Cursus voor luchtbescherming geopend.
Staten-mandatarissen leggen verant
woording af voor den Volkenbond.
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN
Minister De Wilde houdt de openingsrede.
Toenemende spanning tusschen
Japan en China.
Licht in de Hedelsche affaires.
De ramp van de Van der Wyck.
VOOR DEN1
IKANTONRECHTER-)
Minister De Wilde spreekt de openingsrede uit.
u HAARLEM Maandag.
In tegenwoordigheid van tal van autoritei
ten onder wie de Commissaris der Koningin in
de provincie Noord-Holland jhr. mr. dr.
A. Röell, burgemeester en wethouders en
de gemeentesecretaris van Haarlem, en
generaal P. H. A. de Ridder, inspecteur
voor de Luchtbescherming, is hedenoch
tend te elf uur alhier de eerste cursus in
ons land voor luchtbescherming in de voor
malige Prins Hendrikschool door den Minister
van Binnenlandsche Zaken, mr. J. A. de Wilde,
geopend.
Nadat aan den minister waren voorgesteld
de leden van het algemeen bestuur der N.V.L.,
den heer Muller, hoofd van het onderwijs en
den heer Jonkheer, het administratief hoofd
van den cursus, sprak de voorzitter van de
vereeniging, de heer Van Lith een woord van
welkom.
Welkomstwoord van den heer Van Lith.
Het is hier niet de plaats, aldus spr., om een
uitvoerige uiteenzetting te geven van het doel
en het streven van de Ned. Vereeniging voor
Luchtbescherming en ik meen dan ook te
kunnen volstaan met te vermelden dat onze
vereeniging in overleg met de regeering en met
de inspectie voor de luchtbescherming de'taak
op zich heeft genomen, het publiek in al zijn
geledingen voor te lichten en op te voeden
met betrekking tot de z.g. zelfbescherming
tegen gevaren uit de lucht en daarbij haar
leden, die zich daarvoor beschikbaar zullen
stellen, op te leiden, hetzij ais individu, hetzij
in groepen, om de plaatselijke en gemeente
lijke overheid bij te staan bij de uitvoering van
de overheidstaak ten aanzien van de afweer
van het luchtgevaar.
De N.V.L. is haar werkzaamheden praktisch
gesproken sinds een maand begonnen en moet
zich haar plaats in onze volksgemeenschap
nog veroveren. Dat zij daarbij zal stuiten op
tegenwerking, onverschilligheid ,en zorgeloos
heid enz. staat wel vast en is ook al tot uiting
gekomen, maar ook is reeds gebleken, hoezeer
in het geheele land de belangstelling voor het
vraagstuk van de luchtbescherming, zoowel
bij de autoriteiten als bij de ingezetenen, wordt
gewekt en dat in tal van plaatsen de behoefte
gevoeld wordt om dat vraagstuk te bestudee-
ren en zich aaneen te sluiten, ten einde in dit
opzicht te doen wat naar vermogen gedaan
kan worden.
Wij zijn van dankbaarheid vervuld, dat de
Minister van Binnenlandsche Zaken zich be
reid verklaard heeft dezen eersten cursus on
der auspiciën van de vereeniging in persoon
te openen.
Excellentie, wij hebben doorslaande bewij
zen ontvangen van uwe belangstelling voor
'de N.V.L. en van uwe sympathie met haar
doel en streven.
Wij stellen ook de komst van generaal De
Ridder op hoogen prijs. Niet minder is dit het
geval met de aanwezigheid van den Commis
saris der Koningin in de provincie Noord-
Holland.
Een woord van bijzonderen dank richt ik
hierbij tot burgemeester en wethouders van de
gemeente Haarlem, die op zoo uitnemende
wijze hebben meegewerkt om het houden van
dezen cursus mogelijk te maken door dit
fraaie gebouw en de uitstekende localiteit
daarin beschikbaar te stellen.
Vervolgens noodigde spreker minister De
Wilde uit tot het uitspreken van zijn ope
ningsrede.
Openingsrede minister De Wilde.
Voor mij, aldus de minister, is dit een gaarne
aangegrepen gelegenheid om mijn belang
stelling te toonen voor de taak, die de ver
eeniging op zich heeft genomen.
Deze vereeniging, die erkend is als de
eenige algemeene en landelijke vereeniging
voor luchtbescherming in Nederland, doet
thans, wat ik zou willen noemen, haar eer
sten „offieieelen" stap voor de bevordering
van het inzicht in hetgeen ons volk behoort
te doen en te weten ten aanzien van de lucht
bescherming.
Reeds in den loop van 1935 ontwierp de
vereeniging van werkzoekende intellectueelen,
afdeeling Haarlem en omstreken, plannen om
haar leden op het gebied der luchtbescher
ming te bekwamen en verwierf daarbij steun
van het gemeentebestuur.
Met voldoening heb ik vernomen, dat deze
afdeeling zich niet alleen heeft aangesloten
bij de Nederlandsche Vereeniging voor lucht
bescherming, maar zich geheel beschikbaar
heeft gesteld voor het verleenen van haar
medewerking. Deze daad heeft ook sociale be-
teekenis.
Aan het Haarlemsche gemeentebestuur
breng ik dank voor de belangstelling, welke
het aanstonds voor dit werk heeft betoond.
Deze eerste cursus heeft ten doel de daar
aan deelnemende hoofden van de luchtbe
scherming een duidelijk inzicht te geven in
alle zaken waarover die hoofden een goed
onderlegd oordeel moeten hebben, willen zij de
functie, waartoe zij door den burgemeester
zijn, naar behooren kunnen vervullen..
De hoofden toch hebben in de onderschei
dene gemeenten een belangrijke taak te ver
vullen. Zij moeten daar de dragers zijn van de
luchtbeschermingsgedachte. Van hen moet
activiteit uitgaan. Aan organiseerend talent
mag het hun r^et ontbreken. Zij moeten in
staat zijn, anderen te bekwamen in het ver
leenen van hulpdiensten. Maar bovenal be
hoort van hen uit te gaan een moreele drang
op de geheele bevolking, om al datgene te
doen wat noodzakelijk is bij een luchtaanval.
Slagen zij in hun pogen, prikkelen zij met
goed resultaat het particulier initiatief, dan
zal het gevolg niet uitblijven. Dan komen er
steeds meer plaatselijke luchtbeschermings-
vereenigingen en op haar beurt zullen deze
weder, gerugsteund door de algemeene ver
eeniging, de taak der hoofden van den Lucht
beschermingsdienst vergemakkelijken.
Het programma, dat gij, cursisten, op dezen
cursus zult doorloopen, is veelomvattend. De
docenten zullen zich beijveren de leerstof zoo
duidelijk en beknopt mogelijk voor te dragen.
Hun bekwaamheid is een waarborg, dat gij
hier de noodige kennis zult opdoen omtrent
de verschillende vraagstukken, die zich bij de
luchtbescherming voordoen, waardoor gij in
staat zult zijn in uw gemeente richting en
stuur te geven aan het onder de bevolking
levend begeeren en de gevaren, die haar uit
de lucht bedreigen, zooveel mogelijk af te
wenden.
Aan de mannen, die zich bereid hebben
verklaard, hun kennis en ervaring voor dit
doel beschikbaar te stellen, breng ik gaarne
een woord van dank en hulde.
God verhoede, zoo eindigde de minister, dat
ons land ooit het tooneel worde van lucht
aanvallen. Of dat gebeuren zal, ligt niet in
onze hand. Wij zijn een vredelievend volk.
Maar de spanningen in de internationale
wereld zijn groot. Het is voorzichtig en ver
standig steeds op alles voorbereid te zijn.
Dit is zeker: mocht dit onheil over ons
vaderland komen, dan zal een goede geleide,
wel georganiseerde luchtbeschermingsdienst
een der middelen kunnen zijn, om veel leed te
voorkomen. Dit was ook de overweging, welke
zoo goed als alle leden van de Staten-Generaal
er toe bracht hun steun aan de wet op de
luchtbescherming te geven. Het is dezelfde
overweging welke èn de docenten en de cur
sisten er toe gebracht heeft dezen arbeid
aan te vatten. Het doel, dat wordt nagestreefd,
is dan ook nobel en heilzaam.
En hiermede verklaar ik dezen eersten cur
sus voor geopend.
Nadat de docenten van den cursus, waar
van de heer C. A. Muller te Rotterdam het
hoofd is, aan den minister zijn voorgesteld,
bezichtigde het gezelschap het gebouw.
De burgemeester aan het woord
De burgemeester van Haarlem, de heer C.
Maarschalk, gaf hierna uiting aan de vreugde
van het gemeentebestuur over het feit, dat
de eerste cursus voor Luchtbescherming in
onze stad is gevestigd en heette die inrichting
welvaart in de Afrikaansche mandaat-
Triomfantelijke terugkeer van Nelson naar
Ongunstige indrukken over Japan's bestuur
van de eilanden in de Stille Zuidzee onder Japansch man
daat. Een buitengewone zitting der Mandatencommissie
in het voorjaar over Palestina verzocht.
Toenemende
gebieden.
West-Samoa.
Genève, 11 November 1936.
(Van onzen correspondent.)
De Permanente Mandatencommissie van
den Volkenbond, die moet toezien,- of de sta
ten, aan wie bij de beëindiging van den we
reldoorlog het bestuur over de Duitsche ko
loniën en over eenige gebieden van het vo
rige Turksche Rijk werd toevertrouwd, daar
bij inderdaad de voorschriften van het Vol
kenbondsverdrag over het belangelooze be
stuur dezer mandaat-gebieden eerbiedigen,
heeft vandaag haar dertigste zitting beëin
digd, die twee-en-een-halve week geduurd
heeft. De Mandatencommissie komt ieder
jaar tweemaal bijeen: in het voorjaar om het
bestuur der „staten-mandatarissen" over Pa
lestina, Syrië, Tanganyika, Zuid-West-Afrika
Nauru en Nieuw-Guinea te beoordeelen, in
het najaar voor het toezicht op het bestuur
der staten-mandatarissen over Fransch-Ka-
meroen, Fransch-Togo, Eritsch-Kameroen,
Britsch-Togo, Ruanda-Urundi, W.-Samoa en
enkele onder Japansch mandaat staande
eilanden in de Stille Zuidzee. De regeerin
gen, aan wie het bestuur over een mandaat
gebied is toevertrouwd, zenden steeds verte
genwoordigers naar Genève, om aan de Man
datencommissie, wier leden allen onafhan
kelijke koloniale deskundigen zijn, nog de
noodige mondelinge toelichtingen te geven
tot de schriftelijke rapporten, waarin zij
over hun bestuur over het mandaatgebied
verantwoording hebben gedaan.
Voor het eerst moest de Mandatencommis
sie in deze herfstzitting de leiding van haar
getrouwen en bekwamen voorzitter Markies
Theodoli missen, die van de schepping der
Mandatencommissie af al haar zittingen had
gepresideerd. Stellig ook tot spijt van Theo
doli zelf had Mussolini dezen Italiaan verbo
den naar Genève te gaan om daar Volken-
bondslucht te ademen. In Juni had Theodoli
nog toestemming tot de reis naar Genève
gekregen. De leden der Mandatencommissie
vertegenwoordigen toch niet hun regeerin
gen, doch hebben er als deskundigen uit
eigen hoofde zitting. Mussolini, die toen reeds
op het standpunt stond geen Italiaansehe re-
geeringsvertegenwoordigers meer naar Ge
nève te zenden, meende op dezen grond aan
Markies Theodoli de reis voor eigen verant
woording naar de Volkenbondsstad nog te
kunnen toestaan. De fellere houding van
Mussolini tegen den Volkenbond, door de
goedkeuring der Abessynische geloofsbrieven
door de Volkenbondsvergadering veroor
zaakt, is duidelijk in het verbod van een Ge-
neefsche reis ook aan Markies Theodoli tot
uiting gekomen. De Mandatencommissie, de
afwezigheid van haar voorzitter oprecht be
treurend, had gelukkig in haar ondervoor
zitter Orts (België) een waardigen plaats
vervanger voor Theodoli op den voorzitters
zetel.
De besprekingen over de Afrikaansche
mandaatgebieden, de twee in West-Afrika
gelegen Kameroens en Togolanden onder
Britsch en Fransch mandaat en het door.
België bestuurde Ruanda-Urundi in Oost-
Afrika, gaven weinig aanleiding tot critiek
De Mandatencommissie heeft vooral van het
Belgisch bestuur over het laatstgenoemde
mandaatgebied een uitstekenden indruk, die
nog bevestigd werd door de mondelinge toe
lichtingen van den Gouverneur-Generaal van
den Belgischen Kongo, Ryckmans, wiens per
soonlijke aanwezigheid te Genève door de
Mandatencommissie zeer gewaardeerd werd.
Men zou bijna kunnen zeggen, dat de Belgi
sche regeering voor een ideale toepassing van
het mandatenstelsel in Ruanda-Urundi zorg
draagt. De eenige critiek, die nog geuit moest
worden, betrof de bevoorrechting van de Ka
tholieke zending boven de Protestantsche al
daar, die met de door het Volkenbondsverdrag
voorgeschreven „godsdienstvrijheid" wellicht
niet geheel en al vereenigbaar is.
Een karaktertrek, dien alle rapporten over
de in deze zitting besproken Afrikaansche
mandaatgebieden met elkander gemeen had
den, was het daarin uitgesproken optimisme
over den economischen en financieelen toe
stand dezer mandaatgebieden. Zij schijnen alle
vijf de moeilijkheden der wereldcrisis te bo
ven te zijn gekomen, hetgeen vooral uit de uit
breiding van de internationale handelsbe
trekkingen blijkt. Daar de Engelsche, Fransche
en Belgische regeeringen zich alle eerlijk aan
het Volkenbondsvoorschrift houden, dat de
staat-mandataris zelf geen voordeel uit het
bestuur over het mandaatgebied mag trekken,
komt deze vermeerderde welvaart geheel en al
den bevolkingen dezer mandaatgebieden ten
goede. Het is hierdoor mogelijk geworden voor
al de uitgaven in het belang van de openbare
gezondheid en voor het onderwijs aanzienlijk
te vermeerderen.
Ook het jaarrapport over West-Samoa, dat
door Nieuw-Zeeland bestuurd wordt, gaf op
zich zelf weinig aanleiding tot debat. Doch de
aanwezige vertegenwoordiger der Nieuw-Zee-
landsche regeering deelde zelf mede, dat na
dit jaarrapport, dat evenals de andere in deze
zitting besprokene op het jaar 1935 betrek
king had, heel wat gebeurd was, dat ook den
toestand op West-Samoa grondig had ver
anderd. De heer Berendsen, kabinetchef van
den minister-president van Nieuw-Zeeland,
die voor deze zitting opzettelijk naar Genève
was gekomen, herinnerde namelijk eraan, dat
in het voorjaar een socialistische regeering in
Nieuw-Zeeland is opgetreden en dat deze het
o.a. ook noodig heeft geacht onmiddellijk een
poging te doen, om een betere samenwerking
met het mandaatgebied West-Samoa, waar m
vroegere jaren nog al eens verzet tegen den
staat-mandataris te bespeuren viel, te ver
zekeren. Dus was een regeeringscommissie,
waarvan twee Nieuw-Zeelandsche ministers
zelf deel uitmaakten, naar West-Samoa ge
reisd. Bij het verlaten van het mandaatgebied
hadden zij de overtuiging kunnen medene-
men, dat voortaan een uitstekende verstand
houding tusschen staat-mandataris en man
daatgebied zou heerschen!
Dit was alles prachtig. De Mandatencom
missie kon natuurlijk slechts met instemming
van deze betere verstandhouding kennis
nemen. Eenigszins bedenkelijk scheen het
echter, dat de nieuwe Nieuw-Zeelandsche
regeering bij het bezoek harer commissie aan
West-Samoa tevens den verbannen opstande
lingenleider Nelson weder naar het eiland had
medegebracht en hem een triomfantelijken
terugkeer bezorgde. Nelson was onder vorige
regeeringen reeds tweemaal uit het mandaat
gebied verbannen. Hij trachtte voortdurend
ontevredenheid onder de bevolking te zaaien;
hij stond daarbij sterk onder de verdenking,
dat de benadeeling van zijn eigen financieelen
toestand door de handelspolitiek van Nieuw-
Zeeland het volstrekt niet belangelooze hoofd
motief voor dit verzet-prediken was. Hoe
dit zij, verschillende leden der Mandaten
commissie vonden het nu niet bepaald op
voedkundig van de Nieuw-Zeelandsche regee
ring, om zoo duidelijk de vorige politiek van
den staat-mandataris te verloochenen. Dit kan
den eerbied der bevolking van het mangat-
gebied voor haar bestuurders bezwaarlijk' ver-
hoogen!
Van alle mandaatgebieden worden de on
der Japansch mandaat staande eilanden in
de Stille Zuidzee stellig het minst in overeen
stemming met de beginselen van het man
datenstelsel bestuurd. Ook de besprekingen
van deze week met den vertegenwoordiger
der Japansche regeering Italië lieten wederom
een ongunstigen indruk achter. De Japan
sche regeering doet blijkbaar heel weinig
om aan de bevolking dezer eilanden eenige
ontwikkeling te verschaffen; de inboorlin
genbevolking wordt steeds minder talrijk in
verhouding tot de immigreerende Japanners;
tuberculose en andere ziekten eischen voort
durend meer slachtoffers onder de inboorlin
gen; ondanks de belangrijke uitbreiding van
den suiker-uitvoer, waarvan de baten den od
de eilanden zich gevestigd hebbenden Japan
ners in den schoot vallen, wordt bijna geen
geld aan verbetering van het lot der inlan
ders besteed. De leden der Mandatencom
missie verzwegen de bezwaren niet, die het
Japansch bestuur bij hen heeft opgewekt.
Doch de Japansche regeeringsvertegenwoor-
diger vindt het blijkbaar al mooi genoeg, dat
de regeering van Japan, dat geen lid van den
Volkenbond meer is, toch nog verantwoor
ding aan de Mandatencommissie van den
Volkenbond aflegt en toonde heel weinig nei
ging in een eenigszins ernstige discussie met
de Mandatencommissie over een uit-den-weg
ruiming harer grieven te treden!
Zooals Eden reeds in October den Volken
bondsraad mededeelde, kon de Britsche re
geering ook thans nog geenerlei inlichtingen
aan de Mandatencommissie verstrekken over
de onlusten in Palestina en de verdere Brit
sche politiek jegens dit mandaatgebied. De
reeds in Juni uitgestelde beraadslagingen
over Palestina moesten dus nogmaals worden
verdaagd. De Mandatencommissie besloot
echter tot den Volkenbondsraad het verzoek
te richten een buitengewone zitting in het
voorjaar te mogen houden, die geheel en al
aan Palestina zal worden gewijd. Dit in het
vertrouwen, dat de thans in Palestina aan
gekomen Britsche commissie van onderzoek
zoo tijdig met haar taak gereed zal komen,
dat de Britsche regeering in April de Manda
tencommissie te woord zal kunnen staan.
B. DE JONG VAN BEEK EN DONK.
Japansch diplomatiek vertegenwoordiger acht
een oorlog onvermijdelijk.
PEIPING, 16 November (A.N.P.)
De zaakgelastigde bij de Japansche
ambassade Kato, heeft tegenover Chl-
neesche persvertegenwoordigers ver
klaard, dat de gespannen betrek
kingen tusschen Japan en China een
ernstig karakter dragen en dat „een
oorlog onvermijdelijk was". Hij legde
deze verklaring af, na juist terugge
keerd te zijn van een inspectiereis
naar Tsjang Pei.
Volgens berichten uit Chineesche
bron zijn de troepen in de provincie
Tsjahar tot ongeveer 15.000 man ver
sterkt en komen schermutselingen
tusschen hen en de Japansche troepen
bijna dagelijks voor.
„DE SCHELDE" WORDT „VOLK EN STAAT".
BRUSSEL, 16 November (D.N.B.-A.N.P.)
Na een bestaan van 18 jaar is het strijdorgaan
van de Vlaamsch radicale beweging „De
Schelde" opgeheven. In de plaats hiervan is
het nieuwe Vlaamsche dagblad „Volk en Staat"
gekomen.
Arthur van Schendel, De Rijke
Man. Amsterdam J. M.
Meulenhoff.
De macht die een schrijver als Van Schen
del over den lezer krijgt, door zijn schrijftalent
alleen, is wonderlijk. Zijn nieuwste boek, „De
rijke man" is er het bewijs voor. Eigenlijk is
die rijke man, die heer Engelbertus Kompaan,
een vervelende knaap, een beetje zielig patiënt
des dagelijkschen leven$, en hij wordt dat
steeds meer naarmate zijn lotgevallen zich
herhalen, tot in den treure. Telkens zal de
lezer geneigd zijn het boek te sluiten.ja
wel, nu weet ik het wel en het vervolg kan
ik raden. En telkens zal diezelfde lezer het
boek weer opnemen en dóórgaan met lezen
over Kompaan's in praktijk gebrachte naas
tenliefde, die hem zijn eigen bezit en een half
dozijn erfenissen doet uitdeelen onder de tal
loos velen die wel wat gebruiken kunnen en
onder wie hij te goed, te naïef ente dom is
om onderscheid te kunnen maken. Hij heeft
een hardnekkigheid in het weldoen die ver
bijsterend is en waar hij bedrogen wordt,
wenscht hij met geopende oogen blind te blij
ven en ontkent het bedrog of vergoelijkt het
Het eind is dat hij door zijn eigen kinderen
belogen en bestolen wordt, dat hij zich alles
laat ontfutselen en desondanks tot van zijn
laatsten stuiver de helft wegschenkt. Hij is
consequent tot in het waanzinnige, en zijn
passie om te geven wordt door zijn sukkel
achtigheid bijna een parodie op het Christe
lijk voorschrift der naastenliefde en het gebod
om wèl te doen.
Dat Van Schendel een dergelijke parodie
niet bedoeld heeft is klaar, maar wat hij dan
wel met zijn Engelbertus heeft voorgehad is
niet zoo gemakkelijk op te helderen. Want
deze staat in zijn neigingen en daden niet
maar zoo alleen, zijn erfooms en erftantes
hoewel een beetje voorzichtiger in het beleg
gen steunen hem telkens als de beurs leeg-
raakt en maken zich ook geen zorg over de
zekerheid die ze hebben, dat Engelbertus te
zijner tijd ook hun vermogen zal gaan uit
deelen.
Rondom den rijken man teekent Van
Schendel verscheidene groepen der door hem
begiftigden; eerlijke en oneerlijke, waarlijk
nooddruftigen en leugenaars. En die verkeeren
weer onderling samen, beschuldigen malkan
der, zijn eigenlijk weinig interessant in hun
gekonkel, en weinig effectief in hun aanhan
kelijkheid aan Kompaan. Rustig gaat Van
Schendel maar voort en vertelt hoe zijn zwa
gers hem bedriegen, zijn zoons hem bestelen,
zijn vrienden hem, als een „rare", links laten
liggen. Ondanks de ruzies en de twisten, de
verwijten der anderen en het zelfverwijt van
Kompaan, dat hij niet genoeg geven kan,
komt in het verhaal nergens spanning of he
vigheid te pas. De lezer verneemt alies alsof
DINSDAG 17 NOV. 1936
van harte welkom in Haarlem. Spr. verbond
hieraan den wensch, dat een regelmatige
voorziening van luchtbescherming ten spoe
digste zal zijn verzekerd.
„Natuurlijk," zoo eindigde spr., „hopen wij
allen hartelijk, dat al wat op dezen cursus
zal worden onderwezen, den ernstigen toets
der werkelijkheid nooit zal behoeven te on
dergaan."
Na afloop van de plechtigheid werden ver-
verschingen rondgediend.
De zaal was met tapijten en groen versierd.
De redevoeringen werden per radio uitge
zonden.
Bekentenissen komen los.
DEN BOSCH, 16 Nov. Het echtpaar M. Q.-
Van den B. uit Hedel, dat zich in het Huis
van Bewaring te 's-Hertogenbosch bevindt,
verdacht van verschillende brandstichtingen,
in den loop van de jaren in het dorp Hedel,
heeft een bekentenis afgelegd, en daarbij de
verschillende medeplichtigen genoemd.
Zekere B. S. uit Hedel, die te Bruchem werd
gearresteerd, heeft bekend in September 1932
de woning van het echtpaar Q. met hun me
deweten in brand te hebben gestoken. Voorts
bekende S. medeplichtig te zijn aan de inbraak
met diefstal bij A. J. te Hedel in 1933, waarbij
een geldkistje met papieren en ruim zeven
honderd gulden werd ontvreemd. Door gewe
tenswroeging gedreven heeft P. S. uit Hedel
zich bij de politie aangemeld en bekend dat
hij op den voor-avond van de Hedelsche paar
denmarkt in 1931, toen vele vreemdelingen in
Hedel vertoefden, een hooimijt in brand heeft
gestoken. Hij is ook schuldig aan een misluk
te inbraak bij den penningmeester van het
R.K. Werkliedenverbond.
Verder is nog aangehouden zekere C. V.,
eveneens uit Hedel. De gearresteerden zijn
allen het slachtoffer van den verderfelijken
invloed van het echtpaar Q., dat de laatste ja
ren geheel Hedel terroriseerde.
Men verwacht spoedig opheldering in de
zaak van de inbraak met diefstal bij den win
kelier van D., gepleegd in het jaar 1923, waar
bij duizend gulden en andere voorwerpen van
waarde werden ontvreemd.
Niet te wijten aan verkeerde belading of
vulling der tanks.
BATAVIA, 16 November. (Aneta) De
hoofdinspecteur voor de scheepvaart deelde
aan Aneta ten aanzien van het onderzoek
naar de oorzaken van den ramp met de „Van
der Wijck" mede, dat dit onderzoek tot dus
verre heeft uitgewezen dat de oorzaak niet
moet worden toegeschreven aan onjuiste be
lading, wijl het schip bij het vertrek van
Soerabaja alleszins voldoende stabiel was.
In 1927 is uit een hellingsproef welke
proef doorgaans slechts éénmaal in het be
staan van een schip wordt genomen de
meta-center-hoogte (welke de stabiliteit van
het schip bepaalt) vastgesteld bij bepaalde
lading en bijvulling van de tanks. Aan de
hand van tot dusverre verkregen gegevens
ten aanzien van de belading bij het vertrek
van Soerabaja en de correctie op de meta-
center-hoogte, in 1927 gevonden, kon worden
vastgesteld dat de „Van der Wijck" voldoende
stabiliteit had (toen de ramp geschiedde),
hetgeen inhoudt, dat de état -major ten aan
zien van mogelijke foutieve behandeling van
de lading en van het vullen van de tanks,
van allen blaam is gezuiverd.
De muziek, die zweeg
Des nachts om tien voor twaalf deed een
veldwachter in Castricum de ronde, toen hij
uit een café muziek hoorde. De caféhouder,
dit was den veldwachter bekend, had geen
vergunning om muziek te maken en dus zet
te de ordebewaarder koers naar het lokaal,
vanwaar de opgewekte klanken tot hem kwa
men. Op het oogenblik dat hij het huis na
derde, zag hij dat een gedaante in het steegje,
dat langs het café loopt, zich in beweging zet
te. De onbekende klopte op de deur en ver
dween in de duisternis. Op het zelfde oogen
blik zweeg de muziek.
De veldwachter trad binnen en deelde den
caféhouder mede, dat hij in overtreding was.
Hij mocht geen muziek maken. De ander ver
weerde zich echter en zeide dat hij toch „ze
ker wel zijn radio mocht laten spelen". Dit
bracht hem voor het gerecht.
Voor den kantonrechter zei de man thans,
dat het geen radio was, maar een electrische
gramofoon. Nu heeft Castricum een merk
waardige verordening. Een caféhouder, die
geen muziekvergunning heeft, mag geen radio-
muziek maken in een kamer, zoo dat het ge
luid in zijn café kan doordringen. Hij mag
dat echter wel met een gramofoon doen. Het
toestel, of het nu een radio- of een gramo
foon was, stond niet in het café doch in de
huiskamer, ende veldwachter had geen
bevel tot huiszoeking.
Hij had dus niets anders dan het verweer
van verdachte, dat hij „zijn radio toch wel
mocht laten spelen", welke woorden thans
voor het gerecht werden herroepen.
De man kwam er op deze wijze tusschen uit.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
wees op de gemeenteverordening, die de gra
mofoon vrij laat en vroeg vrijspraak.
iemand in droomtoestand hem toesprak. Het
lijkt een verdroomd beeld van een tijd en van
menschen die misschien zestig, zeventig jaar
geleden mogelijk waren en thans onwezen
lijk schijnen. Maar, en hier raken wij des Pu-
dels Kern: er zit weer die eigenaardige Van
Schendelsche sfeer in, alleen door een waar
artist te scheppen, in een taal die in buiging
en klank schijnbaar onopvallend, doch in we
zen heel bijzonder is. Daardoor, en niet door
de rare bedoening in Èngelbertus' omgeving,
grijpt de lezer dit boek weer op, als hij het
eerst een beetje gemelijk heeft neergelegd. Dat
is Van Schendel's macht op den lezer. Hij
boeit al met zijn allereerste regels:
„Een diender had al onder de lantaarn naar
de verlichte ruiten van De Oyevaar staan kij
ken toen het rumoer zoo luid werd dat hij
den weg overstak, tot over de enkels in de
sneeuw. Daarbinnen werd gestommeld en ge
slagen. Hij hief den stok om aan te kloppen,
maar de deur ging rinkelend open en twee
manspersonen werden de stoep afgeworpen,
zij vielen bezijden het kelderluik, de hoeden
hier en daar. Hij herkende ze en hij bukte
dadelijk over den vechterbaas, die opsprong
en hem te lijf wilde. Maar hij greep hem aan
en trok hem mee. En toen de andere opstond
en zich de kleederen afsloeg, zag hij ze nog
in de wemelende vlokjes den hoek omigaan,
hun stemmen klonken gedempt en anders was
het stil".
Van Schendel geeft hier in veertien regels
een suggestief beeld. Bijna iedere kleinigheid
in die paar zinnen draagt er toe bij dat wij
er onmiddellijk middenin zijn en dadelijk den
tijd aanvoelen: dat kan niet anders dan mid
den 19e eeuw en in een groote stad zijn.
Dat is inderdaad het geval. Hij die zich
de kleeren afslaat is Engelbertus Kompaan als
rijk en veel kroegjes bezoekend jongeling, die
na die vechtpartij tot zich zelf inkeert en de
zonderlinge weldoener van een zeer uitgebreid
gemengd gezelschap worden gaat. De onbe-
grijpelijkste typen schildert Van Schendel ons
dan later daaruit, even vaag als waarschijnlijk
tevens: het lijken soms schaduwbeelden, waar
om alleen de contour scherp op het doek
staat.
Vergelijken wij dit nieuwste werk van Van
Schendel met het „Hollandsch Drama" van
het vorige jaar, dan lijkt het of hij nog weer
meer het „verhaal" als zoodanig onderge
schikt maakt aan het oproepen van geestes
beelden uit een sfeer, waarin religieus gevoede
karakters in conflict met de werkelijkheid ko
men. Uit die werkelijkheid gezien blijft er
van Engelbertus Kompaan niet veel meer over
dan een sukkel, wiens onder curateele-stelling
veel te laat geschiedde.
Maar achter hem en rondom hem heen
schiep Van Schendel een sfeer, waaruit zijn
neigingen verklaarbaar worden, die velen bi
zar zal schijnen en toch werkelijk is. Met zijn
groot meesterschap der vertelkunst blijft hij
zijn lezer in die sfeer gevangen houden, hoe
wel deze zich soms verzet tegen wat met zijn
gevoel voor realiteit strijdig is. Hem zal in
ieder geval de episode lief zijn waarin Engel
bertus met zijn dochtertje Titia een prachtig
menschelijk saam-begrijpen doorleeft, een
kleine oase in den woestijn der onmensche-
lijke braafheid, alleen door Van Schendel's
talent aanvaardbaar gemaakt.
Van de nieuwe boeken dezer maand ver
melden we voorloopig een roman van onzen
stadgenoot Tjebbo Franken, „Leewke de
Geus" 268 pag. A'dam Blitz.
Een nieuwe Henriette van Eijk, „Intieme
Revue, de kleine Parade II" getiteld. A'dam
Querido.
Verder van Anna van Gogh Kaulbach een
roman „Menschen van dezen tijd" 290 pag.
A'dam J. M. Meulenhoff.
Robert Nathan, De weg van eeuwen. Uit het
Amerikaanseh 214 pag. Santpoort Mees.
W. A. Prestre, De solitaire met het ééne oor.
Uit het Fransch 208 pag. Zelfde uitg.
Wilhelm Moberg, Als de stad roeptRo
man uit het Zweedsch. Utrecht De Haan.
Jan Greshoff, Gedichten 1907—1936, 229
pag. Maastricht Stols.
J. B. Priestly, Goede kameraden. Roman uit
het Engelsch, 573 pag. A'dam Van Holke-
ma en Warendorf.
J. P. Zoomers—Vermeer, De villa Zonneoord.
Roman, 277 pag. Zelfde uitg.
Wies Defresne, Klanten. Roman, 167 pag.
Amsterdam Querido.
Salvador Hertog, De wilde Schuit. Roman,
262 pag. Zelfde uitgevers.
J. H. DE BOIS,