BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES L.l. Woensdag is ons clubwerk weer begon nen. De groote meisjes werkten aan hun kleedjes, terwijl een groepje jongens en meisjes hun prik- en doornaaiwerk vervolg den en zij, die momenteel geen werk hadden, nieuw werk ontvingen. Het nieuwe werkje be staat uit een plaat waarop een harlekijn in deelen is uitgebeeld. De deelen moeten zorg vuldig worden uitgeprikt, vervolgens gekleurd en daarna in elkaar gemaakt. Volgende week gaan we met de verschillende werkjes verder en ik hoop dat de zieke rubriekertjes dan weer geheel hersteld en aanwezig zullen zijn. We beginnen weer om 2 uur en eindigen om half 4. Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank voor je aardige teekening. Je hebt nu goed overal aan gedacht en de poppetjes vol ledig geteekend. Het is zeker een koude dag. het kacheltje brandt, de schoorsteen rookt en de zon schijnt aan een helderen piemel. Geen wolkje is er te bekennen. Krijg\»k a.s. week weer een teekening van je? Dag Teekenaar- ster tje. Best KRULLEKOPJE. Wil je je moeder m'n groeten terug doen? 9 Absenten in een klas is wel wat veel. We leven in een griep- en verkoudheidaperip.de. Gelukkig hebben de ziektegevallen geen kwaadaardig karakter en zullen binnenkort de meeste menschen en kinderen wel weer beter zijn. Je hebt weer van de club kunnen genieten en is dus je wensch vervuld. Zie ik je Woensdag weer? Dag Krullekopje Beste JAS MIJNT JE. Het was in de va- cantie bij jullie thuis met recht een zieken huis. Alleen Corrie is niet ziek geworden? Dan heeft zij het zeker wel heel erg druk ge had met het naloopen van de patiënten. Alle schoolkinderen hebben een bordje en een plaat gehad, 'k Begrijp dat Nellie ook haar deel gekregen heeft. Ze is toch een leerlinge, al was ze met het feest niet aanwezig. Nu maar goed op alles gepast, zoodat je de her inneringen over jaren nog hebt. Dag Jas- mijntje. Lief DUINVIOOLTJE. Maak je over het feestje nog maar geen zorgen. Ik zoek het wel zoo uit dat de meeste kinderen aanwezig kunnen zijn. Voorloopig wacht ik er nog eenige weken mede. De zieke rubriekertje zijn dan weer hersteld en de pas achter den rug zijnde feestjes een weinig op den achtergrond geraakt. Wat fijn dat je op de naailes zulke nuttige voorwerpen leert maken. Doe maar goed je best Hetgeen je thans leert, komt je later steeds te pas. Tot Woensdag. Dag Duin- viooltje. Beste KLEINE ZUS. Wat zal je harlekijn mooi worden zeg. Als hij af is kan je er mede spelen en er het volgende liedje bij zingen: We hadden een harlekijntje, Dat was zoo'n kluchtig heer, We trokken maar aan een draadje Dan sprong hij op en neer. Omhoog, omlaag, Omhoog, omlaag, Zoo ging hij ied're keer." Maar 't aardige harlekijntje Dat was een beetje zwak, We trokken te sterk aan 't draadje En 't harlekijntje brak. Nu ligt hij neer die goede heer En danst en springt niet meer. Tot Woensdag. Dag Kleine Zus. Beste VERONIKA. Je was dus op het nippertje met je briefje, maar gelukkig nog niet te laat. In je album zal ik zoo gauw mogelijk schrijven en als ik even tijd heb, de gelegenheid te baat nemen Veel nieuws ver tel je me niet. 'k Hoop een volgend maal be ter. Dag Veronika. Lief ROZFKNOPJE. Jij wilt opschieten zeg en wilt liefst maar door hollen met je werk. Dat gaat echter niet. Door het haasten wordt het slordig en je weet daar houd ik niet van. We komen heusch wel klaar. Het is beter langzaam maar keurig dan vlug doch slordig. A.s. Woensdag gaan we weer verder. Dag Rozeknopje. Best DOORNROOSJE Wat ben je flink met je kleedje opgeschoten. Nog een paar middagen en dan is het af. Zie ik je a.s. I Woensdag weer? 'k Hoop dat je, wanneer je maar even gelegenheid hebt, komt. Dus tot ziens. Dag Doornroosje. Lief LELIETJE VAN DALEN. Prettig dat je Woensdagmiddag weer present was. Nu maar niet meer ziek worden, zoodat je harle kijn gelijk met de andere harlekijnen klaar komt. Dag Lelietje van Dalen. Best PRINSESJE. Hoe is je de clubuur tjes bevallen? 'k Denk wel van goed. Als je kunt mag je as. Woensdag weer komen. Wil je, wanneer je je moeder bezoekt, haar be terschap wenschen en m'n groeten doen. Dag Prinsesje. Beste THEA. L.l. Woensdag kon je door het slechte weer niet op de club komen. Ik hoop dat je a.s. Woensdag wel kunt komen, zoodat je aan je kleedje kunt werken. De an dere meisjes zijn flink opgeschoten en werk ten keurig. Dus tot Woensdag. Dag Thea. Beste MO.&DER'S JONGEN Tot m'n spijt heb ik verleden week je niet kunnen schrij ven. Ik had het briefje te laat in m'n bezit. Hoe staat het leven en hoe maakt moeder het? Hoor ik nu weer geregeld iets van je? Dag Moeder's Jongen. Lief SPARRETJE. Je bent lang niet de eenige die teleurgesteld is dooi' de ingevallen dooi. Heel wat menschen en kinderen hoop ten weer eens de ijzers onder te kunnen bin den en een baantje te rijden. Jij hebt niet de A. V. R. O. met Sinterklaas geluk gewenscht, maar je hebt Sinterklaas met z'n geboorte dag gefeliciteerd. De goede Sint heeft je als dank voor de aardige geste een armbandje gezonden. Als je zoo doorgaat kon je over eenige jaren een winkeltje opzetten van A. V. R. O. snuisterijen. Als het zoover is, dan word ik je eerste klant. M'n groeten aan je moeder. Dag Sparretje. Best KERSTMANNETJE. Dat je de club prettig zou vinden, wist ik reeds vooruit. Alle rubriekertjes komen graag en zijn heusch niet blij met vacantie Met het ijs is het weer gedaan tot spijt va nvelen. Natuurlijk vind ik het prettig dat je ook rubriekertje bent ge worden. Hoe meer zielen des te meer vreugd. Dag Kerstmannetje. Lief ZUSJESBESGRERMSTERTJE. Meis jelief je maakt me nieuwsgierig, 'k Zal echter geduld moeten houden tot Zaterdag of Zon dag. Dat zal een feest worden. Als je zus nu maar niet ziek wordt. Wil je Truida haar broer namens mij gelukwenschen? 'k Vind het een schitterende prestatie en het geleer de kan hem goed van pas komen. Dag Zus- j esbeschermster t j e Lief HANDWERKSTERTJE. Dat was een gezellig speelpartijtje zeg. Moppig dat jij bruidegom was. Had de bruid ook zoo'n mooie sluier als prinses Juliana? Hoeveel bruids meisjes en bruidjonkers waren van de partij? Als ik wat meer tijd heb, kom ik ook eens medespelen. Wil je twee programma's voor de uitvoering van „Lenteklokjes" voor me re serveeren? Dag Handwerkstertje. Lief STERRETJE. Maar meisjelief wat ga je nu doen? Ziek worden? 'k Hoop dat je weer gauw beter bent en naar de club kunt komen. Het beste hoor. Dag Sterretje. Best DUINSPARRETJE. Nog wel gefe liciteerd met je verjaardag. Wat fijn dat je vader oliebollen gebakken heeft. Je zult echt gesmuld hebben. Is je vriendje ook al ziek ge weest? Men hoort niet anders. Tot Woensdag. Dag Duinsparretje. Lief SNEEUWVLOKJE. Je bent dus ge zellig uit geweest en hebt van al het moois volop genoten. Prettig dat de nieuwe schoe nen je prettig zitten. Zal je je ziek zijn weer spoedig op stal zetten, zoodat je Woensdag weer present bent? Dag Sneeuwvlokje. Best KALFJE. Zeg vriend ben je nog niet beter? 'k Heb je Woensdag gemist. Een harlekijnplaat heb ik voor je bewaard. Je zult het ook prettig vinden er één te maken denk ik. 'k Wensch je beterschap en hoop je a.s. Woensdag weer te zien. Dag Kalfje. Beste POLLY. Zeg vriend hoe staat het leven? Nog steeds ziek? 'k Heb je Woensdag gemist en je werk, een harlekijnplaat, voor je op zijde gelegd. Zie ik je Woensdag weer? Dag Polly. Vriend BERENMAN. Wat heb ik toch een massa zieke vriendinnetjes en vriendjes. Het lijkt wel of men niet voor elkander onder wil hoop ik, ook allen wel weer tegelijk beter hoop ik, ook alen wel weer tegelijk beter zijn. Het beste met je hoor. Woensdag hoop ik je weer te zien. Mijnheer Harlekijn wacht op je. Dag Berenman. Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. jtf Vu- Hé jij, ga onmiddellijk van mijn land af. Ik verkies niet, dat je mijn stier -plaagt. (Humorist.) ROODE APEN. Door de wildernis van Afrika trokken twee blanken, vergezeld door eenige zwarte dragers. Ze hadden een heele lange reis achter den rug en ze keerden nu weer naar de kust terug, De beide blanken waren Gerard Verhulst en Herman Vranking; ze kenden elkaar al heel lang en hadden ook samen vele reizen onder nomen. Ofschoon ze zeer verschillend van ka> rakter waren, Hei-man opvliegend en Gerard rustig en kalm, konden ze samen zeer goed opschieten. Zwijgend vervolgden ze hun weg; nog vele kilometers scheidden hen van de kust. De dragers het waren er acht in het geheel waren onrustig; meer dan eens keken ze om hoog, naar de boomen, die het zonlicht nauwe lijks doorlieten. „Roode apen", zeiden zij tegen elkaar. On gerust keek Gerard zijn metgezel aan. „Dat ontbreekt er nog maar net aan," zei hij toen. Herman haalde zijn schouders op. De roode apen, die in dat gedeelte van het oerwoud leefden, gebruikten de doortrekkende expedi ties soms voor doelwit en bekogelden hen met alles, waar ze maar mee konden gooien: tak ken, steenen, eocosnoten, e. d. Met dat spelle tje vermaakten ze zich kostelijk en het was heel moeilijk hen weer kwijt te raken. De dag was kalm geweest en niets wees erop, dat de lastige dieren zich zouden vertoonen Maar de negers waren er niet gerust op. Zij voorspelden, dat het niet lang zou duren, voor een aanval begon. Ze hadden helaas gelijk. Plotseling weerklonken ei scherpe kreten in de takken boven hen. En voor ze begrepen wat er gebeurde, regende het projectielen van de meest verschillende soort.. „De roode apen", zei Gerard. In de takken boven hen krioelde het van apenlichamen. Herman richtte zijn geweer. „Niet schieten," riep Gerard. „Als wij er een dooden, laten de anderen ons heelemaal niet met rust", riep Gerard. Op datzelfde oogenblik werd er iets op zijn helm gegooid. Luide kreten der apen schenen de vreugde over den wei- gelukten worp uit te drukken. „Kijk niet omhoog," zei Gerard tegen de ver. schrikte zwarten. „Als wij geen aandacht aan hen schenken, gaat het hen wel vervelen." Maar de apen bleven doorgaan met gooien. Een der zwarten werd zoo op het hoofd getroffen, dat hij gewond neerviel. „Dat kan zoo niet doorgaan," riep Herman uit. Laten we er een paar neerschieten." „Maar het zijn er meer dan honderd!" Juist had Herman zijn geweer gericht, toen Gerard hem bij den arm greep. „Kijk, een hut!" Inderdaad was er, op een open plek, een hut te zien, zonder twijfel daar jebouwd door een expeditie, die voor hen, door iet oerwoud getrokken was. Zoo vlug men kon, ging men er binnen. De gewonde neger, die gelukkig niets ernstigs had. werd verbonden. Op het ronde dak hoorde men de voorwer pen vallen, die de apen gooiden. Herman keek naar buiten. Op datzelfde oogenblik kreeg hij een cocosnoot midden in zijn gezicht. Dol van woede greep hij zijn geweer en schoot den eersten den besten aap, dien hij zag, dood. Wilde kreten verhieven zich oogenblikkelijk. Gerard trok zijn vriend naar binnen, want van alle zijden sprongen de apen uit de boo men en vlogen op de hut af, waar ze met ge weervuur ontvangen werden. De eerste aanval was afgeslagen. Maar toen volgde een tweede. De apen sprongen op het dak, rukten aan de dakbedekking en gingen zoo te keer, dat de negers van angst in elkaar kropen. „Wij zijn verloren," zei Gerard tenslotte. Herman keek hem aan en begreep, dat zijn vriend meende wat hij zei. Bitter berouwde hij nu zijn onbezonnen daad, om zoo vlug te schieten. Het zag er leelijk voor hen uit. Op dat oogenblik stak een hevige wind op, die de boomen van het oerwoud deed schud den. Het begon te regenen en even later blik semde en donderde het. .Onweer," zei Gerard. „Zou dat onze redding zijn?" Wild van schrik vluchtten de apen in alle ichtingen om zich niet meer te laten zien. Een ware plasregen viel neer gedurende een half uur. Toen de zon eindelijk weer doorbrak, was er geen enkele aap meer te bespeuren Zoo snel zij konden, begaf de expeditie zich op weg. Waarom is vloeipapier poreus? De stof, welke aan het papier zijn glans geeft, wordt „lijm" genoemd. Louter toevallig werd ontdekt, dat, wanneer bij de papierbe reiding geen lijm werd gebruikt, het papier een heel bijzonder absorptie, (opslurpings-) vermogen verkreeg. Op die manier werd vloei papier uitgevonden en door latere proefneming heeft men het alleen nog maar wat behoeven te verbeteren tot het „vloeitje", dat we alle maal kennen lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllin DE EERSTE VLIEGLES. Hevige avonturen van een toekomstig sportvlieger. Een interessant verhaal voor grootere jongens Zoo'n eerste vliegles is altijd een belangrijke gebeurtenis! Iedereen doet alsof het eer doodgewoon iets is, behalve het slachtoffe; zelf. Hij is onwennig in zijn geleende lederen jas en natuurlijk zet hij zijn vliegkap ver keerd op. Ook met de vliegbril weet hij geen weg en de manier, waarop zoo'n toekomstig sportvlieger met dat ding zit te draaien, doet me altijd denken aan dat kostelijke tafereel tje in een van zijn oude films, waarbij Char lie Chaplin een dekstoel probeert op te zet ten. Maar de instructeur is een goed en vriendelijk mensch en dus helpt hij dat vlieg- jong bij het aankleeden, zooals mama haar jonge spruit van drie jaar. Buiten staat de machine klaar. De blokken liggen voor de wielen en een monteur staat vóór bij de schroef. Schichtig kijk je hem aan. Staat hij je uit te lachen? Maar nee, Janus denkt er niet aan te lachen. Menschen, die voor het eerst gaan vliegen, zijn voor hem dagelijksche verschijnselen. Hij liet al leen maar op den instructeur. Contact af. De schroef wordt een paar maal rondgeslagen. Contact of liever „konjak". Dat is gemakke lijker. Een hevige windstoot doet den leerling bijna zijn evenwicht verliezen. De instructeur laat de motor met weinig toeren warm draaien en ondertusschen helpen vriende lijke geesten den leerling, zich in het toestel te hijschen. Op den ondervleugel, naast den romp, in een loopplank gemaakt, omdat het doek, dat den vleugel bedekt, niet sterk ge noeg is om een mensch te dragen. De be doeling is dus, dat je op dat plankje stapt. Maar in je verbouwereerdheid stap je er bijna naast en slechts een groote gü van Janus voorkomt een catastrofe. De cockpit is ruim en zoo gemaakt, dat je er gemakkelijk in en uit kunt Maar zoo'n leeren jas is zwaar en stijf; je hebt den slag nog niet te pakken en dus zit je te wurmen als een oud mannetje, Eindelijk is het toch gelukt en je zit. Jawel dat denk je maar. In de cockpit ligt een stel breede banden, die je over je schouders moet E.V.L.. doen en Kruiselings cp je doi.-i :.ivc v maken. Natuurlijk ben je op die banden gaan zitten en dus moet je „even" opstaan. Janus vischt de banden op en legt ze net jes over je schouder. Hij helpt je zelfs met vastmaken, want hij weet uit ondervinding, dat de machine er anders over een half uur nóg staat! De motor is intusschen voldoende warm geworden, even vol gas om te zien of hij goed op toeren wil komeneen knik van den instructeurde blokken worden wegge trokken. en daar rolt de machine naar de startplaats. Om de een of andere geheim zinnige reden rollen wij bijna het heele ter rein over en draaien dan een slag om. Ergens uit een toren flikkert een hel licht op. vol gas!en met een enorme vaart schie ten wij vooruit. De machine begint te deinen en als we over den rand kijken, zien we ineens het clubge bouw onder ons. Wij vliegen. Werkelijk, wij vliegen. Merkwaardig, zoo rustig als dat Ter weerszijden van ons strekken de vleu gels zich uit, die ons dragen. Vóór ons de breede rug van den instructeur. Hij zit daar zoo kalm en gewoon, alsof vliegen niets bij zonders is. Vlak voor onzen neus is een boi'd met allerlei geheimzinnige klokjes: Comptours, Geschwindigkeitsmesser, oil pressme. Op een ander klokje staat de wijzer op 6. Wat beteekent dat allemaal? Eensklaps gaat de motor langzamer loopen en wij hooren de rustige stem van den man voorin door de telefoon. „Ziet u dien stok tus- schen uw beenen en daar verder die dwars- stang op den bodem? Zet nu uw voeten eens op die dwarsstang, zonder te drukken en neemt nu dien stok in uw rechterhand, heel losjes. Dan zal ik u laten zien, waarvoor Een goed gevolg heeft dit alles toch gehad, want Gerard behoeft slechts tegen zijn vriend de woorden „roode apen" te zeggen, om hem terug te houden van een onbezonnen daad. Dl'. DE CR. VEILIG VERKEER. Ja, inderdaad, veilig verkeer, hoeveel is daar al over gesproken en geschreven. Vele rubriekers zijn misschien in het bezit van het bekende speldje. Maar het geleerde wordt niet steeds nageleefd en dat moet toch. De ongelukken moeten en kunnen vermin deren. Ik hoop zoo nu en dan eens enkele wenken te geven waarbij ook nieuwe regels, voorna melijk bestemd voor wielrijders. Rechts rijden is niet voldoende, zoover mogelijk rechts 'is juist. Een vluchtheuvel altijd rechts voorbij rijden. Voor snelverkeer zijn uitzonderingen. Het achterspatbord minstens over 30 c.M. lengte WIT. Geen aluminiumverf gebruiken, want dit is grijs. Kijk je spatbord nog eens goed na. H. v. E. dat allemaal dient." De stok gaat een eindje achteruit en de neus van de machine gaat naar boven; nu gaat die stok naar voren en de neus daalt Wij begrijpen: door te trekken stijg je en door te duwen daal je. Dan gaat de stok naar links en de machine helt ook naar links over Tegelijkertijd voelen wij, dat die dwarsstang ook naar links wordt scheefged-uwd en wij zien, dat de machine een linkerbocht maakt. En dan gaat die stok naar rechts en ook die dwarsstang en wij draaien een rechterbocht. „Die dwarsstang bedient het richtingsroer en door den stok naar links of rechts te bewe gen, bedienen wij de ailerons. Ziet u maar' en de stok wordt naar links en rechts bewo gen en wij zien aan den ondervleugel een klap op en naar gaan. „Die ailerons of vleu gel-klappen dienen voor het zijdelingsche evenwicht. Probeert u nu zelf maar eens" En wij grijpen dien stok krampachtig vast en zetten ons schrap tegen het voetenroer. „Niet zoo stijf," klinkt het weer. Alles losjes en soe pel. De roeren gaan zoo licht, dat het bewegen geen enkele krachtsinspanning vereischt en hoe soepeler u ze bedient, hoe gemakkelijker u vliegt." En wij gaan en beetje meer op ons gemak zitten en probeer en alles soepel te doen. Maar we trekken veel te hard en we duwen veel te hard. We gaan als over een montagne russe door de lucht en kunnen de machine maar niet vlak houden. „Veel rustiger zijn," zegt die kalme stem weer. „Heel kleine uitslagen maken. De machine vliegt zichzelf en u be hoeft alleen maar te sturen. Weet u waar wij zijn?' Wij kijken overboord, maar herkenen niets „Kijk, het vliegveld ligt vlak voor ons en wij gaan nu dalen, want voor vandaag is het genoeg. Morgen gaan wij verder." Het motorgeraas verstomt plotseling, de neus van de machine daalt een beetje en wij gaan in glijvlucht naar het terrein. Op de een of andere kunstige manier zet de instructeur de machine met een heel licht schokje op den grond en wij rijden terug naar de club In het kantoortje van den chefinstructeur wordt alles nog eens naverteld en met behulp van een modelletje wordt ons de werking dei- roeren nog eens uitgelegd. Morgen verder. Eens zullen wij en moeten wij het leeren! ATERDAG 16 JAN. 1937 ZEVEN WONDEREN DER OUDHEID De vorige week heb je een en ander ver teld over het monument van Mausolos; nu komt het tweede wereldwonder: Ten Westen van Pisa (in Italië) ligt een vruchtbare vlak te, die wereldberoemd was in de oude da gen, toen Griekenland een roemruchtste lan den van de wereld was. Een gedeelte van deze vlakte werd het hei lige dal genoemd en in deze ruimte, weelde rig met boomen beplant en vooral beroemd om haar Sycamoren, lag het wedstrijdter rein voor de Olympische Spelen en ook de goote Zeustempel. Men vertelde, dat dit hei lige dal door Heracles zelf was afgepaald en door een muur omgeven. Hier kwamen iedere vijf jaren groote men- schenmassa's bijeen om de Olympische Spe len bij te wonen en de feesten ter eere van Zeus, den oppergod, te vieren. Dit is eigenlijk zooals je misschien wel weet, de oorsprong geweest van onze moderne Olympiades. De schitterende tempel, die hier ter eere van Zeus prijkte, was ontworpen door Libon van Elis en het had meer dan honderd jaar geduurd voordat hij klaar was. De Zonisché bouwstijl, de eenvoudigste van de drie stijlen, die toen bekend waren, werd ervoor gebruikt. De geheele tempel was prachtig versierd met beeldhouwwerk en een der friezen prijkte o.a. met een levendige voorstelling van de twaalf groote werken van Heracles. Verschil lende stukken van dit beeldhouwwerk worden thans in het Louvremuseum te Parijs be waard. Maar nu over het eigenlijke wereldwonder? het groote beeld van Zeus! Dit stond in het Westelijk deel van den tempel, vlak tegen over den ingang, zoodat ieder, die binnen kwam, het onmiddellijk zien kon. De beroemde Phidias, de grootste van alle beeldhouwers ter wereld, die ongeveer gebo ren werd in den tijd van den slag bij Mara thon, werd van Athene naar Elis ontboden om dit beeld voor het Grieksche volk te ma ken. Hij deed er vijf jaren over. In dit schitterende kunstwerk werd Zeus uitgebeeld als de grootste van alle goden, als de nationale godheid van het heele Griek sche ras. Men stelde zich hem voor als de al machtige, vol vaderlijke zorg voor zwakken en lijdenden. Het beeld verrees op veertig voet van den grond en reikte bijna tot het dak van den tempel. Het binnenste was van steen en hout gemaakt, overtrokken met ivoor om de huid uit te beelden en met pla ten van zuiver goud voor de kleeding en versieringen. De troon, waarop Zeus zat, was gemaakt van cederhout en versierd met beeldjes van goud, ivoor en ebbenhout, met kostbare steenen als robijnen, smaragden, saffieren enz. was alles ingelegd. Aan de achter- en zijkanten van den troon bevon den zich kleine paneelen met blauw, rood en geel mozaikwerk; mensch- en dierfiguren in goud versierden het platform onder den troon en de voetbank, waarop de voeten der godheid rustten. Een krans van olijfbladeren rustte op zijn hoofd en zijn sandalen waren van zuiver goud, evenals zijn kleed, dat met gekleurde emailbloemen was ingelegd. Zijn rechterhand droeg een beeld voorstellende de godin der overwinning, in de linker omklemde hij een rijk gebeeldhouwde scepter, gekroond met een adelaar. Dit was Phidias meesterwerk; het tweede wonder uit de oude wereld. Het stond in zoo hoog aanzien, dat het meestal door een gor dijn voor het oog van het volk verborgen bleef. Slechts op bepaalde plechtige dagen mocht men het zien. Jammer genoeg be staat het beeld niet meer; wij kennen het al leen uit beschrijvingen van antieke schrijvers en van munten, waarop het was afgebeeld. Het werd in de vierde eeuw te Constantinopel, waar het toen stond, door brand vei woest. BEN JE EEN SLIMMERD? Misschien ken je dan de antwoorden al op de. volgende vragen. Wie vond de parapluie uit? Dat weet geen mensch. Zeker is echter, dat de Chineezen de parapluie nu al eeuwen lang algemeen gebruiken. In Europa schijnt het re genscherm het eerst te zijn gedragen in En geland en wel door zekeren Jonas Hanway, die in 1786 overleed. Toen deze goede man voor den eersten keer met z'n „schuille" zooals de Vlamingen heel mooi zeggen in de straten van Londen verscheen, werd hij begroet met gelach en gehoon van dezelfde menschen, die eenige jaren laterde parapluie algemeen gebruikten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 9