NAAR NEERLANDIA.
De onaantastbaarheid van
Nederlands grondgebied.
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN
De Ned. Herv. Kolonie benoorden Edmonton.
Na onzen dag van gevangenschap door re
gen en wind in de tiepie van Buckskin Pete,
haalde een morgenzonnetje ons vroeg uit de
veeren. De rivier was gestegen, de stroom dus
nog wat sterker en vol moed staken we om
half negen van wal. Met dezen stroom, zei Pe
ter, ben je in drie uur in Port Assiniboine. Wij
hebben er zes en een half uur over gedaan,
vrijwel aan één stuk door roeiende, twee keer
hebben we nog gehorlepiapt, over de grind-
banken gehobbeld, twee keer sloeg het water
nog over de schouders van mijn voorman. Zes
heele menschen hebben we gezien in dit stuk
rivier, dat toch al in de bewoonde wereld heet
te liggen. Om drie uur maakte ik vast bij de
veerpont van Assiniboine op 20 mijl van Barr-
Huis van een boer te Neerlandia-Alberta.
head, dat op zijn beurt weer 14 mijl verwijderd
ligt van Neerlandia, een der meest Holland-
sche nederzettingen in heel Canada. Daar
heeft een groep Nederlanders allen tezamen
de hand gelegd op zoo'n vierkant stuk park-
land, zooals het hier heet, op voorwaarde dat
daar alleen Hollanders zouden komeii. Thans
wonen er 75 gezinnen, en komen 's Zondags
250 a 300 man in het kerkje bijeen. Maar zoo
ver waren we nog niet. Om 4 uur was alles
uitgepakt, de boot uit elkaar genomen en in
gepakt (geen krasje te zien op de bootshuid!
Bravo Berger!) eneen auto gevonden die
ons even naar Neerlandia zou brengen. Vier
endertig mijl, een kleine 60 KM., twee uur rij
den! Jawel, maar als je het glijdende moet
doen. Zoo'n modderpoel heb ik nog nooit eer
der weg hooren noemen! Ik zai u het verhaal
van spade en slipkettingen maar besparen, u
alleen melden, dat wij om 4 uur vertrokken en
om half tien aankwamen achter op het erf
van een wildvreemden Hollandschen kolonist.
Ik kende zijn naam door het Algemeen Ne-
derlandseh Verbond, dat tracht ook deze Ca-
nadeesche Hollanders voor het stamverbond te
behouden. Maar dat was genoeg. Alleraardigst
zijn we daar ontvangen en het kostte moeite
het echtpaar te overtuigen, dat zij ons niet
hun eigen slaapkamer mochten afstaan, maar
wij veel liever in onze eigen tentjes hier of
daar in de klaverwei gingen slapen. In een
echte Hollandsehe klaverwei, met mooie witte
klaver! Want je ziet hier wel heel wat anders
dan op een Hollandsehe boerderij in Neder
land. Hier staan 15 koeien en een stuk of acht
paarden. Maar de volgende klaverwei is Al
falfa, luzerneklaver, die ze bij ons gemalen
zonneschijn noemen, om het hooge vitamine
gehalte. Even verder staat de haver. Mijn gast
heer verdwijnt er in tot aan zijn schouders en
het veld rekt naar den horizont. Hier en
daar staat de witte honigklaver er nog boven
uit, die hier ook veel als wisselgewas gezaaid
wordt en evenals de luzerne een uitstekend
krachtvoer oplevert. Want krachtvoer in den
vorm van lijnkoeken en dergelijke heeft de
Canadeesehe boer niet en brengt het toch tot
30 Liter melk per dag, al is dat misschien een
uitzondering. De melk wordt niet als zoodanig
verkocht. De room wordt afgeslingerd en twee
maal per week naar de stad gezonden, de on-
dermelk gaat naar de koeien en varkens. Var
kens houdt iedere boer, zooveel hij wil en
slacht wanneer hij zin heeft. Wat een ideaal
land, niet?
En als je zoo eens met de menschen praat
na kerktijd en eens hoort, wat de winterpro
visie voor een flink gezin is met zes volwassen
kinderen, die alle hard meewerken voor den
kost en voor de baat. Wat vooral opvalt is
steeds weer, dat alles zoo in het groot gaat.
Groote velden met één gewas, zaaien, maaien,
oogsten, alles met groote machines, vaak door
vijf paarden getrokken. Elke zoon of dochter
een rijpaard, een geweer, enruimte om dat
alles te gebruiken. In verloren hoekjes op het
land groeit hout genoeg om den heelen win
ter ferm te stoken; onze gastheer had boven
dien een kolenmijntje op eigen terrein, een
meter of zes onder den grond. En zou er nog
eens gebrek aan. brandstof zijn, het hout heeft
hier geen waarde. Overal in de vrije bosschen
ligt het voor het weghalen. Als je een mooi
kampplaatsje hebt gevonden op jacht, hak je
een spar van 20 M. hoog om, om wat dennetak-
ken te kriigen, waarmee de vloer van de hut
belegd wordt. Volgend jaar is dat dan weer
makkelijk brandhout. Het „we leven vrij, we
leven blij", lijkt wel nergens zóó op te gaan
als op de boerderij in Canada. Natuurlijk zijn
er ook zorgen; groote droogte, nattigheid of
te vroege vorst kunnen den oogst doen mis
lukken, maar te eten hebben ze allemaal en
goed ook en meestal schiet er nog genoeg over
om de landrente te betalen, het huis te verbe
teren, nieuwe gereedschappen te koopen en
vrouw en dochters in de fijne bullen te zetten.
Want de Hollandsehe boerendochters in Cana
da kleeden zich net zooals u en de uwen. Per
manent Wave, hoedje scheef, zijden kousen,
lichte zomermantel. Zoo van een modeplaatje
weggeloopen. Ik heb ze zelfs met geschoren
v/enkbrauwen gezien in het kerkje in Neerlan
dia, waar Zondagmiddag een 250 gemeente
leden bijeen waren, ze kwamen van heinde en
ver, per auto, per buggy oftewel open dogcar,
per „democrate" zooals ze een open boeren
wagen hier noemen. Twee stoelen voorin, voor
den baas en zijn vrouw en de kinders staand er
achter. Twee flinke paardjes er voor en zoo
maar door de modder heen, die een voet dik
op alle wegen lag. Maar ze kwamen. En ze
komen eiken Zondag, meest twee keer, om
naar het woord van Dr. van der Woude te
luisteren. Ze maken een praatje na, gaan eens
met familie of vrienden mee naar huis. De
Zondag is aan Godsdienst en gezin gewijd. En
voor den winkel komen ze nóg wel eens in den
loop van de week. Die blijft 's Zondags geslo
ten, anders dus als op onze boerendorpen vaak
nog het geval is, waar Zondag na kerktijd
zoo'n mooie gelegenheid is voor de ver afwo-
nenden om inkoopen te doen. Dat is allemaal
in orde in Neerlandia. De winkel ook, die is
coöperatief en dat geeft natuurlijk veel ge
mak en een groote besparing.
Twee keer in de week rijdt een groote
vrachtauto naar de stad. dat is naar Ed
monton voor de room en wat groenten en
vruchten en vrachtgoed. Het graan en even
tueel hooi en zoo, wordt meest 's winters per
slede naar het naastbijgelegen spoorstation
Barrhead gebracht. Dan is het vervoer langs
den weg het zekerst, het makkelijkst en het
goedkoopst. De onverharde zandwegen, die
elke regenbui in een reeks modderpoelen
herschept, zijn dan meest stijf bevroren en
meest met eenige voeten sneeuw bedekt. Dat
wordt door velen wel als een bezwaar ge
voeld, de lange en zeer strenge winter. In
het gemengde bedrijf gaat het nog het best.
Daar is 's winters in den stal nog heel wat
werk met veevoeren en melken enz. En de
vrouw heeft meestal wel voor genoeg in
maak gezorgd, om den winter wat eten be
treft, makkelijk door te komen. Want al
werken de vrouwen hier niet op het land,
omdat er zooveel van het werk machinaal
gebeurt, daarom zitten ze toch nog niet stil.
Ze maken hun eigen brood, eigen jam, eigen
koekjes, als die er zijn moeten. Ook eigen
worst, eigen rookvleesch zelfs. En allemaal
even lekker hoor, dat weet ik ibij ondervin
ding, dank zij de gastvrijheid van de familie
Ingeversen. Èen ding vind ik jammer! En
dat is, dat. er; geen plaats oneer is in Neer
landia. Nog wel is niet alle land bebouwd,
hier en daar ligt nog een hoekje maar dat
wordt heel verstandig, gereserveerd voor het
jongere geslacht, waarvan sommigen al niet
eens meer tevreden zijn met zoo'n hoekje,
maar liever uitzwermen, het Noorden in,
naar de Peace-river-country. Daar is nog
ruimte genoeg, zitten nog slechts een paar
beginnelingen; het klimaat schijnt er door
de nabijheid van de bergen nog weer een
tikje beter te zijn, de grond goed, dus vooruit
maar weer!
En zoo gaat het hier al geruimen tijd.
Naast de eigenlijke prairie, die in hoofdzaak
voor graanlandbouw op zeer groote schaal
gebruikt wordt, ligt hier het zoogenaamde
parkland, boschjes afwisselend met natuur
lijke stukjes weiland, waar heel wat wild
hooi verzameld kan worden. Ideaal terrein
voor de gemengde boerderij. Edmonton was
het uitgangspunt; in 1901 was het een stad
je van 2500 inwoners, meest levende in ver
band met den pelshandel der Hudson Bay
Company. Er is wat mijnbouw, o.a. steenkool.
Een groote vlucht nam de stad echter eerst
toen de kolonisten het parkland rondom be
gonnen te ontginnen. In 1911 waren er 25000
inwoners tienmaal zooveel. Nu zijn er een
dikke 100.000, een stad als Haarlem dus,
maar er zijn maar een stuk of tien huizen
van meer dan .een verdieping. Verder heel
veel houtbouw en alles ingericht op de pro
vincie, op landbouw en veeteelt dus. Wij
trokken ook van Neerlandia naar Edmonton.
Eerst nog wat filmen van het boerenbedrijf,
dan om 1 uur weg, vier uur aan. Jade
mensch wikt.
's Morgens stortregen en motregen en
mist. Niets te doen op fotografisch gebied.
En 's middags. De auto was niet nieuw en
daardoor hadden we driemaal onderweg een
lekke band! Maar dat we, om 1 uur vertrok
ken, 's nachts om half twaalf pas aankwa
men, dit lag toch wel voor verreweg het
grootste gedeelte aan den weg. Over de eer
ste zes mijl deden wij anderhalf uur. Met
slipkettingen hoor. Alle voorzorgsmaatrege
len waren genomen. Maar ik heb ook zelden
zóó in de modder gezeten.
Ondertusschen overal waar je keek, hetzelf-
'de beeld, kleine boerderijen, landbouw en vee
teelt, 150 K.M. lang. En dat heele prairie- en
parklandschap zou in boerderijen omgezet
zijn, als hier ook niet een paar groote stuk
ken waren afgescheiden voor Nationaalpark,
voor natuurmonument. Dit was vooral wen-
schelijk, omdat met de prairie ook twee zeer
interessante dieren op het punt stonden te
verdwijnen, n.l. de wapiti of te wel het reuzen-
hert en de Amerikaansche Bison. Terwijl de
prairie, toen de blanken voor het eerst naar
het Westen kwamen, millioenen van deze die
ren herbergde, die sinds vele eeuwen de In
dianen hadden gevoed, zag de blanke kans in
20 jaar tijd dit kolossale wild vrijwel geheel
uit te roeien, n.l. van 18701890. Als door een
toeval bleven een paar kalveren gespaard, die
zich sterk vermenigvuldigden. Een kudde, af
komstig van 4 kalveren en nog eens twee op
een ander plaats, werd door het Canadeesehe
Gouvernement aangekocht toen ze ruim 600
stuks telde. De beste Cowboys hadden vijf
jaar werk om dit stelletje te vangen en over
te brengen naar Buffalo park, dat een 200
K.M. van Edmonton ligt, ongeveer 100 K.M.
in het vierkant groot is en waar de kudde zich
sinds 1914 heeft vermeerderd tot 5000 a 6000
stuks. Dat is eigenlijk te veel, zelfs voor deze
reusachtige uitgestrektheid. Tegenwoordig
worden dan ook wanneer de dieren in den
herfst naar een apart deel van het park wor
den overgebracht, waar ze dan in den winter
genoeg voedsel vinden, meteen een aantal
jongere dieren afgezonderd en in een spe
ciaal abattoir geslacht. Gemiddeld een 1000
per jaar, wat natuurlijk, daar het vleesch zeer
lekker en de huid zeer bruikbaar is, een mooie
bron van inkomsten voor het park oplevert.
Maar dank zij al deze maatregelen heb ik
nog een groot stuk prairie kunnen zien, zóó
als het 100 en 1000 jaar geleden ook was. Heu
velachtig parklandschap, met overal de brui
ne groepen Bisons. Toch hebben we vier uur
rondgereden dwars door en over alles heen,
tot we eindelijk de groote kudde vonden en
voor de lens van de filmcamera konden bren
gen. En we hebben de reuzen-herten gezien
en gefilmd, afstekend tegen den helverlichte
prairiehorizont. Het was weer een mooie dag!
Maar rondom het park is ook rijkdom, rijkdom
van graanland, even verder ligtden Haag.
hier Haque genoemd.
Ook alweer Hollandsehe kolonisten, en zoo
zullen wij er straks nog meer vinden.
VAN DER SLEEN.
Ons land wenscht zijn standpunt
inzake buitenlandsch beleid
te handhaven.
De Jamboree.
Nog geen eenstemmigheid in de leiding der
N. P. V.
Onze Haagsche correspondent meldt;
Naar ons ter oore komt is men het bij de
leiding van de N. P. V. onderling nog niet ge
heel en al eens over wat er thans ten opzich
te van de Jamboree kan en moet gebeuren.
Dientengevolge kan minister Slotemaker de
Bruine nog geen beslissing nemen omtrent al
dan niet verleening van regeeringssubsidie,
maar zoodra men hem afdoende uitsluitsel
verstrekt zal hebben, zal zijn besluit, onmid
dellijk daarop, vallen.
PROF. IR. W. K. BEHRENS OVERLEDEN.
DELFT, 1 Februari. In den ouderdom van
78 jaar is Zaterdag te Delft overleden prof. ir.
W. K. Behrens, oud-hoogleeraar in de water
bouwkunde aan de Technische Hoogeschool.
De begrafenis zal plaats hebben op Woensdag
a.s. te half twaalf op de algemeene begraaf
plaats Jaffa.
MARYSE BASTEE OP DEN TERUGTOCHT
NAAR FRANKRIJK.
BUENOS AIRES, 1 Februari (A.N.P.)
De Fransche aviatrice Maryse Bastie, die on
langs een nieuw record gevestigd heeft op
haar vlucht over het zuidelijke deel van den
Atlantischen Oceaan, is gisteravond van
Buenos Aires vertrokken naar Rio de Janeiro,
als eerste étappe op haar retourvlucht naar
Frankrijk.
Onze Haagsche correspondent meldt ons;
Naar aanleiding van de verklaring door het
Duitsche staatshoofd in zijn jongste Rijks
dagrede met betrekking tot de door Duitsch-
land te erkennen en te garandeeren onaan
tastbaarheid en neutraliteit van België's en
Nederland's grondgebied kunnen wij er op
wijzen, dat men in Den Haag niets van bij-
zonderen aard weet en evenmin iets nieuws.
Men acht het immers natuurlijk, dat
Duitschland de intégriteit van het Neder-
landsch grondgebied zal eerbiedigen, hetgeen
toch de plicht van alle staten is.
Dat de Führer tevens over Nederland's neu
traliteit sprak, kan slechts aan een vergissing
van zijn kant worden toegeschreven, want
Nederland is als lid van den Volkenbond niet
neutraal. Het wenscht zijn bekend stand
punt omtrent te voeren buitenlandsch beleid
te handhaven, hetwelk hierop neer komt, dat
Nederland een zelfstandigheidspolitiek voor
staat Dat wil zeggen: een politiek waaronder
het zich niet aan eenig bijzonder bondgenoot
schap van eenzijdigen aard vastlegt en waar
onder het, geheel en al binnen het kader van
den Volkenbond en van zijn uit het Bondslid
maatschap voortvloeiende verplichtingen een
zelfstandige gedragslijn op internationaal ge
bied zal blijven volgen.
DINSDAG 2 FE BR'. 1937
Jan Pietersz. Coen herdacht.
Militaire patrouille door
lawine bedolven.
Vermoedelijk 23 slachtoffers.
PARIJS, 1 Februari. (iHavas-A.NP.) Het
dagblad „Excelsior" publiceert een bericht,
waarin wordt, gemeld, dat een patrouille, be
staande uit 2;3 manschappen van het tweede
regiment Alpen troepen, door'een lawine be
dolven is bij Dromero in de Macra-vallei. Het
ongeluk geschiedde, toen de mannen met
militaire oefeningen bezig waren. Na ver
scheidene uren zoeken heeft men verschil
lende lijken kunnen bergen.,Men vreest, dat
niet een der mannen er het leven zal af
brengen
Leening Provincie Noord-
Holland.
Twee nieuwe leeningen van 3 en Zlh%.
Op 4 Februari a.s. zal de inschrijving a
pari openstaan op '113% pet.- 32-jarige obligatie
leening, groot f 14.369,000 en 3 pet. 10-jiarige
obligatieleening, groot f 8,635.000 (beide van
de provincie Noord-Hollandvan welke laat
ste 1-eening reeds f 4.200.000 obligation op in-
schrijvingsvoorwaarden zijn geplaatst.
De stukken zijn f 1000 groot.
Aan houders van de per 5 Maart 1937 af
losbaar gestelde 4 pet. Obligatiën der provin
cie Noord-Holland der leeningen 1908, 1912,
1914, 1916, 1930 en 1931 wordt bij deze in
schrijving een recht van voorkeur toegekend
op de f 14.369,000,3V2 pet. Obligatiën.
Plechtigheid te Hoorn.
Dr. H. Colijn houdt een rede.
In tegenwoordigheid van vele autoriteiten
is te Hoorn op plechtige wijze de 350e geboor
tedag van Jan Pieterszoon Coen in zijn ge
boortestad Hoorn herdacht.
Om kwart over twaalf ving Maandag in de
groote kerk de plechtige herdenking aan.
Ter inleiding speelde de organist van de
groote kerk, de heer G. J. Haalebos, de Marche
Solemnelle, vain A. Mailly.
Hierna hield de burgemeester van Hoorn, de
heer mr. H. C. Leemhorst, een korte openings
rede. -
Herdenkingsrede dr. H. Colijn.
Vervolgens betrad de minister-president
dr. H. Colijn het spreekgestoelte voor het
houden van een herdenkingsrede, getiteld:
„Dispereert niet
Spr. begon met op te merken, dat de vijftig
tot zestig jaren, die, in ongeveer gelijke dee-
len, gegroepeerd liggen ter weerszijden van
den overgang van de 16e naar de 17e eeuw,
in onze rijke volkshistorie de belangrijkste
zijn te achten.
In het laatste kwart der 16de eeuw vol
trekt zich weliswaar een nog altijd betreurde
scheiding tusschen noordelijke en zuidelijke
Nederlanden op zoodanige wijze, dat de ge-
deeldheid de eeuwen verduurd heeft, maar te
gelijk zien we in dien tijd het architectonisch
ietwat zonderling uitziende, doch in den grond
vrij hecht gebleken gebouw van de republiek
der noordelijke zeven provinciën tot stand
komen. Een bouwwerk, dat twee eeuwen la
ter bovengrondsch wel ineenstortte, maar op
welks fundamenten weldra de moderne Ne-
derlandsehe staat verrees. Die fundamenten
voor ons onafhankelijk volksbestaan zijn ge
legd in het laatste vierde deel van de 16de
eeuw, en daaraan paart zich dan dit bijna
ongelooflijk verschijnsel, dat deze pasgeboren,
weinig volkrijke staat door den onbegrens-
den ondernemingsgeest van een deel zijner
bewoners in den loop van het eerste vierde der
17de eeuw, dus een goede kwarteeuw na eigen
geboorte, er in slaagt den grondslag te leggen,
voor de stichting van een groot koloniaal rijk,
dat, na ruim drie eeuwen, naar de grootte
gerekend nog de derde en naar economische
beteekenis geoordeeld, zelfs nog de tweede
plaats onder de koloniale wereldgebieden
inneemt.
Spr. bracht hierna de voornaamste feiten
uit Coen's loopbaan in herinnering.
Het werk van de grooten uit onzen bloeitijd!
dwingt het nageslacht tot dankbare erkente
lijkheid. Ze waren talrijk die bouwers van
„Grooter Nederland".
Zij allen dienden het vaderland met eere,
bouwden aan zijn roem en grootheid, maar
van die allen verdient Coen toch de eereplaats,
wijl hij eens voor al de grondslagen legde van
ons Aziatisch rijk en daarmee de welvaart en
de plaats onder de volken van het huidig
Nederland. Groot en forsch is de figuur die
voor ons oprijst indien we op de daden letten
van den man, die op 42-jarigen leeftijd van
de aarde scheiden moest en toen een taak had
volbracht die, door haar omvang en haar
beteekenis, ons met verbazing vervult.
Maar niet daarop alleen rust zijn faam. Een
„Ziener" mag men hem zelfs noemen als hij
pleit voor ruimere deelneming van het Neder-
landsche volk aan den opbouw van het Indi
sche Rijk. Kind van zijn tijd kan hij zich wel
niet ten volle bevrijden uit de omklemming
van den monopoliegeest zijner dagen, maar
hij uit toch gedachten, die men ruim twee
eeuwen later onder andere omstandigheden
en in verbeterden vorm zal gaan toepassen.
JEUGDIGE SLACHTOFFERS VAN HET IJS
GEVONDEN.
De lijkjes van de twee kinderen van de
familie Van Orsouw, uit Oyen, die door het ijs
van den Hemelrijkschen Waard waren gezakt,
zijn gevonden.
HAARLEMSCHE SLAGERSKNECHT TE
WINSCHOTEN AANGEHOUDEN.
De politie van Winschoten heeft aldaar aan
gehouden op verzoek van de Haarlemsche Po
litie een 18-jarige knecht verdacht van ver
duistering van 82.80 ten nadeele van zijn
patroon. Van het verduisterde geld had hij
nog 10 over die in beslag genomen werden,
voor de rest had hij kleedingstukken gekocht.
De jongeman is naar Haarlem overgebracht.
BURGERLIJKE STAND
De kerk gaat uit in Neerlandia.
HAARLEM, 1 Februari.
Bevallen 28 Januari: A. M. Westerman
Molenkamp, z.; 29 Januari: M. G. van Tering
Tuinder, d.; 30 Januari: E. J. H. H. Warmer
dam—Dubois, z.; T. A. Panholzerv. Geilswijk,
d.; M. C. van LeeuwenHansen, z.; E. Henge-
veld—Doornhof, z.; 1 Februari: A. Braak—
Geeven, z.; E. M. DienaarKruining, d.; F. W.
KossenKeuker, d.; A. C. Vogelv. d. Els-
hout, d.
Overleden 29 Januari: P. Lemaire—v. Mou-
rik, 78 j., Kamperlaan; 30 Januari: N. Scheen
■Sachteleben, 52 j., Gasthuisvest; 31 Januari:
K. Kan—Mok, 73 j., Kruisweg; p. Haaxman,
82 j., Verspronckweg; R. J. Koning—ter Wol
beek, 53 j., Hazepaterslaan; J. Schaper, 60 j.,
Hazepaterslaan.
Hendriekje Stoffels door Ro
van Oven. Nederl. Keur
boekerij, A'dam.
Onder de Rembrandt-romantiek, in de laat
ste jaren in boekvorm verschenen neemt dit
werk van Mevr. Ro van Oven geen onwaar
dige plaats in. Het stemt reeds daarom sym
pathiek, omdat zij, haar verhaal doende
spelen in de intieme levenssfeer van een groot
artist, toch den juisten afstand weet te be
waren en zich niet tot die gemeenzaamheid
laat verleiden, waardoor het snuffelen in de
levensbijzonderheden van Rembrandt, door
een auteur als Ashton en diergelijken, een
directen weerzin te weeg brengt.
En dan is er het andere, dat in dezen roman
niet Rembrandt, doch Hendrickje Stoffels de
hoofdpersoon is, wier wezen mevr. Van Oven
heeft trachten te peilen, wier leven in Rem
brandt's woning zij tracht te belichten en
dat met zulke kennelijke sympathie voor de
Ransdorpsche schoone, met zooveel vrouwe
lijk medegevoel voor Hendrickje's moeilijke
en delicate positie in het huis van den Mees
ter, dat al daardoor alleen haar roman een
fijnen kant gekregen heeft die te waardeeren
valt.
J ©ij alle onregelmatigheid die er in Rem
brandt's leven, na Saskia's dood, moge ge
komen zijn, staat het vast dat Hendrickje
daarin een invloed ten goede heeft uitge
oefend, dat zij voor den kleinen Titus aan
vankelijk een moederlijk speelkamaraad, later
een steun en echte moeder is geweest.
Hendrickje was als achttienjarig meisje in
dienst gekomen en had in het begin meer oog
voor den kleinen knaap dan voor zijn vader
gehad. Hoe zich dat wijzigt, althans hoe de
schrijfster zich voorstelt dat zich dat wijzigde
en ontwikkelde, wordt ons in psychologisch
aanvaardbare en voor Hendrickje slechts lo
vende wijze voorgesteld. Tot haar dood volgt
de schrijfster haar levensgang met alle be
zwaarlijkheden, die haar positie in het huis
van den kunstenaar meebracht. Zij blijft
voortdurend' het lichtende punt in de duis
ternis, die soms Rembrandt's „verwarde za
ken" omgeeft, zij blijft vooral de vrouw die,
in groote liefde en vereering voor den kunste
naar, naast hem leeft en met haar zuiver ver
stand 'begrijpt dat dit naast ook vóór en mèt
hem beduidt. Zij effaceert zich, ook als zij
reeds moeder van zijn kind is.
Een auteur heeft het recht zich een be
paalde figuur, waaromtrent de historische ge
gevens niet geheel compleet het zieleleven
bloot leggen, zoodanig te denken als hem dat
gewenscht voorkomt of hij het initiatief ver
moedt. Hij zal dan alleen hebben te waken
tegen het in conflict bomen met wat histo
risch vast staat. De romancière van Hen
drickje Stoffels heeft zich daartegen gewa
pend door van zeer veel Rembrandt-littera-
tuur kennis te nemen en door wat voor
haar bedrijf licht nog belangrijker was de
schilderijen van Rembrandt, die met Hen
drickje in verband kunnen worden gebracht,
te bestudeeren. Zoo kon zij voor haar heldin
weibeslagen op het ijs komen en is zij er in
geslaagd een levendig en interessant beeld
van Hendrickje te geven en haar een om
geving te schilderen, die als een weldoordacht
décor rondom de huiselijke tafreelen van het
Rembrandt-gezin is opgesteld. Zij heeft daar
bij misschien niet die meer losse fantasie van
Hendrik van Loon's Rembrandt, maar ze laat
misschien, juist door die schuchterheid voor
een eersten grooten arbeid meer nog den
Indruk na van nauwgezet overwegen.
Zoo heeft mevr. Van Oven, om maar iets
te noemen, al een aardige bijfiguur hunnen
teekenen als Philips Koni'nck, één van Rem
brandt's leerlingen, en daarbij gebruik kun
nen maken van een dissertatie van H. Gerson
over dien schilder in het vorige jaar ver
schenen. Zij is dus wel up to date bijgewerkt
wat het historische betreft. En zij maakt er
een aardig gebruik van. Men leze maar eens
die wandeling, die de jonge Hendrickje met
den kleinen Titus maakt om den sinjeur
Philips Koninck een boodschap van haar heer
Rembrandt over te brengen.
En ook minder algemeen bekende bronnen
raadpleegde de schrijfster, als bijvoorbeeld
artikelen (van A. M. Vaz Dias) in het weekblad
De Vrijdagavond over Rembrandt's Joodsche
buren. Daar hebben wij denkelijk de kennis
making met de Pinto's aan te danken en wij
willen ook om een goed staal van de ver
teltrant van de schrijfster te toonen uit
die periode een fragment lichten.
„Pas kort geleden had Senor Pinto het huis
naast den schilder Rembrandt gekocht en
hoewel Senora Pinto het beneden haar waar
digheid zou hebben geacht, met dat vreemd
soortige kunstenaarsvolk omgang te hebben,
zoo ging haar moederlijk hart uit naar Titus,
den kleinen jongen, met wien ze innig mede
lijden had.
„Daniël" had ze menigmaal tot haar echt
genoot gezegd, „Daniël, we wonen hier nu een
maal, we kunnen niet anders, maar al die
schilders hier in de buurt, 't is toch feitelijk
raar volk. Kijk nu eens naar onzen buurman.
Die ziet nergens naar om, laat alles over aan
dat vrouwmensch, die tromp ettersweduwe. Dat
is geen geen omgeving voor een klein kind:
een vader die altijd aan andere dingen d'enkt,
een minnemoer van wie rare praatjes rond
gaan
„Hebben jelui >dan nooit andere zorgen aan
je hoofd dan kwaad te spreken van je mede-
mensohen? Dat past niet, Abigail, voor een
vrouw uit onzen stand" kwam Daniël dlan
tusschen beiden en schudde afkeurend het
hoofd over Abigail's onbezonnenheid.
„Kwaadspreken, hoe komt ge erbij? 't Is de
zuivere waarheid, Daniël! Hebt ge me ooit op
een leugen betrapt? Gij zult niet liegen, staat
er in de Torah! Hoe ziet het kind er altijd
uit! Bleekjes en witjes, met slecht gekuischte
kleertjes, 't Is wel wat beter geworden, sinds
dat jonge deerntje er in huis is gekomen. Och
ja, jeugd hoort bij jeugd"
Maar nooit zou Senora Pinto vergeten een
suikerkoekje of wat kapittelstokjes bij zich te
steken, als ze ter markt ging, om het buur
jongetje te vertroetelen, mocht ze 't bij geval
ontmoeten.
Titus liep haar dan ook snel tegemoet, nij
was bijster gesteld op de buurjoffer die altijd
een vriendelijk woord en een snoeperij voor
hem had." Hendrickje was minder te spreken
over de hoovaaröige koopmansvrouw, die haar
genadig, uit de hoogte, toeknikte.
„Wat had ze zoo aanhalig te zijn tegen het
kind. Ze was toch maar een Jodin, een onge
doopte, ze zou schade berokkenen aan zijn
zieltje" dacht ze in zich zelf. „Sinjeur Rem
brandt heeft wel gezegd dat Senora Pinto
het goed meent met Titus, maar toch
En ze riep. Titus toe, dat hij nu met haar
moest meegaan, 't werd veel te laat en 't was
nog ver naar 't Goudleerhuis.
Titus kwam, de handjes vol suikergoed, naar
haar toeloopen en Senora Pinto vervolgde
statig haar weg, al ergerde haar de vrijpostig
heid der maarte, die 't gewaagd had Titus te
roepen terwijl 't kind toch duidelijk getoond
had hoezeer hij op de vriendelijke buurvrouw
was gesteld. En ze vergat dat kapittelstokjes
en suikerkoekjes een tractatie waren, die
Titus niet lederen dag zoo van ganscher harte
werd gegeven".
De sympathieke kijk op het geval ïfcm-
brandt-Hendrickje, door deze auteur getoond,
hebben haar een prettig-onderhoudend en
vooral een zeer menschelijk boek doen
schrijven.
J. H. DE BOIS,