De Landverrader - 'rVr"~- FEUILLETON Ter gelegenheid van zijn beëediging heelt Z. D. H. Prins Bernhard Woens dagavond te den Haag aangezeten aan een officieren-diner. De aankomst van Z. D. H. Prins Bernhard H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana met Prins Aschwin in het galarijtuig op het Malieveld te den Haag tijdens de plechtigheid der beëediging van Z. D. H. Prins Bernhard Koningin Elisabeth van Engeland bij den Ingang van Haar woning te Londen, vanwaar Zij met den Koning en de Prinsesjes naar Sandringham vertrokken zijn om er de Kerstdagen door te brengen r'^mrf'WIV Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 34) Gladys had slechts enkele seconden noo- di'g om dit alles te zien, maar zij waagde het niet eenige gevolgtrekking te maken. Zij gevoelde haar kalmte wederkeeren en hoe wel met moeite, bedwong zij zich om het eerst het woord te nemen. De man, die door Blashmere haar groot vader was genoemd, stond nog steeds on bewegelijk aan den anderen kant van de tafel. Hij was een welgebouwd man, ondanks zijn hoogen leeftijd. Zijn gelaat toonde spo ren van groote zorgen, van een veelbewogen leven. De sneeuwwitte haren waren naar achteren gekamd en hingen bijna tot op zijn krachtige schouders. In gewone omstandig heden moesten zijn oogen en zijn geheele ge laatsuitdrukking vriendelijk staan, misschien zelfs te vriendelijk, thans echter lag in zijn blik een grenzelooze verbijstering. Gladys had niet de minste moeite gehad hem te herkennen van het portret, dat zij in de galerij had zien hangen. Weliswaar was hij daarop aanmerkelijk jonger, maar de hoofdtrekken van zijn gelaat, waaruit men zich een oordeel over het karakter zou kun nen vormen, waren onveranderd gebleven. Ook nu kon Gladys voor zichzelf niet vast stellen, wat haar in deze trekken tegenstond en waardoor eigenlijk de onaangename in druk werd gewekt, dien zij zoowel van den le venden als van den geschilderden man kreeg. Tijd echter om karakterstudies te maken had zij nu niet. Blashmere was de eerste die sprak: Is dit niet een aangename ontmoeting, oude heer? r— Wie ben je schurk en wie heeft je het recht gegeven hier binnen te komen en mij zoo aan te spreken? stoof graaf Borough- bridge, die eveneens over de eerste verwon dering scheen heen te zijn, geheel onver wacht en woedend op. Mijn naam is Blashmere, zeide de jour nalist met overdreven beleefdheid en hij maakte een sierlijke buiging. Zoo en wat voer je hier uit? barstte de graaf hem toe. Ik ben hier ambtshalve, antwoordde Blashmere ironisch. En toen de graaf met een optrekken van zijn borstelige, witte wenkbrauwen om een nadere verklaring vroeg, vervolgde hij: Jawel, Blashmere, re dacteur van de „London News" en specialist in het ontdekken van duistere geheimen in de betere kringen. Ik kom hier om eopie voor mijn blad en zou het bijzonder op prijs stellen, indien u mij de redenen van uw ver blijf op deze vreemde plaats wilde uiteen zetten. Zoo nu, als u, mijnheer Blashmere, niet binnen tien tellen maakt, dat u hier van daan komt, dan zal ik u toonen, dat ik nog in staat ben om met mijn vuisten een man van uw leeftijd buiten gevecht te stellen. De razernij van den ouden man scheen den dagbladschrijver slechts te vermaken, tenminste hij barstte in lachen uit en liet, spelenderwijze, zijn revolver nog eens zien. Graaf Borough-bridge kalmeerde wat bij het zien van het wapen. Nu kwam Gladys tusschen beiden. Haar stem klonk zonderling hoog, maar vast. Haar blikken toonden geen spoor van vrees meer. Alleen haar lijkwitte gelaatskleur en het nerveuze trillen van haar oogleden ver- riedden haar innerlijke ontroering. U is mijn grootvader, zeide zij, daar aan bestaat voor mij niet de minste twij fel. Hoe u hier komt en wat u hier doet zal ik aanstonds wel vernemen, maar in ieder geval wil ik u eerst zeggen, dat deze man en hier wees ze met een gebaar van min achting naar Blashmere een nietswaar dige is. U is wel beleefd, spotte de journalist, zonder in het minst van zijn stuk gebracht te zijn. Doch graaf Edward was zich zelf niet meer meester. Hij zonk op den stoel, achter hem, neer en steunde met het hoofd in de handen. Nu leek hij opeens tien jaar ouder en een gebroken man. Een vreemde gewaarwording maakte zich van Gladys meester. Een groot medelijden vervulde haar hart. Wat ook de oorzaak was van de aanwezigheid van dezen man op deze plaats, het was wel zeker, dat hij hierheen gevlucht was en zich hier verborgen hield om een gewichtige en zeer droevige reden. Zij liep om de tafel been en zonder acht te geven op de tegenwoordigheid van Blash mere, sloeg ze haar armen om den hals van den graaf, die onder deze aanraking zacht begon te steunen. Grootvader, drong Gladys aan, groot vader, wat doet u hier, hoe komt u hier? O, vertel mij toch alles. Ik heb allang vermoed dat hier in het kasteel iets niet in orde moest zijn, maar als ik had geweten, dat u hier op deze ellendige plek uw leven sleet, dan, dan Wat danbracht graaf Edward er schier weenende uit. Dan had ik u hier geen dag, geen uur meer alleen gelaten. De oude edelman hief het hoofd op. Nu zag hij Gladys, de dochter van den verstoo- ten zoon, opmerkzaam aan Je spreekt, zooals je vader zou gespro ken hebben. Je hebt niet alleen zijn stem, zijn oogen, zijn mond, maar ook zijn karak ter. Dat weet ik nu al. Q, riep hij in ver twijfeling uit, ik ben een nietswaardige, ik verdien niet nog een uur langer te leven. Hij sloeg de handen aan zijn voorhoofd en brak in een zwaar gesnik uit. Grootvader, spreek toch niet zoo. U weet niet wat u zegt, trachtte Gladys hem te troosten. Maar in plaats dat deze woorden hem kalmeerden, weiden zij oorzaak van een nieuwen onbeteugelden woede-aanval van den grijsaard. Weet ik niet, wat ik zeg? schreeuwde hij, weet ik niet wat ik zeg? Dat zul je ook niet meer herhalen, als ik je be ken, dat i'k de oorzaak ben je vaders onge luk, van den vroegen dood van je moeder en van jou arme jeugd. Waat?? Ja, zie me maar aan. Ik ben het ge weest, die het ongeluk over je ouders heb gebracht, ik ben de schuldige, ik ben de eeni ge eerlooze in ons geslacht. Onwillekeurig trad Gladys een schrede te rug. Al het medegevoel scheen van haar te zijn geweken en met slecht bedwongen af keer luisterde zij naar deze vreemde beken tenis. Luister, ik zal je alles vertellen en jij wendde hij zich plotseling tot Blashmere luister ook. Ik wil alles bekennen. Maar eerst moet ik wagen aan jullie beiden te beden ken, dat hier een oude, zeer ongelukkige man voor jullie zit. Misschien valt 't oordeel dan wat milder uit. Gladys, den brief, dien ik je schreef, was verzonnen en gelogen. Behalve het opschrift, want als mijn teergeliefd kleinkind heb ik je altijd beschrouwd. Maar het was een leu gen, dat je vader slecht was als kind. Ik zond hem alleen weg om mijn vrouw, die te goed voor mij was, maar helaas, dat heb ik te laat beseft, te treiteren. Ik verzon het ver haal van de dierenkwelling. Het eenig ware was, dat hij gewone jongensstreken uithaal de. waarover de boeren nu en dan eens kwamen klagen. Ik heb ook later bemerkt, dat je vader geen geld aan de universiteit had verknoeid, maar alleen uit vriendschap tot een ander er toe kwam om mij het geld te vragen. Ofschoon ik daar later achter ben gekomen, heb ik tegenover zijn moeder zijn schuld staande gehouden, alleen om aan mijn lust om haar te kwellen te kunnen vol doen. Mijn vrouw en ik, wij waren niet ge lukkig. De redenen hiervan waren verschil lende, maar de hoofdoorzaak was mijn drift, mijn grenzelooze zelfoverschatting en mijn onwil om te probeeren voor haar een goed echtgenoot te zijn. Ik haakte naar eer, naar roem, naar avonturen, maar zij was een vrouw, die in het Volbrengen van haar da- gelijksche plichten haar hoogste eer stelde. Zij trachtte mij ten goede te beïnvloeden, dat bemerkte ik zeer wel. Maar ik verzette mij bewust en hardnekkig. Zoo ontstond tus-' schen ons een vervreemding. Ik had er een boosaardig genoegen in, haar eenigen zoon, aan wien zij met heel, haar hart hing, zoo veel mogelijk van haar verwijderd te houden. Hoewel hij geen plezier had in de militaire loopbaan, dwong ik hem er toe. Hij was iemand met een zeer inschikkelijk karakter. Hij beminde den vrede, hij leed onder de twisten van zijn ouders, dat wil zeggen, on der de ruzie, die ik te ,pas en te onpas met je grootmoeder maakte. Alleen op haar aan dringen ging hij naar de militaire academie. Zij hoopte blijkbaar, dat, wanneer zij zich zoo weinig mogelijk tegen mijn voornemens verzetten, ik mijn ongelijk wel zou inzien. Ik zag het ook in, maar ik aarzelde niet, ver der te gaan, op den weg, die voor ons drieën noodlottig moest worden. (Wordt vervolgd).-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1936 | | pagina 8