Gerard van Velzen Gerard van VeBzen „DE SPORTHOEK" Wijkerstraatweg 29 PKOEVAMMA door Prof. Dr. B. Schrieke. Prestige en het overbevolkingsmotief. Regeering antwoordt de Kamer Stabilisatie van den gulden thans nog onzeker geacht. „de Sportboek" 4 tot 15 cent van ttftNil&r - ilfetiM foeu l/tmvsdttiifi Praaf niemand ziek. In ons eerste artikel toonden wij aan, dat men noch van historisch, noch van econo misch standpunt het koloniale vraagstuk als een afzonderlijk probleem kan behandelen. Niettemin is de drangdaartoe groot: Italië, Duitschland en Japan leggen immers bij voortduring den nadruk op de noodzaak van het beschikken over expansiegebied. Het is vóór alles een prestige-questie. In het fascis tisch Italië leven en worden aangekweekt de tradities van het oude Romeinsche Rijk. Dat Frankrijk Tunis (het oude Carthago) onder zijn suprematie heeft gebracht, heeft Italië nooit vergeven: het heeft indertijd de aan leiding gevormd tot het Drievoudig Verbond. Toen het zelf het Turksche Cyrenaïca en Tri polis annexeerde, gaf het daaraan den naam van de oud-Romelnsche provincie Libia. In het glorierijk Romeinsch verleden zoekt en vindt het fascisme inspiratie tot nieuwe na tionale grootheid. 'Met een beroep op dat ver leden kon Italië zich met recht cultuur brenger noemen, al klonk de verzekering van beschavingswerk te verrichten, wat hol te midden van het oorlogsgedruis van het Ethiopisch avontuur. Doch de geschiedenis leert, dat autocratische Regeeringen dikwijls koloniale veroveringen zoeken tot afleiding van binnenlandsche moeilijkheden. Prestige heeft de agressie van Abessynië Mussolini in leder geval gebracht, al ware het slechts, om dat hij Engeland het succes heeft getart. Psychologisch beschouwd ligt het Koloniale vraagstuk in Duitschland iets anders. De be langstelling voor de koloniën is daar nooit overmatig groot geweest. Toen Bismarck zelf eindelijk tot het streven naar koloniaal bezit bekeerd was, heeft het hem nog de grootste moeite gekost zijn aanhang en de publieke opinie in die richting mede te krijgen. Welis waar had het keizerrijk zijn zinnen op een groot centraal Afrikaansch koloniaal imperium gezet en streefde het onvermoeid naar econo mische expansie naar Noord- en Midden-Azië (Berlin-Baghdad) maar de na-oorlogsche poli tiek was allerëerst een voortzetting van de propaganda, die Duitschland gevoerd had. Het verlies der koloniën betreurde men niet; men meende zelfs als gedesinteresseerde een groo- tere kans te .hebben op 't verwerven van sym pathie en populariteit, die voor den handel met de 'overzeesche bezittingen van anderen bevorderlijk èouden zijn. Vandaar, dat Duitschland met name Berlijn het verzamel punt werd van ontevreden inheemsche natio nalisten uit de overheerschte gebieden. Ook Hitler was niet voor koloniaal gebied gepor teerd en de stemmen van hen, die voor een herstel vah het-oude'bezit pleitten, waren als die van een roepende in de woestijn. Natuur lijk speelt bi.i de formuleering van nieuwe ko loniale eischen de blaam, die het vredesver drag op Duitschland heeft geworpen, een be langrijke rol. De wensch tot volkomen gelijk gerechtigdheid drijft tot het verlangen naar erkenning van koloniale aanspraken. Boven dien is het immer een bekende politieke tac tiek geweest een onbereikbaar ideaal te stel len, omdat dit niet nalaat een gevoel van verdrukking en achteruitzetting te wekken en levendig te houden. Doeh «zooals men nu in Duitschland den kolonialen eisch ziet han- teeren, doet dit meer denken aan den troef van den kaartspeler. Wil men in verband met een momenteele constellatie Engeland prik kelen, dan komt de koloniale eisch op tafel, dan worden redevoeringen gehouden en schrijven de couranten, dan wordt de op richting van een allen omvattende koloniale vereeniging aangekondigd, een departement van koloniën ingesteld, een groote koloniale demonstratie in Breslau aangekondigd. Maar meent men onder gewijzigde omstandigheden Engeland te vriend te moeten houden, dan wordt de pasopgerichte koloniale vereeniging ontbonden en de demonstratie afgelast. De koloniale eischen lijken veel op een tactische manoeuvre met het oog op de onderhande lingen over een nieuw Locarno, eischen, die men tegen concessies van de andere partij eventueel kan laten vallen. Dat neemt echter niet weg, dat er in Duitschland velen zijn, die om allerlei redenen koloniaal bezit wen- schen. Velen zijn er, die in het bezit van ko loniën een onmisbaar ingrediënt van nationa le grootheid zien. Maar, achten niet velen ook in België, dat de nationale toekomst in de Congo ligt, zijn Portugal en Spanje niet trotsch op hun glorierijk koloniaal verleden en meenen zij zelf niet, dat Nederland zonder zijn koloniën alle beteekenis zou inboeten? Dat verlangen naar grootheid is ook karakteristiek voor de Japansche expansie. Japan vergelijkt zich gaarne met Engeland, wil het Engeland van de toekomst zijn en neemt Engeland ten voorbeeld, zooals het van de Ver. Staten de leer van „Manifest Desting" in den vorm van de theorie van zijn „levenslijn" als fatalisti sche verklaring van zijn streven naar expan sie en de Aziatische „Monroeleer" tot af schrikking der andere mogendheden heeft overgenomen. Als Polen echter koloniale wen-, schen te kennen geeft, schijnen die niet zoo zeer door grootheidsidealen te zijn ingegeven. Ze berusten meer op de behoefte aan het doen emigreeren van het Joodsche bevolkingsele ment, waarvoor de- Ver. Staten sinds 1924 practisch gesloten zijn en waaraan de Ara bieren ook den toegang tot Palestina willen ontzeggen. Dat psychologisch element van nationale aspiraties hoort men evenwel slechts flauwelijk noemen, wanneer in Duitschland Italië en Japan de koloniale eischen worden gemotiveerd. Dan worden in het algemeen slechts drie drijfveren vermeld. Dat zijn le. de overbevolking, die emigratie van het sur plus onvermijdelijk maakt; 2e. de dwingende noodzaak tot uitbreiding van markten, welke de handel met de eigen koloniën zou geven, die het aangewezen afzetgebied voor de pro ductie van eigen industrie zouden vormen; 3e. de dringende behoefte aan grondstoffen voor de moederlandsche industrie. Zooals wij in ons eerste artikel vermeldden, was het de industrie en met name de ijzer- en de katoenindustrie, die in de zeventiger jaren den eersten stoot tot de hernieuwde belang stelling voor de koloniale expansie gaf. Het was het zoeken naar afzetgebieden voor de overproductie. Op de vraag naar grondstof fen werd eerst veel later, vooral na den we reldoorlog de nadruk gelegd. Daar tusschen in ligt de periode, waarin de aandacht bovenal gericht was op beleggingsmogelijkheden voor geaccumuleerd kapitaal en spoorweg- en mijnconcessies de eerste plaats innamen. Het interesse in petroleum vormde den overgang tot de specifieke „grondstoffenperiode". Be gint men echter propaganda te maken voor koloniale expansie, dan wordt altijd met em- phase het nijpende bevolkingsprobleem op den voorgrond gesteld. Zoo was het in Duitsch land in de zeventiger en tachtiger jaren; zoo is het ook nu weer in Italië. Wat heeft de er varing op dit gebied echter bewezen? Dat ko loniën voor de absorbeering van een bevol kingsoverschot van het moederland nage noeg niets bijdragen!- .Overbevolking'blijkt slechts een relatief begrip te zijn dat in hoofdzaak van het economische ontwikkelings stadium van een land afhankelijk is. Uit Europa emigreerden in de laatste vijftig jaar in totaal 40 millioen menschen, waarvan er echter 21 millioen weder terugkeerden, zoo dat aan netto-emigratie overblijft 19 mil lioen. Daartegenover staat, dat de bevolking van Europa in diezelfde periode toenam met 175 millioen zielen, terwijl zich slechts 500.000 Europeanen blijvend in alle koloniën tezamen vestigden! Uit Duitschland had sedert omstreeks het midden der vorige eeuw een geweldige emi gratie plaats. Deze omstandigheid werd dan ook aangevoerd teli bewijze van de onmis baarheid van eigen koloniaal bezit, dat in staat zou stellen deze volksenergie voor het eigen land te bewaren. Dank zij de doorge zette industrialisatie kwam deze vloed tót staan, maar. in alle' Duitsche koloniën teza men woonden in 1914 nog geen 20.000 Duit- schers? In de stad New York alleen wonen tweemaal zooveel Italianen als het totaal aan tal Europeanen in alle Italiaansche koloniën bijeengenomen bedraagt. Van de Italiaansche emigratie tusschen 1886'en 1927 ging 96.4 pCt. naar Amerika (54.8 pCt. naar de Ver. Staten); van de Britsche 72.2 pCt. (46.3 pCt. naar de Ver. Staten). Vergelijkt men het aantal Ne derlanders, dat zich tusschen 1865 en 1924 in Nederlandsch Indië heeft gevestigd met dat, wat zich uit Nederlandsch Indië in Neder land heeft gevestigd, dan blijkt het, dat het laatste aantal het eerste zelfs nog met 17.153 overtreft! Terwijl van 1925 tot 1935 de bevol king van Japan met 7.8 millioen zielen toe nam, steeg het aantal Japanners in de Japan sche koloniën door natuurlijke aanwas èn Immigratie slechts met 297.515. Uit deze gegevens, die zich gemakkelijk met tallooze andere voorbeelden zouden laten ver meerderen, blijkt n. h. v. afdoende, dat kolo niën geen remedie 'vormen tegen overbevol king van het moederland. De verklaring van dit verschijnsel moet worden gezocht in het feit, dat de lagere bevolkingsklassen in het al gemeen ongaarne emigreeren, en dat voor hen tengevolge van het nog lagere levenspeil der lnheemsche massa in de koloniën ook geen bestaansmogelijkheid aanwezig is. Wel heeft de ervaring van het Britsche rijk en van Ne derland geleerd, dat koloniën een uitweg ge ven aan de intellectueele, en half-intellec- tueele middenklasse, waarvoor de kansen in het moederland beperkt zijn. Dit is juist het element, dat in de opkomst van het Italiaan sche fascisme en het Duitsche nationaal-so- cialisme een overwegende rol heeft gespeeld, maar voor het eigenlijke bevolkingsprobleem bieden koloniën geen oplossing. Het Duitsch land van voor den oorlog heeft het overwon nen door penetratie van Polen en door in dustrialisatie. Het Italië van Mussolini, dat sedert 1924 de Ver. Staten practisch voor zijn emigranten gesloten vindt, tracht ook door industrialisatie ruimere bestaansmogelijkheid voor zijn bevolking te scheppen. De Ver. Sta ten, Australië, Nieuw-Zeeland en Canada ont zeggen aan Japansche immigranten den toe gang. De Zuid-Amerikaansche staten begin nen meer en meer dat voorbeeld te volgen. De emigratie naar de Japansche koloniën en andere daarvoor in aanmerking komende ge bieden (zooals Mantsjoekwo) wil ook niet vlotten: in 1933 woonden slechts in totaal 750.000 Japanners buiten Japan en zijn kolo niën. Daarom tracht ook Japan aan zijn jaarlijks met omstreeks 1 millioen zielen aan groeiende bevolking door industrialisatie een bestaan te verschaffen. - Toen in de laatste decennia der vorige eeuw het economisch nationalisme zijn intree deed, lagen nog uitgestrekte gebieden van de we reld open voor koloniale expansie. Nu is er geen niemandsland meer. Bovendien zijn overal nationale industrieën ontstaan. Zoo zijn er nieuwe problemen gerezen. Wat die zijn, daarover zullen wij in een volgend artikel spreken. Voor het oogenblik is het ons vol doende te constateeren, dat ook uit een oog punt van bevolkingspolitiek 'het koloniale vraagstuk niets eigens heeft en dat voor Ja pan en Italië de immigratiepolitiek der Ver. Staten en der Zuid-Amerikaansche republie ken van veel vitaler beteekenis is dan het bezit van koloniën, die dikwijls '(zooals bv. in het geval van Korea) een veel grootere bevol kingsdichtheid vertoonen dan het moederland zelf. Noodzakelijkheid van aanpassing blijft. Verschenen is de memorie van antwoord in zake hoofdstuk I van de rijksbegrooting voor 1937. Hieraan wofdt het volgende ontleend: Met hartelijke instemming heeft de re- geering kennis genomen van de woorden, door zéér vele leden aan de verloving van Prinses Juliana gewijd. Inderdaad heeft de hulde, bij deze gelegenheid aan de Koninklijke familie gebracht, aan diegenen onder ons volk, die daaraan nog behoefte moeten gehad hebben, wel overtuigend moeten doen blijken, dat ons volk zich onder het huidig staatsbestel een volkomeneenheid gevoelt. De meening van'zeêr vele leden, dat de be grooting en de daarbij behoorende millioe- nennota thans bezwaarlijk kunnen dienen als grondslag voor een gedachtenwisseling over het huidige èn toekomstige financieel en eco nomisch beleid, wordt door de regeering ten volle ondergaan. Zoo is de grondslag waar óp de raming van een aantal middelen is opgetrokken, sedert de wijziging van den monetairen toestand ten eenenmale verval len. Voorts zullen onderscheidene uitgaven, met name die, welke in meerdere of mindere mate onmiddellijk of middellijk worden be- invloed door de prijzen van buitenlandsche grondstoffen, of materialen, een geheel ander beeld gaan vertoonen. Men weet thans, wel, dat de tegenwoordige cijiers op menig punt onjuist zullen blijken, doch er betere cijfers voor in de plaats stel len zal eerst mogelijk zijn, wanneer gedurende een aantal maanden de noodige ervaring on der den gewijzigden toestand zal zijn opge daan. - De regeering zal, zoodra zij over de noodige gegevens daarvoor beschikt, door de indiening van suppletoire begrootingen de vereischte correcties aanbrengen. Zij moet echter aan stonds als haar vrees uitspreken, dat daar van in het huidige zittingsjaar wel niet veel meer zal komen, daar niet is te verwachten, dat vóór de indiening der begrooting voor het dienstjaar 1938 voldoende gegevens ten dienste zullen staan, om weer een op reëele grondslagen opgetrokken raming samen te stellen. Al blijft de noodzakelijkheid van aanpassing aan de gewijzigde «omstandigheden bestaan, nu die aanpassing ook wel eens gezocht zal moeten worden in een andere windstreek van het kompas, nu zullen de bezwaren er tegen wel minder luid gehoord worden. En dit te meer, nu de door- velen als beter aangeprezen vorm van aanpassing, d.i. aanpassing door depreciatie van den gulden, verkregen is. Nu door het uiteenvallen van het goudblok voor Nederland onvermijdelijk het besluit tot loslating van den gouden standaard moest volgen, zal de regeering onder de gewijzigde omstandigheden zooveel als maar mogelijk is, eventueele voordeelen, welke de nieuwe situa tie in zich bergt, tot ontwikkeling brengen en de nadeelen zooveel mogelijk elimineeren. Het is naar het oordeel der regeering volstrekt zeker, dat de politiek van aanpassing, welke in het verleden gevolgd werd, de positie van Nederland onder de nieuwe omstandigheden zal blijken te hebben versterkt. Wat betreft de meening der leden, als zou het verlaten van den gouden standaard een halve maatregel blij ken te zijn, wanneer de gulden niet wordt vastgehaakt aan dollar of pond, handhaaft de regeering haar reeks eerder uitgesproken standpunt, dat het onder de huidige omstandigheden ontijdig moet worden geacht, indien de gulden thans reeds op een zeker goudpeil zou worden gestabiliseerd, terwijl hetzelfde geldt ten aanzien van het vasthaken aan een nog zwevende buitenlandsche valuta. De regeering acht het gewenscht, voorloopig over de noodige bewegingsvrijheid te blij ven beschikken. Men zie voorts niet voorbij, dat een te sterke daling van de waarde onzer munteenheid zonder eenigen twijfel zou leiden tot een politiek van alge meen e loonsverhoogingen en opvoering van lasten, waardoor de rendabiliteit van het bedrijfsleven in hoogst on- 'gunstige mate zou worden' beïnvloed. is vanaf heden dagelijks (ook des Zondags van 4-8 uur) ter KENNIS MAKING, aanwezig bij De RIDDER onder de Sigaren, forsch en «och ver'ijnd van uiterlijk, vol aroma. Het summum van t genot voor Rookridders Alleen VERKOOP voor Velsen en omliggende Gemeenten. SP&nera VELSEN-NOORD WÊÊÊÊmmm TELEFOON 2071 |H'5bhhhu (Adv. Ingez. Med.) ■Het verwijt, dat de regeering belangrijk betere resultaten zou hebben kunnen ver krijgen, indien zij maar een constructieve wel vaart-politiek, een op stimuleering der bin nenlandsche conjunctuur gerichte politiek, zou hebben gevoerd, moet, nu het gemaakt werd, worden teruggewezen. Gevolgen van het prijsgeven van den gouden standaard. De regeering. is. van. meening, dat het nog te vroeg is om een oordeel te vormen over de gevolgen van het prijsgeven van den gouden standaard. Er kunnen de re geering heeft dit nooit ontkend voor deelen uit voortvloeien, waarbij echter veel afhangt van de houding van het buitenland Er zullen nadeelen uit voortvloeien, waarvan de beteekenis echter thans nog niet kan wor den bepaald, het zal nog wel enkele maanden duren, alvorens men een voorloopige balans zal kunnen opmaken. Tot nu toe is van ver ruiming van het goederenverkeer nog zeer weinig gebleken. Goudwaarde van den gulden wordt niet opgeschroefd. De half uitgesproken gedachte, dat de re geering den gulden in het buitenlandschi verkeer zoo hoog mogelijk opgeschroefd zou willen zien, is te eenenmale onjuist. Nederland kocht den'laatsten tijd veel buitenlandsche fondsen, maar omgekeerd kocht het buitenland in dien zelfden tijd ook Nederlandsche aandeelen en zelfs obligaties. Er zal nog eenigen tijd noodig zijn, alvorens de natuurlijke omstandigheden zijn terugge keerd. In dien tusschentijd is de zaak van het egalisatiefonds om groote schommelingen te verhoeden en zeker niet op de goudwaarde van den gulden op te schroeven. Er is dan ook niets van dien aard geschied. Overigens kan met voldoening worden ge constateerd, dat de koers van den gulden over het geheel tegenover den dollar (goud) merk waardig weinig fluctueert. Voorkoming van groote schommelingen daargelaten, blijft de regeering van meening dat elk kunstmatig ingrijpen afkeuring ver dient en dat de gulden zijn eigen niveau moet vinden. Als dat gevonden is, kan men hem de facto vastzetten, in afwachting eener internationale stabilisatie. Invloed van de monetaire maatregelen op het bedrijfsleven. In hoeverre de gewijzigde monetaire om standigheden invloed ten goede zullen uit oefenen op den bloei van het bedrijfsleven valt nu nog niet te zeggen. Voor enkele in dustrieën heeft de depreciatie van den gulden een duurder worden van hetzelfde buiten- landsch fabrikaat ten gevolge gehad, waar door deze industrieën op de binnenlandsche markt haar afzet konden vergrooten. Ook werd voor sommigen de export gemakkelijker Daartegenover staat, dat vermindering van den industrieelen invoer uit clearinglanden vermoedelijk een ongunstigen invloed op een deel van onzen export naar die landen zal uit oefenen. Ook zal men moeten afwachten, of nieuw ZONDAG 8 NOVEMBER. HILVERSUMI, 1875 M. 8.30 NCRV, 9.30 KRO, 5.00 NCRV, 7.45— 11.00 KRO. 8.30 Morgenwijding, mmv. solisten. 9.30 Gram.pl. 10.15 Plechtige Hoogmis. 12.00 Gram. pl. 12.15 KRO-orkest (Om 1.00 Kath. Boekbe spreking). 2.00 Godsd. onderricht voor ouderen. 2.30 Gram.pl. 2.45 Stafmuziek 6de R.I. 3.20 Gram.pl. 3.30 Vervolg concert. 4.15 Ziekenlof. 4.55 Sportnieuws. 5.00 Gewijde muziek, (gr. pl.) 5.50 Geref. Kerkdienst. Hierna: Gewijde muziek. 7.45 Sportnieuws. 7.50 Medische cau serie. 8.10 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.20 Mozart-programma, (Radio-tooneel. KRO- orkest en solist). 9.10 Gram.pl. 9.20 Cello en piano. 9.30 Gram.pl. 9.45 KRO-orkest en so list. 10.30 Berichten ANP. 10.35 Gram.pl. 10.4011.00 Epiloog. HILVERSUM II, 301 M. 8.55 VARA, 10.00 VPRO, 12.00 AVRO, 5.44 VARA. 8.00 AVRO. 8.55 Gram.pl. 9.00 Sportnieuws. 9.05 Tuin bouwpraatje. 9.30 Gram.pl. 9.45 „Van Staat en Maatschappij", causerie. 10.00 Zondagsschool. 10.30 Ned. Herv. Kerkdienst. 12.00 Orgelcon eert. 12.10 Filmpraatje. 12.35 Ensemble Jetty Cantor. 1.10 Het schilderij van de maand. 1.30 Jetty Cantor's Ensemble. 2.00 Boekbespreking. 2.30 Omroeporkest en solist. (In de pauze: Declamatie). 4.00 Gem. koor „Concordia". 4.25 Sportrep'ortage. 4.50 Sportberichten. 5.00 „Hoe leert men denken", causerie. 5.20 Gram.pl 5.30 Reportage v. d. Zesdaagsche, R'dam. 5.55 Sportnieuws ANP. 6.44 Gram.pl,7.00 Gevar. programma mmv. de Ramblers en solisten. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Radio- tooneel met muziek. 9.15 Omroeporkest en solist. 10.00 Radio-journaal. 10.15 Hawaiian muziek. 10.35 Sportreportage. 11.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 AVRO-Dansorkest, DROITWICH, 1500 M. 12.50 Fred Hartley's kwintet mmv. solist. I.35 Het Coventry Hippodrome-orkest. 2,20 Voor tuiiiliefhebbers. 2.40 BBC-orkest, koor en solisten. 3.20 Gram.pl. 4.00 Relig. causerie. 4.20 Kerkdienst voor Joodsche Oud-Strijders. 4.35 BBC-Harmonie-orkest mmv. soliste. 5.20 Mis siepraatje. 5.40 Het Prager Strijkkwartet. 6.35 Filmpraatje. 6.50 Radio-tooneel met muziek, 7.35 Eugène Pini's tango-orkest mmv. soliste. 8.15 Kerkdienst. 9.05 Liefdadigheidsoproep. 9.10 Berichten. 9.25 Zang-voordracht. 9.50 Radio- tooneel 10.5011.20 Epiloog. RADIO PARIS 1648 M. 7.20 en 8.20 Gram.pl.11.20 Pasdeloup-Kamer- orkest. 12.20 Orgelconcert. 1.20 Vervolg Kamer concert. 3.05 Nat. orkest. 5.20 Parijsch Sym- phonie-orkest. 7.50 Zang. 8.20 en 9.05 Radio- tooneel. 11.2012.35 Dansmuziek. KEULEN, 456 M. 5.20 Havenconcert. 7.35 Westduitsch Kamer orkest. 9.20 Gram.pl. 10.50 Bach-cantate. 11.20 Militair orkest. 12.35 von Geczy en zijn orkest. 2.50 Viool en piano. 3.20 Gevar. programma mmv. Omroepkleinorkest, koor en solisten. 6.35 Gram.pl. 7.20 Opera-concert mmv. solisten, het Omroeporkest en - koor. 10.05 Het B. Walter - kwartet en solisten. BRUSSEL, 322 M. 9.25 Gram.pl. 10.05 en 10.20 Klein-orkest. II.05 Gram.pl. 11.45 Piano-recital. 12.20 Om- roep-dansorkest 12.50 Salon-orkest. 1.302.05 Orgelspel. 2.20 Reportage. 3.20 Radio-tooneel. 3.35 Ed. Loiseau's orkest. 4.20 Gram.pl. 4.35 Vervolg van 3.35. 5.20 Koorconcert. 6.20 Salon orkest 7.20 Zang. 8.20 Omroeporkest. 9.20 Gram.pl. 9.35 Symphonie-concert. 10.30 Om- roep-dansorkest. 11.2012.20 Gram.pl. BRUSSEL, 484 M. 9.20 Gram.pl. 11.20 Klein-orkest. 11.50 Re portage. ca. 12.20 Gram.pl. 12.40 Radio-tooneel. 12.50 Orgelspel. 1.30 Omroepdansorkest. 1.50 Salon-orkest 2.202.35 Gram.pl. 2.50 Muzikale voordracht. 3.50 Zang. 4.20 Gram.pl. 4.35 Mar- schenconcert 5.35 Omroeporkest. 6.20 Gram.pl. 7.35 Dito. 8.20 Omroep-Symphonie-orkest. 9.35 Omroeporkest. 10.30 Gram.pl. 11.35—12.20 Om- roep-dansorkest. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7.20 Leipziger Symphonie-orkest en solis ten. 9.20 Berichten. 9.40 Reportage. 10.05 Weer bericht. 10.20—11.30 Gram.pl. verweer tegen den Nederlandschen uitvoerig STERD AG'7 'N O V. 1936 uitblijft. Daarnaast mag echter de verwach- j ting worden uitgesproken, dat de psychologi- j sche werking van de depreciatie van den gulden allicht niet zonder uitwerking op den onder- j nemingsgeest en dus op de binnenlandsche conjunctuur zal blijken. Gevaren, die onze staatsinstellingen bedreigen Dat waakzaamheid geboden blijft tegen over de gevaren, die onze staatsinstellingen bedreigen, is ook het oordeel der regeering. Twee bewegingen openbaren zich, die funda menteel tot een zelfde uitkomst leiden moe ten. n.l. dat de geestelijke en staatkundige vrijheid der ingezetenen zoo noodig het veld moeten ruimen voor de bereiking van de door die richtingen voorgestane staatkundige en maatschappelijk-economische idealen. Het gewone verschijnsel doet zich daarbij voor, dat de groei van een dier twee rich tingen automatisch een groei van de andere in het leven roept. Daarom is het verstandig beleid, zonder het eigen beginsel van staatkundige en geestelij ke vrijheid op te offeren, er voor te zorgen, dat het optreden dezer richtingen binnen zekere grenzen wordt gehouden. Onderwijs Dat de bij Kon. besluit van 11 Februari 1936 ingestelde Staatscommissie nog niet met haar rapport is gereed gekomen, moet uitsluitend worden toegeschreven aan het feit, dat de behandeling van de haar opgedragen taak heeft geleid tot velerlei onderzoekingen en tot breedvoerige gedachtenwisselingen, die meer tijd hebben gevorderd dan aanvankelijk werd verwacht. Intusschen meent de regeering gegronde re den te hebben om te verwachten dat de com missie binnenkort tot overeenstemming zal komen. Landsverdediging De door de regeering in den laatsten tijd genomen belangrijke maatregelen op het stuk van de landsverdediging wijzen er op, dat zij een open oog heeft voor de veranderde om standigheden in de wereld. Ook is zij van meening, dat verdere versterking niet zal zijn te ontgaan. Zij meent echter, dat tot voorzie ningen, die zullen leiden tot een ingrijpende verzwaring der personeellasten, niet zal mo gen worden overgegaan dan nadat bij de verkiezingen van een duidelijke instemming van het land zal zijn gebleken, De regeering treft zoodanige voorbereidingen, dat het na de verkiezingen optredend kabinet in staat zal zijn op zeer korten termijn een beslissing' te nemen. Nog wordt medegedeeld, dat bij het depar tement van binnenlandsche zaken in verge vorderd stadium van voorbereiding is een wet telijke regeling, o.m. beoogende met betrek king tot de ondersteuning van schippers tot een billijker verdeeling te komen van de thans op bepaalde gemeenten drukkende uit gaven. Gunst Ans, kind wat zie je er nöar uit ben je niet goed? vroeg tante Bet je mee warig. Ikzie ik er zoo naar uit? schrok het jonge'vrouwtje. Ik heb toch niets nee mij mankeert niets, hoor tante. Nou maar je ziet er effectief slecht uit hoorzoo witik dacht dat je ziek was hield tante Betje vol. De vrouw des huizes ging er niet op in en er werd niet verder over gepraat. Toen tante Betje vertrokken was, ging Ans voor den spiegel staan. Ik zie wel erg bleekpeinsde zij en moe ben ik óókeigenlijk ben ik al een heele poos zoo moehet kan best zijn dat ik stilte. iets onder de leden heb wat ik niet weet Ans begon naar symptomen te zoeken. Zij wist niet dat naar symptomen zoeken veel al gelijk staat met symptomen vinden. Zij werd stil en afgetrokken en tobde in Drie dagen later kwam tante Betje weer. Heb je hoofdpijn kind? Je hebt zoo'n echt hoofdpijngezichtzulke kringen onder je oogen Ans had geen hoofdpijn.... tenminste tot op dat oogenblik was ze alleen een beetje zwaar in het hoofd, misschienja een beetje zwaar in het hoofd was zij wel Toen haar man dien middag thuis kwam lag zij in een donker gemaakte kamer op de sofa met een natten doek op het voorhoofd. Als ik jou waszou ik toch eens een dokter.begon tante Betje de volgen de maal dat zij weer eens aankwam. Halt Lezerzijt gij soms ook een tante Betje? Zijt gij misschien ook behept met een akelige, voor uw omgeving funeste zucht naar sensatie, die u alles doet zien en bele ven in een sombere sfeer? Kenmerkt uw wezen zich door een onlesch- baren dorst naar ergheden? Lees dan moordromans naar hartelust ga spannende films zien maarbehandel uw huisgenooten met zachtheid spaar uw naasten! Er bestaat een zeker soort belangstelling een hartelijk medeleven een welgemeend beklag dat hoe goed ook bedoeld nim mer zal nalaten een noodlottige uitwerking te hebben op daarvoor gevoelige personen. Dat is het soort belangstelling dat zich met voorliefde verdiept in de vreeselijkheden, die in de naaste toekomst meestal.... niet ge beuren Dat is het soort medeleven dat in opdrin gerige bemoeizucht zich tracht schadeloos te stellen voor het tekort aan emotie in het eigen bestaan Dat is het verkeerde soort. Ook de flinksten en moedigsten onder ons zijn op den duim niet bestand tegen het stelselmatig ondergraven van onze moreele weerbaarheid. Immers het uitstrooien van angst want hierop komt tenslotte het meewarigheidsbe-- klag neer, .ondermijnt op den duur het sterkste zelfvertrouwen, En in een tijd als de onze nu flinkheid en paraatheid ook voor de vrouw vooral voor de vrouw eerste vereischten zijn, is dit een snood bedrijf. En daaromóp tegen tante Betje en haar geestverwanten! Weert haar uit uw huis weert haar uit uw familiekring en verzet u met hand en tand tegen den sloc- penden geest die uitgaat van diegenen die er zich zoo verschrikkelijk graag in verdie pen hoe-erg-het-wel-is! AMY GROSKAMP-TEN HAVE. MAANDAG 9 NOVEMBER. 1936. HILVERSUM I, 1875 M. NCRV.-uitzending. 8.00 Schriftlezing; 8.15 Gram.platen; 10.30 Morgendienst; 1.00 Chr. Lectuur; 11.30 en 12.15 Gram.platen; 12.30 Orgelconcert; 2.00 Voor de scholen; 2.35 Gram.platen; 3.00 Voor tuinliefhebbers; 4.00 Bijbellezing; 5.00 De Gooilanders; 6.30 Vragenuur; 7.00 Berichten; 7.15 Vragenuur; 7.45 Reportage; 8.00 Berich ten A.N.P.; 8.15 NCRV-Orkest, m.m.v. zang soliste; 9.00 „De reizen van Mozes", causerie. 9.30 Vervolg concert (Om 10.00 berichten A. N. P.) 10.30 Gram.platen. Hierna: Schrift lezing. HILVERSUM n, 301 M. Algemeen programma, verzorgd door de VARA. 8.00 Gram.platen; 10.00 Morgenwijding V. P.R.O. 10.15 Voordracht; 10.35 Gram.platen; 11.00 Vervolg voordracht; 11.20 Orgelspel; 12.00 Gram.platen; 12.15 De Flierefluiters, m. m. v. zangsolist;. 1.00 „Melody Circle"; 2.00 Paedagogische causerie; 2.15 Voordracht; 2.30 Zang en piano; 3.05 Gram.platen en causerie over waardeering van schoonheid in de muziek; 3.30 Gram.platen; 4.30 Kinder uurtje; 5.00 VARA-Orkest, en Gram.platen; 6.30 Muzikale causerie; 7.10 „Doe het veilig";- causerie; 7.30 „De Roodborstjes"; 8.00 Be richten; 8.03 Berichten A.N.P.; 8.10 Gram. platen; 8.35 Voordracht; 9.00 VARA-Groot- orkest, m.m.v. zangsoliste; 9.55 Berichten A. N. P. Rep. v. d. Zesdaagsche, R'dam; 10.20 De Ramblers; 11.00 Rep. v. d. Zesdaagsche, R'dam en gram.platen. DROITWICH 1500 M. 11.05 Orgelspel; 11.35 en 12.05 Gram.platen 12.20 Relig. causerie; 12.45 Gram.platen; 1.35 Orgelconcert; 3.20 Gram.platen; 4.20 Viool en piano; 4.50 Gram.pl.; 5.20 Causerie: Funny Farms. 5.35 Het Squire Celeste Octet, m.m. van zangsoliste; 6.20 Berichten; 6.40 Voor de boeren; 7.00 BBC-Schotsche strijkorkest; 7.40 Geraldo en zijn orkest; 8.20 „Class distinc tions"; causerie; 8.50 Sopraan en piano; 9.20 Berichten; 9.40 Rede Stanley Baldwin; 10.10 Orgelspel; 10.50 Viool en piano; 11.35 Billy Gerhardi en zijn Band. RADIO-PARIS, 1648 M. 7.20 en 8.20 Gram.platen; 11.20 Poulet-ka- merorkest; 2.50 Gram.platen; 4.20 Omroep orkest; 5.50 Parijsch Kamerorkest; 8.20 Zang, 9.05 Parijsch Blaastrio, zang en voordracht; 11.20 Ibos-orkest. KEULEN 456 M. 5.50 Omroeporkest; 9.20 Cantate-uitzen ding 5.20 Marscbenconcert; 7.20 Leipz. Sym phonie-orkest; 8.20 Omroeporkest; 9.35 Om roeporkest en solisten. BRUSSEL 322 M. 12.20 Gram.platen; 12.50 Klein-orkest; 1.30 Dansmuziek; 1.50 Gram.platen; 5.20 Omroep orkest; 6.50 en 7.20 Gram.platen; 8.20 Nat. Orkest; 1.30 Gram.platen, BRUSSEL 484 M. 12.20 Gram.platen; 12.50 Dansmuziek; 1.30 Klein-orkest; 1.50 Gram.platen; 5.20 Klein- orkest; 6.35 Omroeporkest; 8.20 Gram.platen. 8.35 Radiotooneel; 10.30 Dansmuziek. OFTiTcrHT.ANIHSENftrcR 1571 M. 7.20 Zie Keulen; 8.20 Frankforter Omroep orkest; ,9.20 Berichten; 9.35 Concert m.m.v. solisten. i.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 2