Gerard van Velzen
Gerard van VeBzen
„DE SPORTHOEK"
Wijkerstraatweg 29
PKOEVAMMA
door Prof. Dr. B. Schrieke.
Prestige en het overbevolkingsmotief.
Regeering antwoordt de
Kamer
Stabilisatie van den gulden
thans nog onzeker geacht.
„de Sportboek"
4 tot 15 cent
van
ttftNil&r - ilfetiM
foeu l/tmvsdttiifi
Praaf niemand ziek.
In ons eerste artikel toonden wij aan, dat
men noch van historisch, noch van econo
misch standpunt het koloniale vraagstuk als
een afzonderlijk probleem kan behandelen.
Niettemin is de drangdaartoe groot: Italië,
Duitschland en Japan leggen immers bij
voortduring den nadruk op de noodzaak van
het beschikken over expansiegebied. Het is
vóór alles een prestige-questie. In het fascis
tisch Italië leven en worden aangekweekt de
tradities van het oude Romeinsche Rijk. Dat
Frankrijk Tunis (het oude Carthago) onder
zijn suprematie heeft gebracht, heeft Italië
nooit vergeven: het heeft indertijd de aan
leiding gevormd tot het Drievoudig Verbond.
Toen het zelf het Turksche Cyrenaïca en Tri
polis annexeerde, gaf het daaraan den naam
van de oud-Romelnsche provincie Libia. In
het glorierijk Romeinsch verleden zoekt en
vindt het fascisme inspiratie tot nieuwe na
tionale grootheid. 'Met een beroep op dat ver
leden kon Italië zich met recht cultuur
brenger noemen, al klonk de verzekering van
beschavingswerk te verrichten, wat hol te
midden van het oorlogsgedruis van het
Ethiopisch avontuur. Doch de geschiedenis
leert, dat autocratische Regeeringen dikwijls
koloniale veroveringen zoeken tot afleiding
van binnenlandsche moeilijkheden. Prestige
heeft de agressie van Abessynië Mussolini in
leder geval gebracht, al ware het slechts, om
dat hij Engeland het succes heeft getart.
Psychologisch beschouwd ligt het Koloniale
vraagstuk in Duitschland iets anders. De be
langstelling voor de koloniën is daar nooit
overmatig groot geweest. Toen Bismarck zelf
eindelijk tot het streven naar koloniaal bezit
bekeerd was, heeft het hem nog de grootste
moeite gekost zijn aanhang en de publieke
opinie in die richting mede te krijgen. Welis
waar had het keizerrijk zijn zinnen op een
groot centraal Afrikaansch koloniaal imperium
gezet en streefde het onvermoeid naar econo
mische expansie naar Noord- en Midden-Azië
(Berlin-Baghdad) maar de na-oorlogsche poli
tiek was allerëerst een voortzetting van de
propaganda, die Duitschland gevoerd had. Het
verlies der koloniën betreurde men niet; men
meende zelfs als gedesinteresseerde een groo-
tere kans te .hebben op 't verwerven van sym
pathie en populariteit, die voor den handel
met de 'overzeesche bezittingen van anderen
bevorderlijk èouden zijn. Vandaar, dat
Duitschland met name Berlijn het verzamel
punt werd van ontevreden inheemsche natio
nalisten uit de overheerschte gebieden. Ook
Hitler was niet voor koloniaal gebied gepor
teerd en de stemmen van hen, die voor een
herstel vah het-oude'bezit pleitten, waren als
die van een roepende in de woestijn. Natuur
lijk speelt bi.i de formuleering van nieuwe ko
loniale eischen de blaam, die het vredesver
drag op Duitschland heeft geworpen, een be
langrijke rol. De wensch tot volkomen gelijk
gerechtigdheid drijft tot het verlangen naar
erkenning van koloniale aanspraken. Boven
dien is het immer een bekende politieke tac
tiek geweest een onbereikbaar ideaal te stel
len, omdat dit niet nalaat een gevoel van
verdrukking en achteruitzetting te wekken en
levendig te houden. Doeh «zooals men nu in
Duitschland den kolonialen eisch ziet han-
teeren, doet dit meer denken aan den troef
van den kaartspeler. Wil men in verband met
een momenteele constellatie Engeland prik
kelen, dan komt de koloniale eisch op tafel,
dan worden redevoeringen gehouden en
schrijven de couranten, dan wordt de op
richting van een allen omvattende koloniale
vereeniging aangekondigd, een departement
van koloniën ingesteld, een groote koloniale
demonstratie in Breslau aangekondigd. Maar
meent men onder gewijzigde omstandigheden
Engeland te vriend te moeten houden, dan
wordt de pasopgerichte koloniale vereeniging
ontbonden en de demonstratie afgelast. De
koloniale eischen lijken veel op een tactische
manoeuvre met het oog op de onderhande
lingen over een nieuw Locarno, eischen, die
men tegen concessies van de andere partij
eventueel kan laten vallen. Dat neemt echter
niet weg, dat er in Duitschland velen zijn, die
om allerlei redenen koloniaal bezit wen-
schen. Velen zijn er, die in het bezit van ko
loniën een onmisbaar ingrediënt van nationa
le grootheid zien. Maar, achten niet velen ook
in België, dat de nationale toekomst in de
Congo ligt, zijn Portugal en Spanje niet
trotsch op hun glorierijk koloniaal verleden
en meenen zij zelf niet, dat Nederland zonder
zijn koloniën alle beteekenis zou inboeten? Dat
verlangen naar grootheid is ook karakteristiek
voor de Japansche expansie. Japan vergelijkt
zich gaarne met Engeland, wil het Engeland
van de toekomst zijn en neemt Engeland ten
voorbeeld, zooals het van de Ver. Staten de
leer van „Manifest Desting" in den vorm van
de theorie van zijn „levenslijn" als fatalisti
sche verklaring van zijn streven naar expan
sie en de Aziatische „Monroeleer" tot af
schrikking der andere mogendheden heeft
overgenomen. Als Polen echter koloniale wen-,
schen te kennen geeft, schijnen die niet zoo
zeer door grootheidsidealen te zijn ingegeven.
Ze berusten meer op de behoefte aan het doen
emigreeren van het Joodsche bevolkingsele
ment, waarvoor de- Ver. Staten sinds 1924
practisch gesloten zijn en waaraan de Ara
bieren ook den toegang tot Palestina willen
ontzeggen. Dat psychologisch element van
nationale aspiraties hoort men evenwel slechts
flauwelijk noemen, wanneer in Duitschland
Italië en Japan de koloniale eischen worden
gemotiveerd. Dan worden in het algemeen
slechts drie drijfveren vermeld. Dat zijn le.
de overbevolking, die emigratie van het sur
plus onvermijdelijk maakt; 2e. de dwingende
noodzaak tot uitbreiding van markten, welke
de handel met de eigen koloniën zou geven,
die het aangewezen afzetgebied voor de pro
ductie van eigen industrie zouden vormen; 3e.
de dringende behoefte aan grondstoffen voor
de moederlandsche industrie.
Zooals wij in ons eerste artikel vermeldden,
was het de industrie en met name de ijzer- en
de katoenindustrie, die in de zeventiger jaren
den eersten stoot tot de hernieuwde belang
stelling voor de koloniale expansie gaf. Het
was het zoeken naar afzetgebieden voor de
overproductie. Op de vraag naar grondstof
fen werd eerst veel later, vooral na den we
reldoorlog de nadruk gelegd. Daar tusschen in
ligt de periode, waarin de aandacht bovenal
gericht was op beleggingsmogelijkheden voor
geaccumuleerd kapitaal en spoorweg- en
mijnconcessies de eerste plaats innamen. Het
interesse in petroleum vormde den overgang
tot de specifieke „grondstoffenperiode". Be
gint men echter propaganda te maken voor
koloniale expansie, dan wordt altijd met em-
phase het nijpende bevolkingsprobleem op
den voorgrond gesteld. Zoo was het in Duitsch
land in de zeventiger en tachtiger jaren; zoo
is het ook nu weer in Italië. Wat heeft de er
varing op dit gebied echter bewezen? Dat ko
loniën voor de absorbeering van een bevol
kingsoverschot van het moederland nage
noeg niets bijdragen!- .Overbevolking'blijkt
slechts een relatief begrip te zijn dat in
hoofdzaak van het economische ontwikkelings
stadium van een land afhankelijk is. Uit
Europa emigreerden in de laatste vijftig jaar
in totaal 40 millioen menschen, waarvan er
echter 21 millioen weder terugkeerden, zoo
dat aan netto-emigratie overblijft 19 mil
lioen. Daartegenover staat, dat de bevolking
van Europa in diezelfde periode toenam met
175 millioen zielen, terwijl zich slechts 500.000
Europeanen blijvend in alle koloniën tezamen
vestigden!
Uit Duitschland had sedert omstreeks het
midden der vorige eeuw een geweldige emi
gratie plaats. Deze omstandigheid werd dan
ook aangevoerd teli bewijze van de onmis
baarheid van eigen koloniaal bezit, dat in
staat zou stellen deze volksenergie voor het
eigen land te bewaren. Dank zij de doorge
zette industrialisatie kwam deze vloed tót
staan, maar. in alle' Duitsche koloniën teza
men woonden in 1914 nog geen 20.000 Duit-
schers? In de stad New York alleen wonen
tweemaal zooveel Italianen als het totaal aan
tal Europeanen in alle Italiaansche koloniën
bijeengenomen bedraagt. Van de Italiaansche
emigratie tusschen 1886'en 1927 ging 96.4 pCt.
naar Amerika (54.8 pCt. naar de Ver. Staten);
van de Britsche 72.2 pCt. (46.3 pCt. naar de
Ver. Staten). Vergelijkt men het aantal Ne
derlanders, dat zich tusschen 1865 en 1924 in
Nederlandsch Indië heeft gevestigd met dat,
wat zich uit Nederlandsch Indië in Neder
land heeft gevestigd, dan blijkt het, dat het
laatste aantal het eerste zelfs nog met 17.153
overtreft! Terwijl van 1925 tot 1935 de bevol
king van Japan met 7.8 millioen zielen toe
nam, steeg het aantal Japanners in de Japan
sche koloniën door natuurlijke aanwas èn
Immigratie slechts met 297.515.
Uit deze gegevens, die zich gemakkelijk met
tallooze andere voorbeelden zouden laten ver
meerderen, blijkt n. h. v. afdoende, dat kolo
niën geen remedie 'vormen tegen overbevol
king van het moederland. De verklaring van
dit verschijnsel moet worden gezocht in het
feit, dat de lagere bevolkingsklassen in het al
gemeen ongaarne emigreeren, en dat voor hen
tengevolge van het nog lagere levenspeil der
lnheemsche massa in de koloniën ook geen
bestaansmogelijkheid aanwezig is. Wel heeft
de ervaring van het Britsche rijk en van Ne
derland geleerd, dat koloniën een uitweg ge
ven aan de intellectueele, en half-intellec-
tueele middenklasse, waarvoor de kansen in
het moederland beperkt zijn. Dit is juist het
element, dat in de opkomst van het Italiaan
sche fascisme en het Duitsche nationaal-so-
cialisme een overwegende rol heeft gespeeld,
maar voor het eigenlijke bevolkingsprobleem
bieden koloniën geen oplossing. Het Duitsch
land van voor den oorlog heeft het overwon
nen door penetratie van Polen en door in
dustrialisatie. Het Italië van Mussolini, dat
sedert 1924 de Ver. Staten practisch voor zijn
emigranten gesloten vindt, tracht ook door
industrialisatie ruimere bestaansmogelijkheid
voor zijn bevolking te scheppen. De Ver. Sta
ten, Australië, Nieuw-Zeeland en Canada ont
zeggen aan Japansche immigranten den toe
gang. De Zuid-Amerikaansche staten begin
nen meer en meer dat voorbeeld te volgen. De
emigratie naar de Japansche koloniën en
andere daarvoor in aanmerking komende ge
bieden (zooals Mantsjoekwo) wil ook niet
vlotten: in 1933 woonden slechts in totaal
750.000 Japanners buiten Japan en zijn kolo
niën. Daarom tracht ook Japan aan zijn
jaarlijks met omstreeks 1 millioen zielen aan
groeiende bevolking door industrialisatie een
bestaan te verschaffen. -
Toen in de laatste decennia der vorige eeuw
het economisch nationalisme zijn intree deed,
lagen nog uitgestrekte gebieden van de we
reld open voor koloniale expansie. Nu is er
geen niemandsland meer. Bovendien zijn
overal nationale industrieën ontstaan. Zoo
zijn er nieuwe problemen gerezen. Wat die
zijn, daarover zullen wij in een volgend artikel
spreken. Voor het oogenblik is het ons vol
doende te constateeren, dat ook uit een oog
punt van bevolkingspolitiek 'het koloniale
vraagstuk niets eigens heeft en dat voor Ja
pan en Italië de immigratiepolitiek der Ver.
Staten en der Zuid-Amerikaansche republie
ken van veel vitaler beteekenis is dan het bezit
van koloniën, die dikwijls '(zooals bv. in het
geval van Korea) een veel grootere bevol
kingsdichtheid vertoonen dan het moederland
zelf.
Noodzakelijkheid van aanpassing blijft.
Verschenen is de memorie van antwoord in
zake hoofdstuk I van de rijksbegrooting voor
1937.
Hieraan wofdt het volgende ontleend:
Met hartelijke instemming heeft de re-
geering kennis genomen van de woorden, door
zéér vele leden aan de verloving van Prinses
Juliana gewijd. Inderdaad heeft de hulde, bij
deze gelegenheid aan de Koninklijke familie
gebracht, aan diegenen onder ons volk, die
daaraan nog behoefte moeten gehad hebben,
wel overtuigend moeten doen blijken, dat ons
volk zich onder het huidig staatsbestel een
volkomeneenheid gevoelt.
De meening van'zeêr vele leden, dat de be
grooting en de daarbij behoorende millioe-
nennota thans bezwaarlijk kunnen dienen als
grondslag voor een gedachtenwisseling over
het huidige èn toekomstige financieel en eco
nomisch beleid, wordt door de regeering ten
volle ondergaan. Zoo is de grondslag waar
óp de raming van een aantal middelen is
opgetrokken, sedert de wijziging van den
monetairen toestand ten eenenmale verval
len. Voorts zullen onderscheidene uitgaven,
met name die, welke in meerdere of mindere
mate onmiddellijk of middellijk worden be-
invloed door de prijzen van buitenlandsche
grondstoffen, of materialen, een geheel ander
beeld gaan vertoonen.
Men weet thans, wel, dat de tegenwoordige
cijiers op menig punt onjuist zullen blijken,
doch er betere cijfers voor in de plaats stel
len zal eerst mogelijk zijn, wanneer gedurende
een aantal maanden de noodige ervaring on
der den gewijzigden toestand zal zijn opge
daan. -
De regeering zal, zoodra zij over de noodige
gegevens daarvoor beschikt, door de indiening
van suppletoire begrootingen de vereischte
correcties aanbrengen. Zij moet echter aan
stonds als haar vrees uitspreken, dat daar
van in het huidige zittingsjaar wel niet veel
meer zal komen, daar niet is te verwachten,
dat vóór de indiening der begrooting voor het
dienstjaar 1938 voldoende gegevens ten
dienste zullen staan, om weer een op reëele
grondslagen opgetrokken raming samen te
stellen.
Al blijft de
noodzakelijkheid van aanpassing
aan de gewijzigde «omstandigheden bestaan,
nu die aanpassing ook wel eens gezocht zal
moeten worden in een andere windstreek van
het kompas, nu zullen de bezwaren er tegen
wel minder luid gehoord worden. En dit te
meer, nu de door- velen als beter aangeprezen
vorm van aanpassing, d.i. aanpassing door
depreciatie van den gulden, verkregen is.
Nu door het uiteenvallen van het goudblok
voor Nederland onvermijdelijk het besluit tot
loslating van den gouden standaard moest
volgen, zal de regeering onder de gewijzigde
omstandigheden zooveel als maar mogelijk is,
eventueele voordeelen, welke de nieuwe situa
tie in zich bergt, tot ontwikkeling brengen en
de nadeelen zooveel mogelijk elimineeren. Het
is naar het oordeel der regeering volstrekt
zeker, dat de politiek van aanpassing, welke in
het verleden gevolgd werd, de positie van
Nederland onder de nieuwe omstandigheden
zal blijken te hebben versterkt.
Wat betreft de meening der leden,
als zou het verlaten van den gouden
standaard een halve maatregel blij
ken te zijn, wanneer de gulden niet
wordt vastgehaakt aan dollar of pond,
handhaaft de regeering haar reeks
eerder uitgesproken standpunt, dat
het onder de huidige omstandigheden
ontijdig moet worden geacht, indien
de gulden thans reeds op een zeker
goudpeil zou worden gestabiliseerd,
terwijl hetzelfde geldt ten aanzien van
het vasthaken aan een nog zwevende
buitenlandsche valuta. De regeering
acht het gewenscht, voorloopig over
de noodige bewegingsvrijheid te blij
ven beschikken.
Men zie voorts niet voorbij, dat een
te sterke daling van de waarde onzer
munteenheid zonder eenigen twijfel
zou leiden tot een politiek van alge
meen e loonsverhoogingen en opvoering
van lasten, waardoor de rendabiliteit
van het bedrijfsleven in hoogst on-
'gunstige mate zou worden' beïnvloed.
is vanaf heden dagelijks
(ook des Zondags van
4-8 uur) ter KENNIS
MAKING, aanwezig bij
De RIDDER onder de
Sigaren, forsch en «och
ver'ijnd van uiterlijk, vol
aroma. Het summum van
t
genot voor Rookridders
Alleen VERKOOP voor Velsen
en omliggende Gemeenten.
SP&nera VELSEN-NOORD
WÊÊÊÊmmm TELEFOON 2071
|H'5bhhhu
(Adv. Ingez. Med.)
■Het verwijt, dat de regeering belangrijk
betere resultaten zou hebben kunnen ver
krijgen, indien zij maar een constructieve wel
vaart-politiek, een op stimuleering der bin
nenlandsche conjunctuur gerichte politiek,
zou hebben gevoerd, moet, nu het gemaakt
werd, worden teruggewezen.
Gevolgen van het prijsgeven
van den gouden standaard.
De regeering. is. van. meening, dat het nog
te vroeg is om een oordeel te vormen over
de gevolgen van het prijsgeven van den
gouden standaard. Er kunnen de re
geering heeft dit nooit ontkend voor
deelen uit voortvloeien, waarbij echter veel
afhangt van de houding van het buitenland
Er zullen nadeelen uit voortvloeien, waarvan
de beteekenis echter thans nog niet kan wor
den bepaald, het zal nog wel enkele maanden
duren, alvorens men een voorloopige balans
zal kunnen opmaken. Tot nu toe is van ver
ruiming van het goederenverkeer nog zeer
weinig gebleken.
Goudwaarde van den gulden
wordt niet opgeschroefd.
De half uitgesproken gedachte, dat de re
geering den gulden in het buitenlandschi
verkeer zoo hoog mogelijk opgeschroefd zou
willen zien, is te eenenmale onjuist.
Nederland kocht den'laatsten tijd veel
buitenlandsche fondsen, maar omgekeerd
kocht het buitenland in dien zelfden tijd ook
Nederlandsche aandeelen en zelfs obligaties.
Er zal nog eenigen tijd noodig zijn, alvorens
de natuurlijke omstandigheden zijn terugge
keerd. In dien tusschentijd is de zaak van
het egalisatiefonds om groote schommelingen
te verhoeden en zeker niet op de goudwaarde
van den gulden op te schroeven. Er is dan
ook niets van dien aard geschied.
Overigens kan met voldoening worden ge
constateerd, dat de koers van den gulden over
het geheel tegenover den dollar (goud) merk
waardig weinig fluctueert.
Voorkoming van groote schommelingen
daargelaten, blijft de regeering van meening
dat elk kunstmatig ingrijpen afkeuring ver
dient en dat de gulden zijn eigen niveau
moet vinden. Als dat gevonden is, kan men
hem de facto vastzetten, in afwachting
eener internationale stabilisatie.
Invloed van de monetaire
maatregelen op het bedrijfsleven.
In hoeverre de gewijzigde monetaire om
standigheden invloed ten goede zullen uit
oefenen op den bloei van het bedrijfsleven
valt nu nog niet te zeggen. Voor enkele in
dustrieën heeft de depreciatie van den gulden
een duurder worden van hetzelfde buiten-
landsch fabrikaat ten gevolge gehad, waar
door deze industrieën op de binnenlandsche
markt haar afzet konden vergrooten. Ook
werd voor sommigen de export gemakkelijker
Daartegenover staat, dat vermindering van
den industrieelen invoer uit clearinglanden
vermoedelijk een ongunstigen invloed op een
deel van onzen export naar die landen zal uit
oefenen.
Ook zal men moeten afwachten, of nieuw
ZONDAG 8 NOVEMBER.
HILVERSUMI, 1875 M.
8.30 NCRV, 9.30 KRO, 5.00 NCRV, 7.45—
11.00 KRO.
8.30 Morgenwijding, mmv. solisten. 9.30
Gram.pl. 10.15 Plechtige Hoogmis. 12.00 Gram.
pl. 12.15 KRO-orkest (Om 1.00 Kath. Boekbe
spreking). 2.00 Godsd. onderricht voor ouderen.
2.30 Gram.pl. 2.45 Stafmuziek 6de R.I. 3.20
Gram.pl. 3.30 Vervolg concert. 4.15 Ziekenlof.
4.55 Sportnieuws. 5.00 Gewijde muziek, (gr.
pl.) 5.50 Geref. Kerkdienst. Hierna: Gewijde
muziek. 7.45 Sportnieuws. 7.50 Medische cau
serie. 8.10 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.20
Mozart-programma, (Radio-tooneel. KRO-
orkest en solist). 9.10 Gram.pl. 9.20 Cello en
piano. 9.30 Gram.pl. 9.45 KRO-orkest en so
list. 10.30 Berichten ANP. 10.35 Gram.pl.
10.4011.00 Epiloog.
HILVERSUM II, 301 M.
8.55 VARA, 10.00 VPRO, 12.00 AVRO, 5.44
VARA. 8.00 AVRO.
8.55 Gram.pl. 9.00 Sportnieuws. 9.05 Tuin
bouwpraatje. 9.30 Gram.pl. 9.45 „Van Staat en
Maatschappij", causerie. 10.00 Zondagsschool.
10.30 Ned. Herv. Kerkdienst. 12.00 Orgelcon
eert. 12.10 Filmpraatje. 12.35 Ensemble Jetty
Cantor. 1.10 Het schilderij van de maand. 1.30
Jetty Cantor's Ensemble. 2.00 Boekbespreking.
2.30 Omroeporkest en solist. (In de pauze:
Declamatie). 4.00 Gem. koor „Concordia". 4.25
Sportrep'ortage. 4.50 Sportberichten. 5.00 „Hoe
leert men denken", causerie. 5.20 Gram.pl
5.30 Reportage v. d. Zesdaagsche, R'dam. 5.55
Sportnieuws ANP. 6.44 Gram.pl,7.00 Gevar.
programma mmv. de Ramblers en solisten. 8.00
Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Radio-
tooneel met muziek. 9.15 Omroeporkest en
solist. 10.00 Radio-journaal. 10.15 Hawaiian
muziek. 10.35 Sportreportage. 11.00 Berichten
ANP. Hierna tot 12.00 AVRO-Dansorkest,
DROITWICH, 1500 M.
12.50 Fred Hartley's kwintet mmv. solist.
I.35 Het Coventry Hippodrome-orkest. 2,20
Voor tuiiiliefhebbers. 2.40 BBC-orkest, koor en
solisten. 3.20 Gram.pl. 4.00 Relig. causerie. 4.20
Kerkdienst voor Joodsche Oud-Strijders. 4.35
BBC-Harmonie-orkest mmv. soliste. 5.20 Mis
siepraatje. 5.40 Het Prager Strijkkwartet. 6.35
Filmpraatje. 6.50 Radio-tooneel met muziek,
7.35 Eugène Pini's tango-orkest mmv. soliste.
8.15 Kerkdienst. 9.05 Liefdadigheidsoproep. 9.10
Berichten. 9.25 Zang-voordracht. 9.50 Radio-
tooneel 10.5011.20 Epiloog.
RADIO PARIS 1648 M.
7.20 en 8.20 Gram.pl.11.20 Pasdeloup-Kamer-
orkest. 12.20 Orgelconcert. 1.20 Vervolg Kamer
concert. 3.05 Nat. orkest. 5.20 Parijsch Sym-
phonie-orkest. 7.50 Zang. 8.20 en 9.05 Radio-
tooneel. 11.2012.35 Dansmuziek.
KEULEN, 456 M.
5.20 Havenconcert. 7.35 Westduitsch Kamer
orkest. 9.20 Gram.pl. 10.50 Bach-cantate. 11.20
Militair orkest. 12.35 von Geczy en zijn orkest.
2.50 Viool en piano. 3.20 Gevar. programma
mmv. Omroepkleinorkest, koor en solisten. 6.35
Gram.pl. 7.20 Opera-concert mmv. solisten, het
Omroeporkest en - koor. 10.05 Het B. Walter -
kwartet en solisten.
BRUSSEL, 322 M.
9.25 Gram.pl. 10.05 en 10.20 Klein-orkest.
II.05 Gram.pl. 11.45 Piano-recital. 12.20 Om-
roep-dansorkest 12.50 Salon-orkest. 1.302.05
Orgelspel. 2.20 Reportage. 3.20 Radio-tooneel.
3.35 Ed. Loiseau's orkest. 4.20 Gram.pl. 4.35
Vervolg van 3.35. 5.20 Koorconcert. 6.20 Salon
orkest 7.20 Zang. 8.20 Omroeporkest. 9.20
Gram.pl. 9.35 Symphonie-concert. 10.30 Om-
roep-dansorkest. 11.2012.20 Gram.pl.
BRUSSEL, 484 M.
9.20 Gram.pl. 11.20 Klein-orkest. 11.50 Re
portage. ca. 12.20 Gram.pl. 12.40 Radio-tooneel.
12.50 Orgelspel. 1.30 Omroepdansorkest. 1.50
Salon-orkest 2.202.35 Gram.pl. 2.50 Muzikale
voordracht. 3.50 Zang. 4.20 Gram.pl. 4.35 Mar-
schenconcert 5.35 Omroeporkest. 6.20 Gram.pl.
7.35 Dito. 8.20 Omroep-Symphonie-orkest. 9.35
Omroeporkest. 10.30 Gram.pl. 11.35—12.20 Om-
roep-dansorkest.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
7.20 Leipziger Symphonie-orkest en solis
ten. 9.20 Berichten. 9.40 Reportage. 10.05 Weer
bericht. 10.20—11.30 Gram.pl.
verweer tegen den Nederlandschen uitvoerig STERD AG'7 'N O V. 1936
uitblijft. Daarnaast mag echter de verwach- j
ting worden uitgesproken, dat de psychologi- j
sche werking van de depreciatie van den gulden
allicht niet zonder uitwerking op den onder- j
nemingsgeest en dus op de binnenlandsche
conjunctuur zal blijken.
Gevaren, die onze staatsinstellingen
bedreigen
Dat waakzaamheid geboden blijft tegen
over de gevaren, die onze staatsinstellingen
bedreigen, is ook het oordeel der regeering.
Twee bewegingen openbaren zich, die funda
menteel tot een zelfde uitkomst leiden moe
ten. n.l. dat de geestelijke en staatkundige
vrijheid der ingezetenen zoo noodig het veld
moeten ruimen voor de bereiking van de door
die richtingen voorgestane staatkundige en
maatschappelijk-economische idealen.
Het gewone verschijnsel doet zich daarbij
voor, dat de groei van een dier twee rich
tingen automatisch een groei van de andere
in het leven roept.
Daarom is het verstandig beleid, zonder het
eigen beginsel van staatkundige en geestelij
ke vrijheid op te offeren, er voor te zorgen, dat
het optreden dezer richtingen binnen zekere
grenzen wordt gehouden.
Onderwijs
Dat de bij Kon. besluit van 11 Februari 1936
ingestelde Staatscommissie nog niet met haar
rapport is gereed gekomen, moet uitsluitend
worden toegeschreven aan het feit, dat de
behandeling van de haar opgedragen taak
heeft geleid tot velerlei onderzoekingen en
tot breedvoerige gedachtenwisselingen, die
meer tijd hebben gevorderd dan aanvankelijk
werd verwacht.
Intusschen meent de regeering gegronde re
den te hebben om te verwachten dat de com
missie binnenkort tot overeenstemming zal
komen.
Landsverdediging
De door de regeering in den laatsten tijd
genomen belangrijke maatregelen op het stuk
van de landsverdediging wijzen er op, dat zij
een open oog heeft voor de veranderde om
standigheden in de wereld. Ook is zij van
meening, dat verdere versterking niet zal zijn
te ontgaan. Zij meent echter, dat tot voorzie
ningen, die zullen leiden tot een ingrijpende
verzwaring der personeellasten, niet zal mo
gen worden overgegaan dan nadat bij de
verkiezingen van een duidelijke instemming
van het land zal zijn gebleken, De regeering
treft zoodanige voorbereidingen, dat het na
de verkiezingen optredend kabinet in staat zal
zijn op zeer korten termijn een beslissing' te
nemen.
Nog wordt medegedeeld, dat bij het depar
tement van binnenlandsche zaken in verge
vorderd stadium van voorbereiding is een wet
telijke regeling, o.m. beoogende met betrek
king tot de ondersteuning van schippers tot
een billijker verdeeling te komen van de
thans op bepaalde gemeenten drukkende uit
gaven.
Gunst Ans, kind wat zie je er nöar uit
ben je niet goed? vroeg tante Bet je mee
warig.
Ikzie ik er zoo naar uit? schrok het
jonge'vrouwtje. Ik heb toch niets nee mij
mankeert niets, hoor tante.
Nou maar je ziet er effectief slecht uit
hoorzoo witik dacht dat je ziek
was hield tante Betje vol.
De vrouw des huizes ging er niet op in
en er werd niet verder over gepraat.
Toen tante Betje vertrokken was, ging Ans
voor den spiegel staan.
Ik zie wel erg bleekpeinsde zij en moe
ben ik óókeigenlijk ben ik al een heele
poos zoo moehet kan best zijn dat ik
stilte.
iets onder de leden heb wat ik niet weet
Ans begon naar symptomen te zoeken. Zij
wist niet dat naar symptomen zoeken veel
al gelijk staat met symptomen vinden.
Zij werd stil en afgetrokken en tobde in
Drie dagen later kwam tante Betje weer.
Heb je hoofdpijn kind? Je hebt zoo'n echt
hoofdpijngezichtzulke kringen onder je
oogen
Ans had geen hoofdpijn.... tenminste tot
op dat oogenblik was ze alleen een beetje
zwaar in het hoofd, misschienja
een beetje zwaar in het hoofd was zij wel
Toen haar man dien middag thuis kwam
lag zij in een donker gemaakte kamer op de
sofa met een natten doek op het voorhoofd.
Als ik jou waszou ik toch eens
een dokter.begon tante Betje de volgen
de maal dat zij weer eens aankwam.
Halt
Lezerzijt gij soms ook een tante Betje?
Zijt gij misschien ook behept met een
akelige, voor uw omgeving funeste zucht
naar sensatie, die u alles doet zien en bele
ven in een sombere sfeer?
Kenmerkt uw wezen zich door een onlesch-
baren dorst naar ergheden?
Lees dan moordromans naar hartelust
ga spannende films zien maarbehandel
uw huisgenooten met zachtheid spaar
uw naasten!
Er bestaat een zeker soort belangstelling
een hartelijk medeleven een welgemeend
beklag dat hoe goed ook bedoeld nim
mer zal nalaten een noodlottige uitwerking
te hebben op daarvoor gevoelige personen.
Dat is het soort belangstelling dat zich met
voorliefde verdiept in de vreeselijkheden, die
in de naaste toekomst meestal.... niet ge
beuren
Dat is het soort medeleven dat in opdrin
gerige bemoeizucht zich tracht schadeloos
te stellen voor het tekort aan emotie in het
eigen bestaan
Dat is het verkeerde soort.
Ook de flinksten en moedigsten onder ons
zijn op den duim niet bestand tegen het
stelselmatig ondergraven van onze moreele
weerbaarheid.
Immers het uitstrooien van angst want
hierop komt tenslotte het meewarigheidsbe--
klag neer, .ondermijnt op den duur het
sterkste zelfvertrouwen,
En in een tijd als de onze nu flinkheid en
paraatheid ook voor de vrouw vooral voor
de vrouw eerste vereischten zijn, is dit
een snood bedrijf.
En daaromóp tegen tante Betje en
haar geestverwanten! Weert haar uit uw
huis weert haar uit uw familiekring en
verzet u met hand en tand tegen den sloc-
penden geest die uitgaat van diegenen die
er zich zoo verschrikkelijk graag in verdie
pen hoe-erg-het-wel-is!
AMY GROSKAMP-TEN HAVE.
MAANDAG 9 NOVEMBER. 1936.
HILVERSUM I, 1875 M.
NCRV.-uitzending.
8.00 Schriftlezing; 8.15 Gram.platen; 10.30
Morgendienst; 1.00 Chr. Lectuur; 11.30 en
12.15 Gram.platen; 12.30 Orgelconcert; 2.00
Voor de scholen; 2.35 Gram.platen; 3.00 Voor
tuinliefhebbers; 4.00 Bijbellezing; 5.00 De
Gooilanders; 6.30 Vragenuur; 7.00 Berichten;
7.15 Vragenuur; 7.45 Reportage; 8.00 Berich
ten A.N.P.; 8.15 NCRV-Orkest, m.m.v. zang
soliste; 9.00 „De reizen van Mozes", causerie.
9.30 Vervolg concert (Om 10.00 berichten A.
N. P.) 10.30 Gram.platen. Hierna: Schrift
lezing.
HILVERSUM n, 301 M.
Algemeen programma, verzorgd
door de VARA.
8.00 Gram.platen; 10.00 Morgenwijding V.
P.R.O. 10.15 Voordracht; 10.35 Gram.platen;
11.00 Vervolg voordracht; 11.20 Orgelspel;
12.00 Gram.platen; 12.15 De Flierefluiters, m.
m. v. zangsolist;. 1.00 „Melody Circle"; 2.00
Paedagogische causerie; 2.15 Voordracht;
2.30 Zang en piano; 3.05 Gram.platen en
causerie over waardeering van schoonheid in
de muziek; 3.30 Gram.platen; 4.30 Kinder
uurtje; 5.00 VARA-Orkest, en Gram.platen;
6.30 Muzikale causerie; 7.10 „Doe het veilig";-
causerie; 7.30 „De Roodborstjes"; 8.00 Be
richten; 8.03 Berichten A.N.P.; 8.10 Gram.
platen; 8.35 Voordracht; 9.00 VARA-Groot-
orkest, m.m.v. zangsoliste; 9.55 Berichten A.
N. P. Rep. v. d. Zesdaagsche, R'dam; 10.20
De Ramblers; 11.00 Rep. v. d. Zesdaagsche,
R'dam en gram.platen.
DROITWICH 1500 M.
11.05 Orgelspel; 11.35 en 12.05 Gram.platen
12.20 Relig. causerie; 12.45 Gram.platen; 1.35
Orgelconcert; 3.20 Gram.platen; 4.20 Viool en
piano; 4.50 Gram.pl.; 5.20 Causerie: Funny
Farms. 5.35 Het Squire Celeste Octet, m.m.
van zangsoliste; 6.20 Berichten; 6.40 Voor de
boeren; 7.00 BBC-Schotsche strijkorkest; 7.40
Geraldo en zijn orkest; 8.20 „Class distinc
tions"; causerie; 8.50 Sopraan en piano; 9.20
Berichten; 9.40 Rede Stanley Baldwin; 10.10
Orgelspel; 10.50 Viool en piano; 11.35 Billy
Gerhardi en zijn Band.
RADIO-PARIS, 1648 M.
7.20 en 8.20 Gram.platen; 11.20 Poulet-ka-
merorkest; 2.50 Gram.platen; 4.20 Omroep
orkest; 5.50 Parijsch Kamerorkest; 8.20 Zang,
9.05 Parijsch Blaastrio, zang en voordracht;
11.20 Ibos-orkest.
KEULEN 456 M.
5.50 Omroeporkest; 9.20 Cantate-uitzen
ding 5.20 Marscbenconcert; 7.20 Leipz. Sym
phonie-orkest; 8.20 Omroeporkest; 9.35 Om
roeporkest en solisten.
BRUSSEL 322 M.
12.20 Gram.platen; 12.50 Klein-orkest; 1.30
Dansmuziek; 1.50 Gram.platen; 5.20 Omroep
orkest; 6.50 en 7.20 Gram.platen; 8.20 Nat.
Orkest; 1.30 Gram.platen,
BRUSSEL 484 M.
12.20 Gram.platen; 12.50 Dansmuziek; 1.30
Klein-orkest; 1.50 Gram.platen; 5.20 Klein-
orkest; 6.35 Omroeporkest; 8.20 Gram.platen.
8.35 Radiotooneel; 10.30 Dansmuziek.
OFTiTcrHT.ANIHSENftrcR 1571 M.
7.20 Zie Keulen; 8.20 Frankforter Omroep
orkest; ,9.20 Berichten; 9.35 Concert m.m.v.
solisten. i.