BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Heden schrijf ik geen briefje vooraf. Alleen herinner ik jullr* even aan het uitknippen van plaatjes, die geschikt zijn om later te kleuren. Best DUINVIOOLTJE. Je bent dus nog onverwacht naar het ijs geweest. Was het niet heel erg koud en onaangenaam om te rijden? De chocolademelk zal je goed gedaan hebben. Je kunt anders flink drinken zeg. Twee bekers achter elkaar. Je moet je moe der maar flink helpen, zoolang ze nog rust moet houden. Prettig dat het kleine zusje gezond is en goed groeit. Het beste met je moeder en m'n groeten aan haar. Dag Duin viooltje. Lief HANDWERKSTERTJE. Gefelici teerd met je ouders. Dat loopt dus al zoo'n beetje naar het zilveren feest. Van de ver huizer ij heb ik gehoord. Wat fijn dat je nu wat dichter bij je school komt te wonen. Je moeder zal, dunkt me, er wel op vooruitgaan. Als alles geïnstalleerd is, kom ik eens spoedig aanwippen. Dag Handwerkstertje. Lief ZUS JESBESCHIIIRMSTERT JE. Wat ga je nu in een mooi huls wonen, een balcon, een serre, kamers en nog eens kamers. Bo vendien is het uitzicht zoo gezellig. Met de verhuizerij moet je maar flink je handen uit steken. Je kunt altijd wel ergens mede hel pen. 'k Hoop dat je goed weer treft. Verhui zen tijdens vorst, regen of sneeuw, valt niet mee. Zie lk je Woensdag weer? Dag Zusjes- beschermstert j e. Lief JASMIJNTJE. Wil Jij zoo graag nog wat sneeuw hebben? Ik niet hoor. Laat het nu maar zoo langzamerhand wat voorjaars achtig worden. In Zeist, Driebergen en om geving staan overal de sneeuwklokjes in de tuinen. In mijn tuintje heb ik ze tot op he den nog steeds tevergeefs gezocht. Toch zijn de bolletjes ln den grond gestopt. Leuk dat je je kleine zus mocht vast houden. Doe maar voorzichtig met haar. Tot Woensdag. Dag Jasmijntje. Best TEEKENAARSTERTJE. 'k Dank je voor je teekening, sommen en schrijfwerk. Als je a.s. Woensdag flink voort maakt, komt je harlekijn af. Je moet echter zorgen op tijd te zijn. Te laat vind ik niet prettig. Tot Woensdag. Dag Teekenaarstertje. Lief SPARRETJE. Heel blij was ik met Je brief, 'k Leefde tusschen hoop en vrees. Gelukkig heb je me niet teleurgesteld. Het schaakspel heeft dus wat vacantie gekregen. Momenteel waait het hevig en mis je niet veel nu je, wegens verkoudheid, huisarrest hebt. 'k Wensch jou en je vader van harte beterschap toe. M'n leerlingetjes zijn weer zoo ongeveer beter. De laatste dagen waren allen op één na weer op school. Nogmaals het beste hoor en m'n groeten aan je ouders. Dag Sparretje. Lief KRULLEKOPJE. Neen, dat vind ik ook. Sneeuw en ijs zooals 1.1. kan men beter missen. Koning Winter had mijnheer Wind thuis moeten laten. Maar gelukkig het leed is weer geleden. Je hebt op school een vroege overgang. Natuurlijk ga je over of je moet erg slecht zijn met je werk. Door een ver zuim van 14 dagen blijf je in normale ge vallen niet zitten. Doe maar extra goed je best. Dag Krullekopje. Lief KERSTMANNETJE. Ja hoor, ik heb iets bedacht. A.s. Woensdag mag je er aan beginnen en als je dan voort maakt, kan je het om 3.30 geheel klaar mede nemen. Is dat even prettig zeg. Dus tot Woensdag. Dag Kerstmannetje. Best SNEEUWVLOKJE. De pretjes zijn niet van de lucht zeg. Je fuift tegenwoordig nog al eens. Gaat het zoo het geheele jaar door? A.s. Woensdag hoop ik je weer te zien. Je duimt maar om goed fietsweer. Misschien helpt het voor een keer. Tot Woensdag dus. Dag Sneeuwvlokje. Beste BERENMAN. Zeg vriend, wat ben je aan het teekenen geweest. Je laat me wa tertanden naar die heerlijke vruchten. Maar gelukkig, we gaan een goeden tijd tegemoet. De winter moet binnen 2 maanden ons ver laten en plaats maken voor de lente. We hou den dus maar moed. Ja de harlekijn wordt grappig. Tot ziens. Dag Berenman. Best KALFJE. Flink zoo vriend. Je hebt me dus,goed begrepen en je zal je verkeerde spelletjes laten. Daar ben ik heel blij om. Ik zie graag m'n vriendinnetjes en vrienden tot goede, flinke menschen opgroeien, 'k Begrijp dat je ouders nieuwsgierig zijn naar den har lekijn. Hij wordt grappig en 'k denk dat je hem a.s. Woensdag mede kunt nemen. Pol ly's spring in 't veld bewaar ik tot hij weer beter is. Hij mag hem dan zelf afmaken. Tot Woensdag. Dag Kalfje. Beste POLLY. Hoe of ik het wel maak5 Jongen nog steeds verkeer ik in zeer goede conditie. Ik kom alleen deze week wat slaap te kort, maar merk van dat tekort niet veel. La ter haal ik de schade wel weer eens in. Jouw leven staat dus nog steeds op vier pooten inplaats van op twee beenen. 'k Wensch je het beste hoor en hoop dat je weer gauw buiten kunt spelen en naar school kunt gaan. Dan zie ik je ook weer op de club. Dag Polly. Lief STERRETJE. Je bent een booze bol. ach neen, 'k meen een bolleboos zeg. Je kent reeds heel wat tafels, 'k Begrijp dat je blij bent, dat de erge koude over is. De harlekijn wordt met recht grappig. Als hij klaar is, dan gaan we iets moois voor het a.s. Paasoh- feest maken. Prettig dat je vader een snoer pinda's heeft ongehangen. De vogeltjes ko men er natuurlijk graag op af en doen zich dan te goed. M'n groeten aan de roodborstjes. Dag Sterretje. Best DUINSPARRETJE. 'k Geloof dat allen de harlekijn prachtig vinden. Haast in ieder briefje lees ik iets over vrind spring in 't rond. A.s. Woensdag komt hij klaar en je mag hem naar huis nemen en thuis met hem spelen. Nu komt iets moois voor de a.s. Paaschdagen aan de beurt. Het zal een heel werk worden. Maar voor een mooi groot Paaschstukje heb je wel wat moeite over. Dat weet ik zeker. Tot Woensdag. Dag Duin sparretje. Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. VOORLOOPERS VAN DEN AUTOMOBIEL. De „Molenwiekenwagen'' van een schran- dcren Italiaan en de zeilkar van Simon Stevin Als je in Amsterdam langs den Oude Zijds Achterburgwal loopt, dan moet je je wel eens verbazen over de smalheid van den weg tus schen de huizen en het water. Een beetje breede wagen vindt er ternauwernood ruimte, en passeeren is vrijwel onmogelijk. Hoe komt dat toch? Wel, de verklaring is niet moeilijk. In den ouden tijd, toen deze en an dere burgwallen gegraven werden, gebruikte men geen wagens, het vervoer van goederen ging per schuit, en de menschen gingen te voet. Vrachtwagens en rijtuigen zijn nog niet oud, ze komen eerst voor den dag, als de straatwegen gelegd zijn, en dat geschiedde pas in het laatst van de middeleeuwen. De oudste Nederlandsche straatweg is die van Utrecht naar De Bilt, en die is eerst in 1433 gelegd. Vóór dien tijd waren er alleen maar klei-, zand- en veenwegen, en die zijn een groot deel van het jaar niet te berijden. In de oudheid werden lasten door de muilezels ge dragen, en de reizigers gingen te paard. Al leen in den porlog gebruikten sommige Oos- tersche volken strijdwagens. Toen er eenmaal betere wegen waren, wer den ook al spoedig wagens gebouwd, door paarden en ossen getrokken, en nu is het merkwaardige dat bijna dadelijk de gedachte is ontstaan aan wagens zooder trekdieren, aan automobielen (letterlijk zelfbewegers) dus. Er zijn oude teekeningen bewaard geble ven van zulke wagens, maar de meeste ideeën die daarin tot uitdrukking komen, zijn niet te verwerkelijken. Eien „auto" moet na tuurlijk uitmunten door groote kracht en be trekkelijk gering gewicht, en aan die eischen kon men in die tijden, eeuwen vóór de uitvin ding van den benzinemotor, niet voldoen. Als we echter het plaatje bekijken, dat hier bij staat, dan zien we 'n constructie, die werke lijk uitvoerbaar moet zij. Zijn is van een Ita- liaanschen constructeur en dagteekent uit 't jaar 1460. Je kunt zien dat hij zich den windmolen tot voorbeeld heeft gesteld, en als hij nu de wie ken maar wat grooter had genomen, dan zou hij bij matigen wind zijn wieken wel aan 't draaien hebben gekregen door middel van zijn goed geplaatste tandraderen. Van den zeilwagen van Simon Stevin, den grooten wis- en werktuigkundige, die van 1548 tot 1620 leefde, heb je zeker al eens ge hoord. Een goede idee van Stevin: een wa gen te bouwen met breede wielen, een stel zeilen er aan te bevestigen en er dan mee langs het strand te gaan rijden. Hij heeft met zijn wagen verscheidene tochten op het Sche- veningsche strand gemaakt en herhaaldelijk heeft Prins Maurits, die van Stevin les kreeg in de Wiskunde, een ritje meegemaakt. Ste- vin's wagen bereikte een voor die dagen enorme snelheid, n.l. niet minder dan 50 a 60 K.M. per uur, dat is dus 3 a 4 maal zoo hard als je tegenwoordig op de fiets kunt vooruit komen. Omstreeks 1650 reed een kreupele, zekere Stephan Farfler, door de straten van Neu renberg, met een wagentje dat hij zelf door handkracht voortbewoog. Dit wagentje had drie wielen. De heer Farfler bereikte zijn Wist je dat? Het hoogste bouwwerk ter wereld is het 328 meter hooge Empire-State gebouw in New York. HENRY MORTON STANLEY De man die „een naald in een hooiberg vond!'' Een bekend spreekwoord zegt dat het heel moeilijk is een naald in een hooiberg te vin den, maar er zijn dingen, die nog veel moei lijker zijn. Bijv. in een reusachtig, grooten- deels onbekend werelddeel een verdwenen mensch opsporen. Dat heeft de man, wiens energieke kop wij hierbij afbeelden, gedaan. Stanley heette eigenlijk James Rowland; hij werd den 28en Januari 1847 in Wales geboren, maar omdat zijn ouders heel arm waren, stak hij al op 14-jarigen leeftijd als koks maat den Atlantischen Oceaan over. In New Orleans werd hij door den koopman Stanley als zoon aangenomen, waarmede hij zijn Britsche afkomst prijsgaf om Amerikaan te worden. Na den dood van zijn pleegvader, nam hij in de gelederen der Gee on federeerden deel aan den Amerikaanschen Burgeroorlog Later trad hij op als reizend correspondent voor verschillende Amerikaansche nieuws bladen, vooral voor 't leveren van kopij op 't gebied van oorlogen, expedities en ontdek kingsreizen. Voor dit werk was Stanley als ge knipt. Hij bezat een vrij ruime talenkennis, een vlotte ondernemingsgeest, fantasie, in- tuitie enbrutaliteit. Hij maakte reizen door Turkije, Klein-Azië, Perzië en Indië en vergezelde als oorlogscorrespondent in 1867 en '68 het Engelsche leger in Abessinië totdat hij in 1869, tijdens een verblijf in Spanje, de opdracht kreeg van zijn blad „New-York He rald", om den beroemden Engelschen zende ling en ontdekkingsreiziger Livingstone, die als vermist werd beschouwd, te gaan opspo ren. We kunnen ons tegenwoordig nauwelijks meer voorstellen wat een dergelijke opdracht in dien tijd te beteekenen had. Immers, al kunnen we in onzen tijd Afrika nog wel niet een beschaafd gebied noemen, sinds de groote en kleine mogendheden er de blikken op sloe gen, werd de oppervlakte van het onbekende binnenland al kleiner en kleiner, werd al meer en meer in kaart gebracht en werden verschillende wegen van verkeer geopend, zoodat men niet zoo heel lang meer zal be hoeven te wachten of Afrika is op zijn minst even bekend, bereikbaar en bereisbaar als doel door middel van 'n tweetal slingers, die met behulp van; een paar kamraderen het voorwiel deden draaien. Maar groote snelheid kon de heer Farfler met zijn wagentje niet bereiken. Dat gaat beter met de voeten en er bestaat dan ook een teekening van het jaar 1690, voorstellende een zekeren dokter Ri chard te La Rochelle, die trappende zijn pa tiënten bezocht. De uitvinding van de stoommachine bracht ook op de gedachte van een motorwagen, 't Was de beroemde Isaak Newton, die feite lijk omstreeks 1680 de eerste automobiel heeft gebouwd, 't Was een klein wagentje waarop een spiritusvlam het water in een ketel deed koken. De stoom bracht geen zuiger in bewe ging maar stroomde met kracht achteruit en de terugstoot van dien stoom tegen de lucht deed den wagen vooruit gaan. Napoleon heeft zich veel met het vraag stuk der motorwagens bezig gehouden en heeft zelfs een artikel geschreven over de automobiel in den krijgsdienst. Het duurde echter nog wel tot omstreeks 1895, voordat NOG MEER WERK VOOR VLIJTIGE HANDEN Wat je van notedoppen en schelpen voor leuke dingen kunt maken. een bruikbare benzinemotor werd gecon strueerd en eerst hierdoor werd het mogelijk het grondtype van onzen modernen, bijna volmaakten auto te bouwen. Hoe komen we aan het woord „achterbaks"? Bak is het oude woord voor rug, buitenzij (denk aan het Engelsche back) We vinden het nog in bakkes (oudtijds bakhuis), bakke baard, bakboord. „AehterbaKS" is dus: „achter den rug", ver borgen. Vroeger stond., er tegenover „voor- hands',', maar. dat wordt nu piet, meer ge bruikt. Waar komt de uitdrukking „te gen de lamp loopen" vandaan? Dit gezegde stamt nog uit den ouden tijd, toen nog veelal hanglampen, gevuld met olie, gebruikt werden. Wie dan in donker door een kamer of zaai liep, kon licht „tegen de lamp loopen" en zoo onverwacht olie over 't lijf krijgen. Daarom beteekent de uitdruk king dan ook een onheil, krijgen, waarop men niet had gerekend. Ilillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Een vorige keer hebt ik je verteld hoe je van een notedop, een aardig wiegje kunt maken, waar je kleine zus, die misschien zoo'n paar grappige poppetjes van wol heeft of steenen poppetjes is natuurlijk ook goed heel blij mee zal zijn. Maar je kunt nog veel meer leuke dingen maken van notedoppen! Wil je nu b.v. voor afwisseling eens vader of moeder of tante met een aardig cadeautje verrassen, dan weet ik iets geschikts. Wanneer er na het eten noten worden rond gedeeld, dan vraag je, of jij alle doppen moogt hebben en of alle huisgenooten vooral willen zorgen, dat de doppen heel blijven. Ge kraak tusschen de deur of erger nog tusschen de tanden is dus streng verboden. Maar misschien is vader wel op je hand en maakt hij met een stevig mes de noten voor de heele familie open, zóó dat de doppen niet breken. Als je nu een tijdje alle doppen verzameld hebt en ook wat notedoppengruis, dan zoek je een stevig sigarenkistje op. Nu, daar helpt vader je ook wel aan of anders een van je kennissen. Dit kistje gaan we leuk versieren. Natuur lijk heb je wel wat plasticine, waar van die aardige gekleurde kleivormpjes van gemaakt worden en heb je dit niet, dan neem je een flinke kluit stopverf. Spreid hier voorzichtig met een mesje een dun laagje plasticine of stopverf over het deksel van het kistje, zoek twaalf gave note- dophelften uit en druk ze in dit laagje, zoo dat een aardig patroon gevormd wordt: elf aan den randen één in het midden. Op onze teekening is, rondom de middel ste dop, een stukje doos uitgespaard. Je kunt dit leuk maken door het te verven in een helle kleur waterverf, b.v. rood of blauw. De bakjes daarnaast, die wel van een laagje plasticine voorzien zijn, steek je netjes vol met kleine notedopsnippers. Tenslotte kun je het werk nog mooier maken door de dop pen met goudbrons of zilverbrons te beschil deren en de tusschengelegen stukjes met een fijn penseel weer een ander kleurtje te geven. Maar dit laatste moet wachten, tot het werk minstens een paar dagen gedroogd heeft. Dan nog een laagje vernis er overheen en het wordt een schitterende doos, die voor het op bergen van briefkaarten, postzegels en allerlei andere dingen kan worden gebruikt en waar mee vader of moeder zeker erg blij zal zijn! Hetzelfde idee kan je toepassen op schel pen, zooals je op de teekening ziet. Het ronde doosje is versierd met één groote en twee kleine schelpen en bovendien met een ge kleurde kraal en een mooie glazen knoop. Alle mogelijke voorwerpjes kan je hiervoor gebruiken, als je maar zorgt, dat de kleuren helder zijn en goed bij elkaar passen. Veel succes! NOG ZOO DOM NIET. Onderwijzer: „Piet, als jij elf aardappelen hebt en je moet die onder vijf kinderen ver- deelen, hoe zou je dat klaarspelen?" Piet: „Ik zou er purée van maken, mijn heer." Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll bijv. Zuid-Amerika. Maar 65 jaar geleden was Afrika nog het geheimzinnigste land van allerlei wilde dieren, ongewone natuurver schijnselen, woeste wilden, van ossenwagens, kraalhutten, olifanten, nijlpaarden, struis vogels, slaven en dwergvolken. Men hield het donkere binnenland voor een doolhof, een gevaarlijk draken- en too ver land, dat den vermetele, die het waagde het te doorkruisen opslokte en vernietigde. Bovendien zou Li vingstone met zijn gezelschap al niet lang en voorgoed verdwenen zijn? Misschien door honger en dorst of ziekte bezweken, door moordzuchtige stammen beroofd, vermoord of opgegeten, door wilde dieren verscheurd of in een rivier verdronken, kortom de kans om Livingstone te vinden was een op hon derdduizend. Stanley nam de opdracht zon der commentaar aan en won die eene kans! Hij had „geluk": in Januari 1871 bereikte hij Zanzibar en vertrok vandaar met 200 man naar het Tangajika-meer. Te Oedsjldsji ont moette hij reeds in November van datzelfde jaar Livingstone. Eenige maanden later ver baasde hij Amerika en Europa door zijn be richt, dat hij den verdwenen man aan zijn werk en aan de maatschappij teruggaf. De geheele wereld was opgetogen en prees den held, die in Afrika's pikzwarte en onbekende duisternis dat kleine lichtje had weten te ontdekken. Hartelijke vrienden zijn Stanley en Livingstone nooit geworden; vier maan den reisden ze nog samen, toen ging, met on derling goedvinden, ieder zijns weegs. De boeken, die beiden geschreven hebben, kun nen uitmaken wat er van hun verhouding te denken viel, wij zullen daarop hier niet ver der ingaan. Stanley's reis had ongeveer 120 duizend gulden gekost, maar vermoedelijk zal de „New York Herald" dat geld niet be treurd hebben! Vermeldenswaard is dat Stan ley, na de Engelsche expeditie tegen de As- hantynen te hebben medegemaakt in 1873 nog tijdig genoeg te Londen terugkwam om Livingstone's plechtige begrafenis in West minster Abbey bij te wonen. Na dien tijd heeft Stanley nog veel in Afri ka gereisd en hij is 't eigenlijk die den stoot heeft gegeven tot de stichting van den Con- go-staat. Hij doorkruiste het zwarte wereld deel van het Oosten naar het Westen, spoor de den loop van den Nijl na, verrijkte onze aardrijkskundige kennis omtrent Afrika met tallooze gegevens en legde op die wijze den grondslag voor een kennis, waarop latere ge slachten betrekkelijk gemakkelijk konden voortbouwen. In 1887 ondernam Stanley, voor rekening van Engelsche kapitalisten, zijn be kende expeditie, tot bevrijding van Emin Pa cha. Ook daee onderneming bracht S. zij het ook na ongeloofelij ke inspanning en ontbe ring tot een goed einde. Men moet zijn boe ken lezen om met zijn wederwaardigheden en zijn karakter op de hoogte komen. Bij zijn terugkomst te Londen werd de groote Afrika- reiziger als een vorst ontvangen. De eens doodarme jongen zag zich in den adelstand verheven, vereenigingen schonken hem me dailles, universiteiten en steden boden hem onderscheidingen aan. In 1890 huwde Stan ley met de schilderes Dorothy Tennant; over zijn bruiloft, die door een schitterend gezel- schaft werd bijgewoond, sprak de wereldpers nog lang. Blijkbaar om de gewoonte niet te verliezen, maakte Stanley in de volgende ja ren een uitstapje naar Amerika en Austra lië, keerde in 't voorjaar van '92 naar Enge land terug en besloot weer Engelschman te worden door zich te laten naturaliseeren. Hij was van 18951901 lid van het Lagerhuis. Stanley overleed den lOen Mei 1904 te Londen. Onder groote Afrika-reizigers neemt hij een eerste plaats in. Hoewel zijn geringschat ting van wetenschappelijk onderzoek, zijn roe- fcelooze behandeling van de inboorlingen inder tijd scherpe critiek uitlokten, worden zijn groote verdiensten voor de openlegging van 't Afrikaansche binnenland toch algemeen er kend. ZATERDAG 6 FEBR. 1937 VOOR 'T AQUARIUM. door W. B.Z. Dat is mijn zusje Tootje Ze haalt water uit 't slootje Er drijven kleine plantjes in Ook een enkle waterspin 't Water uit de leidingfcraan Heeft mijn planten geen goed gedaan, 't Aquarium is voor dier en plant, Daarom, wat dor is maar aan den kant. Wat torren en kevers, een enkle spin, Een stekelbaarsje voor 't begin En wordt het voorjaar dan neem ik meer, Als alles nu maar wil groeien dit keer. O! DIE WIND! door W. B.Z. 'k Ben een mannetje van buten, Ik verlang nu naar mijn huis. Maar de wind heeft mij te pakken, 't Is daar bulten lang niet pluis. Hoor de kale boomen kraken, 'k Ril zelfs in mijn dikke jas. Nee, die sneeuwstorm is niet prettig 't Komt vandaag mij niet van pas. 'k Deed gelukkig nog mijn das aan En mijn wanten zijn ook dik; Ik ga gaarne naar de stad toe Maar nu ben 'k niet in mijn schik. Hoor die wind nu toch eens gieren. Bij mij op de boerderij Tocht het vast door alle kieren 'k Heb de brandstof ook niet vrij. Was ik nu maar thuis bij moeder. Bij mijn kinders en mijn vee, Jongens, wat die wind kan buldren, Nee, dat tochtje valt niet mee. FIJN GESLEED door W. B.—Z. Wij hebben toch zoo fijn gesleed Mijn vriend Bob en ik We gleden langs 't kopje neer En hadden reuze schik. Bob lag steeds maar op zijn buik. Ik bleef zitten hoor, Hij was bang, dat ik opeens. Nog mijn stuur verloor. Je moest letten op een boonv Op een hek of paal Maar ons paadje was zoo mooi En het was er kaal. Jongens, 'k heb zoo fijn gesleed Met mijn vriendje Bob, Maar de sneeuw is nu weer weg Hè, dat is een strop.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 4