Behandeling van de begrooting.
De Haagsche St. Jacobskerk en haar toren.
Provinciale Staten.
Voortzetting der algemeene beschouwingen.
Waar het huwelijk van de Prinses
ingezegend wordt.
[D ONDERDAG 3 DEC. 1936
Kruidenier te Leek vermoord.
(Zitting van Woensdagmorgen).
Hedenmorgen half tien werden de alge
meene_ beschouwingen over de provinciale
begrooting voor 1937 voortgezet.
De heer Hoogland (S.D.A.P.) brengt
de medezeggenschap voor het Provinciaal per
soneel ter sprake. Hij acht dit van veel be-
teekenis, daarom vraagt hij aan Ged. Staten
deze zaak met spoed aanhangig te maken en
zoo gauw mogelijk met hun prae-advies te
komen. Hij vraagt meer scholen voor zwak'
zinnige kinderen in Noord-Holland, in den
geest zooals er een in Den Helder bestaat
Veel kosten zal dit niet vergen, want er staan
in de provincie vele schoolgebouwen leeg
De provincie behoeft eigenlijk alleen maar
voor de exploitatiekosten te zorgen, want de
salarissen worden door het rijk betaald. Ook
bepleit hij bevordering van het instellen van
schoolartsendiensten, want hij acht het ge
wenscht, een onderzoek naar de ondervoeding-
in te stellen, vooral op het platteland. Daar
voor is ook daar een goed geoutilleerde school
artsendienst noodig.
De heer Vlekke (N.S.B.) zegt, dat de
Statenvergadering van Dinsdag j.l. een mooie
propaganda voor de nationaal-socialistische
gedachte is geweest. Alle partijen spanden
samen, om tegen de N.S.B. onvriendelijk te
wezen. Men noemde haar afgevaardigden
politieke analphabeten; een ander noemde ze
maagdelijk. De N.S.B. is echter niet bang
om onder de politieke controle te komen. Hoe
kan het bestaan, zegt spreker, dat een com
munist zich durft op te werpen als bescher
mer van de democratie? Het Nederlandsche
volk zal daar vreemd van hebben opgehoord
De N.S.B. heeft geen reden om tevreden te
zijn over het politieke bestel in Nederland;
het volk roept met uitgestrekte armen om
redding; die is in het huidige bestel niet te
verwachten, want het is een stelsel van on
macht. Alles moet anders worden. Als een huis
kraakt en scheurt, dan baat het niet, om het
nog wat met cement te bestrijken. Het zal
toch instorten. Daarom is het beter, het bij
tijds af te breken en er een nieuw gebouw
voor in de plaats te zetten met een beter
fundament. Daarvoor wil de N.S.B. zorgen; de
N.S.B. wil aan het Nederlandsche volk een
nieuw vaderland geven.
De heer Vermeulen (A.R.) is van oor
deel, dat de heer De Rijke blijkbaar nog niet
weet wat er in de politieke stroomingen ge
beurt. Er bestaat geen volksfront van alle
partijen tegen de N.S.B. Wanneer de N.S.B.
de handen opheft en aan alle andere partijen
den oorlog verklaart, dan moet zij er niet
vreemd van opkijken, als die andere partijen
op hun hoede zijn en zich zoo goed mogelijk
verweren. Spreker acht het onmogelijk, dat
de Christelijke partijen samenwerken met de
N.S.B., die er zulke onaanvaardbare beginselen
op na houdt en die op een anti-Christelijk
standpunt staat.
De heer Kuiper (R.K.) bestrijdt eveneens
de N.S.B., wier beginselen volgens hem op zie
kelijke fantasie en onwaarachtigheid berus
ten. Het Nederlandsche volk staat gelukkig
niet voor de keus tusschen communisme en
nationaal-socialisme, tenminste het R.K. ge'
deelte van de bevolking niet. De Roomsch-
Katholieken zullen nimmer met het heiden-
sche communisme en het even heidensche
nationaal-socialisme wat te doen willen heb
ben. Spreker bestrijdt de bewering van den
heer De Rijke, dat er in Nedeland een volks
front geboren zou zijn. Eveneens critiseert
de heer Kuiper de propaganda-methode van
de N.S.B. Wanneer iemand ook maar eenig
onderscheidingsvermogen bezit, dan moest hij
zich schamen om met een dergelijke propa
ganda-methode te voorschijn te komen, dat
blijkt uit de elf beloften („toevallig elf', zegt
sprekerwaarmee de N.S.B. bij de Statenver
kiezingen ten strijde is getrokken. Spreker
noemt de N.S.B. niet alleen gevaarlijk, maar
ook totaal overbodig
De heer D e Rij ke (NS.B.)„Hou zee!" (Ge
lach.).
De heer As a c her (V.B.): „Neen, niet
hou zee, maar in zee!" (Gelach)
De heer Kuiper vraagt, wat den econo
misch-technologischen dienst betreft, contact
te zoeken met de landbouworganisaties en met
den landibouwvoorlichtinigsdienst. Ook vraagt
hij met klem, alles te doen, om zoo krachtig
mogelijk de werkloosheid te bestrijden en den
nood daarvan te lenigen.
De heer De Br uin (N. S. B.) ziet het nut
van den economisch-technologischen dienst
niet in; spreker noemt dit een doodgeboren
kindje. Hij verwijt aan de Statenleden, die de
N. S. B. zoo fel hebben aangevallen, ijdelheid
en zelfgenoegzaamheid. De Statenleden ont
kennen, dat het Nederlandsche volk voor de
keus tusschen het communisme en nationaal-
socialisme staat, maar zij merken niet, dat het
Nederlandsche volk tot die keus gedreven
wordt. De democratie heeft in Rusland den
akker voor het communisme toebereid. De
communisten zullen in ons land de revolutie
niet ontketenen; dat zal volgens spreker de
democratie doen. De Nederlandsche commu
nisten kennen maar één vijand en dat is de
N. S. B.; spreker is daar trotsch op. Alles wat
hier gebeurt is koren op den molen van Rus
land. De N. S. B. is ook tegen de partijen.
Daarom zal zij onoit met de partijen samen-
werkin.
De heer Thomassen (S.D.A.P. bepleit
stee-ds grootere zorg voor de jeugdige werk-
loozen.
De heer Dam (A. A.) vraagt aan Ged. Sta
ten een overzicht te willen geven van de nog
loopende borgtochten de-r provincie.
De heer Romme (R.K.) keurt het af, dat
de heer De Bruin den economisch-technologi
schen dienst een doodgeboren kind heeft ge
noemd. Die dienst werkt pas acht maanden.
Men moet eerst de resultaten eens afwachten,
alvorens een oordeel te vellen.
Gedeputeerden antwoorden.
De heer Polak (S.D.A.P.) (Ged. Staten)
acht het voor Ged. Staten moeilijk, debatten
te voeren, nu die bijna hoofdzakelijk over an
dere dingen hebben geloopen, dan over de be-
grooting zelf. Ged. Staten zullen dan ook aan
deze algemeene beschouwingen niet deelne
men, omdat zij gebonden zijn aan een zekere
reserve die zij ook nu niet wenschen te ver
breken. Spreker zal zich alleen tot de begroe
ting bepalen en dankt voor de hulde, die aan
Ged. Staten voor h-un beleid is gebracht. Er is
weinig critiek geleverd en dat is ook te begrij
pen, omdat de financieele toestand der pro
vincie gunstig is. Ten opzichte van den belas
tingdruk maakt Noord-Holland, vergeleken
met andere provincies een goed figuur. Jaar
op jaar is er een batig saldo; spreker meent
dus, dat niet van een verkeerd beleid gespro
ken kan worden. Ged. Staten zijn dan ook
voornemens, op den ingeslagen weg voort te
gaan. Er moet gewaakt worden voor een be
hoorlijke reserve, die dienst moet doen als een
appeltje voor den dorst. Gelukkig heeft de
provincie niet te worstelen met groote finan
cieele moeilijkheden. Ged. Staten hebben het
hoofd weten te bieden aan de moeilijkheden,
die in de huidige omstandigheden te voor
schijn zijn gekomen. Deze begrooting is opge
maakt lang voordat de monetaire gebeurte
nissen plaats hadden. Er zit niets anders op,
dan den gedevalueerden gulden te ontvangen
en den gedevalueerden gulden uit te geven.
Het is met geen mogelijkheid te zeggen welken
invloed de devaluatie op het toevloeien van de
middelen zal hebben. Vermindering van uit
gaven zal in geen geval het gevolg er van zijn.
Veeleer kan een verhooging daarvan verwacht
worden. Ged. Staten gelooven, met deze be
grooting in 1937 te kunnen werken; mochten
er zich echter groote veranderingen voordoen,
dan zullen Ged. Staten aan de Prov. Staten
een suppletoire begrooting ter vaststelling aan
bieden. Wanneer de middelen niet ruimer toe
vloeien, kan van belastingverlaging geen
sprake zijn.
Daarvoor zijn de vooruitzichten te onzeker;
Ged. Staten gooien geen cent over den balk.
Zij voldoen aan den eisch, dat de grootste zui-
ingheid moet worden betracht; er zal geen
enkele onnoodige uitgaaf worden gedaan.
Wanneer de opcenten met een paar procen
ten verlaagd zouden worden, dan vreest spre
ker, dat het voordeelig saldo zal gaan interen
en dat wil spreker zoo lang mogelijk voor
komen. Spreker zegt toe, dat Ged. Staten een
zuinig beheer ook in de toekomst zullen blij
ven voeren. De daling van de opbrengst der
vermogensbelasting is tot stilstand gekomen.
Zoodra de lijn zich weer naar boven beweegt,
zullen Ged. Staten de eersten zijn om met
voorstellen tot belastingverlaging te komen.
In 1937 kan dat niet verwacht worden. Spreker
komt op tegen de bewering van den heer De
Rijke, dat niet Ged. Staten regeeren, maar de
ambtenaren, waarvoor niemand verantwoor
ding schuldig is. Volgens den heer De Rijke
heeft een enkel lid verstand van de zaken; de
rest zou niets beteekenen. Tegen een derge
lijke voorstelling van zaken protesteert spre
ker. Ged. Staten zullen goede critiek beant
woorden en vragen er zelfs om. Maar wanneer
de afgevaardigden der N. S. B. durven zeggen:
„het stelletje heeren, dat daar zit, is niet voor
zijn taak berekend, dan past volgens spreker
slechts één antwoord; een antwoord dat in
Amsterdam altijd gegeven wordt, namelijk:
„dat nemen we niet!"
De heer Wit tem an (R.-K.) (Ged. Sta
ten) zegt, dat hij, wat verhooging van de sa
larissen van het provinciaal personeel be
treft, geen enkele toezegging kan doen. Daar
voor is de huidige financieele toestand te on
zeker. Iets anders is het, wanneer het er op
aan komt, incidenteele onbillijkheden weg
te ruimen. Ged. Staten zijn daar voortdurend
mee bezig; zij raadplegen daarvoor de perso
neelsorganisaties. Omtrent de medezeggen
schap hebben Ged, Staten zich nog geen
vaststaande opinie gevormd, omdat zij te
genstrijdige adviezen hebben ontvangen.
Het is dan ook een moeilijke zaak. Spreker
acht het, verstandig, eerst de resultaten eens
af te wachten, die men er elders in ons land
mee bereikt heeft.
De heer Bomans (R.-K.) (Ged. Staten)
verdedigt tegenover de heeren De Jong
Schouwenburg en Dam het beleid van Ged.
Staten ten aanzien van de leeningen, ook al
wordt van zekere zijde gezegd, dat spreker
van deze dingen geen verstand heeft en dus
eigenlijk niet achter deze tafel mocht zitten.
(Gelach)
Spr. verdedigt eveneens den economisch-
technologischen dienst. Ten aanzien van
de werkverschaffing meent hij, dat de loo-
nen voldoende zijn; die kunnen den toets
der critiek doorstaan. Spreker dankt voor de
hulde, die hem deswege gebracht is. Dat
geeft hem moed, op dezen weg voort te gaan.
Het verschaffen van werk aan hen, die ledig
rondloopen, moet immers als een zegen wor
den beschouwd. Hij bestrijdt den heer See-
gers, wat de hulp aan IJmuiden betreft.
Ged. Staten hebben zich al vier maanden
lang daarmee bezig gehouden. Dit „smarte-
kind" rust in de veiliige en sterke armen van
het rijk; dat is beter dan in de tengere ar
men van de provincie, die niet anders kan
doen, dan wat krachtvoer toevoeren. Uit
Aalsmeer is nog geen noodkreet tot Ged.
Staten doorgedrongen. De economisch-tech-
nologische dienst is geen doodgeboren, maar
een gezond kind, dat schreeuwt en leeft,
maar waarvan moet worden afgewacht, hoe
het zal opgroeien.
De heer Mich e Is (S.D.A.P.) (Ged. Staten)
verdedigt het beleid van Ged. Staten ten aan-
zien van de provinciale ziekenhuizen. De re
sultaten moeten zelfs den voorziöhtigsten I
financier tot tevredenheid stemmen. De prijs
van de verpleging hangt af van de bezetting
der ziekenhuizen. Spreker ziet ook het nut en
de noodzakelijkheid van schoolartsendienst
in, maar er kan op het oogenblik niet meer
gedaan worden. Vele gemeentebesturen zijn
onmachtig, in dezen iets te doen. Ged. Staten j
wijden er voortdurend hun aandacht aan. De j
zuigelingenzorg wordt zooveel mogelijk door
de provincie gesteund, vooral op het platte
land.
De heer Kooiman V.D.) (Ged. Staten)
antwoordt aa.n Dr. Droog, dat in de provincie
duizenden runderen op tuberculose worden
onderzocht. De Vereeniging tot bestrijding I
der tuberculose onder het vee doet nuttig
werk, ook onder den rook van Amsterdam en
Haarlem. Hij vindt het echter jammer, dat uit
Friesland zooveel ongemerkte koeien over de
grens worden gebracht. Wat de behartiging
van de belangen van den land- en tuinbouw
betreft, ook te dien aanzien zijn Ged. Staten
waakzaam.
De zitting wordt te één uur geschorst tot
kwart voor twee.
(Zitting van Woensdagmiddag).
Woensdagmiddag kwart voor twee werden
door de Staten van Noord-Holland de alge
meene beschouwingen over de provinciale
begrooting voor 1936 voortgezet.
Replieken.
De heer Klaas de Vries (V.-D.) is
dankbaar voor de toezegging van Ged. Staten
ten aanzien van het buitengewoon onderwijs.
Spreker acht het van beteefcenis, te weten
wat beter zou zijn: belastingverlaging of tien
procent korting van de subsidies. Hij vraagt
hierover de meening van Ged. Staten. Het
spijt hem, dat bij de algemeene beschouwin
gen zooveel ruimte aan de N.S.B. is toebe
deeld.
De heer D e R ij k e (N.S.B.) merkt op, dat
Ged. Staten niet hebben geantwoord op vra
gen van hem en zijn vrienden. Dat had hij
ook niet verwacht. Hij kan verder van een
commnuist niet begrijpen, dat hij beweert
dat men bij een film wel teekenen van goed
keuring, maar niet van afkeruing mag ge
ven. Spreker is het daarmee niet eens. Hij
meent het recht te hebben gehad om te
protesteeren tegen de film „Heldenkermis".
De N.S.B. is tegen de leuze van de Fransche
revolutie: „vrijheid, gelijkheid en broeder
schap" en zij bevindt zich daarbij in goed
gezelschap, namelijk van Groen van Prin-
sterer, die gezegd heeft, dat beperking van
vrijheid noodig kan zijn, als het belang van
den Staat dit eischt. Verder handhaaft spre
ker hetgeen hij in eerste instantie gezegd
heeft.
De heer S e e g e r s (comm.) komt er te
gen op, dat van de zijde van Ged. Staten
niet de noodige ernst is betracht bij de be
antwoording van de gestelde vragen. Dit
schaadt de behartiging van de belangen der
provincie.
De heer De Jong Schouwenburg
(Chr.-Hist.) bestrijdt den heer De Rijke en
merkt op dat Groen van Prinsterer geens
zins voorstander van den totalitairen staat
en het leidensprincipe was.
De heer Vlekke (N.S.B.) zal niet aarze
len om, wanneer iemand een onwaarheid
over de N.S.B. uitspreekt, dit een leugen te
noemen.
Tijdens zijn repliek wordt het onrustig in
de vergadering. De heer Asscher (V. B.)
en Kuip er (R.-K.) verwijten den heer
Vlekke, leugens te spreken.
De heer Vlekke handhaaft zijn bewerin
gen en merkt op, dat de heer Asscher in zijn
politieke loopbaan wel meer onwaarheid
heeft gesproken. Verder critiseert hij nog
eens de handelingen van de R.-K. Staats
partij en de S.D.A.P.
De heer Rein a ld a (S.D.A.P.) zegt, dat
is komen vast te staan dat de N.S.B. zich
van het besturen van de provincie niet veel
aantrekt. Wel hebben haar woordvoerders
gecritiseerd en haar beginselen getracht te
verdedigen. Spreker acht het goed, dat dit
debat in het openbaar is gevoerd, omdat nu
volgens hem overduideijk is gebleken de
groote onwaarachtigheid van deze beweging.
Het was niets anders dan gebrek aan argu
mentatie. De N.S.B. tracht door een grooten
mond en scherpte van strijd bij het Neder
landsche publiek voet te krijgen. In tusschen
hebben de Staten wel wat beter werk te
doen, dan de zaak van de N.S.B. te bespre
ken.
De heer Lambooy (R.-K.) dankt Ged.
Staten voor hun antwoord, al is hij het met
hen, wat de ramingen betreft, niet eens
Spreker keurt de wijze van debatteeren der
N.S.B. af en ontzegt haar het recht, om wat
andere leden beweren, leugens te noemen.
Spreker prijst het in de S.D.A.P., dat zij een
nieuwen koers is ingeslagen, al zal het haar
misschien moeite genoeg gekost hebben. De
S.D.A.P. beoogt ook, evenals de R.-K. Staats
partij, samenwerking als het belang van het
land dit eischt. Het zal aan de N.S.B. niet
gelukken, hier een wig tusschen te steken.
De heer Sneevliet (Rev. Soc.) zegt, dat
de NBB. van geluk mag spreken, dat zij nog
niet in de gelegenheid is, in gemeenteraden
van gedachten te wisselen, want dan zou nog
meer dan in dè Prov. Staten blijken, welk een
gebrek aan innerlijke kracht en aan gedegen
overtuiging de N.SB. kenmerkt. Hij komt ver
der op tegen de uitdrukking van den heer De
Rijke, die gezegd heeft, dat alleen de heer
De Jong Schouwenburg een fatsoenlijke rede
heeft uitgesproken. Hij tart den heer De Rijke
te bewijzen dat spreker met zijn woorden on
fatsoenlijk zou zijn geweest. Volgens spreker
is alleen reeds de naam nationaal-socialisme
een leugen, want de beweging is noch natio
naai noch socialistisch.
De heer De Bruin (N.S.B.) verwijt den
heer Sneevliet politiek ontfatsoen en leugen.
Spreker houdt vol, dat overal verwording te
constateeren is. De heer Reinalda heeft over
de zweep van Troelstra gesproken. Spreker
zegt, dat wanneer Troelstra nog leefde, hij
inderdaad zijn zweep zou laten knallen, maar
over de handelingen van de S.D.A.P. in 1936
De heer Romme (R.K.) bestrijdt eveneens
den heer Vlekke. Spreker is het met den heer
Lambooy eens, die beweerd heeft, dat het
confessioneele onderwijs in Nederland ver
loren zou zijn, als de NJS.B. ooit aan de macht
zou komen.
De heer Van der Walle (S.D.A.P.) ont
zegt aan de N.SB. het recht, te spreken van
verwording. Hij schetst wat de S.D.A.P. in
samenwerking met de R.K. Staatspartij in
den loop der jaren tot stand heeft gebracht,
zooals verkorting van arbeidstijd, verbetering
van onderwijs, ziekteverzekering enz., dingen
waarvan de N.S.B. volgens spreker, niets weet.
De N.SB. wil nu vernielen, wat de partijen
De vischbank te 's-Gravenhage. Op den achtergrond de Haagsche
toren, zooals hij vroeger was.
Straks, in Januari van het volgend
jaar, zal de Oude St. Jacob of Groote
Kerk te 's Gravenhage weer in het
middelpunt der belangstelling staan,
wanneer daar het huwelijk van Prin
ses Juliana en Prins Bernhard zal
worden ingezegend.
Wij hebben het over „Oude" St. Jacob, om
dat Den Haag ook een „Nieuwe" St. Jacob
heeft, namelijk de R.K. hoofdkerk in de
Parkstraat.
De verschillende meeningen over dén tijd
van stichten van de eerste parochiekerk van
„Die Haghe" zullen we hier buiten beschou
wing laten. De meeste oude schrijvers, die
echter maar al te vaak naschrijvers waren,
nemen aan, dat Graaf Albrecht van Beieren
haar in 1399 heeft gesticht. Maar in oudere
oorkonden (1326) is reeds sprake van een
.parochikercke van der Haeighe".
In elk geval was de Oude St. Jacob, even
als de Oude St. Bavo te Haarlem, vóór de
Hervorming een katholiek bedehuis en haar
glanstijd als zoodanig valt vermoedelijk tus
schen 1550 en 1574, toen de kerk, na door een
brand in 1539 grootendeels te zijn verwoest,
in haar tegenwoordigen vorm was herbouwd.
In 1574 werd ze ingericht en in gebruik ge
nomen voor den protestantschen eeredienst.
Wie het Haagsche stadsbeeld kent, weet dat
men op verschillende punten telkens de toren
van de Groote Kerk ziet oprijzen met zijn
bekenden kop van ijzeren kantwerk.
Menigeen zal zich misschien wel eens
hebben afgevraagd, hoe men zoo iets leelij'ks-
heeft tkunnen bouwen, maar weinige niet-
Hagenaars zullen weten, dat onder dit ijzeren
omhulsel de oorspronkelijke, werkelijk niet-
onaardiige, torenspits nog verborgen zit.
Waarom men den
toren verbouwd heeft.
Na deze onthulling zijn we natuurlijk ver
plicht te vertellen, hoe men er toe gekomen
is, oden ouden toren zoo te „mishandelen".
Hoe hij oorspronkelijk afgedekt was, met
een leispits of op een andere manier, kan uit
geen teekening of prent worden opgemaakt.
De oude afbeeldingen laten hem alleen zien,
zooals hij in laat-Renaissance tijd werd ver
bouwd. Een omgang met balustrade en pina
kels dekte toen de gemetselde bovenverdieping
en uit dien omgang verhief zich een zeshoe
kige leispits, die, afgeknot, tot steun diende
voor een a jour koepel.
Toen nu in de jaren 1857—1862 het ge
goten ijzer door eenige Haagsche bouwmees
ters werd verheven tot een soort toovermid-
del om te komen tot een nieuwe en betere
bouwperiode, moest ook de trouwe St. Jacob
dit geneesmiddel slikken.
Men was in die dagen juist bezig met het
verrichten van de noodige herstellingen en
voordat de steigers werden weggenomen, zou
men tevens de spits kunnen vernieuwen, die
teekenen van bouwvalligheid heette te ver-
toonen.
B. en W. voelden er veel voor de ijzeren
overkapping op den toren toe te passen, een
„Commissie van bijstand" had het ontwerp
al goedgekeurd en de kosten begroot op
f 16000 en de nieuwe spits zou grootendeels
over de oude worden geplaatst.
Zonder nader onderzoek en bijna zonder
tegenwerpingen keurde de Gemeenteraad het
voorstel goed, want volgens den voorzitter
„zou deze vernieuwing stellig tot verfraaiing
leiden, omdat zij het geheel van de St. Ja
cobskerk in één stijl brengt en dus de som-
door samenwerking hebben verkregen. Spreker
verklaart met nadruk, dat het koningshuis in
Nederland hem wat liever en meer waard
is, dan de dictatuur van den leider der N.S.B.,
dat kleine mannetje, de heer Mussert
De heer Asscher (V.B.)„U moest eigen
lijk de namen van onze Koningin en van
Mussert niet tegelijk uitspreken!"
De heer Van der Waerden (S.D.A.P.)
verdedigt tegenover den heer De Rijke, wat
spreker als rapporteur van het algemeen ver
slag gedaan heeft. Spreker heeft dit werk ook
dit jaar naar zijn beste weten en zoo onpar
tijdig mogelijk verricht. Het doet spreker
daarom goed, dat hem daarvoor van andere
zijde hulde is gebracht. De N.S.B. heeft den
geestelijken strijd naar beneden gehaald. Zij
poogt van het Nederlandsche volk een kudde
te maken, maar dat zal haar niet lukken.
Spreker wordt er onpasselijk van de men-
schen van ,,hou-zee" het Wilhelmus, dat mooie
vrijheidslied, te hooren zingen. Dat mogen
N.S.B.'ers die de tyrannie willen brengen, niet
doen. Men doet onrecht aan den grooten vrij
heidsheld Willem van Oranje, hem te willen
spannen voor de wals van de N.S.B., waarmee
deze de vrijheid wil onderdrukken. Als Wil
lem van Oranje nog leefde, dan zou spreker
als oprecht republikein zich gaarne onder hem
scharen.
De duplieken.
De heer Polak (S.D.A.P.) (Ged. Staten)
zegt gaarne den heer Dam toe, een door dit
lid gevraagde lijst over de nog loopende borg
tochten te zullen overleggen. Tot de afge
vaardigden der N. S. B. zegt spreker, dat hij
ook gaarne critiek van die zijde zal beant
woorden, wanneer dit maar op zakelijke
wijze geschiedt en niet zooals zij in deze zit
ting hebben gedaan.
De heer Witteman (R.-K.) (Ged. Sta
ten) is bereid, te overwegen een voorstel be
treffende het medezeggenschap bij Georga
niseerd Overleg in te dienen, zonder eerst de
resultaten van elders af te wachten.
De heer Bomans (R.-K.) (Ged. Staten)
verwerpt het verwijt, dat hij de zaken niet
ernstig zou behandelen. Mocht zijn antwoord
soms humoristisch zijn, niemand zal toch
kunnen ontkennen, dat hij altijd de vragen
zakelijk beantwoordt. Ten aanzien van de
werkloosheid onder de jeugd beschikt de pro
vincie helaas over te weinig middelen, om die
met de gewenschte kracht te bestrijden. En
dat doet Ged. Staten leed. Dit college tracht
voor de werklooze jeugd steeds nieuwe werk-
objecten te vinden; er gaat geen Maandag
voorbij, of in de vergadering van het college
vraagt dit vraagstuk de aandacht.
De heer Mich els (S.D.A.P.) en Kooi
man (V.D.) dupliceeren ook nog in het kort
en handhaven hetgeen zij in eersten termijn
gezegd hebben.
Algemeene beschouwingen over de
Ziekenhuizen.
De heer He ij er mans (S.D.A.P.) bepleit
een eenhoofdige leiding in de directie der
ziekenhuizen.
De heer Van L eus en (V.D.) zegt, dat de
vrouwen, die haar heele leven lang het moei
lijke werk van krankzinnigen verplegen ver
richten, recht hebben op een kamer, waarin
zij zich eens kunnen terugtrekken. De ar-
beidstherapie in Medemblik moet ook, even
als in de andere ziekenhuizen, mogelijk wor
den gemaakt. Daarvoor bestaat daar weinig
gelegenheid.
De heer Pothuis (S.D.A.P.) wijst op het
groote verschil in verpleegprijzen in de drie
ziekenhuizen.
De heer Saj et (S.D.A.P.) spreekt den
wensch uit, dat in de ziekenhuizen te Medem
blik en Bakkum ook over een outillage be
schikt kan worden, zooals in Santpoort, om
spoedig tuberculosegevallen te ontdekken.Het
aantal sterfgevallen te Santpoort was in 1935
daardoor veel minder dan in 1931.
De heer Baars (A.R.) is er erkentelijk voor,
dat er meer uniformiteit is gekomen in de
begrootingen en verslagen der ziekenhuizen.
Ten opzichte van de voor- en nazorg is dat
niet het geval. Daar had ook wel wat meer
eenheid in mogen komen. Er bestaat vol
gens spreker ook geen reden, om het zieken
huis te Medemblik, wat de verpleging be
treft te schuwen.
De heer M i c h e 1 s (S.D.A.P.) (Ged. Sta
ten) beantwoordt de gemaakte opmerkingen.
Met de vergelijking van de verpleegprijzen
moet men voorzichtig zijn, want er bestaan
vele oorzaken voor het verschil. Ook de kosten
der voeding zijn niet gelijk. De vervoerkosten
naar Medemblik zijn ook hooger. Als er ech
ter een der drie ziekenhuizen zou moeten ver
dwijnen, dan zal dit Medemblik moeten we
zen. De voor- en nazorg is voor Ged. Staten
voortdurend een punt van overweging ge
weest, maar een oplossing hebben zij nog niet
kunnen vinden. Zij zullen er echter hun be
langstelling aan blijven wijden.
Hiermee zijn de algemeene beschouwingen
over de ziekenhuizen afgeloopen. De balan
sen, exploitatierekeningen en begrootingen
van deze ziekenhuizen worden zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
De vergadering wordt te half zes verdaagd
tot Donderdagmorgen half elf.
Roof waaschijnlijk de aanleiding.
GRONINGEN, 2 December. In den
afgeloopen nacht heeft te Leek bij
Groningen een afschuwelijke moord
plaats gehad, waarvan de 65-jarige C.
Reyntjes, kruidenier van beroep,
slachtoffer is geworden.
De 65-jarige ongehuwde C. Reyntjes had een
kruidenierswinkel in een pand gelegen vlak bij
men aan den toren ten koste gelegd en de I (jg siuis aan het kanaal. De man, die gebrek-
tijd van werkzaamheid daaraan besteed, toch I jS woonde alleen. Overdag had hij hulp
iets schoons zullen opleveren". 1
De uitkomst was anders. De toren
is er niet mooier op geworden. Mooi
is hij eigenlijk nooit geweest en wan
neer men de Oude St. Jacobskerk
gaat vergelijken met de Haarlemsche
Oude St. Bavo, dan is het heusoh
geen chauvinisme, wanneer de Haar
lemmers zeggen: Geef mij de St. Bavo
maar!
van een dienstmeisje, dat in Tolbert woont en
na afloop van haar werkzaamheden, des
avonds, naar haar woonplaats terugkeert. Ver
der werd hij op den dag in zijn winkel gehol
pen door een 22-jarigen neef, E. Reyntjes, die
na afloop van het werk eveneens naar huis
I gaat. De neef van den heer R. woont in Leek.
Een buurman van Reyntjes, zekere A. Bolk,
I is in het bezit van een sleutel van de huisdeur
van Reyntjes. Hij komt iederen ochtend de
koeien van R. melken. Ook hedenmorgen
I kwam hij, als altijd, om zeven uur het huis
binnen. Hij vond daar zijn buurman nog te
bed liggen, hetgeen hij van dezen niet gewoon
Dit artikel zou niet kunnen eindigen zonder I was, daar Reyntjes meestal om zeven uur op-
den lezer een indruk te hebben geven van staat. Toen Bolk het ledikant naderde deed
de afmetingen van den Haagschen toren. h« eeh vreeselijke ontdekking. Hij vond R. n.l
Wij zouden die kunnen neerschrijven in gebonden liggen met ee nkussen op het hoofd
nuchtere cijfers. De toren zal het u echter en een Pr°P in den m°nd. Het was duidelijk
zelf vertellen, want op een van zijn binnen- I gee.^ mee:j aanwezig was.
muren staat het volgende versje:
Rust Vreemdeling. Die My St.
Jacobs-Toorn Betreet;
'k Ben Zes-Hoeks, Binnens-Muurs.
Vier mael Aigt Voeten Breet,
en Agtmael Dertig Hoog; Hebt gij
geteld uw stappen;
Ga voort klim tot mijn Top, Drie
hondert vijftig Trappen.
W. A, P, SMIT.
Onmiddellijk rende Bolk de deur uit en
waarschuwde de politie. Ook de burgemeester
van Leek en het parket van Groningen wer
den gewaarschuwd. De burgemeester was
spoedig ter plaatse.
Van den dader ontbreekt tot dusver elk
spoor. Vast staat dat R. er warmpjes inzat en
vaak de beschikking had over veel baar geld.
Gisteren was aan Reyntjes nog f200 gebracht.
Of er iets gestolen is kon nog niet worden
vastgesteld. Het vermoeden ligt evenwel voor
de hand dat roof de drijfveer tot den moord is
geweest.