BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. SARDIENTJES. !L. B. Thans bepaal ik me tot zeer korte briefjes omdat nog zeer veel werk wacht. Voor a.s. Woensdag moet ik ook voorbereidingen tref fen, anders kunnen jullie de beloofde Sint Nicolaas niet maken. Lief KRULLEKOPJE. Ja, het waren ge zellige uurtjes op de club. A.s. Woensdagmid dag moeten we heel hard werken, 't Zal grappig zijn als alle clubleden met hun St. Nicolaas naar huis gaan. tot Woensdag. Lief TEEKENAARSTERTJB. 'k Dank je voor je teekening. Je moet er eens een paar voor St. Nicolaas maken. Hij zal ze heusch mooi vinden. Dag Teekenaarstertje. Beste TOM MIX. Wel gefeliciteerd vriend en nog veie jaartjes in gezondheid erbij. Of je nu te oud bent? Neen hoor, voor mij ben je nooit te oud. Schrijf me gerust maar, ik vind het juist heel prettig. Dat je op school een enkel vak hebt, waarmede je een weinig moeite hebt is zoo hevig niet. Je kunt niet overal even sterk in zijn. Je doet je best, daar ben ik van overtuigd. Ja, de tijdsomstandig heden bieden overal moeilijkheden. De beste medicijn is schouder aan schouder staan, zonder veel praatjes de toestanden onder de oogen zien en daadwerkelijk aanpakken. Ver neem ik zoo spoedig mogelijk de cijfers van je Kerstrapport? Jongen, ik eindig. Het voor genomen korte briefje is geen kort briefje meer. Dag Tom Mix. Lief SPARRETJE. Je hebt toch geen visschenbloed? Hoe moet je het maken als het een steen dik vriest? Ja ik verlang ook heel erg na,ar Sinterklaas, 'k Probeer steeds gehoorzaam en ijverig te zijn maar of hij me wat brengen zal, weet ik niet. Leuk dat je weer op school komt en ik je dan weer eens zie en spreek. Wil je je moeder m'n groeten terug doen? 'k Vind het prettig haar ook weer eens te spreken. Dag Sparretje. Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Het versje vind ik ook heel aardig. Kan je het ook zingen of is het niet op muziek gezet? Is je vader genezen of wil hij liever tellen en pijpekrullen draaien? Tot Woensdag. Dag Zusj esbeschermstertj e. Lief HANDWERKSTERTJE. Dat was ge zellig zeg. Als ik tijd had inviteerde ik me zelf en zou vast van de partij zijn. Dag Handwerk- stertje. Beste KLEINE ZUS. Wat fijn zeg a.s. Woens dagmiddag. Jij mag ook een Sint Nicolaas maken. Er komt een bakje achter met Dat blijft tot Woensdag geheim. Dag Kleine Zus. Beste VERONIKA. A.s. Woensdag mag je weer tot 4 uur blijven. Zoo halen we de schade in. Jij maakt natuurlijk ook een Sint. Grappig vind je niet? Dag Veronika. Lief ROZEKNOPJE. Prettig dat je van de week even op mocht blijven. Het moet echter bij uitzondering mogen. Anders is het geen pretje meer. Op tijd te bed is ook voor je gezondheid beter. Dag Rozeknopje. Best DUINVIOOLTJE. Was je 1.1. Woens dag nog op tijd? De club is zoo gezellig dat het haast jammer is eerder weg te moeten, 'k Hoop dat je a.s. Woensdag ook aan het maken van een Sint Nicolaas kunt deelnemen Dag Duinvioolje. Best JASMIJNTJE. Jammer dat je geen cadeautje van Sint kreeg. Je hebt hem nu echter goed van nabij gezien en dat is ook wat waard. A.s. Woensdag maak je hem na tuurgetrouw na en kan je hem 's nachts naast je bed de wacht laten houden. Dag Jas- mijntje. Best DUINSPARRETJE. Prettig dat je gauw jarig bent. Dat worden twee feesten kort op elkaar. Eerst je verjaardag en daarna de verjaardag van Sinterklaas, 'k Wensch je een prettig dagje toe. Dag Duinsparretje. Lief SNEEUWVLOKJE. Dat is even een dik schrift zeg. Je kunt me dus voorloopig ruim 30 briefjes schrijven. Ook je broer en zus kunnen me nog heel wat epistels doen toekomen. Beterschap met je verkoudheid. Dag Sneeuwvlokje. Beste POLLY. Ook ik vind het jammer, dat je weer ziek bent. Als de mist wat weg trekt, zal je wel weer spoedig opknappen. Die goede Sint brengt allerwege iets, maar mijn schoen is tot heden leeg gebleven. Ik moet zeker nog meer m'n best doen. Als je Woensdag nog ziek bent, maakt je broer wel een Sinterklaas voor je. Hij maakt er dan twee tegelijk. Dag Polly. Best KALFJE. Of Sint Nicolaas ook een vrouw heeft? Neen vriend. St. Nicolaas gaat met z'n knechts het leven door zonder vrouw en kinderen. Ja het was 1.1. Woensdag weer heel gezellig op de club. Prettig hè, dat je a.s. Woensdag weer tot 4 uur mag blijven. Wil je je moeder m'n groeten terugdoen? Dag Kalfje. Beste BERENMAN. 'k Dank je voor je boomenplaatjes. Ja er zijn heel wat pretjes in het verschiet. Wel gefeliciteerd met je va der. Wil je hem namens mij gelukwenschen? A.s. Woensdag moeten we hard werken. De goede Sint moet klaar komen en mede naar huis genomen worden. Of Sint ook bij mij komt? 'k Weet het niet, tot heden vind ik steeds een ongevulde schoen. Toch houd iïf maar goeden moed. Dag Berenman. Beste LOTUS. Je was zeker zoo van Sint Nicolaas vervuld, dat je je briefje vergat. Leuk zeg dat je op school aan een tooneel- stukje mag mededoen. Het is een bekend doch aardig stukje. Doe maar goed je best. Dag Lotus. Lief PRINSESJE. Natuurlijk mist het te IJmuiden ook, wanneer het te Santpoort mist. Een beetje koude vind ik niet onaange naam. Je zus heb ik zijde voor je mede ge geven. A.s. Woensdag maakt ze voor jou ook een Sinterklaas. Dag Prinsesje. Best DUIKELAARTJE. Maar jongen hoe kan je het ontvangen van cadeautjes en ver rassingen leuk en prettig vinden? Je bent me er één. Even plagen mag wel vind je ook niet? Ja hoor, ik vind het ook wel leuk eens verrast te worden, maar vind het ook heel prettig wanneer ik personen, waarvan ik werkelijk houd, iets aangenaams kan bereiden. Ik dank je voor je teekening. Wil je je moeder m'n gr""ten terug doen? Dag Duikelaartje. Lief SNEEUWKLOKJE. Wat zal je.... blij zijn met het mooie handwerk, 'k Denk dat ze het een ieder zal laten zien en vol trots zal vertellen dat jij het gemaakt hebt. Prettig haar zoo te verrassen. Woensdag ben je natuurlijk van de partij. Dag Sneeuw klokje. Lief CROCUSJE. Nou zeg fijn Sinter klaas op Zaterdag. Je kunt dan Zondag echt profiteeren van het moois dat de goede Sint je gebracht heeft. Heeft hij bij je thuis reeds twee maal gestrooid? Laat hij bij mij ook eens komen strooien? Vraag het hem eens. Zeg hem maar, dat ik heusch altijd m'n best wil doen. Tot Woensdag. Dag Crocusje. Best DOORNROOSJE. Ja meisjelief ik weet heel veel aardige surprises te maken. Kom maar eens even na half 3 bij me op school of a.s. Woensdag of Zaterdag om 11.45. Ik zal je dan eenige aardige en zelf te maken surprises opgeven en vertellen hoe je te werk moet gaan en wat je noodig hebt. Tot ziens dus. Dag Doornroosje Lief LELIETJE VAN DALEN. Wat zal jij het goed met je grootmoeder kunnen vinden. Heb je haar al eens je St. Nicolaasliedjes la ten hooren? Je hebt gelijk hoor. In jouw plaats zou ik ook geregeld m'n schoen zetten. Zie ik je Woensdag weer? Je moet W. T. gaan aanhalen. Dag Lelietje van Dalen Beste MOEDERS JONGEN. Wel, verlang je ook zoo naar den goeden Sint? Heeft hij al eens iets in je schoen gebracht? Prettig hè? Bij mij op school staan streepjes op het bord. lederen dag wordt er één uitgeveegd, des Maandags twee. Zijn alle streepjes weg, dan is de goede Sint jarig. Dan vieren we feest. Dag Moeders Jongen. Tot slot dit keer een briefje aan m'n Ru- briekertje van 84 jaar. Opoe van harte gefeliciteerd hoor. 'k Hoop dat U een prettig dagje moogt hebben met al uw kinderen, klein- en achterkleinkinderen om U heen. Wat een groot voorrecht zoo oud te mogen worden en daarbij lust tot werken te behouden. U borduurt en breit nog steeds den geheelen dag. Uw oogen zijn dus ook nog in goede conditie. Van harte hoop ik dat het U gegeven moge worden uw verjaardag nog vele malen te vieren onder de gezegende omstandigheden die tot nog toe uw deel zijn. Uw kinderen, klein- en achterkleinkinderen wensch ik ook van harte geluk. In de rubriek vindt U geregeld eenige klein- en achterklein kinderen vermeld, 'k Begrijp dat U steeds met veel genoegen de rubriek leest en het natuurlijk heerlijk vindt nu ook eens een, aan U persoonlijk gericht briefje, te ontdekken. Dag Opoe. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. EEN LASTIGE KOOPER. door W B.Z. Meneertje Zeurenstein Kwam in het magazijn Hij wou zijn beide neven Iets voor Sint-Nicolaas geven. De juffrouw liet van alles zien Een boek, een spel, een stoommachien. Een legkaart, bouwdoos, bal of tol. Soms knikkers, ze had doozen vol. Piano, fluit, harmonica Meneertje zei steeds: nee, nooit ja. De juffrouw werd een beetje kwaad, Och, ze was heusch ten einde raad. Ten slotte zei ze: och meneer, Kijkt U eens rond voor dezen keer. Soms kleurkrijt of teekengerei Daarmee is iedere jongen blij. HET SPROOKJE VAN DEN REUS, DIE OP ETEN UITGING. Ja, nu komt de geschiedenis van den reus, die op eten uitging. Hij was zoo hongerig, die reus, dat zijn maag er om zoo te zeggen van kraakte. Maar hij had dan ook in zeven volle jaren niets gegeten. Stel je eens voor: zeven volle jaren! De reus was een domkop, dat wil ik jullie wel verraden; hij had zich ingebeeld, dat hij in één keer zoo veel zou kunnen eteen, dat hij nooit meer behoefde te eten! Op zekeren dag had hij namelijk zijn ze venmijlslaarzen aangetrokken, was naar Egypte gewandeld en had daar eens naar hartelust gegeten. Eerst at hij twee kameelen op, daarna at hij twee groote nijlpaarden en drie vette krokodillen. Toen at hij nog zeven hooge dadelpalmen en vijf vijgenboomen op en tenslotte slikte hij twaalf zwermen echte Egyptische sprinkhanen in, dikke, groene sprinkhanen, die hem smaakten als heerlijke bonbons. „Nu heb ik zooveel gegeten, dat ik nooit meer zal behoeven te eten," zei de reus tot zichzelf, die domkop en ging toen naar huis terug om uit te rusten. Maar vijf jaar later merkte de reus, dat hij hongerig begon te worden en hij besloot weer eens naar Egypte te wandelen. Maar eerst moest hij zijn laarzen naar den schoenmaker brengen om ze te laten verzolen. „Ik zal mijn best doen om de laarzen in een jaar klaar te krijgen," zei de schoenmaker. Maar je weet wel, hoe de meeste schoen makers zijn! Na twee jaren was de schoenmaker nog steeds niet klaar met de zolen van de ze venmijlslaarzen en nu had de reus dus ze ven heele jaren niets te eten gekregen! „Nu kan ik niet langer wachten," zei de reus. „Al kan ik nu niet naar Egypte wandelen, dan zal ik toch wel iets eetbaars vinden in het bosch hier dicht bij." Toen hij een poosje had gezocht, stiet hij op een koolstruik. „Wat een geluk, dat ik jou gevonden heb," riep hij uit. „Veel ben je wel niet waard voor een hongerige maag, maar je kan tenminste mijn grootste honger stil len." „Wacht een oogenblikje smeekte de kool struik, „ik kan je een vetter hapje bezorgen. Ik wil je zeggen, waar de haas woont, wan neer je mij niet op eet." De reus vond dit een goed idee en ging dus op zoek naar de haas, nu hij wist, waar die woonde. „Nu eet ik jou op, want ik ben zoo hon gerig, dat mijn maag er van kraakt." zei de reus. „Dan heb je een vetter hapje noodig, dan zoo'n arme magere haas als ik ben," sprak de haas. „Wanneer je mij eerlijk belooft, dat je mij niet op zult eten, zal ik je verklappen, waar je de vos kunt vinden. De reus beloofde de haas niet te zullen op eten en de haas liep toen voor hem uit, wees hem den weg naar het vossenhol toe. OOM ED VERTELT. „Oom Eid hebt u nooit eens een ongeluk met uw auto gehad?" vroeg Tineke. Oom Ed zat met al zijn neefjes en nichtjes om hem heen geschaard om den haard. Het duurde even voo*-oom antwoord gaf, „Een keer heb ik maar pech- gehad met mijn auto. Maar toen heb ik ook zoo'n angst uitgestaan, dat ik dat avontuur nooit verge ten zal." „Vertel het, oom," vleiden de kinderen. En oom Ed begon: „Het was in een vacantie van me, dat ik er met den auto op uitgetrokken was. Des avonds reed ik op een langen verkeersweg. Het was er erg eenzaam. Nergens een lichtje te bespeuren; geen mensch kwam ik tegen. Het was drukkend warm weer en het zag er naar uit, dat er onweer zou komen. Ik trapte juist mijn gaspedaal nog wat dieper in om een helling te „nemen", toen mijn motor eensklaps begon te stooten. Nog een paar schokken en ik stond stil. Toen ik nakeek, wat er aan haperde, zag ik, dat ik het on heil niet alleen zou kunnen verhelpen. Er bleef me dus niets anders over dan een schuil plaats te zoeken voor den nacht. In de verte hoorde ik den donder al rom melen en de eerste bliksemstralen verlichtten den hemel. Ik klom de helling op om vanaf het hooge punt den omtrek eens te verken nen. Daar zag ik aan mijn linkerhand een lichtje. Zonder twijfel een huis. Vastbesloten richtte ik mijn schreden daarheen. Het bleek een buitenhuis te zijn. Ik belde aan; het duurde lang voor er iemand kwam. Een klein raampje werd geopend en een man vroeg me: „Wat is er?" „Een automobilist die een ongeluk heeft gekregen „Wacht, ik kom bij u'" De deur ging open. Even deinsde ik achter uit. In het schemerige licht van de gang had de man een min of meer afstootend uiterlijk. Toch trad ik binnen. Daar zat ook de vrouw des huizes, die me, zonder iets te zeggen, toeknikte. „Ga maar mee," zei de man, „ik zal u een kamer geven." Hij leidde me naar een klein kamertje op zolder, keek even mijn papieren door en wenschte me toen goeden nacht. En daar er „Wel, wel, eindelijk zal ik dan eens iets in mijn maag krijgen," zuchtte de reus. „Ik kom om je op te eten, vos," „Maar ik ben zoo vreeselijk taai!" riep de vos. „Ach wat! Ik heb immers goede tanden," antwoordde de reus. „Maak maar geen uit- vluchtjes meer!" „Stop even!" zei de vos. „Ik zou je wel kun nen vertellen, waar de wolf woont. Die is veel grooter en dikker dan ik en smaakt dus veel beter." „Nu, zeg op, waar woont hij!" riep de reus. „Wat heb ik daar nu aan, wanneer jij mij toch op wilt eten?" „Wanneer jij mij bij de wolf brengt, zal ik je niet opeten." En zoodoende kwam de reus dus bij den wolf. „Jou eet ik op," zeide de reus. „Mijn honger is nu zoo groot geworden dat ik niet langer meer kan wachten." „Ach ben je zoo vreeselijk hongerig? Dan zou een vette beer je wel goed smaken. Zal ik verraden, waar de beer woont?" vroeg de wolf op medelijdenden toon. „Neen, nu heb ik genoeg van die verhaal tjes," zei de reus. „Van een koolstruik naar de haas, van de haas naar de vos, van de vos naar de wolf! Jullie hebt me nu lang ge noeg laten loopen. Ik eet jou op." „Ja, dan wil ik je ook niet ophouden," zeide de wolf. „Ga je gang maar. Ik kan je dan echter natuurlijk niet vertellen, waar de beer woont, de groote beer met zijn dikke vrouw en twee groote kinderen." „Heeft hij een dikke vrouw en twee groote kinderen?" vroeg de reus en krabde zich na denkende achter het oor. „Dat zijn dus vier heele beren bij elkaar „Ja waarlijk," zei de wolf. „Dat zijn vier beren bij elkaar en d e een is nog vetter dan de andere." „Vier beren," gromde de reus, „en allen zijn ze erg vet. Wel, ik beloof je dat ik je niet op zal eten, wanneer je mij zegt, hoe ik bij hen kan komen." „Eerst moet je duizend schreden naar de zon toeloopen en dan tweemaal zooveel pas sen van de zon af loopen; wanneer je dat hebt gedaan, kom je bij de beren," sprak de wolf en rende vlug weg. De reus ging op een groote rots zitten en dacht diep na over hetgeen de wolf hem gezegd had. Hoeveel hij er echter ook over nadacht, hij kon er steeds niet goed uitko men, wat de wolf eigenlijk had bedoeld met zijn sommetje. Tenslotte vroeg hij den ek ster om raad. „Dat is een kostelijke geschie denis," lachte de ekster, toen hij alles had gehoord. „Ik kan je wel uitleggen, hoe je moet loopen. Maar waar je terecht zal komen, weet ik niet, want dat hangt heelemaal af van de lengte van de passen, die je neemt en de plaats, waar de zon staat. Nu, de wolf heeft je aardig voor den mal gehouden!" Lachend vloog de ekster weg en vertelde de geschiedenis aan al zijn vriendjes. Nu merkte de reus, dat hij was bedrogen en werd vree selijk boos. geen electrisch licht op zolder was, stak hij een kaars aan. Op datzelfde oogenblik verlichtte een blik semstraal het kleine vertrek, gevolgd door een ratelende donderslag. Ik hoorde beneden een vreemd rumoer, maar toen niets meer. Ik wilde de deur afsluiten; geen slot geen sleutel. Een weinig ongerust kleedde ik me uit. Plots hoorde ik stemmen. Onwillekeurig luisterde ik. ....daar heb je niet het recht toe. Nee, daar heb je niet het recht tóe, dat is vree selijk!" Bevend stond ik stil. Een andere zwakke stem klonk: „Spaar me. spaar me Een nieuwe donderslag maakte, dat ik een oogenblik niets kon hooren. Ik opende de deur van mijn kamer en hoorde de stem van mijn gastheer: „Dat is genoeg. Ik heb hem stil gemaakt. Onze gast zou wakker kunnen worden." Van schrik kon ik niet meer ademhalen In dit huis moest iets vreeselijks gebeurd zijn. „Ik zal eens kijken, of hij slaapt!" zei de man beneden weer. Ik hoorde hem de trap opkomen, die kraakte onder zijn gewicht. Zoo snel ik kon vluchtte ik mijn kamer in. Buiten verlichtte de bliksem telkens den heelen om trek. Het onweer was buitengewoon hevig Ik hoorde, hoe de man voor mijn kamerdeur stil hield. Zou hij binnenkomen? Neen Hij vertrok weer zooals hij gekomen was. Mijn hart klopte in mijn keel. Morgen zou ik on middellijk naar de dichtsbijzijnde politiepost gaan. Ik durfde echter niet te slapen; want ik had niets bij me, om me te verdedigen in geval van nood. Ieder oogenblik meetifee ik sluipende voetstappen te hooren. Toen het ochtend werd, was ik volkomen uitgeput. Zoo goed en kwaad als het ging maakte ik toilet. Toen keek ik eens naar buiten. „Morgen mijnheer," zei de heer des huizes, die voor zijn huis bezig was en me zag. „Komt u in de huiskamer, dan kunt u gezellig een beetje naar de radio luisteren. Gisteravond luisterde ik naar een hoorspel, dat zeer aan grijpend was. Maar .toen heb ik het toestel maar afgezet, omdat u anders misschien niet slapen kon!" Ik barstte in lachen uit maar vertelde mijn „Wanneer ik den wolf tegenkom, eet ik hem dadelijk op. En de vos ook en de haas eveneens en de koolstruik heelemaal." En toornig ging de reus op zoek naar den wolf Ondertusschen zat de koolstruik nog steeds op dezelfde plaats en keuvelde genoeglijk in zichzelf. „Dat heb ik toch maar goed gedaan. Ik was altijd zoo bang, dat de haas zou ko men om mij op te eten. Inplaats daarvan komt de reus. Maar ik stuur hem naar de haas toe en kan nu vreedzaam en kalm ver der leven. Nu behoef ik niet meer bang te zijn voor de haas. Maar op hetzelfde moment kwam de haas en at de kool op. ,Ik weet wel, dat jij de reus naar mij hebt toegestuurd," sprak de haas. „Heila hopsasa! Het is een vreugde om te leven, nu heb ik genoeg gegeten en behoef geen vrees meer te hebben voor de vos, want die is opgegeten door den reus." Nauwelijks had hij dit gezegd, of daar kwam de vos al en pakte hem bij zijn kraag. „Ik weet wel, dat jij mij den reus op het dak gestuurd hebt," zei de vos. „Tot straf eet ik je op. Ha! Vandaag is het werkelijk een geluks dag voor mij: ik heb veel gegeten en ik be hoef niet meer bang te zijn voor den wolf, dien de reus voor zijn maaltijd heeft ge bruikt," „U zal je leeren, de reus naar mij toe te sturen," sprak de wolf boos. „Ja nu heb ik lekker gegeten en kan rustig den reus uit lachen, die nog wel aan het loopen zal zijn. Wat een domme reus." Maar daar kwam de reus al aan. En zonder veel te spreken tilde hij den wolf op en at hem in een paar happen op. „Hè, dat heeft goed gemaakt!" sprak dp reus. „Een uitstekend wolfje, hoewel hij merkwaardig dik was voor een wolf. De smaak was echter uitstekend. Het is niet de gewone wolfsmaak, 't herinnert mij een beetje aan een vos en ook een beetje aan een haas, ja, zelfs de smaak van kool zit er door heen. Nu moet ik verder zoeken naar de haas, de vos en de kool." Zeven weken achter elkaar had hij gezocht en nog steeds niet gevonden. Toen kwam de schoenmaker bij hem met de groote laarzen op zijn rug. Eindelijk had hij de zolen ge reed. Het is goed, dat je komt," zei de reus. „Jij moet me mee helpen zoeken naar den vos, den haas en de kool." En de schoenmaker liep naar zijn huis en haalde zijn dikke vrouw en zijn vijf kogel ronde kinderen en zijn oude knechten en zijn jonge knechten en zijn boodschappenjongens En allen hielpen zij zoeken. En wanneer je een beetje geluk hebt kan je ze heden ten dage nog zien zoeken. Eerst komt dan de reus en daarna de schoenma ker met de laarzen op zijn rug, daarachter loopt de schoenmakersvrouw met haar vijf kogelronde kinderen Dan komen de oude en jonge knechten en heelemaal achteraan loo pen de boodschappenjongens.... ZATERDAG' 28 NOV. 1936 gastheer niet de reden van mijn vroolijkheid. Ik behoef jullie zeker wel niet te zeggen, dat de man en ik dikke vrienden werden en dat hij het was, die mijn auto repareerde. Zoo zien jullie, kinderen, hoe snel je een verkeerd oordeel kunt vellen!" eindigde oom zijn ver telling, waar de kinderen ademloos naar ge luisterd hadden. LAM. Jullie zult allemaal wel eens sardientjes op je boterham hebben gegeten; meestal zijn kinderen daar dol op. Wanneer je die vischjes zoo netjes naast elkaar in een blikje ziet lig gen, denk je er meestal niet aan, dat er heel wat tijd overheen gaat, voordat ze zoo ver zijn. Ik zal jullie nu eens wat vertellen over deze vischjes, hun vangst en hun bereiding. De sardientjes lijken veel op haringen, maar ze zijn kleiner en dikker; ze worden hoogstens 25 centimeter lang. Op de Noord zee bij onze kust komen ze een heel enkele keer wel eens voor. Hoofdzakelijk echter vindt men hen aan de Westkust van Europa op de Fransche en Noord-Spaansche kust toi de Straat van Gibraltar in de Middellandsche Zee en ook op de Zuid-Engelsche kust. Vooral in Portugal hebben vele menschen hun bestaan te danken aan de sardine-vangst De republiek Portugal ligt op de Westelijke kant van het Pyreneesche schiereiland, dus ten Westen van Spanje. Meer dan de helft van de grens van Portugal, dat 6.670.000 in woners heeft, wordt gevormd door de kust aan den Atlantischen Oceaan. Het grootste gedeelte der bevolking houdt zich dan ook bezig met scheepvaart en vischvangst. Vele millioenen blikjes worden jaarlijks vanuit Lissabon, de hoofdstad van Portugal, uitge voerd uit het land. WIE ZOEKT ER MEE? Het is een knapperd, die dadelijk kan zien, wat bovenstaande teekening voorstelt. „Het is heelemaal geen teekening," zal je misschien zeggen. Maar toch zit er heusch een teekening in verborgen. Om die te ontdekken moet je alle vakjes, waarin je een punt ziet staan, met potlood of inkt netjes zwart ma ken. En dan zul je verbaasd zijn over wat er te voorschijn komt. Alleen, je moet netjes te werk gaan, hoor! SINT-NICOLAAS IS AANGEKOMEN. door W. B.Z. Kinderen, 'k ben weer in het land Hier heb je vast mijn portret. 'k Heb mijn mooiste Sinterklaasmuts Juist voor jullie opgezet. 'k Reed met schimmel langs de daken 'k Luisterde door 't schoorsteengat. 'k Zag veel schoentjes met een briefje En voor schimmel ook nog wat. Schimmel laat je wel bedanken Voor het hooi en voor het brood Piet bracht je een snoeperijtje Maar mijn voorraad was niet groot, 'k Zag met blijdschap dat zoovelen Werken voor het zieke kind. Zeg, Rubriekertjes van 't Dagblad Geloof maar vast: Sint is je vrind. Geven is een heerlijk werkje 't Maakt je rustig, 't maakt je blij En nooit gaat het je vervelen; Nu, dat zie je wel aan mij.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 12