezond, waarin ze gelijk had. Vandaag echter had hij zelf niet veel zin om er lang in te blijven, want zijn groot moeder zou 's middags komen en hij moest nog zoo veel doen: zich netjes aankleeden, zijn speelgoed opruimen en dan boodschap pen doen voor moeder. lilLL liMlijiINIIII1 Ul~lH"lijLJ'i-I Moeder was erg verbaasd toen ze hem zoo gauw uit het bad zag komen en zei: „Je bent zeker ongeduldig geworden, omdat je denkt aan alles wat je nog moet doen. Als je nu vlug je speelgoed opruimt, krijg je van mij een lekkere kop chocolade met koek." Dat liet Paul zich niet voor de tweede maal zeggen. Hij was dan ook gauw klaar. Toen hij met moeder chocola zat te drinken, zei deze: „Ik heb een lijstje gemaakt van al de bood schappen, die je straks moet halen. Het is niet zoo heel erg veel hoor. Er staat onder aan het lijstje een groote zak chocolaadjes en koekjes, waar jij en grootmoeder zooveel van houden Vroolijk begaf Paul zich op weg naar den kruidenier, die twee straten verder woonde. Hij legde het briefje op de toonbank en de kuidenier, die hem al goed kende, gaf hem, nog een stukje drop toe. Toen hij den winkel weer uitstapte, besloot Paul nog even een straatje om te gaan. In de volgende straat gekomen, zag hij een oud vrouwtje voor zich uit looped met twee zware tasschen. Er zat van alles en nog wat in: groente, brood, aardappelen en nog veel meer. Het vrouwtje liep heel langzaam en rustte telkens een poosje uit. Paul had van zijn ouders geleerd, dat hij oude menschen altijd moest helpen, wanneer dat noodig was. Hij liep dus vlug op het vrouwtje toe en vroeg: „Wil ik U misschien helpen? Ik kan best een tasch dragen, want in de mijne zit haast niets." Het vrouwtje was erg blij, dat ze nu iets minder te dragen had. Ze vertelde waar ze woonde en toen ze de straat noemde, wist Paul, dat dat in een heel arme buurt was. Hij begon te vertellen, wat hij vandaag allemaal gedaan had en dat hij zich zoo gehaast had. omdat zijn grootmoeder straks zou komen, j Het vrouwtje zeide toen: „Ja, ik ben zelf ook grootmoeder en heb twee kleinkinderen: Riekje en Han. Hun ouders zijn gestorven en nu heb ik ze bij mij in huis genomen, want ze hadden verder niemand, die op hen kon passen. De laatste week ligt Han ziek in bed, hij heeft een beetje griep en Riekje past dan op hem, wanneer ik boodschappen ga doen." Paul had dadelijk erg medelijden gekregen met de twee kinderen, toen hij hoorde, dat ze geen ouders meer hadden. Zoo onder al dat praten, waren ze bij het huis van het vrouw tje gekomen. „Ga je nog even mee naar binnen?" vroeg ze, „dan kan je meteen Riekje en Han zien." Paul dacht er aan, dat hij eigenlijk naar huis, moest, want nu kon grootemoeder ieder oogenblik komen. Maar hij besloot toch naar binnen te gaan, want hij wilde graag de kin deren kennen. Een meisje deed de deur open en zei tegen Paul, dat ze Riekje heette. Ze nam hem da delijk mee naar de slaapkamer, die achter de huiskamer was en daar zag hij Han in bed liggen. De kinderen waren erg blij, dat ze vi site hadden gekregen, want ze hadden in de straat nog heelemaal geen vriendjes en vrien dinnetjes, omdat ze pas bij hun grootmoeder waren. Ze lieten hun nieuwen vriend hun speelgoed zien. Dat was niet veel. Riek had alleen maar een pop en een poppenwieg en Han had een blokkendoos en een boek. Paul bedacht met schaamte, dat hij zoo veel had en dan nog wel eens mopperde, wanneer hij niet geregeld iets nieuws kreeg. Ze waren met z'n drieën gezellig aan het babbelen, toen grootmoeder binnen kwam, met een kopje thee voor ieder. „Hè, hebt U er geen koekje bij?" vroeg Han. „Neen, jongen, je moet maar weer wachten tot de volgende week." Paul herinnerde zich opeens de groote zak chocolade en koekjes, die hij in zijn tasch had. Zonder zich een oogenblik te bedenken, haalde hij de twee zakken eruit en legde ze op een tafeltje bij het bed. „Neem dit maar," zeide hij. „Moeder heeft ze voor mij gekocht, dus zal ze het niet erg vinden, wanneer ik ze weggeef en thuis hebben we nog wel andere koekjes. Maar deze zijn erg lekker. Proef ze maar eens gauw. Nu, de kinderen lieten zich niet lang 1100- den, hoewel grootmoeder nog wel, even be denkelijk keek en zich afvroeg of ze dat wel mocht aannemen. Toen ze echter het ver heugde gezicht van Paul zag, begreep ze wel dat ze den jongen teleur zou stellen, wanneer ze weigerde. Ze nam zelf toen ook een koekje en vond het heerlijk. Omdat het zoo gezellig was, ging de tijd zoo gauw om, dat Paul schrok, toen het vrouwtje tegen hem zei: „Ik wil je heelemaal niet wegjagen, maar je moeder zou misschien wel eens ongerust kun nen worden, wanneer je zoo lang wegblijft en je grootmoeder zou immers ook nog komen?" Paul stond vlug op, groette de kinderen en hun grootmoeder en vroeg of hij nog eens mocht komen, omdat hij het zoo prettig had gevonden. De kinderen vonden dat natuurlijk uitstekend. Paul holde toen naar huis. Moeder deed zelf de deur open en vroeg: „Waar ben je ge bleven? Grootmoeder is wat vroeger geko men dan we verwachtten en ze heeft al naar je uitgekeken!" De jongen begroette eerst hartelijk zijn grootmoeder en begon toen te vertellen, waar hij was geweest en wat hij er allemaal had gezien. Zijn grootmoeder zei, dat zij het mooi van hem vond, dat hij het oude vrouwtje zoo had geholpen. Moeder pakte ondertusschen de boodschappentasch uit. Opeens riep ze verbaasd uit: „Hoe heb ik het nou? Ik zie de koekjes en chocolaadjes niet; je hebt toch zeker niet vergeten om ze te koopen?" Paul antwoordde: „Neen, ik heb ze wel"ge kocht, maar later aan die twee kinderen ge geven. U had ze toch eigenlijk voor mij ge kocht en ik dacht, dat U het wel niet erg zou vinden, dat ik ze weggaf. Die kinderen had den heelemaal geen snoepjes in huis. Vindt U het erg?" „Neen, natuurlijk niet," sprak moeder, „ik was alleen erg verbaasd omdat ik dacht dat je het had vergeten en dan nog wel zooiets lekkers. Misschien kan je Han ook nog wat speelgoed van je geven en Riekje misschien een boek, want poppen heb je natuurlijk niet." Grootmoeder had weer een mooi boek voor hem meegebracht. Nadat ze een heele tijd met hem gepraat had en al de nieuwtjes had verteld van het dorp, waar ze vandaan kwam, zei ze: „Kom, laten we nu eens naar je speelgoed kijken. Ik zal ook mee helpen zoe ken." Ze gingen samen naar de speelkamer en ontdekten een heeleboel speelgoed, waar Paul nooit meer mee speelde. Heel diep in een hoekje ontdekten ze zelfs nog een aardig popje en een kinderfornuisje. Paul herinner de zich toén, dat een nichtje van hem enkele maanden geleden bij hem had gelogeerd en dat ze dikwijls met het fornuisje had ge speeld. Hij had echter nooit geweten, dat ze het hier had vergeten. Ze scheen het ook niet erg gemist te hebben, want anders zou haar moeder er wel om geschreven hebben. Ze hadden nu dus toch nog wat voor Riekje. Voor Han hadden ze drie boeken, een auto, een vliegtuig en een stoommachine. Er werd besloten, dat Paul het 's middags even mocht gaan brengen. Daarna zouden ze met grootmoeder gezellig naar de stad gaan. De twee kinderen waren natuurlijk erg blij, toen ze hun nieuwe vriend met zooveel moois zagen binnen komen. Riekje vond het niets erg, dat Han eigenlijk veel meer had gekre gen, want Han beloofde, dat zij ook net zoo goed met zijn speelgoed mocht spelen en de boeken mocht ze ook lezen. Paul ging gauw weer weg, want hij werd een beetje verlegen door al hun dankbetuigingen. Toch was hij nog nooit zoo verheugd geweest als op het oogenblik, dat hij de blijde gezichten van de twee kinderen zag en hij bedacht, dat het toch iets heel prettigs was, wanneer je iemand een plezier kon doen. De drie kinderen zijn altijd goede vrienden gebleven en de grootmoeder van Riekje en Han maakte zich nu niet meer zoo veel zorg om de kinderen, want ze kreeg dikwijls iets van Paul's moeder. L. B. DUIZEND'POOTEN EN HUN NEST. De meeste menschen en kinderen griezelen van verschillende beesten, deze heeft een af schuw van spinnen, een ander gaat op den loop voor kevers en slakken vindt ze zeker te vies om aan te pakken, maar ook kleinere dieren, pissebedden, rupsen, torretjes, mieren enz. moeten het dikwijls ontgelden. Duizend- pooten staan ook niet in een goed blaadje, maar toch is het wel aardig er iets meer van te vertellen, misschien bekijk je ze dan ook met andere oogen. Ze verstoppen zich graag onder hout of steenen en als je hun schuilplaats ontdekt en blootlegt krioelen ze naar alle kanten heen. Ze behooren tot de planteneters. De wijfjes bouwen een heel bijzonder nest, eigenlijk wel meer dan één. Het bestaat uit een muurtje van aarde, maar de deeltjes aar de, die in het nestkuiltje lagen, had ze eigen lijk eerst opgegeten en de stof, die er weer aan den achterkant van het lichaam uitkwam werd door de kleppen aan het eind van het lichaam in den juisten vorm gekneed. Al hoo- ger wordt de muur tot een koepel gevormd is en afwisselend werkt ze aan den muur en legt eieren. Hooger wordt de muur meer naar el kaar toegewerkt tot een koepel en is dit klaar, dan is er nog een kleine opening gelaten en daarop komt een buis of schoorsteen om een doorgang te houden. Door bedekking met aarde wordt het nest vochtig gehouden, opdat de eieren niet kunnen uitdrogen. Na een maand ongeveer komen de eerste eieren uit en de kleine 6 pootige witte diertjes klimmen uit de schoorsteen. Eerst als ze wat ouder zijn krijgen de jonge duizendpooten hun juiste aantal pooten. Zoo zie je, dat zulke kleine diertjes toch een arbeidzamam leven leiden en ook hun zorgen hebben om voor huis en kinderen te werken. Hoewel ze planteneters zijn, doen ze weinig kwaad, want het is zoo verbazend weinig wat ze noodig hebben. S. EEN SINTERKLAASCADEAUTJE. Misschien vinden jullie het een beetje vroeg, om nu al aan Sinterklaascadeautjes te beginnen, meisjes, maar als je je even bedenkt hoe onpleizierig het is, wanneer je op het laatste oogenblik nog van alles klaar moet maken, zal je het ook wel prettiger vin den maar tijdig te beginnen. Een heel aardig cadeautje voor moeder, tante, zusje, nichtje of vriendinnetje is het servettaschje, dat je hier afgebeeld ziet. Het is vervaardigd van linnen of katoen. De over slag is rond geknipt. Het maken van dit taschje levert natuurlijk in het geheel geen moeilijkheden op. Als het taschje in elkaar zit, teeken je op het overslag de drie dan sende varkentjes met dunne potloodlijnen Daarna borduur je deze met vroolijke kleu ren. Je moet natuurlijk licht- en kleurecht ma teriaal gebruiken. Het lapje, dat je noodig hebt voor dit ser vettaschje is 39 bij 28 centimeter groot. Als je de varkentjes geborduurd hebt, fes tonneer je tenslotte de rande nom. Als het noodig is, wasch je 't taschje eerst en je strijkt het vervolgens op. Is dat geen cadeautje, waar iedereen, die het krijgt, erg blij mee zal zijn? VOOR KNAPPE TEEKENAARS. J <2^\ x. - /A Probeer eens dezen aardigen poesekop te teekenen. Je zet eerst een rechthoek neer, die iets langer is dan breed. Je verdeelt deze in 4 gelijke stukken. Dan trek je twee diago nalen. Nu teeken je er maar lustig op los. Gaat het goed, probeer het dan eens zonder rechthoek 11 November is altijd een bijzondere dag geweest. Vooral in 't Noorden van ons land is het gewoonte om op dien avond met licht jes zingend langs de huizen te loopen, in de hoop beloond te worden met allerlei lekkers. Deze dag was gewijd aan den heiligen Mar- tinus en heette dan ook Sint-Maartensdag. In 't Groningerland gebruikt de jeugd voor verlichting niet den bijna overal gebruikten lampion maar een uitgeholden rooden man- gelwortel, waarvan de wand nog een paar milimeters dikte heeft, zoodat het licht van de brandende kaars er gemakkelijk door schijnt. Onder het zingen van het volgende lied trekt men van huis tot huis. Sint Martinus bisschop Roem van onze landen Dat wij hier met lichtjes loopen, Is voor ons geen schande Hier woont 'n rijke man, Die ons wel wat geven kan, Veel zal hij geven Lang zal hij leven, Zalig zal hij sterven De hemel zal hij erven, God zal hem loonen Met honderdduizend kronen Met honderdduizend lichtjes aan, Daar komt Sinte Martinus aan. Natuurlijk gaat niet altijd de deur open om de Sint-Maartenzangers wat te geven. Gebeurt dit laatste niet, dan kan 't gebeuren dat de zang van het bovenstaande gevolgd wordt door den zang van een verwensching, die te erg is om hier neer te schrijven. Ook in 't Z. van ons land inzonderheid in Venlo en omgeving wordt de sterfdag van den Heiligen Martinus feestelijk gevierd. 11 November is daar een Zondag. Op den avond daarvoor brandt men daar de Sint-Maar tenvuren. Weken te voren is men al begon nen met het bij elkaar brengen van het be- noodigde brandmateriaal. Al wat branden kan is welkom; het wordt op een akker bui ten de stad opgestapeld en op den avond van den lOden November in brand gestoken. De Venlosche jeugd danst om het vuur en zingt het volgende schoone lied. Sintermertes veugelke, Het ein rooëd keugeit je, Het ein blauw stertje, Hoepsa Sintermerte. Als 't vuur uitgebrand is gaat de jeugd naar huis om te zien of Sintermerte daar al op bezoek geweest is om een zak met peren, ap pelen, noten en kastanjes achter te laten. En later op den avond gaat moeder appelkoekjes bakken. Ook in andere landen o.a. in Duitschland en in Engeland wordt deze dag als Sint- Maartensdag herdacht. W. B.—Z. VERASSING. Wanneer je dit plaatje ziet, dan zul je niet dadelijk weten, wat het te beteekenen heeft. Neem nu een potlood en maak daarmede al de hokjes, waarin je een puntje ziet, zwart. Dan zul je eens zien, wat een aardig plaatje er ontstaat. Je moet het echter voorzichtig en niet slordig doen, want wanneer je het slordig doet, wordt het lang zoo mooi niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 10