BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
L.l. Woensdag is ons clubwerk weer begon
nen. De groote meisjes werkten aan hun
kleedjes, terwijl een groepje jongens en
meisjes hun prik- en doornaaiwerk vervolg
den en zij, die momenteel geen werk hadden,
nieuw werk ontvingen. Het nieuwe werkje be
staat uit een plaat waarop een harlekijn in
deelen is uitgebeeld. De deelen moeten zorg
vuldig worden uitgeprikt, vervolgens gekleurd
en daarna in elkaar gemaakt. Volgende week
gaan we met de verschillende werkjes verder
en ik hoop dat de zieke rubriekertjes dan
weer geheel hersteld en aanwezig zullen zijn.
We beginnen weer om 2 uur en eindigen om
half 4.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk
dank voor je aardige teekening. Je hebt nu
goed overal aan gedacht en de poppetjes vol
ledig geteekend. Het is zeker een koude dag.
het kacheltje brandt, de schoorsteen rookt en
de zon schijnt aan een helderen piemel. Geen
wolkje is er te bekennen. Krijg\»k a.s. week
weer een teekening van je? Dag Teekenaar-
ster tje.
Best KRULLEKOPJE. Wil je je moeder
m'n groeten terug doen? 9 Absenten in een
klas is wel wat veel. We leven in een griep-
en verkoudheidaperip.de. Gelukkig hebben de
ziektegevallen geen kwaadaardig karakter en
zullen binnenkort de meeste menschen en
kinderen wel weer beter zijn. Je hebt weer
van de club kunnen genieten en is dus je
wensch vervuld. Zie ik je Woensdag weer?
Dag Krullekopje
Beste JAS MIJNT JE. Het was in de va-
cantie bij jullie thuis met recht een zieken
huis. Alleen Corrie is niet ziek geworden?
Dan heeft zij het zeker wel heel erg druk ge
had met het naloopen van de patiënten. Alle
schoolkinderen hebben een bordje en een
plaat gehad, 'k Begrijp dat Nellie ook haar
deel gekregen heeft. Ze is toch een leerlinge,
al was ze met het feest niet aanwezig. Nu
maar goed op alles gepast, zoodat je de her
inneringen over jaren nog hebt. Dag Jas-
mijntje.
Lief DUINVIOOLTJE. Maak je over het
feestje nog maar geen zorgen. Ik zoek het
wel zoo uit dat de meeste kinderen aanwezig
kunnen zijn. Voorloopig wacht ik er nog
eenige weken mede. De zieke rubriekertje zijn
dan weer hersteld en de pas achter den rug
zijnde feestjes een weinig op den achtergrond
geraakt. Wat fijn dat je op de naailes zulke
nuttige voorwerpen leert maken. Doe maar
goed je best Hetgeen je thans leert, komt je
later steeds te pas. Tot Woensdag. Dag Duin-
viooltje.
Beste KLEINE ZUS. Wat zal je harlekijn
mooi worden zeg. Als hij af is kan je er
mede spelen en er het volgende liedje bij
zingen:
We hadden een harlekijntje,
Dat was zoo'n kluchtig heer,
We trokken maar aan een draadje
Dan sprong hij op en neer.
Omhoog, omlaag,
Omhoog, omlaag,
Zoo ging hij ied're keer."
Maar 't aardige harlekijntje
Dat was een beetje zwak,
We trokken te sterk aan 't draadje
En 't harlekijntje brak.
Nu ligt hij neer die goede heer
En danst en springt niet meer.
Tot Woensdag. Dag Kleine Zus.
Beste VERONIKA. Je was dus op het
nippertje met je briefje, maar gelukkig nog
niet te laat. In je album zal ik zoo gauw
mogelijk schrijven en als ik even tijd heb, de
gelegenheid te baat nemen Veel nieuws ver
tel je me niet. 'k Hoop een volgend maal be
ter. Dag Veronika.
Lief ROZFKNOPJE. Jij wilt opschieten
zeg en wilt liefst maar door hollen met je
werk. Dat gaat echter niet. Door het haasten
wordt het slordig en je weet daar houd ik
niet van. We komen heusch wel klaar. Het
is beter langzaam maar keurig dan vlug doch
slordig. A.s. Woensdag gaan we weer verder.
Dag Rozeknopje.
Best DOORNROOSJE Wat ben je flink
met je kleedje opgeschoten. Nog een paar
middagen en dan is het af. Zie ik je a.s. I
Woensdag weer? 'k Hoop dat je, wanneer je
maar even gelegenheid hebt, komt. Dus tot
ziens. Dag Doornroosje.
Lief LELIETJE VAN DALEN. Prettig dat
je Woensdagmiddag weer present was. Nu
maar niet meer ziek worden, zoodat je harle
kijn gelijk met de andere harlekijnen klaar
komt. Dag Lelietje van Dalen.
Best PRINSESJE. Hoe is je de clubuur
tjes bevallen? 'k Denk wel van goed. Als je
kunt mag je as. Woensdag weer komen. Wil
je, wanneer je je moeder bezoekt, haar be
terschap wenschen en m'n groeten doen. Dag
Prinsesje.
Beste THEA. L.l. Woensdag kon je door
het slechte weer niet op de club komen. Ik
hoop dat je a.s. Woensdag wel kunt komen,
zoodat je aan je kleedje kunt werken. De an
dere meisjes zijn flink opgeschoten en werk
ten keurig. Dus tot Woensdag. Dag Thea.
Beste MO.&DER'S JONGEN Tot m'n spijt
heb ik verleden week je niet kunnen schrij
ven. Ik had het briefje te laat in m'n bezit.
Hoe staat het leven en hoe maakt moeder
het? Hoor ik nu weer geregeld iets van je?
Dag Moeder's Jongen.
Lief SPARRETJE. Je bent lang niet de
eenige die teleurgesteld is dooi' de ingevallen
dooi. Heel wat menschen en kinderen hoop
ten weer eens de ijzers onder te kunnen bin
den en een baantje te rijden. Jij hebt niet de
A. V. R. O. met Sinterklaas geluk gewenscht,
maar je hebt Sinterklaas met z'n geboorte
dag gefeliciteerd. De goede Sint heeft je als
dank voor de aardige geste een armbandje
gezonden. Als je zoo doorgaat kon je over
eenige jaren een winkeltje opzetten van
A. V. R. O. snuisterijen. Als het zoover is, dan
word ik je eerste klant. M'n groeten aan je
moeder. Dag Sparretje.
Best KERSTMANNETJE. Dat je de club
prettig zou vinden, wist ik reeds vooruit. Alle
rubriekertjes komen graag en zijn heusch
niet blij met vacantie Met het ijs is het weer
gedaan tot spijt va nvelen. Natuurlijk vind ik
het prettig dat je ook rubriekertje bent ge
worden. Hoe meer zielen des te meer vreugd.
Dag Kerstmannetje.
Lief ZUSJESBESGRERMSTERTJE. Meis
jelief je maakt me nieuwsgierig, 'k Zal echter
geduld moeten houden tot Zaterdag of Zon
dag. Dat zal een feest worden. Als je zus nu
maar niet ziek wordt. Wil je Truida haar
broer namens mij gelukwenschen? 'k Vind
het een schitterende prestatie en het geleer
de kan hem goed van pas komen. Dag Zus-
j esbeschermster t j e
Lief HANDWERKSTERTJE. Dat was een
gezellig speelpartijtje zeg. Moppig dat jij
bruidegom was. Had de bruid ook zoo'n mooie
sluier als prinses Juliana? Hoeveel bruids
meisjes en bruidjonkers waren van de partij?
Als ik wat meer tijd heb, kom ik ook eens
medespelen. Wil je twee programma's voor
de uitvoering van „Lenteklokjes" voor me re
serveeren? Dag Handwerkstertje.
Lief STERRETJE. Maar meisjelief wat
ga je nu doen? Ziek worden? 'k Hoop dat je
weer gauw beter bent en naar de club kunt
komen. Het beste hoor. Dag Sterretje.
Best DUINSPARRETJE. Nog wel gefe
liciteerd met je verjaardag. Wat fijn dat je
vader oliebollen gebakken heeft. Je zult echt
gesmuld hebben. Is je vriendje ook al ziek ge
weest? Men hoort niet anders. Tot Woensdag.
Dag Duinsparretje.
Lief SNEEUWVLOKJE. Je bent dus ge
zellig uit geweest en hebt van al het moois
volop genoten. Prettig dat de nieuwe schoe
nen je prettig zitten. Zal je je ziek zijn weer
spoedig op stal zetten, zoodat je Woensdag
weer present bent? Dag Sneeuwvlokje.
Best KALFJE. Zeg vriend ben je nog
niet beter? 'k Heb je Woensdag gemist. Een
harlekijnplaat heb ik voor je bewaard. Je
zult het ook prettig vinden er één te maken
denk ik. 'k Wensch je beterschap en hoop je
a.s. Woensdag weer te zien. Dag Kalfje.
Beste POLLY. Zeg vriend hoe staat het
leven? Nog steeds ziek? 'k Heb je Woensdag
gemist en je werk, een harlekijnplaat, voor
je op zijde gelegd. Zie ik je Woensdag weer?
Dag Polly.
Vriend BERENMAN. Wat heb ik toch een
massa zieke vriendinnetjes en vriendjes. Het
lijkt wel of men niet voor elkander onder wil
hoop ik, ook allen wel weer tegelijk beter
hoop ik, ook alen wel weer tegelijk beter
zijn. Het beste met je hoor. Woensdag hoop
ik je weer te zien. Mijnheer Harlekijn wacht
op je. Dag Berenman.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
jtf Vu-
Hé jij, ga onmiddellijk van mijn land af.
Ik verkies niet, dat je mijn stier -plaagt.
(Humorist.)
ROODE APEN.
Door de wildernis van Afrika trokken twee
blanken, vergezeld door eenige zwarte dragers.
Ze hadden een heele lange reis achter den
rug en ze keerden nu weer naar de kust terug,
De beide blanken waren Gerard Verhulst en
Herman Vranking; ze kenden elkaar al heel
lang en hadden ook samen vele reizen onder
nomen. Ofschoon ze zeer verschillend van ka>
rakter waren, Hei-man opvliegend en Gerard
rustig en kalm, konden ze samen zeer goed
opschieten.
Zwijgend vervolgden ze hun weg; nog vele
kilometers scheidden hen van de kust. De
dragers het waren er acht in het geheel
waren onrustig; meer dan eens keken ze om
hoog, naar de boomen, die het zonlicht nauwe
lijks doorlieten.
„Roode apen", zeiden zij tegen elkaar. On
gerust keek Gerard zijn metgezel aan. „Dat
ontbreekt er nog maar net aan," zei hij toen.
Herman haalde zijn schouders op. De roode
apen, die in dat gedeelte van het oerwoud
leefden, gebruikten de doortrekkende expedi
ties soms voor doelwit en bekogelden hen met
alles, waar ze maar mee konden gooien: tak
ken, steenen, eocosnoten, e. d. Met dat spelle
tje vermaakten ze zich kostelijk en het was
heel moeilijk hen weer kwijt te raken.
De dag was kalm geweest en niets wees erop,
dat de lastige dieren zich zouden vertoonen
Maar de negers waren er niet gerust op. Zij
voorspelden, dat het niet lang zou duren, voor
een aanval begon. Ze hadden helaas gelijk.
Plotseling weerklonken ei scherpe kreten in
de takken boven hen. En voor ze begrepen wat
er gebeurde, regende het projectielen van de
meest verschillende soort..
„De roode apen", zei Gerard. In de takken
boven hen krioelde het van apenlichamen.
Herman richtte zijn geweer.
„Niet schieten," riep Gerard. „Als wij er een
dooden, laten de anderen ons heelemaal niet
met rust", riep Gerard. Op datzelfde oogenblik
werd er iets op zijn helm gegooid. Luide kreten
der apen schenen de vreugde over den wei-
gelukten worp uit te drukken.
„Kijk niet omhoog," zei Gerard tegen de ver.
schrikte zwarten. „Als wij geen aandacht aan
hen schenken, gaat het hen wel vervelen."
Maar de apen bleven doorgaan met gooien. Een
der zwarten werd zoo op het hoofd getroffen,
dat hij gewond neerviel.
„Dat kan zoo niet doorgaan," riep Herman
uit. Laten we er een paar neerschieten."
„Maar het zijn er meer dan honderd!"
Juist had Herman zijn geweer gericht, toen
Gerard hem bij den arm greep.
„Kijk, een hut!" Inderdaad was er, op een
open plek, een hut te zien, zonder twijfel daar
jebouwd door een expeditie, die voor hen, door
iet oerwoud getrokken was. Zoo vlug men kon,
ging men er binnen. De gewonde neger, die
gelukkig niets ernstigs had. werd verbonden.
Op het ronde dak hoorde men de voorwer
pen vallen, die de apen gooiden. Herman keek
naar buiten. Op datzelfde oogenblik kreeg hij
een cocosnoot midden in zijn gezicht. Dol van
woede greep hij zijn geweer en schoot den
eersten den besten aap, dien hij zag, dood.
Wilde kreten verhieven zich oogenblikkelijk.
Gerard trok zijn vriend naar binnen, want
van alle zijden sprongen de apen uit de boo
men en vlogen op de hut af, waar ze met ge
weervuur ontvangen werden. De eerste aanval
was afgeslagen. Maar toen volgde een tweede.
De apen sprongen op het dak, rukten aan de
dakbedekking en gingen zoo te keer, dat de
negers van angst in elkaar kropen.
„Wij zijn verloren," zei Gerard tenslotte.
Herman keek hem aan en begreep, dat zijn
vriend meende wat hij zei. Bitter berouwde hij
nu zijn onbezonnen daad, om zoo vlug te
schieten. Het zag er leelijk voor hen uit.
Op dat oogenblik stak een hevige wind op,
die de boomen van het oerwoud deed schud
den. Het begon te regenen en even later blik
semde en donderde het.
.Onweer," zei Gerard. „Zou dat onze redding
zijn?"
Wild van schrik vluchtten de apen in alle
ichtingen om zich niet meer te laten zien.
Een ware plasregen viel neer gedurende een
half uur. Toen de zon eindelijk weer doorbrak,
was er geen enkele aap meer te bespeuren
Zoo snel zij konden, begaf de expeditie zich
op weg.
Waarom is vloeipapier poreus?
De stof, welke aan het papier zijn glans
geeft, wordt „lijm" genoemd. Louter toevallig
werd ontdekt, dat, wanneer bij de papierbe
reiding geen lijm werd gebruikt, het papier
een heel bijzonder absorptie, (opslurpings-)
vermogen verkreeg. Op die manier werd vloei
papier uitgevonden en door latere proefneming
heeft men het alleen nog maar wat behoeven
te verbeteren tot het „vloeitje", dat we alle
maal kennen
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllin
DE EERSTE VLIEGLES.
Hevige avonturen van een toekomstig
sportvlieger.
Een interessant verhaal voor grootere jongens
Zoo'n eerste vliegles is altijd een belangrijke
gebeurtenis! Iedereen doet alsof het eer
doodgewoon iets is, behalve het slachtoffe;
zelf. Hij is onwennig in zijn geleende lederen
jas en natuurlijk zet hij zijn vliegkap ver
keerd op. Ook met de vliegbril weet hij geen
weg en de manier, waarop zoo'n toekomstig
sportvlieger met dat ding zit te draaien, doet
me altijd denken aan dat kostelijke tafereel
tje in een van zijn oude films, waarbij Char
lie Chaplin een dekstoel probeert op te zet
ten. Maar de instructeur is een goed en
vriendelijk mensch en dus helpt hij dat vlieg-
jong bij het aankleeden, zooals mama haar
jonge spruit van drie jaar.
Buiten staat de machine klaar. De blokken
liggen voor de wielen en een monteur staat
vóór bij de schroef. Schichtig kijk je hem
aan. Staat hij je uit te lachen? Maar nee,
Janus denkt er niet aan te lachen. Menschen,
die voor het eerst gaan vliegen, zijn voor
hem dagelijksche verschijnselen. Hij liet al
leen maar op den instructeur. Contact af. De
schroef wordt een paar maal rondgeslagen.
Contact of liever „konjak". Dat is gemakke
lijker. Een hevige windstoot doet den leerling
bijna zijn evenwicht verliezen. De instructeur
laat de motor met weinig toeren warm
draaien en ondertusschen helpen vriende
lijke geesten den leerling, zich in het toestel
te hijschen. Op den ondervleugel, naast den
romp, in een loopplank gemaakt, omdat het
doek, dat den vleugel bedekt, niet sterk ge
noeg is om een mensch te dragen. De be
doeling is dus, dat je op dat plankje stapt.
Maar in je verbouwereerdheid stap je er bijna
naast en slechts een groote gü van Janus
voorkomt een catastrofe. De cockpit is ruim
en zoo gemaakt, dat je er gemakkelijk in en
uit kunt Maar zoo'n leeren jas is zwaar en
stijf; je hebt den slag nog niet te pakken en
dus zit je te wurmen als een oud mannetje,
Eindelijk is het toch gelukt en je zit. Jawel
dat denk je maar. In de cockpit ligt een stel
breede banden, die je over je schouders moet
E.V.L..
doen en Kruiselings cp je doi.-i :.ivc v
maken. Natuurlijk ben je op die banden
gaan zitten en dus moet je „even" opstaan.
Janus vischt de banden op en legt ze net
jes over je schouder. Hij helpt je zelfs met
vastmaken, want hij weet uit ondervinding,
dat de machine er anders over een half uur
nóg staat!
De motor is intusschen voldoende warm
geworden, even vol gas om te zien of hij goed
op toeren wil komeneen knik van den
instructeurde blokken worden wegge
trokken. en daar rolt de machine naar de
startplaats. Om de een of andere geheim
zinnige reden rollen wij bijna het heele ter
rein over en draaien dan een slag om. Ergens
uit een toren flikkert een hel licht op.
vol gas!en met een enorme vaart schie
ten wij vooruit.
De machine begint te deinen en als we over
den rand kijken, zien we ineens het clubge
bouw onder ons. Wij vliegen. Werkelijk, wij
vliegen. Merkwaardig, zoo rustig als dat
Ter weerszijden van ons strekken de vleu
gels zich uit, die ons dragen. Vóór ons de
breede rug van den instructeur. Hij zit daar
zoo kalm en gewoon, alsof vliegen niets bij
zonders is. Vlak voor onzen neus is een boi'd
met allerlei geheimzinnige klokjes:
Comptours, Geschwindigkeitsmesser, oil
pressme. Op een ander klokje staat de wijzer
op 6. Wat beteekent dat allemaal?
Eensklaps gaat de motor langzamer loopen
en wij hooren de rustige stem van den man
voorin door de telefoon. „Ziet u dien stok tus-
schen uw beenen en daar verder die dwars-
stang op den bodem? Zet nu uw voeten eens
op die dwarsstang, zonder te drukken en
neemt nu dien stok in uw rechterhand, heel
losjes. Dan zal ik u laten zien, waarvoor
Een goed gevolg heeft dit alles toch gehad,
want Gerard behoeft slechts tegen zijn vriend
de woorden „roode apen" te zeggen, om hem
terug te houden van een onbezonnen daad.
Dl'. DE CR.
VEILIG VERKEER.
Ja, inderdaad, veilig verkeer, hoeveel is
daar al over gesproken en geschreven.
Vele rubriekers zijn misschien in het bezit
van het bekende speldje. Maar het geleerde
wordt niet steeds nageleefd en dat moet toch.
De ongelukken moeten en kunnen vermin
deren.
Ik hoop zoo nu en dan eens enkele wenken
te geven waarbij ook nieuwe regels, voorna
melijk bestemd voor wielrijders.
Rechts rijden is niet voldoende, zoover
mogelijk rechts 'is juist. Een vluchtheuvel
altijd rechts voorbij rijden. Voor snelverkeer
zijn uitzonderingen.
Het achterspatbord minstens over 30 c.M.
lengte WIT.
Geen aluminiumverf gebruiken, want dit
is grijs. Kijk je spatbord nog eens goed na.
H. v. E.
dat allemaal dient." De stok gaat een eindje
achteruit en de neus van de machine gaat
naar boven; nu gaat die stok naar voren en
de neus daalt
Wij begrijpen: door te trekken stijg je en
door te duwen daal je. Dan gaat de stok naar
links en de machine helt ook naar links over
Tegelijkertijd voelen wij, dat die dwarsstang
ook naar links wordt scheefged-uwd en wij
zien, dat de machine een linkerbocht maakt.
En dan gaat die stok naar rechts en ook die
dwarsstang en wij draaien een rechterbocht.
„Die dwarsstang bedient het richtingsroer
en door den stok naar links of rechts te bewe
gen, bedienen wij de ailerons. Ziet u maar'
en de stok wordt naar links en rechts bewo
gen en wij zien aan den ondervleugel een
klap op en naar gaan. „Die ailerons of vleu
gel-klappen dienen voor het zijdelingsche
evenwicht. Probeert u nu zelf maar eens"
En wij grijpen dien stok krampachtig vast en
zetten ons schrap tegen het voetenroer. „Niet
zoo stijf," klinkt het weer. Alles losjes en soe
pel. De roeren gaan zoo licht, dat het bewegen
geen enkele krachtsinspanning vereischt en
hoe soepeler u ze bedient, hoe gemakkelijker
u vliegt."
En wij gaan en beetje meer op ons gemak
zitten en probeer en alles soepel te doen. Maar
we trekken veel te hard en we duwen veel
te hard. We gaan als over een montagne russe
door de lucht en kunnen de machine maar
niet vlak houden. „Veel rustiger zijn," zegt
die kalme stem weer. „Heel kleine uitslagen
maken. De machine vliegt zichzelf en u be
hoeft alleen maar te sturen. Weet u waar wij
zijn?'
Wij kijken overboord, maar herkenen niets
„Kijk, het vliegveld ligt vlak voor ons en wij
gaan nu dalen, want voor vandaag is het
genoeg. Morgen gaan wij verder."
Het motorgeraas verstomt plotseling, de
neus van de machine daalt een beetje en wij
gaan in glijvlucht naar het terrein. Op de een
of andere kunstige manier zet de instructeur
de machine met een heel licht schokje op
den grond en wij rijden terug naar de club
In het kantoortje van den chefinstructeur
wordt alles nog eens naverteld en met behulp
van een modelletje wordt ons de werking dei-
roeren nog eens uitgelegd. Morgen verder.
Eens zullen wij en moeten wij het leeren!
ATERDAG 16 JAN. 1937
ZEVEN WONDEREN DER OUDHEID
De vorige week heb je een en ander ver
teld over het monument van Mausolos; nu
komt het tweede wereldwonder: Ten Westen
van Pisa (in Italië) ligt een vruchtbare vlak
te, die wereldberoemd was in de oude da
gen, toen Griekenland een roemruchtste lan
den van de wereld was.
Een gedeelte van deze vlakte werd het hei
lige dal genoemd en in deze ruimte, weelde
rig met boomen beplant en vooral beroemd
om haar Sycamoren, lag het wedstrijdter
rein voor de Olympische Spelen en ook de
goote Zeustempel. Men vertelde, dat dit hei
lige dal door Heracles zelf was afgepaald en
door een muur omgeven.
Hier kwamen iedere vijf jaren groote men-
schenmassa's bijeen om de Olympische Spe
len bij te wonen en de feesten ter eere van
Zeus, den oppergod, te vieren. Dit is eigenlijk
zooals je misschien wel weet, de oorsprong
geweest van onze moderne Olympiades.
De schitterende tempel, die hier ter eere
van Zeus prijkte, was ontworpen door Libon
van Elis en het had meer dan honderd jaar
geduurd voordat hij klaar was. De Zonisché
bouwstijl, de eenvoudigste van de drie stijlen,
die toen bekend waren, werd ervoor gebruikt.
De geheele tempel was prachtig versierd
met beeldhouwwerk en een der friezen prijkte
o.a. met een levendige voorstelling van de
twaalf groote werken van Heracles. Verschil
lende stukken van dit beeldhouwwerk worden
thans in het Louvremuseum te Parijs be
waard.
Maar nu over het eigenlijke wereldwonder?
het groote beeld van Zeus! Dit stond in het
Westelijk deel van den tempel, vlak tegen
over den ingang, zoodat ieder, die binnen
kwam, het onmiddellijk zien kon.
De beroemde Phidias, de grootste van alle
beeldhouwers ter wereld, die ongeveer gebo
ren werd in den tijd van den slag bij Mara
thon, werd van Athene naar Elis ontboden
om dit beeld voor het Grieksche volk te ma
ken. Hij deed er vijf jaren over.
In dit schitterende kunstwerk werd Zeus
uitgebeeld als de grootste van alle goden, als
de nationale godheid van het heele Griek
sche ras. Men stelde zich hem voor als de al
machtige, vol vaderlijke zorg voor zwakken
en lijdenden. Het beeld verrees op veertig
voet van den grond en reikte bijna tot het
dak van den tempel. Het binnenste was van
steen en hout gemaakt, overtrokken met
ivoor om de huid uit te beelden en met pla
ten van zuiver goud voor de kleeding en
versieringen. De troon, waarop Zeus zat, was
gemaakt van cederhout en versierd met
beeldjes van goud, ivoor en ebbenhout, met
kostbare steenen als robijnen, smaragden,
saffieren enz. was alles ingelegd. Aan de
achter- en zijkanten van den troon bevon
den zich kleine paneelen met blauw, rood en
geel mozaikwerk; mensch- en dierfiguren in
goud versierden het platform onder den
troon en de voetbank, waarop de voeten der
godheid rustten. Een krans van olijfbladeren
rustte op zijn hoofd en zijn sandalen waren
van zuiver goud, evenals zijn kleed, dat met
gekleurde emailbloemen was ingelegd. Zijn
rechterhand droeg een beeld voorstellende de
godin der overwinning, in de linker omklemde
hij een rijk gebeeldhouwde scepter, gekroond
met een adelaar.
Dit was Phidias meesterwerk; het tweede
wonder uit de oude wereld. Het stond in zoo
hoog aanzien, dat het meestal door een gor
dijn voor het oog van het volk verborgen
bleef. Slechts op bepaalde plechtige dagen
mocht men het zien. Jammer genoeg be
staat het beeld niet meer; wij kennen het al
leen uit beschrijvingen van antieke schrijvers
en van munten, waarop het was afgebeeld.
Het werd in de vierde eeuw te Constantinopel,
waar het toen stond, door brand vei woest.
BEN JE EEN SLIMMERD?
Misschien ken je dan de antwoorden al op
de. volgende vragen.
Wie vond de parapluie uit?
Dat weet geen mensch. Zeker is echter, dat
de Chineezen de parapluie nu al eeuwen lang
algemeen gebruiken. In Europa schijnt het re
genscherm het eerst te zijn gedragen in En
geland en wel door zekeren Jonas Hanway,
die in 1786 overleed. Toen deze goede man voor
den eersten keer met z'n „schuille" zooals de
Vlamingen heel mooi zeggen in de straten
van Londen verscheen, werd hij begroet met
gelach en gehoon van dezelfde menschen, die
eenige jaren laterde parapluie algemeen
gebruikten.