BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. UIT DE NATUUR ZATERDAG 5 DEC. 1936 Volgens afspraak zijn de briefjes dit keer weer heel kort en blijft m'n schrijven vooraf achterwege. Best TEEKENAARSTERTJE.— 'k Dank je voor je mooie teekening. Heb je er nu ook al eens één in je schoen gestopt voor St. Nico- laas? Dag Teekenaarstertje. Lief KRULLEKOPJE. 'k Dank je voor je goeden St. Nicolaaswensch. Ook ik hoop, dat Sint je niet vergeet. Is de zelf gemaakte Sin terklaas goed overgekomen? M'n groeten aan moeder. Dag Krullekopje. Lief KOOLMEESJE. Jammer dat je gis terenmiddag niet op de club kon komen. Ik hoop dat je voeten weer spoedig hersteld zul len zijn. Je zus heeft een Sinterklaas voor je gemaakt, zoodat je door je zeere voeten geen schade hebt geleden. Beterschap hoor. Dag Koolmeesje. Best RIETVINKJE. Prettig dat je thuis het geleerde op de club in praktijk brengt. Voor de „Kerst" maken we ook eenige aar dige voorwerpjes. We beginnen er Woensdag aan. Je kunt er dan thuis nog meer van ma ken. Dag Rietvinkje. Beste MOEDER'S JONGEN. Sint is maar weer goed «op je geweest. Een muis van mar sepein is heel fijn. Echte muizen heb ik niet graag, maar van marsepein houd ik heel veel dus ook van marsepein muizen, 'k Wensch je een goeden Sinterklaas. Dag Moeders Jor en Lief LELIETJE VAN DALEN. Opoe's ver jaardag hoort al weer tot het verleden. Fijn dat ze een prettigen dag heeft gehad Hoe vond opoe je werk van de club? Waar heb je je Sinterklaas gezet? A.s. Woensdag maken we Kerstversiering. Dag Lelietje van Dalen. Best DOORNROOSJE. 'k Dank je voor je briefje. Ja, geregeld te moeten schrijven is heel goed voor je, nu je van school af bent. Er komt anders waarschijnlijk niets van en zou je spoedig het schrijven ontwennen. Heb je nogal goeden moed voor 5 Dec.? Zijn de surprises die ik je verteld heb, goed ge lukt? Veel genoegen. Dag Doornroosje. Beste BERENMAN. Natuurlijk heb ik Sint gezien en Piet ook. 'k Heb ze gesproken en gezegd dat Berenman een vriend van me is, die steeds trouw schrijft en de club be zoekt. Piet heeft je met Sint's gouden potlood in Sint's boek geschreven. Dag Berenman. Best KALFJE. Ja 't is jammer dat je weer ziek bent en dus niet naar de club kunt. Berenman heeft echter voor je gewerkt, zoo dat je ook een Sinterklaas gekregen hebt. Hij is aardig met z'n kanten rok m watten baard. Is het lekkers ook goed overgekomen? Veel genoegen 5 Dec. Wil je m'n groeten aan je moeder overbrengen? Dag Kalfje. Beste POLLY. Vriend 'k hoop dat je Woensdag weer op de club kunt komen. We maken dan iets voor de „Kerst". Gezellig vind je niet? Waar heb je je Sinterklaas ge zet? Dag Polly. Lief CROCUSJE. Wel meisjelief, dat is een vreemd geval, 'k Dacht dat Sint op de daken of in z'n hotel verblijf houdt. Jij schrijft me: ,,'k Kan U heusch niet veel schrijven want Sint zit in m'n hoofd.Is je moeder niet erg ongerust en heeft ze niet ge zegd dat je eens naar den dokter moet? Wat zal je hoofd zwaar zijn. 'k Hoop dat de goede man spoedig je hoofd verlaat en zijn tocht over de daken aanvangt. We loopen anders allen de kans dat Sint ons geen bezoek brengt Het beste hoor Dag Crocusje. Beste LOTUS. 'k Begrijp je niet goed. Je moet de plaat maar eens naar de club nemen. Fijn dat jullie a.s. Vrijdag al feest hebt. Ik wensch je veel succes met je tooneelstukje en een prettig feest. Dag Lotus. Lief POPPENMOEDERTJE. Och, och, wat heeft Sint je weer verwend. Steeds maar opnieuw stopt hij iets in je schoen. Je bent zeker heel erg lief thuis. Zeker net zoo lief als op de club. Woensdag kom je maar weer Dag Poppenmoedertje. Beste BELLADONNA. Zeg meisjelief niet ziek worden hoor. 't Zou jammer zijn als je het feest op school niet kon medemaken. A.s. Woensdag gaan we iets maken voor de „Kerst". Gezellig vind je niet. Dag Bella donna. Best ANNELIESJE. Nog wel gefeliciteerd Jammer dat ik het niet eerder geweten heb. 'k Had je dan een kaart gezonden. Ja het was 11. Woensdag weer echt gezellig op de club. Er is hard gewerkt, doch we hebben ons doel bereikt. Hoe heeft men thuis je Sin terklaas gevonden? Dag Anneliesje. Beste NEPTUNUS. Ja 't was 1.1. Woens dag weer gezellig op de club. 'k Begrijp dat je graag komt. We gaan a.s. Woensdag iets voor de „Kerst" maken, 'k Weet nog niet wat, maar 'k zal iets aardigs uitzoeken, 't Zal dan wel weer heel gezellig zijn. 'k Heb ook nog een verrassing voor de clubleden. Wat? Dat vertel ik nog niet, want dan is het geen ver rassing meer. Dag Neptunus. Best SNEEUWKLOKJE. 'k Dank je voor de aardige teekening. Je hebt gezien dat je met een beetje goeden wil, klaar kon komen. Zijn de gemaakte Sinten goed te Santpoort gearriveerd? Dag Sneeuwklokje. Lief PRINSESJE. Hartelijk dank voor je teekening. De Zwarte Piet lijkt wat echt. Hij is behoorlijk zwart. Hoe heb je den ge- maakten Sint gevonden? 'k Wensch je een goeden Sinterklaasavond. Dag Prinsesje. Lief DUIKELAARTJE. Leuk dat je ook op de club gekomen bent. Het is je zeker goed bevallen? Je hebt anders een reis te ma ken zeg, heel van Santpoort. A.s. Woensdag hoop ik dat je weer kunt komen. Dag Duike laartje. Best HANDWERKSTERTJE. Nu heb ik het eerst met je vader te stellen gehad en krijg het nu met je Grootvader te doen. Het is prachtig zeg. Grootvadertje, Grootvadertje pas op voor Piet. Als hij boos wordt dan sta ik niet voor U in. Een roede inplaats van een boterletter kon wel eens uw deel worden. Handwerkstertje 'k wensch je een prettigen Sinterklaasavond. Dag Handwerkstertje. Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Wat zullen je zus, vader en moeder veel mede te dragen hebben. Je schrijft me „dat ze vol met geheimen zitten." Ze zullen echt naar je verjaardag verlangen, zoodat ze de last kun nen afwerpen 'k Wensch je een prettig dagje en je weet m'n afspraak. Dag Zusjesbescherm Best DUINSPARRETJE. Leuk dat je een geitje hebt. Zal je goed voor het beest zor gen? Ja de Sint is nu heel dicht bij. Natuur lijk vind ik het ook prettig, 'k Hoop dat hij me niet vergeet. Dag Duinsparretje. Best STERRETJE. 'k Wensch je een prettigen Sinterklaasavond toe. Fijn dat het den volgenden dag Zondag is Je kunt dan van je cadeaux genieten en behoeft niet weg voor de school. Dag Sterretje. Lief SNEEUWVLOKJE. Zoo leer jij op school een liedje voor Prinses Juliana en Prins Bernhard? Dat is heel prettig. Als je het kent, moet je het eens op de club zingen. Woensdag kom je natuurlijk weer. Dag Sneeuwvlokje. Veel groeten van MEJ. E. VULBRIEF. HENK'S SINTERKLAASFEEST. door W. LASSCHUIT. „Nu is de bom ook bij ons gebarsten," dat waren moeders woorden tegen tante Greet geweest, een paar weken terug. Henk had er niets van begrepen. In de krant had hij wel eens een plaatje gezien met een afbeelding uit Spanje en hij begreep nu goed, waarom of er thuis en overal elders zooveel over vrede werd gesproken. Het drong alleen bij dit gezegde tot hem door, dat er vreeselijke dingen gebeuren als er een bom barst. Alleen kon hij er niet bij, waarom moe der beweerde, dat bij hen thuis de bom ge barsten was. Hij had heelemaal geen ontplof fing gehoord, nog veel minder, was er aan hun huis iets beschadigd geworden. Er naar vragen wilde hij niet, want uit de ernstige gezichten van mams en tante Greet maakte hij op, dat het onderwerp van ge sprek hun volle aandacht had. Bovendien had hij goed geleerd, dat hij zich nooit in het gesprek van ouderen mocht mengen. Dat had groote zus Ems hem verleden week nog gezegd, toen hij het per ongeluk toch deed. „Je bent wel al een reuze knul, al ben je pas tien," had ze gezegd, „maar 't staat nu eenmaal niet netjes". Nou, en hij wilde graag een voorbeeldig jongetje zijn, dus hij hield zich eraan. Een week, nadat tante Greet op bezoek was geweest, had echter Henk het vreeselijke van „hun bom" ingezien. Niet als gewoonlijk was vader om half acht de deur uitgegaan naar kantoor, maar hij bleef stil zijn pijp zitten rooken. Al een paar maal had Henk ernstig naar de klok gekeken. Zou vader het vergeten? Om tien minuten over half acht had hij het niet meer kunnen uithouden. Hij zat al aan tafel, klaar om aan te vangen met het ontbijt. Als anders wachtte hij op moes en Ems. Nu ontdekte hij ook vier bordjes, terwijl er anders altijd maar drie waren, omdat va der natuurlijk vroeger moest ontbijten. En nu zag hij ook, dat Ems straks heel ernstig had gekeken, terwijl ze anders altijd even vroolijk was. Ze was boven bedden afhalen. Anders zong ze erbij, en al waren Ems' liede ren nu niet direct van hoogdravenden inhoud toch vond hij het Sarie Marais van haar leu ker, dan de stilte, welke nu alom was. En nu wees de klok tien over half acht. Kwart voor acht ging de tram naar Amster dam. Die zou vader zeker niet meer halen, maar mogelijk moest hij later op kantoor zijn. Toch zei hij het, eerst benepen, want vader werd niet graag bij het krant-lezen gestoord „Kom eens hier, mijn jongen Dat had vader niet meer behoeven te zeg gen. Een oogenblik later zat hij op vaders knie. „Henk, beste jongen, jij moet het toch ook weten. Vader behoeft niet meer naar kan toor. Er was geen werk meer voor paps, maar jij bent mijn groote kerel. Henk, het zal geen plezierige Sint Nicolaas worden." Hiet heel lang had Henk erover nagedacht, wat vader daar allemaal zei. Hij had het gauw begrepen: dat was de bom, die ge barsten was en hij zei het ook: „Och, paps, dat was dus die bom, waar moeder het verleden week over had. Wist U het tóén al? Nou, als ik later groot ben, zal ik wel voor je werken." „Ja jongen, ik wist het al een maand te rug. Maar misschien komt er wel gauw weer wat voor me." En nu liep het naar 5 December. Henk was druk in de kamer bezig. Vreese- lijk druk had hij het, diepe rimpels had hij in 't voorhoofd getrokken, met critischen blik had hij vaders aandeel aan het werk beke ken. „Prachtig," had hij in bewondering uitge roepen. Daar stond het nu klaar, vier verdiepingen hoog was het miniatuur huis van sigaren kistjeshout. En voor wie dat wel ge maakt was? „Is dat voor Ems?" had oom Gerard giste ren plagend gevraagd. „Ha, hoe komt U daarbij," had Henk ge antwoord. „Voor Ems! Die is toch al acht tien". „Voor wie dan?" „Natuurlijk voor de jeugdrubriek van Haarlem's Dagblad, Oom. Dat doe ik toch alle jaren. U hebt verleden jaar nog gehol pen aan die fijne automobiel." „Verdraaid, je hebt gelijk. Wat zullen daar die zieke kinderen weer blij mee wezen, zeg, met zoo'n groot huis. Hoe kom je aan al die kistjes. Je hebt er nogal wat voor gebruikt." „O, dat ging zoo fijn. Ik vroeg het in de ru briek en denzelfden avond, had iknu raadt U eens!" „Twee kistjes," raadde oom Gerard. „Ha, ha, heelemaal mis. Drie en dertig kistjes". „Sapperdemallemosterdpot in een hoede- doos". Henk lachte luidop om deze malle uit drukking. „En is er weer feest?" „Ja oom, Zaterdagmiddag, fijn. In zal weer een kaart voor U vragen, die krijg ik vast. Zeg, oom, U weet het toch ook al van de bom, die hier gebarsten is." In een adem had Henk het gezegd. Een oogenblik keek oom Gerard beduusd. Maar moeder kwam hem te hulp. „Hij bedoelt het van vader." Ter verklaring zei ze erbij, hoe Henk zoo wijs kwam. „O. kwaje rekel, ja, dat weet ik hoor." Een oogenblik keek Henk zijn oom ernstig aan, hij dacht nog even na en zei toen: „Dit jaar zullen we geen leuken Sinterklaas avond hebben, maar dat hindert niet. Ik vond het reuze, dat ik met vader nu zooveel kon doen aan het huis. Verleden jaar had hij daarvoor haast geen tijd. Dan hebben we het feest in den Schouwburg en daar gaat hij ook mee naar toe, want we krijgen vier kaar ten, omdat moeder en zus ook wat hebben gemaakt en het is toch niet brutaal, als ik hiervoor hij wees op het gemaakte huis twee kaarten vraag. We kunnen dan met z'n achten, vader, moeder, Ems, U, tante Nel, kleine Kees, Tom en ik. Nu en dan.o nee, dat mag ik niet zeggen." Verschrikt hield Henk de hand voor den mond. Tegelijkertijd werd de deur geopend en trad vader binnen. Een blijde glans lag op zijn gezicht. „En danzei hij vroolijk tot Henk. „Kom eens hier, kleuter. Wat is er: en dan?" „Nee, nee paps, dat is een geheim, een groot geheim.'' „Prachtig, dan heb ik ook een groot ge- voor je en dat zal ik jullie meteen vertellen: ik ben aangenomen bij Weesman. Ik heb weer een betrekking." „Hiep, hiep, hoera!" riepen ze allen „Ons Sint Nicolaascadeau," vulde moe der aan. WAT HANSJE MET ZIJN ZAKDOEKEN DEED Het is waschdag en Marie, het meisje, telt het goed, dat ze wasschen moet! „Ik heb me zeker verteld!" mompelt ze en begint nog eens. Maar nee, ze komt weer op hetzelfde getal uit. „Mevrouw, hebt u de zakdoeken van Hansje gezien?" Moeder antwoordt ontkennend en voegt er aan toe: „Ik zal eens vragen aan Hans, als hij uit school komt!" Om 12 uur, aan tafel ondervraagt moeder hem: „Wat heb je met je zakdoeken gedaan, Hans?" „Daar heb ik mijn neus in gesnoten, mama, zooals altijd!" „Ja, maar daarna? Marie heeft er geen een in de wasch gekregen!" Hansje denkt diep na, en het is net, of hij een kleur krijgt. Daarna haalt hij de schou ders op, alsof hij zeggen wil: „Ik weet er niets van!" „Let in het vervolg een beetje meer op," zegt moeder. „Je hebt ze zeker onder het spe len verloren of op school laten liggen. Als je nog eens zakdoeken verliest, krijg je straf en dan maak ik katoenen lapjes voor je!" De volgende week echter ontbreken er weer drie zakdoeken. Nieuwe onderzoekingen. „Ik heb nu toch goed opgelet," zegt Hans, „en het zijn er ditmaal niet zoo veel!" „Dat is te erg. Je krijgt zeven zakdoeken per week en je brengt er zeven terug, begrijp je! Ik ben erg boos op je Er is weer een week voorbij gegaan. Hansje is zichtbaar onrustig'. Telkens draait hij om moeder heen. Dan raapt hij eindelijk zijn moed bij elkaar en zegt: „Moes, ik heb weer twee zakdoeken ver loren!" „Wat vertel je me daar?" „Ja mam, twee zakdoeken ben ik kwijt!" „Dat wordt een beetje al te bar. Nu zul je je straf niet ontgaan. Je krijgt geen dessert vandaag en je mag niet met vader mee naar de jeugdbioscoop!" Verdrietig loopt Hansje naar Marie, maar ook daar kan hij geen troost vinden. „Dan moet je maar niet zoo slordig zijn," zegt deze. Aan tafel doen vader en moeder net, of Hansje er niet is. Dat is erg naar. Dan kan de kleine jongen het niet meer uithouden. „Mam, hier is geld voor de zakdoeken, dan hoef je niet meer boos op me te zijn," En hij legt 24 ets. voor moeder op tafel. Verbaasd zegt deze: „Hoe kom je daaraan?" En dan volgt onder snikken het heele ver haal. Hansje kent een arm jongetje, dat zoo graag een meccano-doos wilde hebben. Om hem te helpen, verkocht Hansje nu zijn zak doeken voor twee cent per stuk aan een han delaar in oude kleeren. Als Hans zwijgt, blijft het even stil. Dan trekt moeder haar jongetje naar zich toe en geeft hem een kus. „B'ent u niet meer boos?" „Nee Hansk En vertel me nu maar eens, waar dat arme jongetje woont, dan krijgt hij toch zijn meccano-doos, zonder dat jij er je zakdoeken voor hoeft te verkoopen." En zoo gebeurde dat ook! SINT-NICOLAAS, PIET EN JAN. Piet, kijk jij eens door den schoorsteen, Zijn er schoentjes klaar gezet? Slapen nu de kleine kleuters? Lekker rustig in hun bed? Zijn de grooten wel gehoorzaam? Is het huiswerk al gedaan? Blijf nu met je zak met lekkers, Even op de dakpan staan. Zoo, gooi nu wat naar beneden, Hoor! ze zingen al voor mij! Kijk eens goed Piet, zijn de kinderen Van de buren ook erbij? Ja Sint, Jantje van de buren Zingt het hoogste liedje uit, 'k Zal U iets van hem vertellen, Want 't is een flinke guit. Als zijn moeder gaat uit werken, Zorgt hij voor zijn kleine zus, Hij kan zelfs haar papje koken Hij verdient wat extra dus. Morgen gaan we saam naar Jantje, Neem de mand maar met je mee. Ik wil ook zijn moeder spreken, Ja, dat is een goed idee. Ik zal dan aan Jantje zeggen, Dat hij zelf wat wenschen mag. Morgen is het mijn verjaardag. Dat is steeds een fijne dag. 't Is voor mij een dag van geven Geven maar aan jong en oud. Niemand geeft mij een cadeautje, Zie je Piet, dat laat mij koud. Zorg dus maar, dat Jantjes moeder, Krijgt een letter van banket. Zusje krijgt een wollen jurkje En twee ballen in een net. Jan krijgt extra nog een bouwdoos. En een J van chocola. Piet, zijn lievelingswensch die breng je Dan vanavond nog maar na. Hè wat zal er vreugde wezen In dat kleine, kleine huis. Piet, gooi gauw wat pepernoten, Want nu zijn ze allen thuis. W. B.—Z. BESCHERM DE VOGELS. Na de regenbuien van de laatste weken heb ben we gelukkig eenige dagen die wel frisch en vriezend zijn, maar toch ook veel prettiger aandoen, dan die nattigheid. Dan is alles zoo druilerig en nat, dat je er tegenop ziet de deur uit te gaan. Met een lekker zonnetje en vrieskou is het een genot een flinke wandeling te doen of een eind te fietsen, vooral als er bij thuiskomst een kopje thee op je wacht. Maar niet iedereen is zoo gelukkig zoo gemakkelijk aan de kost te komen en vooral de vogels heb ben het soms kwaad te verantwoorden. Nu is er nog wel het een en ander voor hen te eten, aan verschillende struiken zitten nog bessen en daarin kunnen ze flink huishouden als ze trek hebben. Ik denk dat tegen Kerstmis de verschillende hulstboomen wel wat bessen minder zullen hebben, maar de gevleugelde vriendjes moeten toch ook eten nietwaar. We kunnen ze echter met weinig moeite en kosten helpen om aan de kost te komen, door in elk geval alle kruimeltjes van ontbijt-, koffie- en middagtafel te bewaren en buiten te strooien. Er is in de tuin altijd wel een plekje waar je dit afval kunt neergooien, want ze pikken het schoon op hoor, maar als er sneeuw ligt moet je eerst een plekje goed schoonvegen. Veel beter is het natuurlijk als je er een vast plekje voor houdt, een vogel huisje b.v. en dit hoeft niet eens een heel kostbaar stuk te zijn, van een kistje kan je het best zelf maken door de deksel er af te nemen en in de bodem een gaatje te maken om het dan met een spijker tegen de muur te hangen. Wie het nog mooier wil doen timmert een paar stokjes aan de zijkanten waarop de vogels kunnen zitten. De zijkanten van het kistje kunnen ook gedeeltelijk open zijn, om het doorvliegen gemakkelijker te maken. Met een verfje heb je al heel gauw een aardig plekje voor de vogels klaar. Zorg dan nog dat er steeds korstjes, van brood en kaas, velletjes van worst, vruchtenpitten, aardappelkruimels in- liggen, dan behoeven de vogels alvast geen honger te lijden. Door hun veerenpakje hebben ze van de koude niet zoo gauw last en zelfs met de felste kou kunnen ze nog lekker op een kale tak zit ten slapen, maar het is ook wel gewenscht, dat ze een weinig vet krijgen en dit kunnen we ze geven door pinda's aan een snoertje te rijgen en ook in het huisje op te hangen. De meezen kunnen daar zoo aardig aan bengelen. Zonne- blompitten zijn ook rijk aan vet en daar kun nen ze ook aan smullen. Heb je misschien nog zoo'n groote pittenkoek bewaard van je zon nebloemen, leg die dan in het huisje of als je die alleen voor de meezen wilt bewaren kan die ook opgehangn worden. En zijn ook ver schillende soorten voederblofcken in den han del, maar je kunt ze ook wel zelf maken. Smelt dan voorzichtig wat vet en roer daar verschillende zaden door, pitten, hennepzaad, enz. Als je dit in een kopje doet en het goed stijf laat worden heb je later een heerlijk vet- puddinkje voor de zangers, die je er erg dank baar voor zullen zijn. Als bij strenge vorst het water in sloot en plas bevroren is hebben de volgels ook gauw gebrek aan water en daarom is het wel goed om een schotel water neer te zetten. Dit moet dan telkens ververseht of ontdooit worden, want aan ijs hebben ze niets. Je ziet dat het niet veel kost om een massa gasten te krijgen, het is een aardig gezicht al dat gefladder om het huisje heen, dus bewaar elk kruimeltje en denk er om, dat er ook nog verschillende voederhokjes in den Hout staan, zoodat je best eens een zakje ook daarheen kunt brengen. S. Uit de jeugd van een millionair. Sir Macpherson Robertson, de man die in de Melbourne-race ongeveer drie kwart millioen voor prijzen uitloofde, heeft onlangs zijn le vensgeschiedenis verteld aan een verslagge- ven van een Engelsche courant en hij vertelt daarin, dat hij toen hij 19 jaar was en nog in Schotland woonde, 's morgens om 3 uur op stond om het ontbijt voor zijn zusjes en broertjes klaar te maken en zijn moeder te helpen. Dan ging hij naar Edinburg loopen 6 kilometer om kranten te halen om die op den terugweg te bezorgen en te verkoo pen. Van half 8 tot half 9 was hij bij een barbier in dienst om de klanten in te zee pen; van 9 tot 4 uur ging hij naar school en van 6 tot 10 uur stond hij weer in den bar bierswinkel. EEN WILDE EEND. Je kunt met heel weinig moeite een eend maken van hout of carton. Daarvoor teeken je eerst de deelen, die je op deze afbeelding ziet. Dat zijn: 2 stukken voor de romp, 2 voor de pooten, 2 voor de vleugels en 1 voor den kop. Wie hout gebruiken wil, moet triplex nemen; als je met carton werkt, moet je zor gen, dat dit niet te dun is, want dan heb je weinig plezier van je werk. Zoodra alle deelen nu goed geteekend zijn, begin je met het kleuren. De wilde eend heeft de volgende kleuren: zwart, wit rossig en zil- veriggroen. Je moet zorgen, dat iedere kleur goed droog is voor je met de volgende be gint; anders loopen de tinten door elkaar. Dan zaag of knip je alles uit. Het laatste werkje is aan de beurt: het in elkaar zetten van de stukken. Daarvoor boor je op de aan gegeven plaatsen gaatjes. Met kleine spij kertjes bevestig je vervolgens de stukken aan elkaar. Je moet zorgen, dat alles beweegbaar blijft.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 10