VOOR DE VROUW
Charme in huisjaponnetjes.
DE VROUW IN DE XXe EEUW
Voor onze meisjes.
V R IT D A G 29 JANUARI 1937
Een voordeelige coupon, een vlug model, een geniale
vondst voor een garneering en
Duur behoeft het niet te zijn I
ZONDAG:
Kippesoep
Doperwtjes
Aardappelen
Ossenhaas
Appelmoes met
schuimkop
MAANDAG:
Kip met rijst
Kerrysaus
Stoofperen
Broodschotel
WOENSDAG:
Gebakken lever
Andijvie
Aardappelen
Deensche rijst
DONDERDAG:
Runderlappen
Zoete appelen
Aardappelen
Drie in de pan
VRIJDAG:
Gekookte kabeljauw
met Aardappelen
krenten en rozijnen Botersaus
Wortelen
DINSDAG:
Preisoep
KaK \ppen
Brusselsch lof
Aardappelen
Omelet
Turfjes met bessen
sap
ZATERDAG:
Hutspot met klapstuk
Chocoladepudding
Vanillesaus.
Nog altijd geven bloemen en vlindertjes de noodige
inspiratie voor haar avondkleeding
Nog zijn de opruimingen en de koopjes niet
van de lucht! Gelukkig, want er is geen vrouw
die in dezen tijd niet graag „haar slag slaat".
Misschien brengen bovenstaande modellen u
op een idee. Onze teekening geeft van links
tot rechts:
le. Huisjapon van marineblauwe wollen stof,
waarvan de rok uit vier baantjes bestaat. De
ruimte valt van boven in een diepe plooi. De
smaakvolle versiering bestaat uit een toetsje
fel-groen, terra of bleu aan hals, ceintuur en
mouwen. De stiksels zijn in dezelfde kleur als
de garneering. De kopmouwen geven een ele
gant cachet.
2e. Sportieve jurk van grijs of beige tweed,
die haar bizonder effect ontleent aan de mi
litair aandoende „voorklep". Voor een slank
figuurtje zal dit japonnetje zeer pittig staan.
Het lijfje is versierd met tien groote knoopen,
uitgevoerd in helblauw.
3e. Gedistingeerd toiletje van zwart laken,
fijne wollen stof of fluweel. De stiksels zijn
van groene zijde, evenals de randjes der knoo
pen, het smalle kraagje van wit zijden piqué.
4e. Tot slot een echt gezellige jurk van be
drukte wollen stof. Heel aardig is b.v. beige
met groen, waarbij dan een kraagje, ceintuur
en mouwopslagen van groen peau de suède
keurig zullen staan.
Appelmoes met schuimkop
Benoodigd: 1 K.G. moesappelen, pl.m. 50 gr.
suiker, 3 eiwitten, 100 gr. suiker.
Van de appelen met weinig water niet te
dunne appelmoes koken. Deze zeven en met
de 50 gr. suiker afmaken. Overdoen in een
vuurvasten schotel. De eiwitten zoo stijf mó
gelijk kloppen. Op het laatst de 100 gr. suiker
er doorroeren. Dit schuim op de appelmoes
leggen, een lepel poedersuiker er overheen
strooien en in een matig warmen oven zetten
tot het schuim bros is en lichtgeel gekleurd
(1 uur).
Kippesoep
Benoodigd: 1 soepkip, 2 L. water, pl.m. 60 gr.
maizena, 2 eierdooiers, 1 d.L. room. Foelie,
wortel, ui, peterselie, zout.
De kip goed wasschen en opzetten met het
water en zout. Naar verkiezing bovengenoem
de kruiden meekoken. Als de kip gaar is uit
de bouillon nemen, wat mooie stukjes eraf
snijden voor vulsel in de soep, de rest tot den
volgenden dag bewaren.
De bouillon zeven, binden met de aange
mengde maizena, goed door laten koken en
afmaken met eierdooier en room. Deze wor
den in de soepterrine samen geklopt, terwijl
men de soep er heel langzaam bij giet.
Preisoep
Benoodigd: 1 flinke bos prei, 40 gr. boter, 40
gr. bloem, 11/4 L. water, 4 bouillonblokjes.
De prei schoonmaken en in stukjes snijden
van 11/2 cM,; goed wasschen en in 1/4 deel
van de boter met de deksel op de pan 10 mi
nuten laten smoren. Het water en de blokjes
toevoegen en de prei gaarkoken (20 minuten).
Van het vocht met boter en bloem een gebon
den soep maken. De stukjes prei als vulsel er
in doen.
Vegetarische menu's (ter aanvul
ling van de gewone)
1. Erwtensoep, Vanillevla met vruchten.
2. Stamppot van rauwe zuurkool, Eierpan-
nekoeken.
3. Broodjes, gevuld met ei. Aardappelen,
Schorseneeren. Rijst met bessensap.
4. Groentesoep, Aardappelpurée, Sla van
Brusselsch lof, Botersaus.
Een mensch zonder idealen is een hopeloos
wezen, en omdat niemand van ons zonder
hoop kan leven, is dus ook een mensch zonder
idealen ondenkbaar.
Maar in die idealen zijn weer ontelbaar veel
nuanceeringen; de eene stelt ze hoog, de an
der laag, een derde kan ze zich alleen onbe
reikbaar denken, een vierde is tevreden tmet
de meest voor de hand liggende. Er zijn men-
schen die hun idealen zoeken in de dagelijk-
sche onbelangrijkheidjes van hun leven, en
er zijn er ook die daarover hun schouders op
halen, maar er zelf een ideaal op na houden
dat ver buiten hun geesteskring ligt, waarvan
zij in hun nuchtere oogenblikken weten, dat
zij het toch nooit zelfs maar zullen benaderen,
maar dat hun de romantiek in het leven ver
schaft, waaraan zij behoefte hebben.
Idealen zijn er om niet verwezenlijkt te
worden, beweren sommigen, want zoodra dat
zou gebeuren, zijn het geen idealen meer.
Dat is een redeneering met je hoofd in de
wolken, zeggen anderen: als een ideaal ver
wezenlijkt wordt, zoek je immers dadelijk weer
een ander.
Deze laatsten zijn de menschen van het
ideaal, dat binnen hun bereik ligt. Zij stap
pen gemakkelijk over van een vervuld ideaal
naar een ander, dat dan nu eens aan de beurt
komt. Maar zij zijn niet de menschen, die de
groote lijnen in hun leven zien, zij hebben
geen besef van de groote idealen met hun.
enorme stuwkracht, die hun medemenschen
tot groote daden, tot groote opofferingen aan
zetten. Wanneer iedereen zijn ideaaltjes zoo
zonder meer in vervulling liet gaan, om er
daarna nieuwe voor in de plaats te stellen, dan
zouden er nooit groote daden van opoffering
en zedelijken moed gedaan zijn, waaraan de
wereld onder alle omstandigheden toch altijd
behoefte heeft.
Nu is dat wel gelukkig ook, want wanneer
waarlijk grootsche daden dagelijks tot stand
kwamen, zou daarin ook maar al te gauw de
klad komen, om het eens huiselijk uit te druk
ken. De karakters, die tot een levenslang ge
vecht voor een hoog ideaal in staat zijn, be-
hooren altijd nog tot de uitzonderingen.
Maar al te vaak zijn de menschen echter
geneigd om een eens opgenomen ideaal weer
los te laten. Zij beginnen het met enthou
siasme en ijver, maar omdat hun pittige en
actieve geest niet kan verdragen dat al hun
harde werken zonder eenig zichtbaar resultaat
zou blijven, wenden zij zich na verloop van
tijd teleurgesteld af, omdat zij niet voldoende
medewerking ontvangen, zooals het dan heet.
{tofc hi feüüensswöoa iammer,! m cis eerste.
plaats voor het ideaal dat zij zich stelden, in
de tweede plaats voor het reeds bereikte re
sultaat dat, ook al is het naar buiten niet
merkbaar, toch aanwezig is, en in de derde
plaats voor de medemenschen die beschuldigd
worden van lauwheid en gebrek aan mede
werking, wat in zijn algemeenheid zeker niet
juist is.
Wie zich een ideaal stelt, en daarvan na
tuurlijk geheel vervuld is, moet zich niet ver
beelden, dat hij daarvoor ieder ander warm
kan doen loopen: het nastreven van een hoog
ideaal in het leven moet de voldoening in
zichzelf vinden, en genoeg innerlijke kracht
hebben om staande te blijven tegen anderer
meening, of wat nog erger is: lauwheid in.
Geen kleinigheid, zal men zeggen: inder
daad geen kleinigheid, maar een grootsch
ideaal vraagt ook een grootschen geest om tot
zijn verwezenlijking te kunnen bijdragen. En
het is waarlijk geen schande om te moeten er
kennen dat men gefaald heeft in het nastre
ven van een hooggestemd ideaal, omdat
slechts enkelen het kunnen volbrengen om
hun ideaal vast te houden door allé tegenwer
king, door alle onverschilligheid heen. Maar
dat zijn dan tenslotte toch ook de menschen
die de wereld verder brengen, die een be
langrijk deel bijdragen tot verbetering van
alles wat verkeerd is en die tot heil van hun
medemenschen leven.
E. E. J—P.
De jongemeisjesmode van tegenwoordig is
niet zoo heel erg ingewikkeld: in groote trek
ken kleeden de dochtertjes, zoodra zij zeven
tien of achttien jaar oud zijn geworden, zich
„precies zooals moeder"behalve, dat ze
natuurlijk geen avondtoiletten in tailleurvorm,
noch japonnen met pailletten, noch garnitu
ren a Ja Dietrich dragen!
Maar verdereenvoud en bescheidenheid,
maar bovenal sportiviteit zijn de meest in 't
oog springende kenmerken van de kleeding
onzer meisjes, eigenlijk precies zooals bij me-
vrouw-zélf, tenzij deze een van die uitgespro
ken luxe-figuurtjes is, die tegenwoordig zoo
zeldzaam worden en in onzen sportieven tijd
toch min of meer beginnen te detoneeren.
Wat dragen dan onze jonge meisjes zooal?
Voor de straat: gezellige korte mantelpakjes
van ruwe Engelsche stof, vlotte baretten,
schoenen met platte hakken.
Voor 's middags bij een eenigszins feeste
lijke thee of voor een intiem partijtje: een
slank japonnetje van zwart fluweel met de
De huisvrouw en organisatie.
„Ze is een ideaal-huisvrouw en -moeder,
dus je begrijpt, ze is voor dat gezin onmis
baar, ze weten niet wat te beginnen nu ze
ziek is. „Dit zinnetje hoorden we vaak, zuch
tend uitspreken, bedoeld als een lof voor de
onmisbare en in diep medelijden met de arme
hulpelooze huisgenooten. We vroegen ons dan
af, of de zoo gewaardeerde huisvrouw en moe
der werkelijk het ideaal was, of het goed
was, dat zij haar gezin zoo afhankelijk maak
te van haar e.igen liefde en toewijding, dat
zij onmisbaar werd en bij haar ziekte haai
man en kinderen wanhopig en verlaten rond
zwierven, zoodat vreemd ingrijpen vereischt
werd, om hen uit hun ellende te helpen.
Natuurlijk, de moeder schept sfeer, en als
zij ziek is, zal er een schaduw vallen op alle
vreugde van het gezin, er zal een leege
plaats zijn, die moeilijk door anderen kan
worden ingenomen. Dit is onvermijdelijk. Wat
niet onvermijdelijk schijnt, is dat de huisge-
nooten geen raad weten, dat alles misloopt
als de huisvrouw een of meer dagen gedwon
gen is rust te nemen. Dan ontbreekt er iets
aan de organisatie, waarin de huisvrouw had
behooren te voorzien in de dagen, dat zij zoo
rusteloos rondtippelde, gereed ailen op hun
wenken te bedienen, zonder te denken aan de
afhankelijkheid, welke zij daardoor schiep,
misschien (de huisvrouw is ook slechts een
mensch) zich gelukkig gevoelend door hun
afhankelijkheid, welke haai' maakte tot de
spil, waarom alles draaide. Het geeft velen
vrouwen een gevoelv van bevrediging dat men
haar noodig heeft, en als de kinderen groot
worden, klaagt menige moeder, dat haar heur
doel ontglipt. Heeft zij het niet zichzelf te
wijten.? Als er van jongs af een samenwerking
was geweest, waarin de kinderen geleidelijk
waren opgegroeid tot de nieuwe zelfstandige
positie van bijna en geheel volwassenen, zou
wellicht de overgang niet zoo plotseling en zoo
pijnlijk zijn geweest voor haar, die gewend
was in alles rad en hulp te geven en opeens
gewaar wordt, dat de kinderen haar ont
groeid zijn, anderen meer vertrouwen, dan
haarzelf.
Dit is de eene zijde van het vraagstuk, dat
zij voor zichzelf iets bederft, dat zij teveel
kloek wil zijn, die altijd de jeugd beschermt
en vertroetelt en niet tijdig wil erkennen, dat
deze andere behoeften heeft en op eigen
kracht moet steunen.
De kant van het gezin is, dat dit stuurloos
rondzwerft, als de vrouw, die alles deed voor
allen er niet is, om haar taak te vervullen en
dat het daaronder veel meer lijdt, dan wan
neer allen geregeld een kleine taak was op
gedragen, zoodat zij zich gezamenlijk kon
den redden bij de afwezigheid van de huis
vrouw.
Organisatietalent ontbreekt den meesten
huisvrouwen niet. Zij moeten altijd organi-
seeren (zonder dat zij het zich bewust zijn)
en zij doen het meestal met gratie en goed,
want er zijn telkens verrassingen, van aan-
genamen en onaangenamen aard: een onver
wachte gast, een zieke, een overhaast ver
trek van een dienstbode, een spoedreis van den
echtgenoot, een lek in huis, de visch.die niet
tijdig aankomt etc. In die gevallen blijven zij
zelf do „ideaal-huisvrouw", die alles regelt en
bedenkt, die ,,'t zelf wel doet, want dan krijg
je 't zooals je wilt". Ze kunnen geen gedraai
om zich heen verdragen, het hindert haar,
als iemand op haar orders wacht. Ze doen het
vlugger zelf dan dat zij het aan eigen dochter
of aan het hitje leeren. Ze verbeelden zich,
dat haar methode de ware is, en vinden
het vreeselijk, als in de orde van haar lin
nenkast of buffet een kleine verandering is
gebracht door de onbevoegde, die niet dade
lijk het geheele overzicht had van het systeem
dat zij ontwierp en daarom voor dom wordt
uitgemaakt. Het is h.i. eigenwijs, als haar
dochter durft aankomen met vereenvou
digingen of verbeteringen, in het stelsel, dat
jaren als het beste werd beschouwd en zij
wijzen daarom bij voorkeur hulp af. „Ik doe
het net zoo gauw zelf", is het motto.
Waarschijnlijk eerst zelfs beter, maar is het
goed, als één persoon alles doet?
Is het verstandig dat er geen werkver-
deeling is, waarbij alle leden van het gezin
een taak en verantwoordelijkheid zouden heb
ben en beter ?ouden waardeeren, wat er ge
schiedt, meer zouden eerbiedigen den arbeid
aan de onderdeelen besteed en daardoor min
der slordig zouden omspringen met het pas
geïeinigde goed? Zouden de huisgenooten in
de samenwerking in de huishouding niet wor
den voorbereid voor samenwerking in de
maatschappij? Ook dit is een zijde van het
probleem. Is het niet jammer, dat zoo weinig
huisvrouwen zich willen belasten met de prac-
tische opleiding van de hulpen, die in theore
tische cursussen worden gevormd. „Ik doe het
liever zelf, ik heb geen tijd te wachten, totdat
zij mij alles verknoeit", hierop stuit gewoonlijk
de vorming van dienstboden af. Overschatten
vele huisvrouwen niet eigen volmaaktheid in
haar bezorgdheid hulp te aanvaarden?
Men ziet. er zijn vele zijden aan het vraag
stuk, hoofdzaak schijnt, dat iedere huisvrouw
aan zichzelf en haar gezin en de maatschappij
verplicht is, haar taak zoodanig te organi-
seeren, dat zij nooit geheel onmisbaar is, dat
zij kan worden vervangen, dat zij voor heden
en toekomst nieuwe krachten heeft opgevoed,
die haar plaats kunnen vervullen, een beetje
anders, doch daarom misschien in haar soort
even goed.
moderne korte kopmouwen en versierd met een
eenvoudige corsage of met kleurig borduur
werk.
Ook bubikraagjes en fantasie knoopen wor
den voor alle ieeftijden veel gezien; het jonge
dochtertje zal hiervan, en eveneens van de
weer zéér moderne bolérojakjes een dankbaar
gebruik maken. Hoe flatteus staan deze niet
bij een slank figuurtje, terwijl ze een meer
„volumineuze" persoonlijkheid zoo gauw te dik
maken!
Wat de keuze van bont betreft: een jong
ding kan hierin niet te sportief en bescheiden
zijn: voor 'smorgens staat, een Engelsche
tweedjas zonder bont oneindig gedistingeerder
dan het „konijnenvelletje", voor 's middags
en 's avonds is eigenlijk alleen een kraag van
petit-gris (en niet te groot) een passende
dracht. Een astrakan-garnituur op een strak,
nauwsluitend manteltje staat echter altijd
smaakvol.
En nu de avondtoilet]es: hiertoe leveren
zélfs in onzen sportieven tijd nog altijd
bloemen en vlindertjes de noodige inspiratie.
Vroolijkheid en luchtigheid blijven een
eerste vereischte: de stijve stijljaponnen,
waarin onze moeders en tantes haar plechtige
„entrée in de uitgaande wereld" maakten, heb
ben reeds lang afgedaan: 't gaat nu heelemaal
niet meer zoo officieel toe en 't begint meestal
met een H. B. S.-fuif, een instuif van een club,
een genoegelijk bal van de een of andere
sportvereeniging. De lange rokken, die bijzon
der elegant staan, zijn zéls voor onze zestien a
zeventienjarigen nog altijd onbestreden
heerschers.
Wat de stoffen betreft: de groote mode van
de tafzij en alléén maar tafzij heeft een wei
nig afgedaan. Mouseline de soie en zelfs stijf
uitstaande voile, beide met groote bloempa-
tronen, nemen een groote plaats in. En daarr
naast vraagt nu ook het zwarte of violette
satijn een plaatsje onder de zon. In combina
tie met helkleurige, bedrukte zijde, zal dit een
donker type stellig tot een succes maken.
Onze teekening geeft U, mevrouw, wellicht
een kleine inspiratie voor Uw oudste dochter,
die middenin het „fuifseizoen" is en graag
weer eens iets nieuws wil hebben.
V. 1. n. r.: zwart satijnen japonnetje, nauw
sluitend over de heupen en uitloopend in twee
breede volants, waaraan de bovenste wordt
opgenaaid, gecombineerd met een zéér mo
dern boléropakje van gebloemde zijde de
kleuren te kiezen in overeenstemming met de
kleur van oogen en haar een jurkje van
roze of lichtgroene tafzij, dat echter ook in
charmeuse kan worden uitgevoerd: heel jeug
dig staan de „flapjes'" op de schouders, die de
mouwtjes vervangen; een japonnetje van ge
bloemde mouseline de soie of voile in lichte
tinten en met zeer wijden, geplooiden rok en
tot slot een traditioneel tafzij-toiletje, dat nu
eens gedacht is in pauwblauw of helgroen. Het
ontleent zijn bijzonder cachet aan de soepel
neervallende open mouwtjes,