BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Heden schrijf ik geen briefje vooraf. Alleen
herinner ik jullr* even aan het uitknippen
van plaatjes, die geschikt zijn om later te
kleuren.
Best DUINVIOOLTJE. Je bent dus nog
onverwacht naar het ijs geweest. Was het
niet heel erg koud en onaangenaam om te
rijden? De chocolademelk zal je goed gedaan
hebben. Je kunt anders flink drinken zeg.
Twee bekers achter elkaar. Je moet je moe
der maar flink helpen, zoolang ze nog rust
moet houden. Prettig dat het kleine zusje
gezond is en goed groeit. Het beste met je
moeder en m'n groeten aan haar. Dag Duin
viooltje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Gefelici
teerd met je ouders. Dat loopt dus al zoo'n
beetje naar het zilveren feest. Van de ver
huizer ij heb ik gehoord. Wat fijn dat je nu
wat dichter bij je school komt te wonen. Je
moeder zal, dunkt me, er wel op vooruitgaan.
Als alles geïnstalleerd is, kom ik eens spoedig
aanwippen. Dag Handwerkstertje.
Lief ZUS JESBESCHIIIRMSTERT JE. Wat
ga je nu in een mooi huls wonen, een balcon,
een serre, kamers en nog eens kamers. Bo
vendien is het uitzicht zoo gezellig. Met de
verhuizerij moet je maar flink je handen uit
steken. Je kunt altijd wel ergens mede hel
pen. 'k Hoop dat je goed weer treft. Verhui
zen tijdens vorst, regen of sneeuw, valt niet
mee. Zie lk je Woensdag weer? Dag Zusjes-
beschermstert j e.
Lief JASMIJNTJE. Wil Jij zoo graag nog
wat sneeuw hebben? Ik niet hoor. Laat het
nu maar zoo langzamerhand wat voorjaars
achtig worden. In Zeist, Driebergen en om
geving staan overal de sneeuwklokjes in de
tuinen. In mijn tuintje heb ik ze tot op he
den nog steeds tevergeefs gezocht. Toch zijn
de bolletjes ln den grond gestopt. Leuk dat
je je kleine zus mocht vast houden. Doe maar
voorzichtig met haar. Tot Woensdag. Dag
Jasmijntje.
Best TEEKENAARSTERTJE. 'k Dank je
voor je teekening, sommen en schrijfwerk.
Als je a.s. Woensdag flink voort maakt, komt
je harlekijn af. Je moet echter zorgen op tijd
te zijn. Te laat vind ik niet prettig. Tot
Woensdag. Dag Teekenaarstertje.
Lief SPARRETJE. Heel blij was ik met
Je brief, 'k Leefde tusschen hoop en vrees.
Gelukkig heb je me niet teleurgesteld. Het
schaakspel heeft dus wat vacantie gekregen.
Momenteel waait het hevig en mis je niet
veel nu je, wegens verkoudheid, huisarrest
hebt. 'k Wensch jou en je vader van harte
beterschap toe. M'n leerlingetjes zijn weer
zoo ongeveer beter. De laatste dagen waren
allen op één na weer op school. Nogmaals het
beste hoor en m'n groeten aan je ouders. Dag
Sparretje.
Lief KRULLEKOPJE. Neen, dat vind ik
ook. Sneeuw en ijs zooals 1.1. kan men beter
missen. Koning Winter had mijnheer Wind
thuis moeten laten. Maar gelukkig het leed
is weer geleden. Je hebt op school een vroege
overgang. Natuurlijk ga je over of je moet
erg slecht zijn met je werk. Door een ver
zuim van 14 dagen blijf je in normale ge
vallen niet zitten. Doe maar extra goed je
best. Dag Krullekopje.
Lief KERSTMANNETJE. Ja hoor, ik heb
iets bedacht. A.s. Woensdag mag je er aan
beginnen en als je dan voort maakt, kan je
het om 3.30 geheel klaar mede nemen. Is dat
even prettig zeg. Dus tot Woensdag. Dag
Kerstmannetje.
Best SNEEUWVLOKJE. De pretjes zijn
niet van de lucht zeg. Je fuift tegenwoordig
nog al eens. Gaat het zoo het geheele jaar
door? A.s. Woensdag hoop ik je weer te zien.
Je duimt maar om goed fietsweer. Misschien
helpt het voor een keer. Tot Woensdag dus.
Dag Sneeuwvlokje.
Beste BERENMAN. Zeg vriend, wat ben
je aan het teekenen geweest. Je laat me wa
tertanden naar die heerlijke vruchten. Maar
gelukkig, we gaan een goeden tijd tegemoet.
De winter moet binnen 2 maanden ons ver
laten en plaats maken voor de lente. We hou
den dus maar moed. Ja de harlekijn wordt
grappig. Tot ziens. Dag Berenman.
Best KALFJE. Flink zoo vriend. Je hebt
me dus,goed begrepen en je zal je verkeerde
spelletjes laten. Daar ben ik heel blij om. Ik
zie graag m'n vriendinnetjes en vrienden tot
goede, flinke menschen opgroeien, 'k Begrijp
dat je ouders nieuwsgierig zijn naar den har
lekijn. Hij wordt grappig en 'k denk dat je
hem a.s. Woensdag mede kunt nemen. Pol
ly's spring in 't veld bewaar ik tot hij weer
beter is. Hij mag hem dan zelf afmaken. Tot
Woensdag. Dag Kalfje.
Beste POLLY. Hoe of ik het wel maak5
Jongen nog steeds verkeer ik in zeer goede
conditie. Ik kom alleen deze week wat slaap te
kort, maar merk van dat tekort niet veel. La
ter haal ik de schade wel weer eens in. Jouw
leven staat dus nog steeds op vier pooten
inplaats van op twee beenen. 'k Wensch je
het beste hoor en hoop dat je weer gauw
buiten kunt spelen en naar school kunt gaan.
Dan zie ik je ook weer op de club. Dag Polly.
Lief STERRETJE. Je bent een booze bol.
ach neen, 'k meen een bolleboos zeg. Je kent
reeds heel wat tafels, 'k Begrijp dat je blij
bent, dat de erge koude over is. De harlekijn
wordt met recht grappig. Als hij klaar is, dan
gaan we iets moois voor het a.s. Paasoh-
feest maken. Prettig dat je vader een snoer
pinda's heeft ongehangen. De vogeltjes ko
men er natuurlijk graag op af en doen zich
dan te goed. M'n groeten aan de roodborstjes.
Dag Sterretje.
Best DUINSPARRETJE. 'k Geloof dat
allen de harlekijn prachtig vinden. Haast in
ieder briefje lees ik iets over vrind spring in
't rond. A.s. Woensdag komt hij klaar en je
mag hem naar huis nemen en thuis met hem
spelen. Nu komt iets moois voor de a.s.
Paaschdagen aan de beurt. Het zal een heel
werk worden. Maar voor een mooi groot
Paaschstukje heb je wel wat moeite over.
Dat weet ik zeker. Tot Woensdag. Dag Duin
sparretje.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
VOORLOOPERS VAN DEN AUTOMOBIEL.
De „Molenwiekenwagen'' van een schran-
dcren Italiaan en de zeilkar van Simon Stevin
Als je in Amsterdam langs den Oude Zijds
Achterburgwal loopt, dan moet je je wel eens
verbazen over de smalheid van den weg tus
schen de huizen en het water. Een beetje
breede wagen vindt er ternauwernood ruimte,
en passeeren is vrijwel onmogelijk. Hoe
komt dat toch? Wel, de verklaring is niet
moeilijk. In den ouden tijd, toen deze en an
dere burgwallen gegraven werden, gebruikte
men geen wagens, het vervoer van goederen
ging per schuit, en de menschen gingen te
voet. Vrachtwagens en rijtuigen zijn nog niet
oud, ze komen eerst voor den dag, als de
straatwegen gelegd zijn, en dat geschiedde
pas in het laatst van de middeleeuwen. De
oudste Nederlandsche straatweg is die van
Utrecht naar De Bilt, en die is eerst in 1433
gelegd. Vóór dien tijd waren er alleen maar
klei-, zand- en veenwegen, en die zijn een
groot deel van het jaar niet te berijden. In de
oudheid werden lasten door de muilezels ge
dragen, en de reizigers gingen te paard. Al
leen in den porlog gebruikten sommige Oos-
tersche volken strijdwagens.
Toen er eenmaal betere wegen waren, wer
den ook al spoedig wagens gebouwd, door
paarden en ossen getrokken, en nu is het
merkwaardige dat bijna dadelijk de gedachte
is ontstaan aan wagens zooder trekdieren,
aan automobielen (letterlijk zelfbewegers)
dus. Er zijn oude teekeningen bewaard geble
ven van zulke wagens, maar de meeste
ideeën die daarin tot uitdrukking komen, zijn
niet te verwerkelijken. Eien „auto" moet na
tuurlijk uitmunten door groote kracht en be
trekkelijk gering gewicht, en aan die eischen
kon men in die tijden, eeuwen vóór de uitvin
ding van den benzinemotor, niet voldoen. Als
we echter het plaatje bekijken, dat hier bij
staat, dan zien we 'n constructie, die werke
lijk uitvoerbaar moet zij. Zijn is van een Ita-
liaanschen constructeur en dagteekent uit 't
jaar 1460.
Je kunt zien dat hij zich den windmolen tot
voorbeeld heeft gesteld, en als hij nu de wie
ken maar wat grooter had genomen, dan zou
hij bij matigen wind zijn wieken wel aan 't
draaien hebben gekregen door middel van
zijn goed geplaatste tandraderen.
Van den zeilwagen van Simon Stevin, den
grooten wis- en werktuigkundige, die van
1548 tot 1620 leefde, heb je zeker al eens ge
hoord. Een goede idee van Stevin: een wa
gen te bouwen met breede wielen, een stel
zeilen er aan te bevestigen en er dan mee
langs het strand te gaan rijden. Hij heeft met
zijn wagen verscheidene tochten op het Sche-
veningsche strand gemaakt en herhaaldelijk
heeft Prins Maurits, die van Stevin les kreeg
in de Wiskunde, een ritje meegemaakt. Ste-
vin's wagen bereikte een voor die dagen
enorme snelheid, n.l. niet minder dan 50 a 60
K.M. per uur, dat is dus 3 a 4 maal zoo hard
als je tegenwoordig op de fiets kunt vooruit
komen.
Omstreeks 1650 reed een kreupele, zekere
Stephan Farfler, door de straten van Neu
renberg, met een wagentje dat hij zelf door
handkracht voortbewoog. Dit wagentje had
drie wielen. De heer Farfler bereikte zijn
Wist je dat? Het hoogste bouwwerk ter
wereld is het 328 meter hooge Empire-State
gebouw in New York.
HENRY MORTON STANLEY
De man die „een naald in een hooiberg vond!''
Een bekend spreekwoord zegt dat het heel
moeilijk is een naald in een hooiberg te vin
den, maar er zijn dingen, die nog veel moei
lijker zijn. Bijv. in een reusachtig, grooten-
deels onbekend werelddeel een verdwenen
mensch opsporen. Dat heeft de man, wiens
energieke kop wij hierbij afbeelden, gedaan.
Stanley heette eigenlijk James Rowland; hij
werd den 28en Januari 1847 in Wales geboren,
maar omdat zijn ouders heel arm waren,
stak hij al op 14-jarigen leeftijd als koks
maat den Atlantischen Oceaan over. In New
Orleans werd hij door den koopman Stanley
als zoon aangenomen, waarmede hij zijn
Britsche afkomst prijsgaf om Amerikaan te
worden. Na den dood van zijn pleegvader,
nam hij in de gelederen der Gee on federeerden
deel aan den Amerikaanschen Burgeroorlog
Later trad hij op als reizend correspondent
voor verschillende Amerikaansche nieuws
bladen, vooral voor 't leveren van kopij op 't
gebied van oorlogen, expedities en ontdek
kingsreizen. Voor dit werk was Stanley als ge
knipt. Hij bezat een vrij ruime talenkennis,
een vlotte ondernemingsgeest, fantasie, in-
tuitie enbrutaliteit. Hij maakte reizen
door Turkije, Klein-Azië, Perzië en Indië en
vergezelde als oorlogscorrespondent in 1867
en '68 het Engelsche leger in Abessinië totdat
hij in 1869, tijdens een verblijf in Spanje, de
opdracht kreeg van zijn blad „New-York He
rald", om den beroemden Engelschen zende
ling en ontdekkingsreiziger Livingstone, die
als vermist werd beschouwd, te gaan opspo
ren. We kunnen ons tegenwoordig nauwelijks
meer voorstellen wat een dergelijke opdracht
in dien tijd te beteekenen had. Immers, al
kunnen we in onzen tijd Afrika nog wel niet
een beschaafd gebied noemen, sinds de groote
en kleine mogendheden er de blikken op sloe
gen, werd de oppervlakte van het onbekende
binnenland al kleiner en kleiner, werd al
meer en meer in kaart gebracht en werden
verschillende wegen van verkeer geopend,
zoodat men niet zoo heel lang meer zal be
hoeven te wachten of Afrika is op zijn minst
even bekend, bereikbaar en bereisbaar als
doel door middel van 'n tweetal slingers, die
met behulp van; een paar kamraderen het
voorwiel deden draaien. Maar groote snelheid
kon de heer Farfler met zijn wagentje niet
bereiken. Dat gaat beter met de voeten en er
bestaat dan ook een teekening van het jaar
1690, voorstellende een zekeren dokter Ri
chard te La Rochelle, die trappende zijn pa
tiënten bezocht.
De uitvinding van de stoommachine bracht
ook op de gedachte van een motorwagen, 't
Was de beroemde Isaak Newton, die feite
lijk omstreeks 1680 de eerste automobiel heeft
gebouwd, 't Was een klein wagentje waarop
een spiritusvlam het water in een ketel deed
koken. De stoom bracht geen zuiger in bewe
ging maar stroomde met kracht achteruit
en de terugstoot van dien stoom tegen de
lucht deed den wagen vooruit gaan.
Napoleon heeft zich veel met het vraag
stuk der motorwagens bezig gehouden en
heeft zelfs een artikel geschreven over de
automobiel in den krijgsdienst. Het duurde
echter nog wel tot omstreeks 1895, voordat
NOG MEER WERK VOOR VLIJTIGE
HANDEN
Wat je van notedoppen en schelpen voor
leuke dingen kunt maken.
een bruikbare benzinemotor werd gecon
strueerd en eerst hierdoor werd het mogelijk
het grondtype van onzen modernen, bijna
volmaakten auto te bouwen.
Hoe komen we aan het woord
„achterbaks"?
Bak is het oude woord voor rug, buitenzij
(denk aan het Engelsche back) We vinden
het nog in bakkes (oudtijds bakhuis), bakke
baard, bakboord.
„AehterbaKS" is dus: „achter den rug", ver
borgen. Vroeger stond., er tegenover „voor-
hands',', maar. dat wordt nu piet, meer ge
bruikt.
Waar komt de uitdrukking „te
gen de lamp loopen" vandaan?
Dit gezegde stamt nog uit den ouden tijd,
toen nog veelal hanglampen, gevuld met
olie, gebruikt werden. Wie dan in donker
door een kamer of zaai liep, kon licht „tegen
de lamp loopen" en zoo onverwacht olie over
't lijf krijgen. Daarom beteekent de uitdruk
king dan ook een onheil, krijgen, waarop men
niet had gerekend.
Ilillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Een vorige keer hebt ik je verteld hoe je
van een notedop, een aardig wiegje kunt
maken, waar je kleine zus, die misschien
zoo'n paar grappige poppetjes van wol heeft
of steenen poppetjes is natuurlijk ook
goed heel blij mee zal zijn.
Maar je kunt nog veel meer leuke dingen
maken van notedoppen! Wil je nu b.v. voor
afwisseling eens vader of moeder of tante met
een aardig cadeautje verrassen, dan weet ik
iets geschikts.
Wanneer er na het eten noten worden rond
gedeeld, dan vraag je, of jij alle doppen
moogt hebben en of alle huisgenooten vooral
willen zorgen, dat de doppen heel blijven. Ge
kraak tusschen de deur of erger nog
tusschen de tanden is dus streng verboden.
Maar misschien is vader wel op je hand en
maakt hij met een stevig mes de noten voor
de heele familie open, zóó dat de doppen niet
breken.
Als je nu een tijdje alle doppen verzameld
hebt en ook wat notedoppengruis, dan zoek
je een stevig sigarenkistje op. Nu, daar helpt
vader je ook wel aan of anders een van je
kennissen.
Dit kistje gaan we leuk versieren. Natuur
lijk heb je wel wat plasticine, waar van die
aardige gekleurde kleivormpjes van gemaakt
worden en heb je dit niet, dan neem je een
flinke kluit stopverf.
Spreid hier voorzichtig met een mesje een
dun laagje plasticine of stopverf over het
deksel van het kistje, zoek twaalf gave note-
dophelften uit en druk ze in dit laagje, zoo
dat een aardig patroon gevormd wordt: elf
aan den randen één in het midden.
Op onze teekening is, rondom de middel
ste dop, een stukje doos uitgespaard. Je kunt
dit leuk maken door het te verven in een
helle kleur waterverf, b.v. rood of blauw.
De bakjes daarnaast, die wel van een laagje
plasticine voorzien zijn, steek je netjes vol
met kleine notedopsnippers. Tenslotte kun
je het werk nog mooier maken door de dop
pen met goudbrons of zilverbrons te beschil
deren en de tusschengelegen stukjes met een
fijn penseel weer een ander kleurtje te geven.
Maar dit laatste moet wachten, tot het werk
minstens een paar dagen gedroogd heeft. Dan
nog een laagje vernis er overheen en het
wordt een schitterende doos, die voor het op
bergen van briefkaarten, postzegels en allerlei
andere dingen kan worden gebruikt en waar
mee vader of moeder zeker erg blij zal zijn!
Hetzelfde idee kan je toepassen op schel
pen, zooals je op de teekening ziet. Het ronde
doosje is versierd met één groote en twee
kleine schelpen en bovendien met een ge
kleurde kraal en een mooie glazen knoop.
Alle mogelijke voorwerpjes kan je hiervoor
gebruiken, als je maar zorgt, dat de kleuren
helder zijn en goed bij elkaar passen. Veel
succes!
NOG ZOO DOM NIET.
Onderwijzer: „Piet, als jij elf aardappelen
hebt en je moet die onder vijf kinderen ver-
deelen, hoe zou je dat klaarspelen?"
Piet: „Ik zou er purée van maken, mijn
heer."
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
bijv. Zuid-Amerika. Maar 65 jaar geleden was
Afrika nog het geheimzinnigste land van
allerlei wilde dieren, ongewone natuurver
schijnselen, woeste wilden, van ossenwagens,
kraalhutten, olifanten, nijlpaarden, struis
vogels, slaven en dwergvolken. Men hield het
donkere binnenland voor een doolhof, een
gevaarlijk draken- en too ver land, dat den
vermetele, die het waagde het te doorkruisen
opslokte en vernietigde. Bovendien zou Li
vingstone met zijn gezelschap al niet lang en
voorgoed verdwenen zijn? Misschien door
honger en dorst of ziekte bezweken, door
moordzuchtige stammen beroofd, vermoord
of opgegeten, door wilde dieren verscheurd
of in een rivier verdronken, kortom de kans
om Livingstone te vinden was een op hon
derdduizend. Stanley nam de opdracht zon
der commentaar aan en won die eene kans!
Hij had „geluk": in Januari 1871 bereikte hij
Zanzibar en vertrok vandaar met 200 man
naar het Tangajika-meer. Te Oedsjldsji ont
moette hij reeds in November van datzelfde
jaar Livingstone. Eenige maanden later ver
baasde hij Amerika en Europa door zijn be
richt, dat hij den verdwenen man aan zijn
werk en aan de maatschappij teruggaf. De
geheele wereld was opgetogen en prees den
held, die in Afrika's pikzwarte en onbekende
duisternis dat kleine lichtje had weten te
ontdekken. Hartelijke vrienden zijn Stanley
en Livingstone nooit geworden; vier maan
den reisden ze nog samen, toen ging, met on
derling goedvinden, ieder zijns weegs. De
boeken, die beiden geschreven hebben, kun
nen uitmaken wat er van hun verhouding te
denken viel, wij zullen daarop hier niet ver
der ingaan. Stanley's reis had ongeveer 120
duizend gulden gekost, maar vermoedelijk
zal de „New York Herald" dat geld niet be
treurd hebben! Vermeldenswaard is dat Stan
ley, na de Engelsche expeditie tegen de As-
hantynen te hebben medegemaakt in 1873
nog tijdig genoeg te Londen terugkwam om
Livingstone's plechtige begrafenis in West
minster Abbey bij te wonen.
Na dien tijd heeft Stanley nog veel in Afri
ka gereisd en hij is 't eigenlijk die den stoot
heeft gegeven tot de stichting van den Con-
go-staat. Hij doorkruiste het zwarte wereld
deel van het Oosten naar het Westen, spoor
de den loop van den Nijl na, verrijkte onze
aardrijkskundige kennis omtrent Afrika met
tallooze gegevens en legde op die wijze den
grondslag voor een kennis, waarop latere ge
slachten betrekkelijk gemakkelijk konden
voortbouwen. In 1887 ondernam Stanley, voor
rekening van Engelsche kapitalisten, zijn be
kende expeditie, tot bevrijding van Emin Pa
cha. Ook daee onderneming bracht S. zij het
ook na ongeloofelij ke inspanning en ontbe
ring tot een goed einde. Men moet zijn boe
ken lezen om met zijn wederwaardigheden
en zijn karakter op de hoogte komen. Bij zijn
terugkomst te Londen werd de groote Afrika-
reiziger als een vorst ontvangen. De eens
doodarme jongen zag zich in den adelstand
verheven, vereenigingen schonken hem me
dailles, universiteiten en steden boden hem
onderscheidingen aan. In 1890 huwde Stan
ley met de schilderes Dorothy Tennant; over
zijn bruiloft, die door een schitterend gezel-
schaft werd bijgewoond, sprak de wereldpers
nog lang. Blijkbaar om de gewoonte niet te
verliezen, maakte Stanley in de volgende ja
ren een uitstapje naar Amerika en Austra
lië, keerde in 't voorjaar van '92 naar Enge
land terug en besloot weer Engelschman te
worden door zich te laten naturaliseeren. Hij
was van 18951901 lid van het Lagerhuis.
Stanley overleed den lOen Mei 1904 te Londen.
Onder groote Afrika-reizigers neemt hij
een eerste plaats in. Hoewel zijn geringschat
ting van wetenschappelijk onderzoek, zijn roe-
fcelooze behandeling van de inboorlingen inder
tijd scherpe critiek uitlokten, worden zijn
groote verdiensten voor de openlegging van 't
Afrikaansche binnenland toch algemeen er
kend.
ZATERDAG 6 FEBR. 1937
VOOR 'T AQUARIUM.
door W. B.Z.
Dat is mijn zusje Tootje
Ze haalt water uit 't slootje
Er drijven kleine plantjes in
Ook een enkle waterspin
't Water uit de leidingfcraan
Heeft mijn planten geen goed gedaan,
't Aquarium is voor dier en plant,
Daarom, wat dor is maar aan den kant.
Wat torren en kevers, een enkle spin,
Een stekelbaarsje voor 't begin
En wordt het voorjaar dan neem ik meer,
Als alles nu maar wil groeien dit keer.
O! DIE WIND!
door W. B.Z.
'k Ben een mannetje van buten,
Ik verlang nu naar mijn huis.
Maar de wind heeft mij te pakken,
't Is daar bulten lang niet pluis.
Hoor de kale boomen kraken,
'k Ril zelfs in mijn dikke jas.
Nee, die sneeuwstorm is niet prettig
't Komt vandaag mij niet van pas.
'k Deed gelukkig nog mijn das aan
En mijn wanten zijn ook dik;
Ik ga gaarne naar de stad toe
Maar nu ben 'k niet in mijn schik.
Hoor die wind nu toch eens gieren.
Bij mij op de boerderij
Tocht het vast door alle kieren
'k Heb de brandstof ook niet vrij.
Was ik nu maar thuis bij moeder.
Bij mijn kinders en mijn vee,
Jongens, wat die wind kan buldren,
Nee, dat tochtje valt niet mee.
FIJN GESLEED
door W. B.—Z.
Wij hebben toch zoo fijn gesleed
Mijn vriend Bob en ik
We gleden langs 't kopje neer
En hadden reuze schik.
Bob lag steeds maar op zijn buik.
Ik bleef zitten hoor,
Hij was bang, dat ik opeens.
Nog mijn stuur verloor.
Je moest letten op een boonv
Op een hek of paal
Maar ons paadje was zoo mooi
En het was er kaal.
Jongens, 'k heb zoo fijn gesleed
Met mijn vriendje Bob,
Maar de sneeuw is nu weer weg
Hè, dat is een strop.