BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES.
UIT DE NATUUR
ZATERDAG 5 DEC. 1936
Volgens afspraak zijn de briefjes dit keer
weer heel kort en blijft m'n schrijven vooraf
achterwege.
Best TEEKENAARSTERTJE.— 'k Dank je
voor je mooie teekening. Heb je er nu ook al
eens één in je schoen gestopt voor St. Nico-
laas? Dag Teekenaarstertje.
Lief KRULLEKOPJE. 'k Dank je voor je
goeden St. Nicolaaswensch. Ook ik hoop, dat
Sint je niet vergeet. Is de zelf gemaakte Sin
terklaas goed overgekomen? M'n groeten aan
moeder. Dag Krullekopje.
Lief KOOLMEESJE. Jammer dat je gis
terenmiddag niet op de club kon komen. Ik
hoop dat je voeten weer spoedig hersteld zul
len zijn. Je zus heeft een Sinterklaas voor je
gemaakt, zoodat je door je zeere voeten geen
schade hebt geleden. Beterschap hoor. Dag
Koolmeesje.
Best RIETVINKJE. Prettig dat je thuis
het geleerde op de club in praktijk brengt.
Voor de „Kerst" maken we ook eenige aar
dige voorwerpjes. We beginnen er Woensdag
aan. Je kunt er dan thuis nog meer van ma
ken. Dag Rietvinkje.
Beste MOEDER'S JONGEN. Sint is maar
weer goed «op je geweest. Een muis van mar
sepein is heel fijn. Echte muizen heb ik niet
graag, maar van marsepein houd ik heel veel
dus ook van marsepein muizen, 'k Wensch je
een goeden Sinterklaas. Dag Moeders Jor en
Lief LELIETJE VAN DALEN. Opoe's ver
jaardag hoort al weer tot het verleden. Fijn
dat ze een prettigen dag heeft gehad Hoe
vond opoe je werk van de club? Waar heb je
je Sinterklaas gezet? A.s. Woensdag maken
we Kerstversiering. Dag Lelietje van Dalen.
Best DOORNROOSJE. 'k Dank je voor
je briefje. Ja, geregeld te moeten schrijven
is heel goed voor je, nu je van school af
bent. Er komt anders waarschijnlijk niets van
en zou je spoedig het schrijven ontwennen.
Heb je nogal goeden moed voor 5 Dec.? Zijn
de surprises die ik je verteld heb, goed ge
lukt? Veel genoegen. Dag Doornroosje.
Beste BERENMAN. Natuurlijk heb ik
Sint gezien en Piet ook. 'k Heb ze gesproken
en gezegd dat Berenman een vriend van me
is, die steeds trouw schrijft en de club be
zoekt. Piet heeft je met Sint's gouden potlood
in Sint's boek geschreven. Dag Berenman.
Best KALFJE. Ja 't is jammer dat je
weer ziek bent en dus niet naar de club kunt.
Berenman heeft echter voor je gewerkt, zoo
dat je ook een Sinterklaas gekregen hebt. Hij
is aardig met z'n kanten rok m watten baard.
Is het lekkers ook goed overgekomen? Veel
genoegen 5 Dec. Wil je m'n groeten aan je
moeder overbrengen? Dag Kalfje.
Beste POLLY. Vriend 'k hoop dat je
Woensdag weer op de club kunt komen. We
maken dan iets voor de „Kerst". Gezellig
vind je niet? Waar heb je je Sinterklaas ge
zet? Dag Polly.
Lief CROCUSJE. Wel meisjelief, dat is
een vreemd geval, 'k Dacht dat Sint op de
daken of in z'n hotel verblijf houdt. Jij
schrijft me: ,,'k Kan U heusch niet veel
schrijven want Sint zit in m'n hoofd.Is je
moeder niet erg ongerust en heeft ze niet ge
zegd dat je eens naar den dokter moet? Wat
zal je hoofd zwaar zijn. 'k Hoop dat de goede
man spoedig je hoofd verlaat en zijn tocht
over de daken aanvangt. We loopen anders
allen de kans dat Sint ons geen bezoek brengt
Het beste hoor Dag Crocusje.
Beste LOTUS. 'k Begrijp je niet goed. Je
moet de plaat maar eens naar de club nemen.
Fijn dat jullie a.s. Vrijdag al feest hebt. Ik
wensch je veel succes met je tooneelstukje
en een prettig feest. Dag Lotus.
Lief POPPENMOEDERTJE. Och, och,
wat heeft Sint je weer verwend. Steeds maar
opnieuw stopt hij iets in je schoen. Je bent
zeker heel erg lief thuis. Zeker net zoo lief
als op de club. Woensdag kom je maar weer
Dag Poppenmoedertje.
Beste BELLADONNA. Zeg meisjelief niet
ziek worden hoor. 't Zou jammer zijn als je
het feest op school niet kon medemaken.
A.s. Woensdag gaan we iets maken voor de
„Kerst". Gezellig vind je niet. Dag Bella
donna.
Best ANNELIESJE. Nog wel gefeliciteerd
Jammer dat ik het niet eerder geweten heb.
'k Had je dan een kaart gezonden. Ja het
was 11. Woensdag weer echt gezellig op de
club. Er is hard gewerkt, doch we hebben
ons doel bereikt. Hoe heeft men thuis je Sin
terklaas gevonden? Dag Anneliesje.
Beste NEPTUNUS. Ja 't was 1.1. Woens
dag weer gezellig op de club. 'k Begrijp dat
je graag komt. We gaan a.s. Woensdag iets
voor de „Kerst" maken, 'k Weet nog niet wat,
maar 'k zal iets aardigs uitzoeken, 't Zal dan
wel weer heel gezellig zijn. 'k Heb ook nog
een verrassing voor de clubleden. Wat? Dat
vertel ik nog niet, want dan is het geen ver
rassing meer. Dag Neptunus.
Best SNEEUWKLOKJE. 'k Dank je voor
de aardige teekening. Je hebt gezien dat je
met een beetje goeden wil, klaar kon komen.
Zijn de gemaakte Sinten goed te Santpoort
gearriveerd? Dag Sneeuwklokje.
Lief PRINSESJE. Hartelijk dank voor
je teekening. De Zwarte Piet lijkt wat echt.
Hij is behoorlijk zwart. Hoe heb je den ge-
maakten Sint gevonden? 'k Wensch je een
goeden Sinterklaasavond. Dag Prinsesje.
Lief DUIKELAARTJE. Leuk dat je ook
op de club gekomen bent. Het is je zeker
goed bevallen? Je hebt anders een reis te ma
ken zeg, heel van Santpoort. A.s. Woensdag
hoop ik dat je weer kunt komen. Dag Duike
laartje.
Best HANDWERKSTERTJE. Nu heb ik
het eerst met je vader te stellen gehad en
krijg het nu met je Grootvader te doen. Het
is prachtig zeg. Grootvadertje, Grootvadertje
pas op voor Piet. Als hij boos wordt dan sta
ik niet voor U in. Een roede inplaats van een
boterletter kon wel eens uw deel worden.
Handwerkstertje 'k wensch je een prettigen
Sinterklaasavond. Dag Handwerkstertje.
Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Wat
zullen je zus, vader en moeder veel mede te
dragen hebben. Je schrijft me „dat ze vol
met geheimen zitten." Ze zullen echt naar je
verjaardag verlangen, zoodat ze de last kun
nen afwerpen 'k Wensch je een prettig dagje
en je weet m'n afspraak. Dag Zusjesbescherm
Best DUINSPARRETJE. Leuk dat je een
geitje hebt. Zal je goed voor het beest zor
gen? Ja de Sint is nu heel dicht bij. Natuur
lijk vind ik het ook prettig, 'k Hoop dat hij
me niet vergeet. Dag Duinsparretje.
Best STERRETJE. 'k Wensch je een
prettigen Sinterklaasavond toe. Fijn dat het
den volgenden dag Zondag is Je kunt dan
van je cadeaux genieten en behoeft niet weg
voor de school.
Dag Sterretje.
Lief SNEEUWVLOKJE. Zoo leer jij op
school een liedje voor Prinses Juliana en
Prins Bernhard? Dat is heel prettig. Als je
het kent, moet je het eens op de club zingen.
Woensdag kom je natuurlijk weer. Dag
Sneeuwvlokje.
Veel groeten van
MEJ. E. VULBRIEF.
HENK'S SINTERKLAASFEEST.
door W. LASSCHUIT.
„Nu is de bom ook bij ons gebarsten," dat
waren moeders woorden tegen tante Greet
geweest, een paar weken terug.
Henk had er niets van begrepen. In de
krant had hij wel eens een plaatje gezien met
een afbeelding uit Spanje en hij begreep nu
goed, waarom of er thuis en overal elders
zooveel over vrede werd gesproken. Het drong
alleen bij dit gezegde tot hem door, dat er
vreeselijke dingen gebeuren als er een bom
barst. Alleen kon hij er niet bij, waarom moe
der beweerde, dat bij hen thuis de bom ge
barsten was. Hij had heelemaal geen ontplof
fing gehoord, nog veel minder, was er aan
hun huis iets beschadigd geworden.
Er naar vragen wilde hij niet, want uit de
ernstige gezichten van mams en tante Greet
maakte hij op, dat het onderwerp van ge
sprek hun volle aandacht had. Bovendien
had hij goed geleerd, dat hij zich nooit in
het gesprek van ouderen mocht mengen. Dat
had groote zus Ems hem verleden week nog
gezegd, toen hij het per ongeluk toch deed.
„Je bent wel al een reuze knul, al ben je
pas tien," had ze gezegd, „maar 't staat nu
eenmaal niet netjes". Nou, en hij wilde graag
een voorbeeldig jongetje zijn, dus hij hield
zich eraan.
Een week, nadat tante Greet op bezoek was
geweest, had echter Henk het vreeselijke van
„hun bom" ingezien.
Niet als gewoonlijk was vader om half acht
de deur uitgegaan naar kantoor, maar hij
bleef stil zijn pijp zitten rooken. Al een paar
maal had Henk ernstig naar de klok gekeken.
Zou vader het vergeten?
Om tien minuten over half acht had hij
het niet meer kunnen uithouden. Hij zat al
aan tafel, klaar om aan te vangen met het
ontbijt. Als anders wachtte hij op moes en
Ems. Nu ontdekte hij ook vier bordjes, terwijl
er anders altijd maar drie waren, omdat va
der natuurlijk vroeger moest ontbijten. En
nu zag hij ook, dat Ems straks heel ernstig
had gekeken, terwijl ze anders altijd even
vroolijk was. Ze was boven bedden afhalen.
Anders zong ze erbij, en al waren Ems' liede
ren nu niet direct van hoogdravenden inhoud
toch vond hij het Sarie Marais van haar leu
ker, dan de stilte, welke nu alom was.
En nu wees de klok tien over half acht.
Kwart voor acht ging de tram naar Amster
dam. Die zou vader zeker niet meer halen,
maar mogelijk moest hij later op kantoor
zijn. Toch zei hij het, eerst benepen, want
vader werd niet graag bij het krant-lezen
gestoord
„Kom eens hier, mijn jongen
Dat had vader niet meer behoeven te zeg
gen. Een oogenblik later zat hij op vaders
knie.
„Henk, beste jongen, jij moet het toch ook
weten. Vader behoeft niet meer naar kan
toor. Er was geen werk meer voor paps, maar
jij bent mijn groote kerel. Henk, het zal geen
plezierige Sint Nicolaas worden."
Hiet heel lang had Henk erover nagedacht,
wat vader daar allemaal zei. Hij had het
gauw begrepen: dat was de bom, die ge
barsten was en hij zei het ook:
„Och, paps, dat was dus die bom, waar
moeder het verleden week over had. Wist U
het tóén al? Nou, als ik later groot ben, zal
ik wel voor je werken."
„Ja jongen, ik wist het al een maand te
rug. Maar misschien komt er wel gauw weer
wat voor me."
En nu liep het naar 5 December.
Henk was druk in de kamer bezig. Vreese-
lijk druk had hij het, diepe rimpels had hij
in 't voorhoofd getrokken, met critischen blik
had hij vaders aandeel aan het werk beke
ken.
„Prachtig," had hij in bewondering uitge
roepen.
Daar stond het nu klaar, vier verdiepingen
hoog was het miniatuur huis van sigaren
kistjeshout. En voor wie dat wel ge
maakt was?
„Is dat voor Ems?" had oom Gerard giste
ren plagend gevraagd.
„Ha, hoe komt U daarbij," had Henk ge
antwoord. „Voor Ems! Die is toch al acht
tien".
„Voor wie dan?"
„Natuurlijk voor de jeugdrubriek van
Haarlem's Dagblad, Oom. Dat doe ik toch
alle jaren. U hebt verleden jaar nog gehol
pen aan die fijne automobiel."
„Verdraaid, je hebt gelijk. Wat zullen daar
die zieke kinderen weer blij mee wezen, zeg,
met zoo'n groot huis. Hoe kom je aan al die
kistjes. Je hebt er nogal wat voor gebruikt."
„O, dat ging zoo fijn. Ik vroeg het in de ru
briek en denzelfden avond, had iknu
raadt U eens!"
„Twee kistjes," raadde oom Gerard.
„Ha, ha, heelemaal mis. Drie en dertig
kistjes".
„Sapperdemallemosterdpot in een hoede-
doos".
Henk lachte luidop om deze malle uit
drukking.
„En is er weer feest?"
„Ja oom, Zaterdagmiddag, fijn. In zal weer
een kaart voor U vragen, die krijg ik vast.
Zeg, oom, U weet het toch ook al van de bom,
die hier gebarsten is." In een adem had Henk
het gezegd.
Een oogenblik keek oom Gerard beduusd.
Maar moeder kwam hem te hulp.
„Hij bedoelt het van vader." Ter verklaring
zei ze erbij, hoe Henk zoo wijs kwam.
„O. kwaje rekel, ja, dat weet ik hoor."
Een oogenblik keek Henk zijn oom ernstig
aan, hij dacht nog even na en zei toen:
„Dit jaar zullen we geen leuken Sinterklaas
avond hebben, maar dat hindert niet. Ik vond
het reuze, dat ik met vader nu zooveel kon
doen aan het huis. Verleden jaar had hij
daarvoor haast geen tijd. Dan hebben we
het feest in den Schouwburg en daar gaat hij
ook mee naar toe, want we krijgen vier kaar
ten, omdat moeder en zus ook wat hebben
gemaakt en het is toch niet brutaal, als ik
hiervoor hij wees op het gemaakte huis
twee kaarten vraag. We kunnen dan met z'n
achten, vader, moeder, Ems, U, tante Nel,
kleine Kees, Tom en ik. Nu en dan.o nee,
dat mag ik niet zeggen." Verschrikt hield
Henk de hand voor den mond.
Tegelijkertijd werd de deur geopend en trad
vader binnen.
Een blijde glans lag op zijn gezicht.
„En danzei hij vroolijk tot Henk.
„Kom eens hier, kleuter. Wat is er: en dan?"
„Nee, nee paps, dat is een geheim, een groot
geheim.''
„Prachtig, dan heb ik ook een groot ge-
voor je en dat zal ik jullie meteen vertellen:
ik ben aangenomen bij Weesman. Ik heb
weer een betrekking."
„Hiep, hiep, hoera!" riepen ze allen
„Ons Sint Nicolaascadeau," vulde moe
der aan.
WAT HANSJE MET ZIJN ZAKDOEKEN DEED
Het is waschdag en Marie, het meisje, telt
het goed, dat ze wasschen moet!
„Ik heb me zeker verteld!" mompelt ze en
begint nog eens.
Maar nee, ze komt weer op hetzelfde getal
uit.
„Mevrouw, hebt u de zakdoeken van
Hansje gezien?"
Moeder antwoordt ontkennend en voegt
er aan toe:
„Ik zal eens vragen aan Hans, als hij uit
school komt!"
Om 12 uur, aan tafel ondervraagt moeder
hem:
„Wat heb je met je zakdoeken gedaan,
Hans?"
„Daar heb ik mijn neus in gesnoten, mama,
zooals altijd!"
„Ja, maar daarna? Marie heeft er geen een
in de wasch gekregen!"
Hansje denkt diep na, en het is net, of hij
een kleur krijgt. Daarna haalt hij de schou
ders op, alsof hij zeggen wil: „Ik weet er niets
van!"
„Let in het vervolg een beetje meer op,"
zegt moeder. „Je hebt ze zeker onder het spe
len verloren of op school laten liggen. Als je
nog eens zakdoeken verliest, krijg je straf en
dan maak ik katoenen lapjes voor je!"
De volgende week echter ontbreken er
weer drie zakdoeken. Nieuwe onderzoekingen.
„Ik heb nu toch goed opgelet," zegt Hans,
„en het zijn er ditmaal niet zoo veel!"
„Dat is te erg. Je krijgt zeven zakdoeken
per week en je brengt er zeven terug, begrijp
je! Ik ben erg boos op je
Er is weer een week voorbij gegaan.
Hansje is zichtbaar onrustig'. Telkens
draait hij om moeder heen. Dan raapt hij
eindelijk zijn moed bij elkaar en zegt:
„Moes, ik heb weer twee zakdoeken ver
loren!"
„Wat vertel je me daar?"
„Ja mam, twee zakdoeken ben ik kwijt!"
„Dat wordt een beetje al te bar. Nu zul je je
straf niet ontgaan. Je krijgt geen dessert
vandaag en je mag niet met vader mee naar
de jeugdbioscoop!"
Verdrietig loopt Hansje naar Marie, maar
ook daar kan hij geen troost vinden. „Dan
moet je maar niet zoo slordig zijn," zegt
deze. Aan tafel doen vader en moeder net, of
Hansje er niet is. Dat is erg naar. Dan kan de
kleine jongen het niet meer uithouden.
„Mam, hier is geld voor de zakdoeken, dan
hoef je niet meer boos op me te zijn," En hij
legt 24 ets. voor moeder op tafel.
Verbaasd zegt deze: „Hoe kom je daaraan?"
En dan volgt onder snikken het heele ver
haal. Hansje kent een arm jongetje, dat zoo
graag een meccano-doos wilde hebben. Om
hem te helpen, verkocht Hansje nu zijn zak
doeken voor twee cent per stuk aan een han
delaar in oude kleeren. Als Hans zwijgt, blijft
het even stil. Dan trekt moeder haar jongetje
naar zich toe en geeft hem een kus.
„B'ent u niet meer boos?"
„Nee Hansk En vertel me nu maar eens,
waar dat arme jongetje woont, dan krijgt
hij toch zijn meccano-doos, zonder dat jij er
je zakdoeken voor hoeft te verkoopen."
En zoo gebeurde dat ook!
SINT-NICOLAAS, PIET EN JAN.
Piet, kijk jij eens door den schoorsteen,
Zijn er schoentjes klaar gezet?
Slapen nu de kleine kleuters?
Lekker rustig in hun bed?
Zijn de grooten wel gehoorzaam?
Is het huiswerk al gedaan?
Blijf nu met je zak met lekkers,
Even op de dakpan staan.
Zoo, gooi nu wat naar beneden,
Hoor! ze zingen al voor mij!
Kijk eens goed Piet, zijn de kinderen
Van de buren ook erbij?
Ja Sint, Jantje van de buren
Zingt het hoogste liedje uit,
'k Zal U iets van hem vertellen,
Want 't is een flinke guit.
Als zijn moeder gaat uit werken,
Zorgt hij voor zijn kleine zus,
Hij kan zelfs haar papje koken
Hij verdient wat extra dus.
Morgen gaan we saam naar Jantje,
Neem de mand maar met je mee.
Ik wil ook zijn moeder spreken,
Ja, dat is een goed idee.
Ik zal dan aan Jantje zeggen,
Dat hij zelf wat wenschen mag.
Morgen is het mijn verjaardag.
Dat is steeds een fijne dag.
't Is voor mij een dag van geven
Geven maar aan jong en oud.
Niemand geeft mij een cadeautje,
Zie je Piet, dat laat mij koud.
Zorg dus maar, dat Jantjes moeder,
Krijgt een letter van banket.
Zusje krijgt een wollen jurkje
En twee ballen in een net.
Jan krijgt extra nog een bouwdoos.
En een J van chocola.
Piet, zijn lievelingswensch die breng je
Dan vanavond nog maar na.
Hè wat zal er vreugde wezen
In dat kleine, kleine huis.
Piet, gooi gauw wat pepernoten,
Want nu zijn ze allen thuis.
W. B.—Z.
BESCHERM DE VOGELS.
Na de regenbuien van de laatste weken heb
ben we gelukkig eenige dagen die wel frisch en
vriezend zijn, maar toch ook veel prettiger
aandoen, dan die nattigheid. Dan is alles
zoo druilerig en nat, dat je er tegenop ziet de
deur uit te gaan. Met een lekker zonnetje en
vrieskou is het een genot een flinke wandeling
te doen of een eind te fietsen, vooral als er bij
thuiskomst een kopje thee op je wacht. Maar
niet iedereen is zoo gelukkig zoo gemakkelijk
aan de kost te komen en vooral de vogels heb
ben het soms kwaad te verantwoorden. Nu is
er nog wel het een en ander voor hen te eten,
aan verschillende struiken zitten nog bessen
en daarin kunnen ze flink huishouden als ze
trek hebben. Ik denk dat tegen Kerstmis de
verschillende hulstboomen wel wat bessen
minder zullen hebben, maar de gevleugelde
vriendjes moeten toch ook eten nietwaar.
We kunnen ze echter met weinig moeite en
kosten helpen om aan de kost te komen, door
in elk geval alle kruimeltjes van ontbijt-,
koffie- en middagtafel te bewaren en buiten
te strooien. Er is in de tuin altijd wel een
plekje waar je dit afval kunt neergooien,
want ze pikken het schoon op hoor, maar als
er sneeuw ligt moet je eerst een plekje goed
schoonvegen. Veel beter is het natuurlijk als
je er een vast plekje voor houdt, een vogel
huisje b.v. en dit hoeft niet eens een heel
kostbaar stuk te zijn, van een kistje kan je het
best zelf maken door de deksel er af te nemen
en in de bodem een gaatje te maken om het
dan met een spijker tegen de muur te hangen.
Wie het nog mooier wil doen timmert een paar
stokjes aan de zijkanten waarop de vogels
kunnen zitten. De zijkanten van het kistje
kunnen ook gedeeltelijk open zijn, om het
doorvliegen gemakkelijker te maken. Met een
verfje heb je al heel gauw een aardig plekje
voor de vogels klaar. Zorg dan nog dat er steeds
korstjes, van brood en kaas, velletjes van
worst, vruchtenpitten, aardappelkruimels in-
liggen, dan behoeven de vogels alvast geen
honger te lijden.
Door hun veerenpakje hebben ze van de
koude niet zoo gauw last en zelfs met de felste
kou kunnen ze nog lekker op een kale tak zit
ten slapen, maar het is ook wel gewenscht, dat
ze een weinig vet krijgen en dit kunnen we ze
geven door pinda's aan een snoertje te rijgen
en ook in het huisje op te hangen. De meezen
kunnen daar zoo aardig aan bengelen. Zonne-
blompitten zijn ook rijk aan vet en daar kun
nen ze ook aan smullen. Heb je misschien nog
zoo'n groote pittenkoek bewaard van je zon
nebloemen, leg die dan in het huisje of als je
die alleen voor de meezen wilt bewaren kan
die ook opgehangn worden. En zijn ook ver
schillende soorten voederblofcken in den han
del, maar je kunt ze ook wel zelf maken.
Smelt dan voorzichtig wat vet en roer daar
verschillende zaden door, pitten, hennepzaad,
enz. Als je dit in een kopje doet en het goed
stijf laat worden heb je later een heerlijk vet-
puddinkje voor de zangers, die je er erg dank
baar voor zullen zijn.
Als bij strenge vorst het water in sloot en
plas bevroren is hebben de volgels ook gauw
gebrek aan water en daarom is het wel goed
om een schotel water neer te zetten. Dit moet
dan telkens ververseht of ontdooit worden,
want aan ijs hebben ze niets.
Je ziet dat het niet veel kost om een massa
gasten te krijgen, het is een aardig gezicht al
dat gefladder om het huisje heen, dus bewaar
elk kruimeltje en denk er om, dat er ook nog
verschillende voederhokjes in den Hout staan,
zoodat je best eens een zakje ook daarheen
kunt brengen.
S.
Uit de jeugd van een millionair. Sir
Macpherson Robertson, de man die in de
Melbourne-race ongeveer drie kwart millioen
voor prijzen uitloofde, heeft onlangs zijn le
vensgeschiedenis verteld aan een verslagge-
ven van een Engelsche courant en hij vertelt
daarin, dat hij toen hij 19 jaar was en nog in
Schotland woonde, 's morgens om 3 uur op
stond om het ontbijt voor zijn zusjes en
broertjes klaar te maken en zijn moeder te
helpen. Dan ging hij naar Edinburg loopen
6 kilometer om kranten te halen om die
op den terugweg te bezorgen en te verkoo
pen. Van half 8 tot half 9 was hij bij een
barbier in dienst om de klanten in te zee
pen; van 9 tot 4 uur ging hij naar school en
van 6 tot 10 uur stond hij weer in den bar
bierswinkel.
EEN WILDE EEND.
Je kunt met heel weinig moeite een eend
maken van hout of carton. Daarvoor teeken
je eerst de deelen, die je op deze afbeelding
ziet. Dat zijn: 2 stukken voor de romp, 2 voor
de pooten, 2 voor de vleugels en 1 voor den
kop. Wie hout gebruiken wil, moet triplex
nemen; als je met carton werkt, moet je zor
gen, dat dit niet te dun is, want dan heb je
weinig plezier van je werk.
Zoodra alle deelen nu goed geteekend zijn,
begin je met het kleuren. De wilde eend heeft
de volgende kleuren: zwart, wit rossig en zil-
veriggroen. Je moet zorgen, dat iedere kleur
goed droog is voor je met de volgende be
gint; anders loopen de tinten door elkaar.
Dan zaag of knip je alles uit. Het laatste
werkje is aan de beurt: het in elkaar zetten
van de stukken. Daarvoor boor je op de aan
gegeven plaatsen gaatjes. Met kleine spij
kertjes bevestig je vervolgens de stukken aan
elkaar. Je moet zorgen, dat alles beweegbaar
blijft.