Het Roode Kenteeken De dans om den bal. Een aardig snapshot uit den België Nederland voetbalwedstrijd in het stadion te Antwerpen Het 2e Regiment Huzaren te Breda kreeg Zaterdag ter gelegenheid van zijn 122-jarig bestaan een paukenpaard met pauken ten geschenke namens de burgerij Bij de verkiezingscampagne in België geven de aanhangers der politieke partijen op vaak vreemde wijze uiting aan hun gevoelens jegens de tegenpartij, getuige bovenstaande foto FEUILLETON OTTWELL BINNS. (Nadruk verboden) 5) Terry Domville hoorde de woorden nauwe lijks, hun strekking ontging hem in ieder geval totaal, want hij was geheel verdiept in de beschouwing van zekere eigenaardige ver schijnselen, die zich met geweld aan hem op drongen. Een mist scheen op te stijgen tus- sohen hem en den waard, wiens stem plotse ling van heel ver af kwam. Het dikke gezicht van clen man leek door de mist heen gezien een witte maan, die op de meest fantastische wijze toe- en afnam. De uitstalling van fles- schen achter hem was als een regenboog waarin de kleuren doorgeloopen waren, terwijl het vodje papier, waarop de boodschap ge schreven was, als een vurige vlam heen en weer danste. De kamer zelf scheen vol met rook te staan witachtige rook, waarin de figuren van de feestende matrozen kwamen en gingen. En terwijl hij staarde, hoorde hij de stem van den waard opnieuw. „Wat is er met jouw aan de hand, ouwe jongen? Voel je je niet goed? Je ziet nogal bleek om je neusIk geloof, dat het maar beter is als je even met me mee ging dan kon je even rustig wachten, totdat je je weer lekker voelt". Terry verstond waarschijnlijk maar de helft van wat de man zei, maar één ding stond klaar in zijn snel versuffende hersens, en dat was, dat de bar zich op wonderbaarlijke wijze in tweeën gespleten had zoodat er een nauw gangetje te zien kwam. De waard bood hem zijn schouder en zonder dat hij het zelf ook maar wilde, werd Terry door de opening geloodst en door een deur, die daar achter was. Het leek wel, of hij lood in zijn voeten had, Zijn knieën knikten en zijn oogleden werden zwaar. Hij was er zich slechts vaag van be wust, dat de kamer waar hij ingebracht werd, schaars gemeubileerd was. Hij voelde, dat hij op zijn been wankelde en greep zich aan den waard vast om niet te vallen. Maar met een ruwen lach duwde de man hem van zich af en gooide hem op den grond. Een oogenblik later werd het licht uitgedraaid. Hij hoorde iets dat veel weg had van het geluid van een ijzeren grendel, die van zijn plaats wordt geschoven en plotseling zakte dat deel van de vloer, waarop hij lag, scheef onder hein weg. Hij voelde, dat hij naar beneden gleed, trachtte te schreeuwen, klauwde aan de gladde planken in een wanhopige poging om zich tegen te houden, gleed toen van den rand van den vloer en kwam met een smak, die door al zijn beenderen dreunde, ergens terecht. Eén onderdeel van een seconde had hij een idee van voorbijschietende lichten, toen leek het alsof hij in de duisternis viel en door een on eindige ruimte vloog, alsof hij van den rand van de aarde gestoten was en in volle vaart naar beneden stortte, totdat een nieuwe smak, die nog wel eeuwen op zich kon laten wachten, hem opnieuw in zijn val zou stuiten. HOOFDSTUK H. Geronseld. Terry Domville ontwaakte uit een bewuste loosheid, die uren geduurd had. Op dat oogenblik herinnerde hij zich niets meer van wat er met hem gebeurd was en de omgeving, waarin hij zich bevond, verbaasde hem in hooge mate. Hij lag in een kooi met. andere kooien om zich heen, die alle in een wigvor mige "uimte gebouwd waren. Uit den vorm en de lucht van teer, hars, touw en andere dingen maakte hij gemakkelijk op, dat hij zich in het vooronder van een sohip bevond. Recht tegenover hem aan den anderen kant van de beperkte ruimte en half verborgen achter een hanglamp, was een open patrijspoort, waar door hij een glimp te zien kreeg van de hooge masten en het bovenste want van een schoe ner. En daarachter zag hij den Berg zelf met de bunngalows en huizen in rijtjes er tegenop, die voor zijn nog onzeker en blik op en neer schenen te dansen, terwijl bij elke beweging, die het schip maakte, iets constant op den grond van het vooronder heen en weer rolde, wat hem ontzettend irriteerde. Hij trachtte zich in zijn kooi op te richten om te zien wat het was, maar de poging bracht zoo'n stekende hoofdpijn te weeg, dat hij snel weer achter over zonk, zonder zijn doel bereikt te hebben. Een tijdje lag hij met zijn oogen geloten, nauwelijks in staat om te denken, maar al spoedig werd de aanval minder hevig, zoodat hij zijn oogen opende en opnieuw door het open patrijspoortje naar den Berg staarde, die door het ochtendzonlicht overgoten was. Boven zijn hoofd klonk het gestamp van voeten. Daartusschendoor hoorde hij af en toe een ruwe stem bevelen schreeuwen, waar uit hij opmaakte, dat het schip zich klaar maakte om de haven te verlaten. Maar welk sohip was het? Hij keek het smerige vooronder rond, waar vele messen initialen gekrast had den in de muren en waar schunnige versjes en teekeningen in potlood op de verf gemaakt waren, die eens wit geweest was en hij wist zekerd dat het schip niet de „Kestrel" was, Seabright's jaoht, waarop hij had behooren te zijn. Het was een of ander onbekend schip, dat, naar de scherpe lucht en de smerigheid van haar vooronder te oordeelen, een van de booten van de wilde vaart was( die om vracht te krijgen als zwervende zeemeeuwen van haven tot haven en van eiland tot eiland in den Archipel gaan. Maar hoe was hij hier gekomen? Bij deze tweede vraag schoten hem opeen? weer de beurtenissen van den vorigen dag te binnen zijn ontmoetingen met Norma Charlton, het incident in het theehuis, zijn achtervolging van den gebochelden Chinees van het Hong- Kong Hotel tot die zeemanskroeg bij het water, de verklaring van het geschrevene op het roode vodje door den waard met het dikke gezichten het knippende oog, het nauwe gangetje door de bar, waar hij doorheen ge leid was naar de kamer, erachter, het scheef- vallen van de vloer en zijn val in den onein- digen afgrond van duisternis. En terwijl hij zich alles herinnerde, vormden zijn lippen het woord: „Geronseld"! Plet leed geen twijfel, dat hij bedwelmd was en aan boord gebracht van het een of andere schip met tekort aan bemanning door den waard, die er blijkbaar, behalve zijn kroeg ook nog het schurkachtige baantje van ronse laar op na hield. Het geluid van een rauwe stem, die bulderend beveln gaf, maakte een eind aan verdere overpeinzingen. Het schip maakte zich gereed om de haven te verlaten en tenzij hij meegevoerd wenschte te worden naai- eenzame zeeën, waar hij geen kans had uit deze onplezierige situatie verlost te wor den, moest hij nu zoo spoedig mogelijk trach ten weg te komen. Voorzichtig kwam hij overeind. De pijnen in zijn hoofd kwamen terug, maar in minder hevige mate dan den eersten keer en na een oogenblik gewacht te hebben, stak hij zijn beenen buiten de kooi en zette voorzichtig zijn voeten op den grond, waarbij hij zich stevig aan het houtwerk vastklemde. Hij voelde zich duizelig en misselijk en het sme rige vooronder scheen om hem heen te draaien, zoodat hij zich stijf aan de kooi vasthield en bleef staan, totdat het gevoel van onpasselijkheid voorbij was en hij zich alleen nog maar licht in zijn hoofd gevoelde. Toen dat stadium bereikt was, bracht een kleine beweging van het schip iets op den vloer van het vooronder aan het rollen, dat tegen zijn voeten bleef liggen. Hij keek om laag en zag dat het een leege whiskeyflesch was met de kurk er half in. Hier. dacht hij, was de oorzaak van dat geluid, dat hem een paar minuten geleden zoo gehinderd had en zonder er bij te denken wat voor nut zoo'n flesch zou kunnen hebben gaf hij er een trap tegen en hoorde het ding in een duister hoekje onder een kooi wegrollen. Toen keek hij naar het open patrijspoortje. Een beetje frissche lucht zou hem opknappen en de hinderlijke mist verjagen, die nog tel kens zijn denken loom maakte, zoodat het weer mogelijk zou worden beslist op te treden om zijn vrijheid te herwinnen. Hij struikelde meer dan hij liep naar het patrijspoortje en opnieuw door een duizeling overvallen, met zijn hoofd bonkend als een geslagen tom-tom, klemde hij er zich krampachtig aan vast en ademde, met zijn oogen gesloten, diep de ver sterkende ochtendlucht in. Toen hij zijn oogen weer opende, voelde hij zich veel beter en terwijl hij diep adem haalde, dwaalde zijn blik over dat gedeelte van de haven, dat hij door de patrijspoort kon zien en viel op een sampan, die blijkbaar recht op het schip afkwam. Hij was niet ver meer af en heel duidelijk ving hij het gezang op van den koelie, die zijn riem op het rhythme ervan heen en weer bewoog. „Hiho! hay! ho!" De sampan bewoog zich met groote snel heid voor en buiten het klein kajuitje zag hij een hoop bagage. Het scheen wel, dat het schip ,een passagier aan boord kreeg en terwijl hij zich steeds meer opgefrischt voelde door de zuivere lucht, vroeg hij zich af wie het kon zijn. Toen ging er een schok door hem heen, want uit het kleine kajuitje van de sampan geleund, zag hij het hoofd en de schouders van een meisje, dat blijkbaar het schip in zich opnam. Hij herkende haar on-* middellijk en riep verbaasd uit: „Norma Charlton". (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 8