Cursus voor luchtbescherming geopend. Staten-mandatarissen leggen verant woording af voor den Volkenbond. LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN Minister De Wilde houdt de openingsrede. Toenemende spanning tusschen Japan en China. Licht in de Hedelsche affaires. De ramp van de Van der Wyck. VOOR DEN1 IKANTONRECHTER-) Minister De Wilde spreekt de openingsrede uit. u HAARLEM Maandag. In tegenwoordigheid van tal van autoritei ten onder wie de Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland jhr. mr. dr. A. Röell, burgemeester en wethouders en de gemeentesecretaris van Haarlem, en generaal P. H. A. de Ridder, inspecteur voor de Luchtbescherming, is hedenoch tend te elf uur alhier de eerste cursus in ons land voor luchtbescherming in de voor malige Prins Hendrikschool door den Minister van Binnenlandsche Zaken, mr. J. A. de Wilde, geopend. Nadat aan den minister waren voorgesteld de leden van het algemeen bestuur der N.V.L., den heer Muller, hoofd van het onderwijs en den heer Jonkheer, het administratief hoofd van den cursus, sprak de voorzitter van de vereeniging, de heer Van Lith een woord van welkom. Welkomstwoord van den heer Van Lith. Het is hier niet de plaats, aldus spr., om een uitvoerige uiteenzetting te geven van het doel en het streven van de Ned. Vereeniging voor Luchtbescherming en ik meen dan ook te kunnen volstaan met te vermelden dat onze vereeniging in overleg met de regeering en met de inspectie voor de luchtbescherming de'taak op zich heeft genomen, het publiek in al zijn geledingen voor te lichten en op te voeden met betrekking tot de z.g. zelfbescherming tegen gevaren uit de lucht en daarbij haar leden, die zich daarvoor beschikbaar zullen stellen, op te leiden, hetzij ais individu, hetzij in groepen, om de plaatselijke en gemeente lijke overheid bij te staan bij de uitvoering van de overheidstaak ten aanzien van de afweer van het luchtgevaar. De N.V.L. is haar werkzaamheden praktisch gesproken sinds een maand begonnen en moet zich haar plaats in onze volksgemeenschap nog veroveren. Dat zij daarbij zal stuiten op tegenwerking, onverschilligheid ,en zorgeloos heid enz. staat wel vast en is ook al tot uiting gekomen, maar ook is reeds gebleken, hoezeer in het geheele land de belangstelling voor het vraagstuk van de luchtbescherming, zoowel bij de autoriteiten als bij de ingezetenen, wordt gewekt en dat in tal van plaatsen de behoefte gevoeld wordt om dat vraagstuk te bestudee- ren en zich aaneen te sluiten, ten einde in dit opzicht te doen wat naar vermogen gedaan kan worden. Wij zijn van dankbaarheid vervuld, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken zich be reid verklaard heeft dezen eersten cursus on der auspiciën van de vereeniging in persoon te openen. Excellentie, wij hebben doorslaande bewij zen ontvangen van uwe belangstelling voor 'de N.V.L. en van uwe sympathie met haar doel en streven. Wij stellen ook de komst van generaal De Ridder op hoogen prijs. Niet minder is dit het geval met de aanwezigheid van den Commis saris der Koningin in de provincie Noord- Holland. Een woord van bijzonderen dank richt ik hierbij tot burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, die op zoo uitnemende wijze hebben meegewerkt om het houden van dezen cursus mogelijk te maken door dit fraaie gebouw en de uitstekende localiteit daarin beschikbaar te stellen. Vervolgens noodigde spreker minister De Wilde uit tot het uitspreken van zijn ope ningsrede. Openingsrede minister De Wilde. Voor mij, aldus de minister, is dit een gaarne aangegrepen gelegenheid om mijn belang stelling te toonen voor de taak, die de ver eeniging op zich heeft genomen. Deze vereeniging, die erkend is als de eenige algemeene en landelijke vereeniging voor luchtbescherming in Nederland, doet thans, wat ik zou willen noemen, haar eer sten „offieieelen" stap voor de bevordering van het inzicht in hetgeen ons volk behoort te doen en te weten ten aanzien van de lucht bescherming. Reeds in den loop van 1935 ontwierp de vereeniging van werkzoekende intellectueelen, afdeeling Haarlem en omstreken, plannen om haar leden op het gebied der luchtbescher ming te bekwamen en verwierf daarbij steun van het gemeentebestuur. Met voldoening heb ik vernomen, dat deze afdeeling zich niet alleen heeft aangesloten bij de Nederlandsche Vereeniging voor lucht bescherming, maar zich geheel beschikbaar heeft gesteld voor het verleenen van haar medewerking. Deze daad heeft ook sociale be- teekenis. Aan het Haarlemsche gemeentebestuur breng ik dank voor de belangstelling, welke het aanstonds voor dit werk heeft betoond. Deze eerste cursus heeft ten doel de daar aan deelnemende hoofden van de luchtbe scherming een duidelijk inzicht te geven in alle zaken waarover die hoofden een goed onderlegd oordeel moeten hebben, willen zij de functie, waartoe zij door den burgemeester zijn, naar behooren kunnen vervullen.. De hoofden toch hebben in de onderschei dene gemeenten een belangrijke taak te ver vullen. Zij moeten daar de dragers zijn van de luchtbeschermingsgedachte. Van hen moet activiteit uitgaan. Aan organiseerend talent mag het hun r^et ontbreken. Zij moeten in staat zijn, anderen te bekwamen in het ver leenen van hulpdiensten. Maar bovenal be hoort van hen uit te gaan een moreele drang op de geheele bevolking, om al datgene te doen wat noodzakelijk is bij een luchtaanval. Slagen zij in hun pogen, prikkelen zij met goed resultaat het particulier initiatief, dan zal het gevolg niet uitblijven. Dan komen er steeds meer plaatselijke luchtbeschermings- vereenigingen en op haar beurt zullen deze weder, gerugsteund door de algemeene ver eeniging, de taak der hoofden van den Lucht beschermingsdienst vergemakkelijken. Het programma, dat gij, cursisten, op dezen cursus zult doorloopen, is veelomvattend. De docenten zullen zich beijveren de leerstof zoo duidelijk en beknopt mogelijk voor te dragen. Hun bekwaamheid is een waarborg, dat gij hier de noodige kennis zult opdoen omtrent de verschillende vraagstukken, die zich bij de luchtbescherming voordoen, waardoor gij in staat zult zijn in uw gemeente richting en stuur te geven aan het onder de bevolking levend begeeren en de gevaren, die haar uit de lucht bedreigen, zooveel mogelijk af te wenden. Aan de mannen, die zich bereid hebben verklaard, hun kennis en ervaring voor dit doel beschikbaar te stellen, breng ik gaarne een woord van dank en hulde. God verhoede, zoo eindigde de minister, dat ons land ooit het tooneel worde van lucht aanvallen. Of dat gebeuren zal, ligt niet in onze hand. Wij zijn een vredelievend volk. Maar de spanningen in de internationale wereld zijn groot. Het is voorzichtig en ver standig steeds op alles voorbereid te zijn. Dit is zeker: mocht dit onheil over ons vaderland komen, dan zal een goede geleide, wel georganiseerde luchtbeschermingsdienst een der middelen kunnen zijn, om veel leed te voorkomen. Dit was ook de overweging, welke zoo goed als alle leden van de Staten-Generaal er toe bracht hun steun aan de wet op de luchtbescherming te geven. Het is dezelfde overweging welke èn de docenten en de cur sisten er toe gebracht heeft dezen arbeid aan te vatten. Het doel, dat wordt nagestreefd, is dan ook nobel en heilzaam. En hiermede verklaar ik dezen eersten cur sus voor geopend. Nadat de docenten van den cursus, waar van de heer C. A. Muller te Rotterdam het hoofd is, aan den minister zijn voorgesteld, bezichtigde het gezelschap het gebouw. De burgemeester aan het woord De burgemeester van Haarlem, de heer C. Maarschalk, gaf hierna uiting aan de vreugde van het gemeentebestuur over het feit, dat de eerste cursus voor Luchtbescherming in onze stad is gevestigd en heette die inrichting welvaart in de Afrikaansche mandaat- Triomfantelijke terugkeer van Nelson naar Ongunstige indrukken over Japan's bestuur van de eilanden in de Stille Zuidzee onder Japansch man daat. Een buitengewone zitting der Mandatencommissie in het voorjaar over Palestina verzocht. Toenemende gebieden. West-Samoa. Genève, 11 November 1936. (Van onzen correspondent.) De Permanente Mandatencommissie van den Volkenbond, die moet toezien,- of de sta ten, aan wie bij de beëindiging van den we reldoorlog het bestuur over de Duitsche ko loniën en over eenige gebieden van het vo rige Turksche Rijk werd toevertrouwd, daar bij inderdaad de voorschriften van het Vol kenbondsverdrag over het belangelooze be stuur dezer mandaat-gebieden eerbiedigen, heeft vandaag haar dertigste zitting beëin digd, die twee-en-een-halve week geduurd heeft. De Mandatencommissie komt ieder jaar tweemaal bijeen: in het voorjaar om het bestuur der „staten-mandatarissen" over Pa lestina, Syrië, Tanganyika, Zuid-West-Afrika Nauru en Nieuw-Guinea te beoordeelen, in het najaar voor het toezicht op het bestuur der staten-mandatarissen over Fransch-Ka- meroen, Fransch-Togo, Eritsch-Kameroen, Britsch-Togo, Ruanda-Urundi, W.-Samoa en enkele onder Japansch mandaat staande eilanden in de Stille Zuidzee. De regeerin gen, aan wie het bestuur over een mandaat gebied is toevertrouwd, zenden steeds verte genwoordigers naar Genève, om aan de Man datencommissie, wier leden allen onafhan kelijke koloniale deskundigen zijn, nog de noodige mondelinge toelichtingen te geven tot de schriftelijke rapporten, waarin zij over hun bestuur over het mandaatgebied verantwoording hebben gedaan. Voor het eerst moest de Mandatencommis sie in deze herfstzitting de leiding van haar getrouwen en bekwamen voorzitter Markies Theodoli missen, die van de schepping der Mandatencommissie af al haar zittingen had gepresideerd. Stellig ook tot spijt van Theo doli zelf had Mussolini dezen Italiaan verbo den naar Genève te gaan om daar Volken- bondslucht te ademen. In Juni had Theodoli nog toestemming tot de reis naar Genève gekregen. De leden der Mandatencommissie vertegenwoordigen toch niet hun regeerin gen, doch hebben er als deskundigen uit eigen hoofde zitting. Mussolini, die toen reeds op het standpunt stond geen Italiaansehe re- geeringsvertegenwoordigers meer naar Ge nève te zenden, meende op dezen grond aan Markies Theodoli de reis voor eigen verant woording naar de Volkenbondsstad nog te kunnen toestaan. De fellere houding van Mussolini tegen den Volkenbond, door de goedkeuring der Abessynische geloofsbrieven door de Volkenbondsvergadering veroor zaakt, is duidelijk in het verbod van een Ge- neefsche reis ook aan Markies Theodoli tot uiting gekomen. De Mandatencommissie, de afwezigheid van haar voorzitter oprecht be treurend, had gelukkig in haar ondervoor zitter Orts (België) een waardigen plaats vervanger voor Theodoli op den voorzitters zetel. De besprekingen over de Afrikaansche mandaatgebieden, de twee in West-Afrika gelegen Kameroens en Togolanden onder Britsch en Fransch mandaat en het door. België bestuurde Ruanda-Urundi in Oost- Afrika, gaven weinig aanleiding tot critiek De Mandatencommissie heeft vooral van het Belgisch bestuur over het laatstgenoemde mandaatgebied een uitstekenden indruk, die nog bevestigd werd door de mondelinge toe lichtingen van den Gouverneur-Generaal van den Belgischen Kongo, Ryckmans, wiens per soonlijke aanwezigheid te Genève door de Mandatencommissie zeer gewaardeerd werd. Men zou bijna kunnen zeggen, dat de Belgi sche regeering voor een ideale toepassing van het mandatenstelsel in Ruanda-Urundi zorg draagt. De eenige critiek, die nog geuit moest worden, betrof de bevoorrechting van de Ka tholieke zending boven de Protestantsche al daar, die met de door het Volkenbondsverdrag voorgeschreven „godsdienstvrijheid" wellicht niet geheel en al vereenigbaar is. Een karaktertrek, dien alle rapporten over de in deze zitting besproken Afrikaansche mandaatgebieden met elkander gemeen had den, was het daarin uitgesproken optimisme over den economischen en financieelen toe stand dezer mandaatgebieden. Zij schijnen alle vijf de moeilijkheden der wereldcrisis te bo ven te zijn gekomen, hetgeen vooral uit de uit breiding van de internationale handelsbe trekkingen blijkt. Daar de Engelsche, Fransche en Belgische regeeringen zich alle eerlijk aan het Volkenbondsvoorschrift houden, dat de staat-mandataris zelf geen voordeel uit het bestuur over het mandaatgebied mag trekken, komt deze vermeerderde welvaart geheel en al den bevolkingen dezer mandaatgebieden ten goede. Het is hierdoor mogelijk geworden voor al de uitgaven in het belang van de openbare gezondheid en voor het onderwijs aanzienlijk te vermeerderen. Ook het jaarrapport over West-Samoa, dat door Nieuw-Zeeland bestuurd wordt, gaf op zich zelf weinig aanleiding tot debat. Doch de aanwezige vertegenwoordiger der Nieuw-Zee- landsche regeering deelde zelf mede, dat na dit jaarrapport, dat evenals de andere in deze zitting besprokene op het jaar 1935 betrek king had, heel wat gebeurd was, dat ook den toestand op West-Samoa grondig had ver anderd. De heer Berendsen, kabinetchef van den minister-president van Nieuw-Zeeland, die voor deze zitting opzettelijk naar Genève was gekomen, herinnerde namelijk eraan, dat in het voorjaar een socialistische regeering in Nieuw-Zeeland is opgetreden en dat deze het o.a. ook noodig heeft geacht onmiddellijk een poging te doen, om een betere samenwerking met het mandaatgebied West-Samoa, waar m vroegere jaren nog al eens verzet tegen den staat-mandataris te bespeuren viel, te ver zekeren. Dus was een regeeringscommissie, waarvan twee Nieuw-Zeelandsche ministers zelf deel uitmaakten, naar West-Samoa ge reisd. Bij het verlaten van het mandaatgebied hadden zij de overtuiging kunnen medene- men, dat voortaan een uitstekende verstand houding tusschen staat-mandataris en man daatgebied zou heerschen! Dit was alles prachtig. De Mandatencom missie kon natuurlijk slechts met instemming van deze betere verstandhouding kennis nemen. Eenigszins bedenkelijk scheen het echter, dat de nieuwe Nieuw-Zeelandsche regeering bij het bezoek harer commissie aan West-Samoa tevens den verbannen opstande lingenleider Nelson weder naar het eiland had medegebracht en hem een triomfantelijken terugkeer bezorgde. Nelson was onder vorige regeeringen reeds tweemaal uit het mandaat gebied verbannen. Hij trachtte voortdurend ontevredenheid onder de bevolking te zaaien; hij stond daarbij sterk onder de verdenking, dat de benadeeling van zijn eigen financieelen toestand door de handelspolitiek van Nieuw- Zeeland het volstrekt niet belangelooze hoofd motief voor dit verzet-prediken was. Hoe dit zij, verschillende leden der Mandaten commissie vonden het nu niet bepaald op voedkundig van de Nieuw-Zeelandsche regee ring, om zoo duidelijk de vorige politiek van den staat-mandataris te verloochenen. Dit kan den eerbied der bevolking van het mangat- gebied voor haar bestuurders bezwaarlijk' ver- hoogen! Van alle mandaatgebieden worden de on der Japansch mandaat staande eilanden in de Stille Zuidzee stellig het minst in overeen stemming met de beginselen van het man datenstelsel bestuurd. Ook de besprekingen van deze week met den vertegenwoordiger der Japansche regeering Italië lieten wederom een ongunstigen indruk achter. De Japan sche regeering doet blijkbaar heel weinig om aan de bevolking dezer eilanden eenige ontwikkeling te verschaffen; de inboorlin genbevolking wordt steeds minder talrijk in verhouding tot de immigreerende Japanners; tuberculose en andere ziekten eischen voort durend meer slachtoffers onder de inboorlin gen; ondanks de belangrijke uitbreiding van den suiker-uitvoer, waarvan de baten den od de eilanden zich gevestigd hebbenden Japan ners in den schoot vallen, wordt bijna geen geld aan verbetering van het lot der inlan ders besteed. De leden der Mandatencom missie verzwegen de bezwaren niet, die het Japansch bestuur bij hen heeft opgewekt. Doch de Japansche regeeringsvertegenwoor- diger vindt het blijkbaar al mooi genoeg, dat de regeering van Japan, dat geen lid van den Volkenbond meer is, toch nog verantwoor ding aan de Mandatencommissie van den Volkenbond aflegt en toonde heel weinig nei ging in een eenigszins ernstige discussie met de Mandatencommissie over een uit-den-weg ruiming harer grieven te treden! Zooals Eden reeds in October den Volken bondsraad mededeelde, kon de Britsche re geering ook thans nog geenerlei inlichtingen aan de Mandatencommissie verstrekken over de onlusten in Palestina en de verdere Brit sche politiek jegens dit mandaatgebied. De reeds in Juni uitgestelde beraadslagingen over Palestina moesten dus nogmaals worden verdaagd. De Mandatencommissie besloot echter tot den Volkenbondsraad het verzoek te richten een buitengewone zitting in het voorjaar te mogen houden, die geheel en al aan Palestina zal worden gewijd. Dit in het vertrouwen, dat de thans in Palestina aan gekomen Britsche commissie van onderzoek zoo tijdig met haar taak gereed zal komen, dat de Britsche regeering in April de Manda tencommissie te woord zal kunnen staan. B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. Japansch diplomatiek vertegenwoordiger acht een oorlog onvermijdelijk. PEIPING, 16 November (A.N.P.) De zaakgelastigde bij de Japansche ambassade Kato, heeft tegenover Chl- neesche persvertegenwoordigers ver klaard, dat de gespannen betrek kingen tusschen Japan en China een ernstig karakter dragen en dat „een oorlog onvermijdelijk was". Hij legde deze verklaring af, na juist terugge keerd te zijn van een inspectiereis naar Tsjang Pei. Volgens berichten uit Chineesche bron zijn de troepen in de provincie Tsjahar tot ongeveer 15.000 man ver sterkt en komen schermutselingen tusschen hen en de Japansche troepen bijna dagelijks voor. „DE SCHELDE" WORDT „VOLK EN STAAT". BRUSSEL, 16 November (D.N.B.-A.N.P.) Na een bestaan van 18 jaar is het strijdorgaan van de Vlaamsch radicale beweging „De Schelde" opgeheven. In de plaats hiervan is het nieuwe Vlaamsche dagblad „Volk en Staat" gekomen. Arthur van Schendel, De Rijke Man. Amsterdam J. M. Meulenhoff. De macht die een schrijver als Van Schen del over den lezer krijgt, door zijn schrijftalent alleen, is wonderlijk. Zijn nieuwste boek, „De rijke man" is er het bewijs voor. Eigenlijk is die rijke man, die heer Engelbertus Kompaan, een vervelende knaap, een beetje zielig patiënt des dagelijkschen leven$, en hij wordt dat steeds meer naarmate zijn lotgevallen zich herhalen, tot in den treure. Telkens zal de lezer geneigd zijn het boek te sluiten.ja wel, nu weet ik het wel en het vervolg kan ik raden. En telkens zal diezelfde lezer het boek weer opnemen en dóórgaan met lezen over Kompaan's in praktijk gebrachte naas tenliefde, die hem zijn eigen bezit en een half dozijn erfenissen doet uitdeelen onder de tal loos velen die wel wat gebruiken kunnen en onder wie hij te goed, te naïef ente dom is om onderscheid te kunnen maken. Hij heeft een hardnekkigheid in het weldoen die ver bijsterend is en waar hij bedrogen wordt, wenscht hij met geopende oogen blind te blij ven en ontkent het bedrog of vergoelijkt het Het eind is dat hij door zijn eigen kinderen belogen en bestolen wordt, dat hij zich alles laat ontfutselen en desondanks tot van zijn laatsten stuiver de helft wegschenkt. Hij is consequent tot in het waanzinnige, en zijn passie om te geven wordt door zijn sukkel achtigheid bijna een parodie op het Christe lijk voorschrift der naastenliefde en het gebod om wèl te doen. Dat Van Schendel een dergelijke parodie niet bedoeld heeft is klaar, maar wat hij dan wel met zijn Engelbertus heeft voorgehad is niet zoo gemakkelijk op te helderen. Want deze staat in zijn neigingen en daden niet maar zoo alleen, zijn erfooms en erftantes hoewel een beetje voorzichtiger in het beleg gen steunen hem telkens als de beurs leeg- raakt en maken zich ook geen zorg over de zekerheid die ze hebben, dat Engelbertus te zijner tijd ook hun vermogen zal gaan uit deelen. Rondom den rijken man teekent Van Schendel verscheidene groepen der door hem begiftigden; eerlijke en oneerlijke, waarlijk nooddruftigen en leugenaars. En die verkeeren weer onderling samen, beschuldigen malkan der, zijn eigenlijk weinig interessant in hun gekonkel, en weinig effectief in hun aanhan kelijkheid aan Kompaan. Rustig gaat Van Schendel maar voort en vertelt hoe zijn zwa gers hem bedriegen, zijn zoons hem bestelen, zijn vrienden hem, als een „rare", links laten liggen. Ondanks de ruzies en de twisten, de verwijten der anderen en het zelfverwijt van Kompaan, dat hij niet genoeg geven kan, komt in het verhaal nergens spanning of he vigheid te pas. De lezer verneemt alies alsof DINSDAG 17 NOV. 1936 van harte welkom in Haarlem. Spr. verbond hieraan den wensch, dat een regelmatige voorziening van luchtbescherming ten spoe digste zal zijn verzekerd. „Natuurlijk," zoo eindigde spr., „hopen wij allen hartelijk, dat al wat op dezen cursus zal worden onderwezen, den ernstigen toets der werkelijkheid nooit zal behoeven te on dergaan." Na afloop van de plechtigheid werden ver- verschingen rondgediend. De zaal was met tapijten en groen versierd. De redevoeringen werden per radio uitge zonden. Bekentenissen komen los. DEN BOSCH, 16 Nov. Het echtpaar M. Q.- Van den B. uit Hedel, dat zich in het Huis van Bewaring te 's-Hertogenbosch bevindt, verdacht van verschillende brandstichtingen, in den loop van de jaren in het dorp Hedel, heeft een bekentenis afgelegd, en daarbij de verschillende medeplichtigen genoemd. Zekere B. S. uit Hedel, die te Bruchem werd gearresteerd, heeft bekend in September 1932 de woning van het echtpaar Q. met hun me deweten in brand te hebben gestoken. Voorts bekende S. medeplichtig te zijn aan de inbraak met diefstal bij A. J. te Hedel in 1933, waarbij een geldkistje met papieren en ruim zeven honderd gulden werd ontvreemd. Door gewe tenswroeging gedreven heeft P. S. uit Hedel zich bij de politie aangemeld en bekend dat hij op den voor-avond van de Hedelsche paar denmarkt in 1931, toen vele vreemdelingen in Hedel vertoefden, een hooimijt in brand heeft gestoken. Hij is ook schuldig aan een misluk te inbraak bij den penningmeester van het R.K. Werkliedenverbond. Verder is nog aangehouden zekere C. V., eveneens uit Hedel. De gearresteerden zijn allen het slachtoffer van den verderfelijken invloed van het echtpaar Q., dat de laatste ja ren geheel Hedel terroriseerde. Men verwacht spoedig opheldering in de zaak van de inbraak met diefstal bij den win kelier van D., gepleegd in het jaar 1923, waar bij duizend gulden en andere voorwerpen van waarde werden ontvreemd. Niet te wijten aan verkeerde belading of vulling der tanks. BATAVIA, 16 November. (Aneta) De hoofdinspecteur voor de scheepvaart deelde aan Aneta ten aanzien van het onderzoek naar de oorzaken van den ramp met de „Van der Wijck" mede, dat dit onderzoek tot dus verre heeft uitgewezen dat de oorzaak niet moet worden toegeschreven aan onjuiste be lading, wijl het schip bij het vertrek van Soerabaja alleszins voldoende stabiel was. In 1927 is uit een hellingsproef welke proef doorgaans slechts éénmaal in het be staan van een schip wordt genomen de meta-center-hoogte (welke de stabiliteit van het schip bepaalt) vastgesteld bij bepaalde lading en bijvulling van de tanks. Aan de hand van tot dusverre verkregen gegevens ten aanzien van de belading bij het vertrek van Soerabaja en de correctie op de meta- center-hoogte, in 1927 gevonden, kon worden vastgesteld dat de „Van der Wijck" voldoende stabiliteit had (toen de ramp geschiedde), hetgeen inhoudt, dat de état -major ten aan zien van mogelijke foutieve behandeling van de lading en van het vullen van de tanks, van allen blaam is gezuiverd. De muziek, die zweeg Des nachts om tien voor twaalf deed een veldwachter in Castricum de ronde, toen hij uit een café muziek hoorde. De caféhouder, dit was den veldwachter bekend, had geen vergunning om muziek te maken en dus zet te de ordebewaarder koers naar het lokaal, vanwaar de opgewekte klanken tot hem kwa men. Op het oogenblik dat hij het huis na derde, zag hij dat een gedaante in het steegje, dat langs het café loopt, zich in beweging zet te. De onbekende klopte op de deur en ver dween in de duisternis. Op het zelfde oogen blik zweeg de muziek. De veldwachter trad binnen en deelde den caféhouder mede, dat hij in overtreding was. Hij mocht geen muziek maken. De ander ver weerde zich echter en zeide dat hij toch „ze ker wel zijn radio mocht laten spelen". Dit bracht hem voor het gerecht. Voor den kantonrechter zei de man thans, dat het geen radio was, maar een electrische gramofoon. Nu heeft Castricum een merk waardige verordening. Een caféhouder, die geen muziekvergunning heeft, mag geen radio- muziek maken in een kamer, zoo dat het ge luid in zijn café kan doordringen. Hij mag dat echter wel met een gramofoon doen. Het toestel, of het nu een radio- of een gramo foon was, stond niet in het café doch in de huiskamer, ende veldwachter had geen bevel tot huiszoeking. Hij had dus niets anders dan het verweer van verdachte, dat hij „zijn radio toch wel mocht laten spelen", welke woorden thans voor het gerecht werden herroepen. De man kwam er op deze wijze tusschen uit. De ambtenaar van het openbaar ministerie wees op de gemeenteverordening, die de gra mofoon vrij laat en vroeg vrijspraak. iemand in droomtoestand hem toesprak. Het lijkt een verdroomd beeld van een tijd en van menschen die misschien zestig, zeventig jaar geleden mogelijk waren en thans onwezen lijk schijnen. Maar, en hier raken wij des Pu- dels Kern: er zit weer die eigenaardige Van Schendelsche sfeer in, alleen door een waar artist te scheppen, in een taal die in buiging en klank schijnbaar onopvallend, doch in we zen heel bijzonder is. Daardoor, en niet door de rare bedoening in Èngelbertus' omgeving, grijpt de lezer dit boek weer op, als hij het eerst een beetje gemelijk heeft neergelegd. Dat is Van Schendel's macht op den lezer. Hij boeit al met zijn allereerste regels: „Een diender had al onder de lantaarn naar de verlichte ruiten van De Oyevaar staan kij ken toen het rumoer zoo luid werd dat hij den weg overstak, tot over de enkels in de sneeuw. Daarbinnen werd gestommeld en ge slagen. Hij hief den stok om aan te kloppen, maar de deur ging rinkelend open en twee manspersonen werden de stoep afgeworpen, zij vielen bezijden het kelderluik, de hoeden hier en daar. Hij herkende ze en hij bukte dadelijk over den vechterbaas, die opsprong en hem te lijf wilde. Maar hij greep hem aan en trok hem mee. En toen de andere opstond en zich de kleederen afsloeg, zag hij ze nog in de wemelende vlokjes den hoek omigaan, hun stemmen klonken gedempt en anders was het stil". Van Schendel geeft hier in veertien regels een suggestief beeld. Bijna iedere kleinigheid in die paar zinnen draagt er toe bij dat wij er onmiddellijk middenin zijn en dadelijk den tijd aanvoelen: dat kan niet anders dan mid den 19e eeuw en in een groote stad zijn. Dat is inderdaad het geval. Hij die zich de kleeren afslaat is Engelbertus Kompaan als rijk en veel kroegjes bezoekend jongeling, die na die vechtpartij tot zich zelf inkeert en de zonderlinge weldoener van een zeer uitgebreid gemengd gezelschap worden gaat. De onbe- grijpelijkste typen schildert Van Schendel ons dan later daaruit, even vaag als waarschijnlijk tevens: het lijken soms schaduwbeelden, waar om alleen de contour scherp op het doek staat. Vergelijken wij dit nieuwste werk van Van Schendel met het „Hollandsch Drama" van het vorige jaar, dan lijkt het of hij nog weer meer het „verhaal" als zoodanig onderge schikt maakt aan het oproepen van geestes beelden uit een sfeer, waarin religieus gevoede karakters in conflict met de werkelijkheid ko men. Uit die werkelijkheid gezien blijft er van Engelbertus Kompaan niet veel meer over dan een sukkel, wiens onder curateele-stelling veel te laat geschiedde. Maar achter hem en rondom hem heen schiep Van Schendel een sfeer, waaruit zijn neigingen verklaarbaar worden, die velen bi zar zal schijnen en toch werkelijk is. Met zijn groot meesterschap der vertelkunst blijft hij zijn lezer in die sfeer gevangen houden, hoe wel deze zich soms verzet tegen wat met zijn gevoel voor realiteit strijdig is. Hem zal in ieder geval de episode lief zijn waarin Engel bertus met zijn dochtertje Titia een prachtig menschelijk saam-begrijpen doorleeft, een kleine oase in den woestijn der onmensche- lijke braafheid, alleen door Van Schendel's talent aanvaardbaar gemaakt. Van de nieuwe boeken dezer maand ver melden we voorloopig een roman van onzen stadgenoot Tjebbo Franken, „Leewke de Geus" 268 pag. A'dam Blitz. Een nieuwe Henriette van Eijk, „Intieme Revue, de kleine Parade II" getiteld. A'dam Querido. Verder van Anna van Gogh Kaulbach een roman „Menschen van dezen tijd" 290 pag. A'dam J. M. Meulenhoff. Robert Nathan, De weg van eeuwen. Uit het Amerikaanseh 214 pag. Santpoort Mees. W. A. Prestre, De solitaire met het ééne oor. Uit het Fransch 208 pag. Zelfde uitg. Wilhelm Moberg, Als de stad roeptRo man uit het Zweedsch. Utrecht De Haan. Jan Greshoff, Gedichten 1907—1936, 229 pag. Maastricht Stols. J. B. Priestly, Goede kameraden. Roman uit het Engelsch, 573 pag. A'dam Van Holke- ma en Warendorf. J. P. Zoomers—Vermeer, De villa Zonneoord. Roman, 277 pag. Zelfde uitg. Wies Defresne, Klanten. Roman, 167 pag. Amsterdam Querido. Salvador Hertog, De wilde Schuit. Roman, 262 pag. Zelfde uitgevers. J. H. DE BOIS,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 7