NAAR NEERLANDIA. De onaantastbaarheid van Nederlands grondgebied. LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN De Ned. Herv. Kolonie benoorden Edmonton. Na onzen dag van gevangenschap door re gen en wind in de tiepie van Buckskin Pete, haalde een morgenzonnetje ons vroeg uit de veeren. De rivier was gestegen, de stroom dus nog wat sterker en vol moed staken we om half negen van wal. Met dezen stroom, zei Pe ter, ben je in drie uur in Port Assiniboine. Wij hebben er zes en een half uur over gedaan, vrijwel aan één stuk door roeiende, twee keer hebben we nog gehorlepiapt, over de grind- banken gehobbeld, twee keer sloeg het water nog over de schouders van mijn voorman. Zes heele menschen hebben we gezien in dit stuk rivier, dat toch al in de bewoonde wereld heet te liggen. Om drie uur maakte ik vast bij de veerpont van Assiniboine op 20 mijl van Barr- Huis van een boer te Neerlandia-Alberta. head, dat op zijn beurt weer 14 mijl verwijderd ligt van Neerlandia, een der meest Holland- sche nederzettingen in heel Canada. Daar heeft een groep Nederlanders allen tezamen de hand gelegd op zoo'n vierkant stuk park- land, zooals het hier heet, op voorwaarde dat daar alleen Hollanders zouden komeii. Thans wonen er 75 gezinnen, en komen 's Zondags 250 a 300 man in het kerkje bijeen. Maar zoo ver waren we nog niet. Om 4 uur was alles uitgepakt, de boot uit elkaar genomen en in gepakt (geen krasje te zien op de bootshuid! Bravo Berger!) eneen auto gevonden die ons even naar Neerlandia zou brengen. Vier endertig mijl, een kleine 60 KM., twee uur rij den! Jawel, maar als je het glijdende moet doen. Zoo'n modderpoel heb ik nog nooit eer der weg hooren noemen! Ik zai u het verhaal van spade en slipkettingen maar besparen, u alleen melden, dat wij om 4 uur vertrokken en om half tien aankwamen achter op het erf van een wildvreemden Hollandschen kolonist. Ik kende zijn naam door het Algemeen Ne- derlandseh Verbond, dat tracht ook deze Ca- nadeesche Hollanders voor het stamverbond te behouden. Maar dat was genoeg. Alleraardigst zijn we daar ontvangen en het kostte moeite het echtpaar te overtuigen, dat zij ons niet hun eigen slaapkamer mochten afstaan, maar wij veel liever in onze eigen tentjes hier of daar in de klaverwei gingen slapen. In een echte Hollandsehe klaverwei, met mooie witte klaver! Want je ziet hier wel heel wat anders dan op een Hollandsehe boerderij in Neder land. Hier staan 15 koeien en een stuk of acht paarden. Maar de volgende klaverwei is Al falfa, luzerneklaver, die ze bij ons gemalen zonneschijn noemen, om het hooge vitamine gehalte. Even verder staat de haver. Mijn gast heer verdwijnt er in tot aan zijn schouders en het veld rekt naar den horizont. Hier en daar staat de witte honigklaver er nog boven uit, die hier ook veel als wisselgewas gezaaid wordt en evenals de luzerne een uitstekend krachtvoer oplevert. Want krachtvoer in den vorm van lijnkoeken en dergelijke heeft de Canadeesehe boer niet en brengt het toch tot 30 Liter melk per dag, al is dat misschien een uitzondering. De melk wordt niet als zoodanig verkocht. De room wordt afgeslingerd en twee maal per week naar de stad gezonden, de on- dermelk gaat naar de koeien en varkens. Var kens houdt iedere boer, zooveel hij wil en slacht wanneer hij zin heeft. Wat een ideaal land, niet? En als je zoo eens met de menschen praat na kerktijd en eens hoort, wat de winterpro visie voor een flink gezin is met zes volwassen kinderen, die alle hard meewerken voor den kost en voor de baat. Wat vooral opvalt is steeds weer, dat alles zoo in het groot gaat. Groote velden met één gewas, zaaien, maaien, oogsten, alles met groote machines, vaak door vijf paarden getrokken. Elke zoon of dochter een rijpaard, een geweer, enruimte om dat alles te gebruiken. In verloren hoekjes op het land groeit hout genoeg om den heelen win ter ferm te stoken; onze gastheer had boven dien een kolenmijntje op eigen terrein, een meter of zes onder den grond. En zou er nog eens gebrek aan. brandstof zijn, het hout heeft hier geen waarde. Overal in de vrije bosschen ligt het voor het weghalen. Als je een mooi kampplaatsje hebt gevonden op jacht, hak je een spar van 20 M. hoog om, om wat dennetak- ken te kriigen, waarmee de vloer van de hut belegd wordt. Volgend jaar is dat dan weer makkelijk brandhout. Het „we leven vrij, we leven blij", lijkt wel nergens zóó op te gaan als op de boerderij in Canada. Natuurlijk zijn er ook zorgen; groote droogte, nattigheid of te vroege vorst kunnen den oogst doen mis lukken, maar te eten hebben ze allemaal en goed ook en meestal schiet er nog genoeg over om de landrente te betalen, het huis te verbe teren, nieuwe gereedschappen te koopen en vrouw en dochters in de fijne bullen te zetten. Want de Hollandsehe boerendochters in Cana da kleeden zich net zooals u en de uwen. Per manent Wave, hoedje scheef, zijden kousen, lichte zomermantel. Zoo van een modeplaatje weggeloopen. Ik heb ze zelfs met geschoren v/enkbrauwen gezien in het kerkje in Neerlan dia, waar Zondagmiddag een 250 gemeente leden bijeen waren, ze kwamen van heinde en ver, per auto, per buggy oftewel open dogcar, per „democrate" zooals ze een open boeren wagen hier noemen. Twee stoelen voorin, voor den baas en zijn vrouw en de kinders staand er achter. Twee flinke paardjes er voor en zoo maar door de modder heen, die een voet dik op alle wegen lag. Maar ze kwamen. En ze komen eiken Zondag, meest twee keer, om naar het woord van Dr. van der Woude te luisteren. Ze maken een praatje na, gaan eens met familie of vrienden mee naar huis. De Zondag is aan Godsdienst en gezin gewijd. En voor den winkel komen ze nóg wel eens in den loop van de week. Die blijft 's Zondags geslo ten, anders dus als op onze boerendorpen vaak nog het geval is, waar Zondag na kerktijd zoo'n mooie gelegenheid is voor de ver afwo- nenden om inkoopen te doen. Dat is allemaal in orde in Neerlandia. De winkel ook, die is coöperatief en dat geeft natuurlijk veel ge mak en een groote besparing. Twee keer in de week rijdt een groote vrachtauto naar de stad. dat is naar Ed monton voor de room en wat groenten en vruchten en vrachtgoed. Het graan en even tueel hooi en zoo, wordt meest 's winters per slede naar het naastbijgelegen spoorstation Barrhead gebracht. Dan is het vervoer langs den weg het zekerst, het makkelijkst en het goedkoopst. De onverharde zandwegen, die elke regenbui in een reeks modderpoelen herschept, zijn dan meest stijf bevroren en meest met eenige voeten sneeuw bedekt. Dat wordt door velen wel als een bezwaar ge voeld, de lange en zeer strenge winter. In het gemengde bedrijf gaat het nog het best. Daar is 's winters in den stal nog heel wat werk met veevoeren en melken enz. En de vrouw heeft meestal wel voor genoeg in maak gezorgd, om den winter wat eten be treft, makkelijk door te komen. Want al werken de vrouwen hier niet op het land, omdat er zooveel van het werk machinaal gebeurt, daarom zitten ze toch nog niet stil. Ze maken hun eigen brood, eigen jam, eigen koekjes, als die er zijn moeten. Ook eigen worst, eigen rookvleesch zelfs. En allemaal even lekker hoor, dat weet ik ibij ondervin ding, dank zij de gastvrijheid van de familie Ingeversen. Èen ding vind ik jammer! En dat is, dat. er; geen plaats oneer is in Neer landia. Nog wel is niet alle land bebouwd, hier en daar ligt nog een hoekje maar dat wordt heel verstandig, gereserveerd voor het jongere geslacht, waarvan sommigen al niet eens meer tevreden zijn met zoo'n hoekje, maar liever uitzwermen, het Noorden in, naar de Peace-river-country. Daar is nog ruimte genoeg, zitten nog slechts een paar beginnelingen; het klimaat schijnt er door de nabijheid van de bergen nog weer een tikje beter te zijn, de grond goed, dus vooruit maar weer! En zoo gaat het hier al geruimen tijd. Naast de eigenlijke prairie, die in hoofdzaak voor graanlandbouw op zeer groote schaal gebruikt wordt, ligt hier het zoogenaamde parkland, boschjes afwisselend met natuur lijke stukjes weiland, waar heel wat wild hooi verzameld kan worden. Ideaal terrein voor de gemengde boerderij. Edmonton was het uitgangspunt; in 1901 was het een stad je van 2500 inwoners, meest levende in ver band met den pelshandel der Hudson Bay Company. Er is wat mijnbouw, o.a. steenkool. Een groote vlucht nam de stad echter eerst toen de kolonisten het parkland rondom be gonnen te ontginnen. In 1911 waren er 25000 inwoners tienmaal zooveel. Nu zijn er een dikke 100.000, een stad als Haarlem dus, maar er zijn maar een stuk of tien huizen van meer dan .een verdieping. Verder heel veel houtbouw en alles ingericht op de pro vincie, op landbouw en veeteelt dus. Wij trokken ook van Neerlandia naar Edmonton. Eerst nog wat filmen van het boerenbedrijf, dan om 1 uur weg, vier uur aan. Jade mensch wikt. 's Morgens stortregen en motregen en mist. Niets te doen op fotografisch gebied. En 's middags. De auto was niet nieuw en daardoor hadden we driemaal onderweg een lekke band! Maar dat we, om 1 uur vertrok ken, 's nachts om half twaalf pas aankwa men, dit lag toch wel voor verreweg het grootste gedeelte aan den weg. Over de eer ste zes mijl deden wij anderhalf uur. Met slipkettingen hoor. Alle voorzorgsmaatrege len waren genomen. Maar ik heb ook zelden zóó in de modder gezeten. Ondertusschen overal waar je keek, hetzelf- 'de beeld, kleine boerderijen, landbouw en vee teelt, 150 K.M. lang. En dat heele prairie- en parklandschap zou in boerderijen omgezet zijn, als hier ook niet een paar groote stuk ken waren afgescheiden voor Nationaalpark, voor natuurmonument. Dit was vooral wen- schelijk, omdat met de prairie ook twee zeer interessante dieren op het punt stonden te verdwijnen, n.l. de wapiti of te wel het reuzen- hert en de Amerikaansche Bison. Terwijl de prairie, toen de blanken voor het eerst naar het Westen kwamen, millioenen van deze die ren herbergde, die sinds vele eeuwen de In dianen hadden gevoed, zag de blanke kans in 20 jaar tijd dit kolossale wild vrijwel geheel uit te roeien, n.l. van 18701890. Als door een toeval bleven een paar kalveren gespaard, die zich sterk vermenigvuldigden. Een kudde, af komstig van 4 kalveren en nog eens twee op een ander plaats, werd door het Canadeesehe Gouvernement aangekocht toen ze ruim 600 stuks telde. De beste Cowboys hadden vijf jaar werk om dit stelletje te vangen en over te brengen naar Buffalo park, dat een 200 K.M. van Edmonton ligt, ongeveer 100 K.M. in het vierkant groot is en waar de kudde zich sinds 1914 heeft vermeerderd tot 5000 a 6000 stuks. Dat is eigenlijk te veel, zelfs voor deze reusachtige uitgestrektheid. Tegenwoordig worden dan ook wanneer de dieren in den herfst naar een apart deel van het park wor den overgebracht, waar ze dan in den winter genoeg voedsel vinden, meteen een aantal jongere dieren afgezonderd en in een spe ciaal abattoir geslacht. Gemiddeld een 1000 per jaar, wat natuurlijk, daar het vleesch zeer lekker en de huid zeer bruikbaar is, een mooie bron van inkomsten voor het park oplevert. Maar dank zij al deze maatregelen heb ik nog een groot stuk prairie kunnen zien, zóó als het 100 en 1000 jaar geleden ook was. Heu velachtig parklandschap, met overal de brui ne groepen Bisons. Toch hebben we vier uur rondgereden dwars door en over alles heen, tot we eindelijk de groote kudde vonden en voor de lens van de filmcamera konden bren gen. En we hebben de reuzen-herten gezien en gefilmd, afstekend tegen den helverlichte prairiehorizont. Het was weer een mooie dag! Maar rondom het park is ook rijkdom, rijkdom van graanland, even verder ligtden Haag. hier Haque genoemd. Ook alweer Hollandsehe kolonisten, en zoo zullen wij er straks nog meer vinden. VAN DER SLEEN. Ons land wenscht zijn standpunt inzake buitenlandsch beleid te handhaven. De Jamboree. Nog geen eenstemmigheid in de leiding der N. P. V. Onze Haagsche correspondent meldt; Naar ons ter oore komt is men het bij de leiding van de N. P. V. onderling nog niet ge heel en al eens over wat er thans ten opzich te van de Jamboree kan en moet gebeuren. Dientengevolge kan minister Slotemaker de Bruine nog geen beslissing nemen omtrent al dan niet verleening van regeeringssubsidie, maar zoodra men hem afdoende uitsluitsel verstrekt zal hebben, zal zijn besluit, onmid dellijk daarop, vallen. PROF. IR. W. K. BEHRENS OVERLEDEN. DELFT, 1 Februari. In den ouderdom van 78 jaar is Zaterdag te Delft overleden prof. ir. W. K. Behrens, oud-hoogleeraar in de water bouwkunde aan de Technische Hoogeschool. De begrafenis zal plaats hebben op Woensdag a.s. te half twaalf op de algemeene begraaf plaats Jaffa. MARYSE BASTEE OP DEN TERUGTOCHT NAAR FRANKRIJK. BUENOS AIRES, 1 Februari (A.N.P.) De Fransche aviatrice Maryse Bastie, die on langs een nieuw record gevestigd heeft op haar vlucht over het zuidelijke deel van den Atlantischen Oceaan, is gisteravond van Buenos Aires vertrokken naar Rio de Janeiro, als eerste étappe op haar retourvlucht naar Frankrijk. Onze Haagsche correspondent meldt ons; Naar aanleiding van de verklaring door het Duitsche staatshoofd in zijn jongste Rijks dagrede met betrekking tot de door Duitsch- land te erkennen en te garandeeren onaan tastbaarheid en neutraliteit van België's en Nederland's grondgebied kunnen wij er op wijzen, dat men in Den Haag niets van bij- zonderen aard weet en evenmin iets nieuws. Men acht het immers natuurlijk, dat Duitschland de intégriteit van het Neder- landsch grondgebied zal eerbiedigen, hetgeen toch de plicht van alle staten is. Dat de Führer tevens over Nederland's neu traliteit sprak, kan slechts aan een vergissing van zijn kant worden toegeschreven, want Nederland is als lid van den Volkenbond niet neutraal. Het wenscht zijn bekend stand punt omtrent te voeren buitenlandsch beleid te handhaven, hetwelk hierop neer komt, dat Nederland een zelfstandigheidspolitiek voor staat Dat wil zeggen: een politiek waaronder het zich niet aan eenig bijzonder bondgenoot schap van eenzijdigen aard vastlegt en waar onder het, geheel en al binnen het kader van den Volkenbond en van zijn uit het Bondslid maatschap voortvloeiende verplichtingen een zelfstandige gedragslijn op internationaal ge bied zal blijven volgen. DINSDAG 2 FE BR'. 1937 Jan Pietersz. Coen herdacht. Militaire patrouille door lawine bedolven. Vermoedelijk 23 slachtoffers. PARIJS, 1 Februari. (iHavas-A.NP.) Het dagblad „Excelsior" publiceert een bericht, waarin wordt, gemeld, dat een patrouille, be staande uit 2;3 manschappen van het tweede regiment Alpen troepen, door'een lawine be dolven is bij Dromero in de Macra-vallei. Het ongeluk geschiedde, toen de mannen met militaire oefeningen bezig waren. Na ver scheidene uren zoeken heeft men verschil lende lijken kunnen bergen.,Men vreest, dat niet een der mannen er het leven zal af brengen Leening Provincie Noord- Holland. Twee nieuwe leeningen van 3 en Zlh%. Op 4 Februari a.s. zal de inschrijving a pari openstaan op '113% pet.- 32-jarige obligatie leening, groot f 14.369,000 en 3 pet. 10-jiarige obligatieleening, groot f 8,635.000 (beide van de provincie Noord-Hollandvan welke laat ste 1-eening reeds f 4.200.000 obligation op in- schrijvingsvoorwaarden zijn geplaatst. De stukken zijn f 1000 groot. Aan houders van de per 5 Maart 1937 af losbaar gestelde 4 pet. Obligatiën der provin cie Noord-Holland der leeningen 1908, 1912, 1914, 1916, 1930 en 1931 wordt bij deze in schrijving een recht van voorkeur toegekend op de f 14.369,000,3V2 pet. Obligatiën. Plechtigheid te Hoorn. Dr. H. Colijn houdt een rede. In tegenwoordigheid van vele autoriteiten is te Hoorn op plechtige wijze de 350e geboor tedag van Jan Pieterszoon Coen in zijn ge boortestad Hoorn herdacht. Om kwart over twaalf ving Maandag in de groote kerk de plechtige herdenking aan. Ter inleiding speelde de organist van de groote kerk, de heer G. J. Haalebos, de Marche Solemnelle, vain A. Mailly. Hierna hield de burgemeester van Hoorn, de heer mr. H. C. Leemhorst, een korte openings rede. - Herdenkingsrede dr. H. Colijn. Vervolgens betrad de minister-president dr. H. Colijn het spreekgestoelte voor het houden van een herdenkingsrede, getiteld: „Dispereert niet Spr. begon met op te merken, dat de vijftig tot zestig jaren, die, in ongeveer gelijke dee- len, gegroepeerd liggen ter weerszijden van den overgang van de 16e naar de 17e eeuw, in onze rijke volkshistorie de belangrijkste zijn te achten. In het laatste kwart der 16de eeuw vol trekt zich weliswaar een nog altijd betreurde scheiding tusschen noordelijke en zuidelijke Nederlanden op zoodanige wijze, dat de ge- deeldheid de eeuwen verduurd heeft, maar te gelijk zien we in dien tijd het architectonisch ietwat zonderling uitziende, doch in den grond vrij hecht gebleken gebouw van de republiek der noordelijke zeven provinciën tot stand komen. Een bouwwerk, dat twee eeuwen la ter bovengrondsch wel ineenstortte, maar op welks fundamenten weldra de moderne Ne- derlandsehe staat verrees. Die fundamenten voor ons onafhankelijk volksbestaan zijn ge legd in het laatste vierde deel van de 16de eeuw, en daaraan paart zich dan dit bijna ongelooflijk verschijnsel, dat deze pasgeboren, weinig volkrijke staat door den onbegrens- den ondernemingsgeest van een deel zijner bewoners in den loop van het eerste vierde der 17de eeuw, dus een goede kwarteeuw na eigen geboorte, er in slaagt den grondslag te leggen, voor de stichting van een groot koloniaal rijk, dat, na ruim drie eeuwen, naar de grootte gerekend nog de derde en naar economische beteekenis geoordeeld, zelfs nog de tweede plaats onder de koloniale wereldgebieden inneemt. Spr. bracht hierna de voornaamste feiten uit Coen's loopbaan in herinnering. Het werk van de grooten uit onzen bloeitijd! dwingt het nageslacht tot dankbare erkente lijkheid. Ze waren talrijk die bouwers van „Grooter Nederland". Zij allen dienden het vaderland met eere, bouwden aan zijn roem en grootheid, maar van die allen verdient Coen toch de eereplaats, wijl hij eens voor al de grondslagen legde van ons Aziatisch rijk en daarmee de welvaart en de plaats onder de volken van het huidig Nederland. Groot en forsch is de figuur die voor ons oprijst indien we op de daden letten van den man, die op 42-jarigen leeftijd van de aarde scheiden moest en toen een taak had volbracht die, door haar omvang en haar beteekenis, ons met verbazing vervult. Maar niet daarop alleen rust zijn faam. Een „Ziener" mag men hem zelfs noemen als hij pleit voor ruimere deelneming van het Neder- landsche volk aan den opbouw van het Indi sche Rijk. Kind van zijn tijd kan hij zich wel niet ten volle bevrijden uit de omklemming van den monopoliegeest zijner dagen, maar hij uit toch gedachten, die men ruim twee eeuwen later onder andere omstandigheden en in verbeterden vorm zal gaan toepassen. JEUGDIGE SLACHTOFFERS VAN HET IJS GEVONDEN. De lijkjes van de twee kinderen van de familie Van Orsouw, uit Oyen, die door het ijs van den Hemelrijkschen Waard waren gezakt, zijn gevonden. HAARLEMSCHE SLAGERSKNECHT TE WINSCHOTEN AANGEHOUDEN. De politie van Winschoten heeft aldaar aan gehouden op verzoek van de Haarlemsche Po litie een 18-jarige knecht verdacht van ver duistering van 82.80 ten nadeele van zijn patroon. Van het verduisterde geld had hij nog 10 over die in beslag genomen werden, voor de rest had hij kleedingstukken gekocht. De jongeman is naar Haarlem overgebracht. BURGERLIJKE STAND De kerk gaat uit in Neerlandia. HAARLEM, 1 Februari. Bevallen 28 Januari: A. M. Westerman Molenkamp, z.; 29 Januari: M. G. van Tering Tuinder, d.; 30 Januari: E. J. H. H. Warmer dam—Dubois, z.; T. A. Panholzerv. Geilswijk, d.; M. C. van LeeuwenHansen, z.; E. Henge- veld—Doornhof, z.; 1 Februari: A. Braak— Geeven, z.; E. M. DienaarKruining, d.; F. W. KossenKeuker, d.; A. C. Vogelv. d. Els- hout, d. Overleden 29 Januari: P. Lemaire—v. Mou- rik, 78 j., Kamperlaan; 30 Januari: N. Scheen ■Sachteleben, 52 j., Gasthuisvest; 31 Januari: K. Kan—Mok, 73 j., Kruisweg; p. Haaxman, 82 j., Verspronckweg; R. J. Koning—ter Wol beek, 53 j., Hazepaterslaan; J. Schaper, 60 j., Hazepaterslaan. Hendriekje Stoffels door Ro van Oven. Nederl. Keur boekerij, A'dam. Onder de Rembrandt-romantiek, in de laat ste jaren in boekvorm verschenen neemt dit werk van Mevr. Ro van Oven geen onwaar dige plaats in. Het stemt reeds daarom sym pathiek, omdat zij, haar verhaal doende spelen in de intieme levenssfeer van een groot artist, toch den juisten afstand weet te be waren en zich niet tot die gemeenzaamheid laat verleiden, waardoor het snuffelen in de levensbijzonderheden van Rembrandt, door een auteur als Ashton en diergelijken, een directen weerzin te weeg brengt. En dan is er het andere, dat in dezen roman niet Rembrandt, doch Hendrickje Stoffels de hoofdpersoon is, wier wezen mevr. Van Oven heeft trachten te peilen, wier leven in Rem brandt's woning zij tracht te belichten en dat met zulke kennelijke sympathie voor de Ransdorpsche schoone, met zooveel vrouwe lijk medegevoel voor Hendrickje's moeilijke en delicate positie in het huis van den Mees ter, dat al daardoor alleen haar roman een fijnen kant gekregen heeft die te waardeeren valt. J ©ij alle onregelmatigheid die er in Rem brandt's leven, na Saskia's dood, moge ge komen zijn, staat het vast dat Hendrickje daarin een invloed ten goede heeft uitge oefend, dat zij voor den kleinen Titus aan vankelijk een moederlijk speelkamaraad, later een steun en echte moeder is geweest. Hendrickje was als achttienjarig meisje in dienst gekomen en had in het begin meer oog voor den kleinen knaap dan voor zijn vader gehad. Hoe zich dat wijzigt, althans hoe de schrijfster zich voorstelt dat zich dat wijzigde en ontwikkelde, wordt ons in psychologisch aanvaardbare en voor Hendrickje slechts lo vende wijze voorgesteld. Tot haar dood volgt de schrijfster haar levensgang met alle be zwaarlijkheden, die haar positie in het huis van den kunstenaar meebracht. Zij blijft voortdurend' het lichtende punt in de duis ternis, die soms Rembrandt's „verwarde za ken" omgeeft, zij blijft vooral de vrouw die, in groote liefde en vereering voor den kunste naar, naast hem leeft en met haar zuiver ver stand 'begrijpt dat dit naast ook vóór en mèt hem beduidt. Zij effaceert zich, ook als zij reeds moeder van zijn kind is. Een auteur heeft het recht zich een be paalde figuur, waaromtrent de historische ge gevens niet geheel compleet het zieleleven bloot leggen, zoodanig te denken als hem dat gewenscht voorkomt of hij het initiatief ver moedt. Hij zal dan alleen hebben te waken tegen het in conflict bomen met wat histo risch vast staat. De romancière van Hen drickje Stoffels heeft zich daartegen gewa pend door van zeer veel Rembrandt-littera- tuur kennis te nemen en door wat voor haar bedrijf licht nog belangrijker was de schilderijen van Rembrandt, die met Hen drickje in verband kunnen worden gebracht, te bestudeeren. Zoo kon zij voor haar heldin weibeslagen op het ijs komen en is zij er in geslaagd een levendig en interessant beeld van Hendrickje te geven en haar een om geving te schilderen, die als een weldoordacht décor rondom de huiselijke tafreelen van het Rembrandt-gezin is opgesteld. Zij heeft daar bij misschien niet die meer losse fantasie van Hendrik van Loon's Rembrandt, maar ze laat misschien, juist door die schuchterheid voor een eersten grooten arbeid meer nog den Indruk na van nauwgezet overwegen. Zoo heeft mevr. Van Oven, om maar iets te noemen, al een aardige bijfiguur hunnen teekenen als Philips Koni'nck, één van Rem brandt's leerlingen, en daarbij gebruik kun nen maken van een dissertatie van H. Gerson over dien schilder in het vorige jaar ver schenen. Zij is dus wel up to date bijgewerkt wat het historische betreft. En zij maakt er een aardig gebruik van. Men leze maar eens die wandeling, die de jonge Hendrickje met den kleinen Titus maakt om den sinjeur Philips Koninck een boodschap van haar heer Rembrandt over te brengen. En ook minder algemeen bekende bronnen raadpleegde de schrijfster, als bijvoorbeeld artikelen (van A. M. Vaz Dias) in het weekblad De Vrijdagavond over Rembrandt's Joodsche buren. Daar hebben wij denkelijk de kennis making met de Pinto's aan te danken en wij willen ook om een goed staal van de ver teltrant van de schrijfster te toonen uit die periode een fragment lichten. „Pas kort geleden had Senor Pinto het huis naast den schilder Rembrandt gekocht en hoewel Senora Pinto het beneden haar waar digheid zou hebben geacht, met dat vreemd soortige kunstenaarsvolk omgang te hebben, zoo ging haar moederlijk hart uit naar Titus, den kleinen jongen, met wien ze innig mede lijden had. „Daniël" had ze menigmaal tot haar echt genoot gezegd, „Daniël, we wonen hier nu een maal, we kunnen niet anders, maar al die schilders hier in de buurt, 't is toch feitelijk raar volk. Kijk nu eens naar onzen buurman. Die ziet nergens naar om, laat alles over aan dat vrouwmensch, die tromp ettersweduwe. Dat is geen geen omgeving voor een klein kind: een vader die altijd aan andere dingen d'enkt, een minnemoer van wie rare praatjes rond gaan „Hebben jelui >dan nooit andere zorgen aan je hoofd dan kwaad te spreken van je mede- mensohen? Dat past niet, Abigail, voor een vrouw uit onzen stand" kwam Daniël dlan tusschen beiden en schudde afkeurend het hoofd over Abigail's onbezonnenheid. „Kwaadspreken, hoe komt ge erbij? 't Is de zuivere waarheid, Daniël! Hebt ge me ooit op een leugen betrapt? Gij zult niet liegen, staat er in de Torah! Hoe ziet het kind er altijd uit! Bleekjes en witjes, met slecht gekuischte kleertjes, 't Is wel wat beter geworden, sinds dat jonge deerntje er in huis is gekomen. Och ja, jeugd hoort bij jeugd" Maar nooit zou Senora Pinto vergeten een suikerkoekje of wat kapittelstokjes bij zich te steken, als ze ter markt ging, om het buur jongetje te vertroetelen, mocht ze 't bij geval ontmoeten. Titus liep haar dan ook snel tegemoet, nij was bijster gesteld op de buurjoffer die altijd een vriendelijk woord en een snoeperij voor hem had." Hendrickje was minder te spreken over de hoovaaröige koopmansvrouw, die haar genadig, uit de hoogte, toeknikte. „Wat had ze zoo aanhalig te zijn tegen het kind. Ze was toch maar een Jodin, een onge doopte, ze zou schade berokkenen aan zijn zieltje" dacht ze in zich zelf. „Sinjeur Rem brandt heeft wel gezegd dat Senora Pinto het goed meent met Titus, maar toch En ze riep. Titus toe, dat hij nu met haar moest meegaan, 't werd veel te laat en 't was nog ver naar 't Goudleerhuis. Titus kwam, de handjes vol suikergoed, naar haar toeloopen en Senora Pinto vervolgde statig haar weg, al ergerde haar de vrijpostig heid der maarte, die 't gewaagd had Titus te roepen terwijl 't kind toch duidelijk getoond had hoezeer hij op de vriendelijke buurvrouw was gesteld. En ze vergat dat kapittelstokjes en suikerkoekjes een tractatie waren, die Titus niet lederen dag zoo van ganscher harte werd gegeven". De sympathieke kijk op het geval ïfcm- brandt-Hendrickje, door deze auteur getoond, hebben haar een prettig-onderhoudend en vooral een zeer menschelijk boek doen schrijven. J. H. DE BOIS,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 8