Dr. COLIJN VERDEDIGT HET
RECEERINGSBELEID.
Ons land nu krachtiger dan vier jaar geleden.
Vestigingswet voor
vreemdelingen.
Welke reclame
iaetisieu tukt
De Angelinaop de
rotsen.
WOENSDAG 24 FEBRUARI 1937
EERSTE KAMER.
99
Algemeene beschouwingen
ten einde.
DEN HAAG - Dinsdag.
Op de tribunes was het stampvol. Men
wist liet: heden zou Minister Colijn het
woord voeren. Dat trok, want terecht geniet
deze bewindsman 0.111. naam als een voor
treffelijk spreker. De belangstellenden zullen,
onverschillig hun politieke gezindheid, in
dien zij tot 'een eerlijk en onbevangen oordeel
willen geven, moeten erkennen, dat de man,
dien 2ij vanmiddag hoorden, werkelijk een
van de beste vertegenwoordigers is van Hol
land-op-zijn-best. Hier sprak een figuur, van
wie tegelijkertijd een weldadig aandoende
rust als een niet minder krachtige overtui
ging uitgaat. Hier was iemand aan het
woord, die ten volle doorvoelt wat in het
overgroote deel van ons volk leeft. En wan
neer deze of gene mocht meenen, dat na vier
zware jaren de huidige Minister-President
misschien toch ook wel eens teekenen van
ambtsmoeheid zou toonen, dan logenstrafte
heel-het betoog, door Dr. Colijn vandaag ge
houden. de Juistheid van een dergelijke ver
onderstelling ten volle. Want het was een
en al frischheid wat zijn optreden kenmerkte.
In het algemeen mocht het grootste ge
deelte van het debat in de Eerste Kamer
langs het Kgbinet zijn heengegaan, dit nam
niet weg, dat de Premier op geslaagde wijze
het door hem en zijn ambtgenooten gevoer
de beleid verdedigde. Zoo toonde hij o.m.
aan dat er voor de, vooral ook wel van so
cialistische zijde, op de aanpassingspolitiek
uitgeoefende kritiek geen gegronde reden
bestond en zoo kon hij er voorts aan herin
neren, dat hij zelf de eerste was geweest, die
al een zestal jaren geleden verkondigd had,
dat we niet met een conjunctureele doch
met een structueele crisis te doen hadden.
Sprekende over het aanpassingsvraagstuk
liet de Minister-President niet na zijn waar
deering te uiten voor de ook door de vakver-
eenigingen ten dien opzichte in het vrije be
drijfsleven aan den dag gelegde medewer
king.
Mr. Mendels had beweerd, dat er meer
groote werken uitgevoerd hadden moeten
worden, en als lichtend voorbeeld op Zweden
gewezen. Doch Dr. Colijn kon met sprekende
cijfers voorrekenen, dat wij ten onzent in
den loop der jaren waarlijk niet stil hebben
gezeten, terwijl het huidige Kabinet even
eens het noodige liet aanpakken en voorts
nog doet onderzoeken Maar men moest wel
bedenken, dat het tenslotte slechts zin heeft,
en alleen goed te verantwoorden valt, open
bare werken te doen aanpakken, die inder
daad economisch nut zullen opleveren.
Sterk bestraffende woorden kreeg de N.S.
B.'er de Marchant et d'Ansembourg te hoo-
ren o.a. wegens diens pretenties op het stuk
van de ware liefde voor ons vorstenhuis,
waarvan hij met en voor zijn partij het mo
nopolie geliefde op te eischen. Blijkbaar was
deze spreker dan vergeten, zoo zeide dr.
Colijn, wat er b.v. in 1918, toen van socialis-
tischen kant zekere gevaren dreigden, spon
taan uit heel ons volk naar voren was ge
komen. Dezelfde afgevaardigde had het Ka
binet ook verweten ten aanzien van de ge-
zagshandhaving gefaald te hebben. Hoe
komt het dan, dat ons land in den vreemde
geroemd wordt als een verblijdend voorbeeld
van orde en rust? Dat de Regeering anderen
zou beletten kritiek uit te oefenen, kan hier
niet bepaald beweerd worden. Zou zij de
theorieën van nationaal-sociallstische huize
in toepassing brengen, waar zou hier dan
wel de N.S.B. zijn? Gij kunt er u over ver
heugen, zoo gaf de Minister den nat-soc.
senator te verstaan, dat het in ons land an
ders is dan elders en moogt u wel eens af
vragen, of er niet meer ware regeerkracht
is daar, waar .men vrij mag spreken dan
daar, waar men eenvoudig een slot op den
mond krijgt.
Wat het beleid van het Kabinet aangaat,
concludeerde Dr. Colijn, dat het ons land
in alle mogelijke opzichten krachtiger heeft
gemaakt dan het vier jaar geleden was.
Ook de toekomst roerde de Minister-Presi
dent nog even aan. Sprekende over Kabi
netsformatie stelde hij den heer d'Ansem
bourg de door dezen meer beantwoorde vraag,
welk standpunt de N.S.B. eigenijk .wel zou
innemen, als, zoo ze ooit eens de meerder
heid mocht krijgen wat volgens den heer
Colijn overigens uitgesloten is de Kroon
niet den Ftihrer van die partij, doch Ir. Al-
barda, of, nog erger, Dr. Colijn met een Ka
binetsformatie zou belasten. Den heer v.
Lanschot gaf hij met betrekking tot diens
opmerkingen omtrent de bij formatie-op-
drachten toe te passen regels te kennen,
dat de Kroon volkomen vrij is en moet blij
ven om eventueel nadat A. vergeefs gepoogd
heeft, een parlementair Kabinet samen te
stellen, aan een ander, B., op te dragen te
probeeren een extra-parlementair bewind te
formeeren.
De Minister onderschreef volkomen, dat
samenwerking tusschen de partijen en t-us-
schen partijen en Kabinet op overeenstem
ming van geestelijken aard moet berusten,
doch hij gaf tevens te kennen, dat men z.i.
de basis niet te eng behoeft te nemen. Zoo
kon hij in tweede instantie bepaald verzeke
ren, dat hij zich voor de eer van dit Kabinet
verplicht gevoelde op te komen, tegen som-
miger bewering als zou dit bewind minder
christelijk geregeerd hebben dan andere
Kabinetten. Met de hand op het hart wensch-
te hij te verklaren, dat hij, die toch zeker
wel met eenige ervaring sprak (gezien zijn
vele ministerieele levens), kon getuigen, dat
de moeilijkheden binnen dit Kabinet heusch
niet grooter waren geweest dan onder vo
rige. Met andere woorden realist, als de heer
Colijn is, achtte hij het verstandig de vu
rige ijveraars voor herstel eener rechtsehe
coalitie vast voor te bereiden op de in zijn
oogen blijkbaar zeer groote kans, dat het
daartoe toch niet zal kunnen komen, maar
wel tot een bewind van ongeveer dezelfde
makelij als het huidige. Iets wat Prof.
Lohman niet zoo prettig scheen te vinden,
hetgeen echter aan het feit zelf van dit in
zicht van een man als de Minister-President
niets afdeed.
Deze bewindsmajn besloot zijn rede met een
scherpe, tegelijkertijd zeer waardige en hoog
staande, kritiek op het geen Vrijdag j.l. de nat
soc. d' Ansembourg die hierover in tweede
instanitie ook geducht onder handen genomen
wend door Mr. v. Lanschot omtrent het
Christendom en de N. S. B. had beweerd. „Niet
de staat, niet de leider van een partij kan van
slechte Christenen goede maken; dat kan God
alleen, maar dan moet hst Evangelie vrij zijn
en niet in de boeien geslagen worden", aldus
ongeveer de indrukwekkende peroratie.
Na den Minister-President zette Minister
O u d in een helder betoog uiteen, waarom het
onmogelijke ware de richtlijnen voor het ega
lisatie-fonds, waarvan hij tevens de doelstel
ling in het juiste licht stelde, te openbaren,
terwijl hij voorts Mr. Mendels (s.d,) ook nog
een lesje gaf omtrent de beteekenis van den
grooten goudvoorraad, waarover we momenteel
beschikken. Duidelijk toonde Mr. Oud aan, dat
het onverantwoord ware deze aam te spreken
voor groote werken als de heer Mendels voor
stond.
Van Mr. Mendel's repliek zij nog vermeld, dat
hij daarin die oa/tiomaal-socialisten fel aan
viel wegens hun schelden op vakvereemi-
gingsleiders 'en hun anti-semietische uitingen
buiten de Kamer, 'terwijl ze naar zijn oordeel
binnen 's lands vergaderzaal o zoo netjes doen.
Aan het slot der bijeenkomst ging o.m. de
begrooting van het Departement van Kolo
niën er z.h.st. door, nadat Prof. v. Embden
(v.d.) den Minister de toezegging ontlokt had
diens verzoek om naamsverandering van het
Departement (b.v..van overzeesche gewesten,
of van Indische Zaken) te zullen overwegen.
TWEEDE KAMER.
Waarom liet openbare
behandeling zoo lang
op zich wachten
Het wetsontwerp dat aan het zelfstandig uit
oefenen van beroepen en bedrijven door vreem
delingen paal en perk gesteld wil zien., door
een vergunnings-stelsel, lokte in hoofdzaak
verwijten uit omtrent den langen tijd, die er
mee heen was gegaan, eer het eindelijk bij de
Kamer kwam.
Tegenover deze kritiek van de heen-en v.
Dij ken (a.r.)D re es (s.d.)Westerman
(ex mait. herstel)kon Minister Ge lissen
niet anders dan met de heeren betreuren, dat
het zoo lang geduurd had. Als nog is aange
stipt, dat met Dr. Vos (lib.) verschillende
andere sperkers waarschuwden tegen verkeerd
gebruik van de groote macbbsbevoegdheid.
welke deze wet aan den Minister van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart toekent, zij verder
Kunst in Haarlem en daarbuiten.
EEN HAARLEMSCH FAMILIEPORTRET.
De vriendelijke lezer dezer aanteekeningen
herinnert zich misschien nog dat wij indertijd
den Nij kerker kippenboer-schilder Wouter de
Nooy hier voor het voetlicht hebben gebracht,
den schilder, van wien ons Frans Halsmuseum
dat aardige doorkijkje naar de Groote Markt
(van de Pandpoort uit) bewaart. Dat artikel
tje heeft ons een paar briefjes en opmerkingen
over dien artist bezorgd, die, daar hij gerui-
men tijd in Haarlem geleefd en gewerkt heeft,
nog wel eenige meerdere sporen blijkt te heb
ben achtergelaten dan het Pandpoort je en de
vroeder reeds genoemde aquarellen in Teyler's
verzameling. Die correspondenties met belang
stellende lezers zijn altijd aangenaam en vaak
nuttig, vooral als men probeert iets meer over
een onbekenden of vergeten sinjeur aan de
weet te komen. Het is wel eigenaardig immers
dat noch de brave Immerzeel, noch de niet
minder brave heeren Van Eynden en Van dei-
Willigen iets over onzen artistieken Haarlem-
schen poelier weten te vertellen en zelfs zijn
naam verzwijgen, terwijl toch vooral de laat-
sten zeer royaal met aanteekeningen en gege
vens over hun tijdgenooten van meer of min
der beteekenis omspringen. Enfiner moet
altijd nog iets te ontdekken overblijven voor
wie daar, als schrijver dezes in zijn vrijen tijd,
behagen in schept. Zoo vond ik later, in de
buurt van Nijkerk, nog enkele sporen van De
Nooy's werkzaamheid en zal daar bij gelegen
heid iets over vertellen.
Voor vandaag zullen we ons bepalen tot een
schilderijtje, dat mij door een vriendelijk tele
foontje van Mr. Deenik te Haarlem onder de
aandacht gebracht werd. Het is een familie
portret in het bezit van den Haarlemschen
advocaat, en dus ook al om de voorstelling
eener oude Haarlemsche familie van belang.
Een interieur dat wel sterk den tijd typeert,
waarin De Nooy het schilderde, Dus: het eer
ste kwart der negentiende eeuw. Een soort
Hollandsche Biedermeyer-stijl, braaf en knus,
zonder al te veel fantasie, maar zeer degelijk.
De Nooy heeft zich van de hem opgedragen
taak even degelijk gekweten: meneer en me
vrouw en de drie kinderen hadden gelijkelijk
zijn aandacht: een coloristisch brandpunt is
er in zijn compositie niet en die compositie
zelve is zoodanig dat ge vermoeden kunt dat
hij ze in twee gedeelten heeft geconcipieerd
en die deelen dan eenvoudig nevens elkaar
heeft gebracht. Niet ongebruikelijk overigens
bij soortgelijke opdrachten. Rechts vormen de
moeder met de twee knapen gedrieën een
eenigszins conventioneele groep, links is het de
vader die de dochter schijnbaar een les over
hoort, waardoor een op zich zelf staand
groepje ontstaat. Wat in onze kleine reproduc
tie natuurlijk ontbreken moet is de kleur en
nu pleit het wel voor De Nooy dat die beide
groepen door de kleur heel aardig worden
saamgebonden, waaruit wel blijkt dat, al mo
ge onze poelier dan al geen hoogspringer in
het vak geweest zijn, hij dat vak toch zeer be
hoorlijk verstond wat wij trouwens aan zijn
Pandpoortje konden constateeren. Maar een
portretgroep schilderen is wel weer wat an
ders.
Voor de locale historie van Haarlem is De
Nooy's schilderij zeker ook interessant. De
over-grootvader van Mr. Deenik behoorde
blijkbaar al evenzeer tot de Haarlemsche bur
gers. die iets in de melk te brokken hadden
Niet alleen is dat af te leiden uit het feit dat
hij zich met zijn gezin deed conterfeiten, wat
ook in die jaren nu niet direct bij leden der
aiUeem vermeld, dait de Kamer het ontwerp z.
h. st. aannam en vervolgensde regeling van
het handelsonderwijs aan die orde kwam. Er
zullen niu komien een zelfstamdige H. B. S. voor
algemeene vorming van hen, die niet naar eecn
universiteit gaan en een andere H. B. S., waar
wis- en natuurkunde op den voorgrond staan,
die wel de deur naar de universiteit openstelt.
Beide scholen zullen een vijfjarigen cursus
hebbern, terwijl de driejarige H. B. S. geleide
lijk zal verdwijnen. Initusschen zal het onder
wijs op de algemeen vormende H. B. S. (A)
toch zoo moeten wezen, dat de bezitters van
het einddiploma toegelaten kunnen wonden
tot de hands Lshoogescholen, de handels facul
teiten, de imdotoglsche studie en. de studie van
de sociale aardrijkskunde. Ziet daar in ruwe
trekken enkele hoofdpunten van de ter tafel
liggende regeling, waarop morgen nog wel ge
legenheid is terug te komen.
E. v. R.
Parkeergeldheffingen van de
baan?
Regeering heeft bezwaren.
De regeering heeft, naar aanleiding van
een in den raad van Voorburg aangenomen
uitbreiding van de precarioverordening in die
gemeente, waarbij een belasting zou worden
geheven voor het innemen van gemeentegrond
door motorrijtuigen medegedeeld, naar Ged.
Staten aan B. en W. van Voorburg hebben
bericht, dat zij in het algemeen bedenking
heeft tegen deze heffingen, op grond van de
cumulatiei van belastingen, welke reeds thans
een zwaren last voor de houders van motor-
tuigen beteekent.
Naar wij van de zijde van den A.N.W.B.,
die steeds met, kracht tegen de parkeergeld
heffingen gestreden heeft, vernemen, laat het
zich aanzien, dat de invoering van nieuwe
parkeerbelastingen hierdoor definitief van
de baan is. Automobiel-rijdend Nederland zal
zeker met een zucht van verlichting hiervan
kennis nemen.
Echter zijn in verschillende gemeenten
reeds heffingen van kracht, waarbij het
laten staan van een auto voor huis of bedrijf
belast wordt.
De A.N.W.B. heeft thans tot de besturen
dezer gemeenten het verzoek gericht de be
treffende verordeningen te willen intrek
ken.
De b tlplaatsen van Noord-
Wales maken collectief reclame
en trokken daar een bedrag
van 17.000 pond sterling voor
uit 65% hiervan belegden zij
in dagbladreclame.
In de Algemeene Vergadering
der Vereeniging dier badplaat
sen verklaarde de voorzitter
onlangs, dat het behaalde groote
succs de waarde van couranten
reclame overtuigend heeft be
wezen. 70% der bezoekers had
den verklaard, dat zij door
advertenties op de door hen
bezochte badplaatsen opmerk
zaam waren geworden.
Motorrijder tegen trein gebotst
Slachtoffer onmiddellijk gedood.
Dinsdagmiddag om half twee is op den on-
bewaakten overweg bij de Zevenhuizenlaan
de 28-jarige drukker P. Eriks uit Heiloo met
zijn motorfiets tegen een uit de richting Am
sterdam komenden electrischen personentrein
gebotst. Hij kwam in aanraking met het
vierde rijtuig en werd door den trein mee
gesleurd. De man werd zoodanig verminkt,
dat de dood onmiddellijk moet zijn ingetre
den.
E, beoefende het motorrijden nog slechts
zeer kort en hij was nog niet in het bezit
van een rijbewijs. Waarschijnlijk heeft hij
den trein wel zien aankomen, doch heeft hij
niet tijdig kunnen stoppen.
Het treinpersoneel heeft van het ongeluk
niets bemerkt, doch toen de trein even na het
gebeurde aan het station Heiloo stopte, heb
ben reizigers een en ander gerapporteerd.
Vuilnisbak als brandkast.
DEVENTER, 23 Februari Een groenteboer
hier ter stede, heeft, toen hij zijn huis voor
eenigen tijd verliet,, een geldkistje, waarin
zich vijf honderd gulden aan contanten, als
mede een spaarbankboekje waarop 2000 gul
den was bijgeschreven, bevonden zoolang in
denvuilnisbak opgeborgen en verzuimd
het er uit te halen. De gemeentereiniging
ledigde den bak en het kistje verdween.
Thans is uitgekomen, dat een der werklie
den van de gemeentereiniging het kistje had
gevonden. ITij had het met het spaarbank
boekje in het water gegooid. De contanten
had hij grootendeels reeds opgemaakt. De
man is in arrest gesteld.
Volendam verandert.
Toen het visschersbedrijf achteruitging, heeft
Volendam uitgezien naar nieuwe wegen. Voor
de mannen, die op de botters hun brood niet
meer konden verdienen, zochten ondernemen
de lieden bronnen van verdiensten te scheppen
door de stichting van industrieën. In de afge-
loopen jaren zijn aldus opgericht een fabriek
tot verwerking van paardenhaar en een con
fectiefabriek, waarin te zamen ongeveer zestig
personen werk vinden.
Het was een Volendamsch schoenwinkelier,
Jaap Veerman, die op de gedachte kwam een
schoenenfabriek in Volendam op te richten.
In Augustus 1933 voerde hij de eerste bespre
kingen en in 1934 kon hij met tien arbeiders
in een oude timmermanswerkplaats, het werk
aanvangen. In dat jaar werd de N.V. Schoen
fabriek Volendam opgericht. Aanvankelijk be
paalde de productie zich tot klompensokjes,
dat zijn de leeren muiltjes, die de V'olendam-
mers in hun klompen droegen. Geleidelijk ging
de fabriek over tot den aanmaak van modern
schoenwerk voor baby's en kinderen.
In October 1936 werd een nieuwe fabriek be
trokken. De proefperiode was voorbij en de
directie wierp zich niet kracht op de binnen-
landsche markt. Reizigers reizen het land af
en ook op de Jaarbeurs zijn de Volendamsche
schoenen verschenen. De fabriek heeft thans
een wekelijksche productie van 2200 paar. Zij
biedt de mogelijkheid de productie tot meer
dan 4000 paar per week uit te breiden.
Het bedrijf is met particulier kapitaal opge
richt. De overheidssubsidie, welke zij ontvangt,
bestaat in een opleidingstoelage,'welke krach
tens de Zuiderzeesteunwet van het vakonder-
richt aan visscherszonen wordt uitgekeerd.
Dinsdag is deze fabriek, waar ruim zestig
visscherszonen hun brood verdienen, plechtig'
geopend.
Volendam, waar de tradities van het
visschersvolk zoo lang veilig waren,
verandert. Terwijl de oude vigschers
met hun verweerde koppen en wijde
zeemansbroeken ledig loopen in de
straatjes, werkt binnen in een van
ijzer en baksteen opgetrokken loods het
jongere geslacht; in overalls aan rate
lende machines. Een enkele draagt nog
zijn duffelsche jasje met zilveren
knoppen bij het stikken van telkens
één naadje.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
kleine burgerij zal zijn opgekomen, maar ook
het interieur, sober als in die jaren als het
ware mode-voorschrift was, wijst op welstand.
Dat hij ook tot de geestelijke élite onder zijn
medeburgers gerekend werd bewijst het feit,
dat hij in de annalen van het Haarlemsche
Gymnasium onder de Curatoren dier inrich
ting genoemd wordt. Eigenaardiglijk droegen
die heeren in die jaren een andere titel: men
sprak niet van „curatoren" doch noemde hen
„scholarchen", al zal de functie op zich zelf
wel ongeveer op hetzelfde neergekomen zijn.
Aardiger nog is dat men in het meest recht
sehe knaapje, dat met een soort diabolo aan
het spelen is, iemand terug vindt, die zich in
zijn later leven op verschillend gebied ver
dienstelijk zou maken. Hij ging namelijk in
Leiden studeeren, werd er Dr. A. A. Deenik en
in zijn studententijd de oprichter en eerste
voorzitter van het Studenten-muziekgezel
schap Sempre Crescendo, dat nog steeds be
staat en floreert.
Zoo komen over half of geheel vergeten
menschen nog wel eens aardige bijzonderhe
den aan het licht, terwijl men aan het zoeken
is naar gegevens op gansch ander terrein. Men
moet die bezigheden niet overschatten, maar
ook niet geheel als Spielerei en van nul en
geener waarde beschouwen. Immers, van het
één op het ander komend, al snuffelend en
neuzend, blijft altijd de kans bestaan dat men
stuit op iets wat van onverwacht belang is en
waardoor soms iets opgehelderd wordt dat his
torisch duister bleef.
De heer Mr. Jeltes, die al geruim en tijd zich
bezig hield met het speuren naar verdwenen
werken van Gerard Bilders, een veel be
langrijker figuur dan onze De Nooy publi
ceert in Elseviers Maandschrift van deze
maand een vervolg op zijn vondsten en voor
ziet die van zeer interessante commentaar. Ik
heb dien speurders-arbeid hier indertijd be
sproken en kreeg toen van één onzer lezers
een indicatie over werken van Bilders, die ik
aan Mr. Jeltes heb overgebracht. Als de ééne
hand de andere waschtenz. enz.
Wij houden ons aanbevolen.
J. H. DE BOIS
Bemanning van tankschip
gered.
Het Nederlandsche tankschip „An
gelina", dat 2086 ton meet en door
de Rising Sun Company was gechar
terd, is Dinsdagochtend ter hoogte
van Formosa gestrand. Het schip werd
ernstig beschadigd. De acht Neder
landsche officieren en de uit dertig
koppen bestaande Chineesche beman
ning werden gered.
De Angelina is een twee schroefs-motor*
schip ,in 1931 gebouwd bij de Nederlandsche
Dok Maatschappij te Amsterdam. Het schip
was op 20 Januari te Foetsjau aangekomen
voor het lossen van een gedeelte der lading.
Het schip is eigendom van de Nederl.-Indische
Tankstoomboot Maatschappij, in Den Haag.
Reiziger op Nieuw Guinea
gedood?
Sinds 26 September heeft men niets meer van
hem gehoord.
BATAVIA, 23 Februari (Aneta-A.N.P.)
De op Noord-Guinea reizende Duitscher, de
heer T. N. E. Schoch, is vermoedelijk door een
gewelddadigen aanslag gedood.
De heer Schoch arriveerde in het begin van
September 1936, komende van Makassar, in
Sorong (Noord Nieuw-Guinea). Hij stak van
daar op 7 September over naar Manokwari,
ondanks waarschuwingen van het Binnen-
landsch Bestuur, en na onderteekening van
een verklaring, dat de tocht geheel op eigen
verantwoordelijkheid ondernomen werd en
hem door het Bestuur geen bescherming of
hulp kon worden toegezegd.
De heer Schoch die met enkele koelies reisde
werd op26 September van het vorige jaa*
het laatst gesignaleerd te Sedjoi.
O 16 door stormen vervolgd.
Een orkaan op het tweede
traject.
Boot maakte fantastische bewegingen.
familieportret van De Nooy,
De O. 16 wordt op zijn tocht door
stormen vervolgd en bestookt. Op het
tweede traject kon zelfs niet meer van
een storm gesproken worden elf
dagen lang bulderde een orkaan rond
en over de slanke boot.
.Prof. Vening Meinesz schrijft ons
over de tocht:
Het begon reeds onmiddellijk na het veria*
ten van de haven van Horta. Een zware zee
wachtte ons buitengaats. En daarmede begon
de ergste slinger- en stampperiode, die ik ooit
medemaakte. 's Nachts moesten maatregelen
genomen worden om aiiet uit de kooien te
slaan. Ik herinner mij, dat ik een der eerste
nachten met een erge kater een oogenblik
rondkeek en in het onderofficiersverblijf vlak
bij mij een hoop dekens op den grond zag lig
gen, waar zich een hoofd met slaperige oogen
uit loswikkëlde. Het was een sergeant-torpe
domaker, die uit de bovenste verdieping
kooien was gewallen. Gelukkig had hij zich
niet bezeerd en ook latere dergelijke avon
turen van anderen zijn goed afgeloopen.
Den eersten dag kon het waarnemings
programma nog volledig afgewerkt worden,
doch de storm nam toe en den tweeden dag
was alle duiken onmogelijk geworden. Van de
snelheid van tien mijlen per uur bleven slechts
vijf behouden. Onder deze omstandigheden
besloot de commandant aan de marine auto
riteiten een verandering van reisroute voor te
stellen.
Het plan werd goedgekeurd en we zijn eerst
naar het Zuidwesten en vérvolgens naar het
Westen op de Bermuda's aangevaren.
Wat niet vast zat, ging omver.
Hoewel deze route wat beter weer beloof
de, zijn wij toch niet gespaard geworden. Tot
twee malen toe nam de storm opnieuw een
orkaankarakter aan met windkracht tien en
vlagen van elf. De oppervlakte van de zee
was zoo met schuim van stukgewaaide golven
overdekt, dat het zicht zeer slechts werd.
Binnen de boot waren de moeilijkheden door
de fantastische bewegingen niet van de lucht.
Kastjes en laden sprongen open en deden hun
Inhoud op den vloer terecht komen en men
moest zich haasten om alles zoo spoedig mo
gelijk bijeen te rapen, want in een oogenblik
verdween het in de zijden van het schip om
daarin onherroepelijk weg te zakken. Men kon
zich troosten met het grapje of iets weg is
als men precies weet waar het is, maar daar
mede had men het nog niet terug. Van den
oudsten officier, luitenant ter zee Van Duim
verzonk een vulpen, van mij sprongen op een
gegeven oogenblik drie doosjes met lantaarn
plaatjes van bovenaf met een grooten boog
op den grond, wonder boven wonder was er
slechts één kapot
Het duiken kon doorgaan.
Met een enkele uitzondering van weinig be
lang kon het duiken voor de waarnemingen
zonder onderbreking doorgaan. Het was een
mooie prestatie, die zeker eenig in zijn soort
was. Ik kan niet denken, dat ooit een andere
duikboot een dergelijke serie van onderwater
oefeningen bij stormachtige zee verricht
heeft. Hulde daarvoor aan commandant van
Waning. En ik gedenk ook met erkentelijkheid
de medewerking vain de andere officieren en
van onder-officieren en minderen in verband
met de waarnemingen ondervonden. Wij heb
ben groot geluk gehad. Slechts een ochtend
was de zee kalmer, tusschen twee Tepressies
in, en juist dien morgen was er een averij
aan de voorduikroeren, die dank zij de kal
mere zee kon hersteld worden. Eiken anderen
dag zou dit uitgesloten zijn geweest en zon
der riuikroeren zou verder duiken onmogelijk
zijn geweest .terwijl bijna zeker de uitgesla
gen duikroeren door de zware zeeën die ons
nog wachtten, stukgeslagen zouden zijn.