(5P HËr
T GEZELLIGE WINKELTJE.
MlF^r
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Denken jullie aan onze afspraak? Lang niet
alle clubleden hebben heden geschreven. A.s.
week hoop ik van allen weer schrijven te
ontvangen. Met het ontvangen van bezoek
hoop ik in Mei te beginnen.
Best LELIETJE VAN DALEN. Hartelijk
dank ik je voor je felicitatie. Je wilt je ouders
en zus zeker ook wel namens mij dank zeg
gen? 'k Heb heel prettige dagen gehad. In de
vacantie had ik het heel druk. Vier dagen
heb ik achter elkaar gecollecteerd en ik was
's avonds wat men noemt erg vermoeid. Na
goed geslapen te hebben was ik 's morgens
echter weer zoo frisch als een hoentje. Het
resultaat is je zeker wel bekend n.l. 2-2059
centen. Schrijf je me weer trouw? Dag Le
lietje van Dalen.
Lief DOORNROOSJE. Hoe gaat het thans
met je zuster? Gaat ze wat vooruit? 'k Be
grijp dat je weinig in de gelegenheid was om
mij te schrijven. Een zieke heeft verzorging
en hulp noodig en daarvoor moet alles wij
ken. 'k Hoop echter dat je zuster weer spoe
dig geheel hersteld het ziekenhuis verlaat.
Het beste met haar. Dag Doornroosje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk
dank ik je voor de teekening en sommen. Je
rekent nu reeds tot 100 heb ik gezien. De vol
gende keer moet je je cijfers nog wat netter
schreven. Fouten heb je niet gemaakt. Speel
je ook met „„Kleine Kracht" mede of alleen
je zus? Geef me in je volgend briefje maar
antwoord op m'n vraag. Dag Teekenaarstertje
Best KRULLEKOPJE. 'k Hoop zelf in de
gelegenheid te zijn de uitvoering van „Kleine
Kracht" bij te wonen. De speelliedjes die op
gevoerd worden zijn grootendeels van Jac.
Dalcroze en door mij ook vaak op clubjes en
op m'n vorige scholen ingestudeerd, 'k Vindt
het nu echt leuk eens rustig naar de opvoe
ring te kijken en te zien hoe andere dames de
bedoeling van den auteur opgevat hebben, 'k
Zal 's avonds naar je uitzien. Dag Krulle-
kopje.
Beste POLLY. Prettig dat je je bed weer
hebt kunnen verlaten en ik hoop dat je nu
spoedig geheel hersteld zult zijn. Hoe het met
de collecte gegaan is? Uitstekend hoor. Vele
kleintjes.de rest weet je wel. In totaal zijn
er 22059 centen bijeengebracht. Een mooi re
sultaat en ik heb geen spijt de collecte geor
ganiseerd te-hebben, Ik heb je toch reeds
lang geled ejÜ^Bantwóord op je vraag inzake
Piet Eekhoorn? Bij gelegenheid zend ik je
de blaadjes 'terug en kan je ze thuis op de
schrijfmachine tikken. Het beste met je. Har
telijk dank voor je geteekend kalenderblad
Dag Polly. -
Beste BERENDMAN. Je weet toch dat ik
zeer veel boomenplaatjes kwijt ben? Zestig
heb ik er nu. zeker al wel ontvangen. De
kleurwedstrijd wordt pas in Mei uitgeschre
ven. Wat een grappig plaatje heb je getee
kend. De regen heeft je zeker tot het moois
geïnspireerd. De vacantie was anders buiten
verwachting goed. Ik dank je voor je teeke
ning. Dag Berendman.
Best KALFJE. Hoe of het mij gaat? Uit
stekend hoor. 'k Heb in de vacantie door de
collecte volop van de buitenlucht genoten,
b.v. van 's morgens negen tot half een en van
twee tot zeven uur. Je weet het de buiten
lucht doet ieder mensch goed. Ga je al zoo
vroeg met vacantie? 'k Hoop dat je goed weer
treft. In 't Gooi valt veel te genieten en hoop
ik dat je met je ouders en broers een prettige
vacantie zult hebben. Veel genoegen en goed
weer. Dag Kalfje.
Best CROCUSJE. Jammer dat ik je, toen
je langs m'n huis kwam, niet gezien heb.
Waar ik 's winters club houd? L.l. winter hield
ik het in het Evangelisatiegebouw J P. Coen-
straat hoek Vareniusstraat. Dit gebouw ligt
meer in 't centrum dan de zaaltjes die ik ver
leden en voor verleden winter gebruikte. Bo
vendien is het ook veel geriefelijker. Waar
schijnlijk zal ik bij leven en welzijn het Evan
gelisatiegebouw tegen aa. winter weer voor
ons clubwerk huren. Je behoeft dan ook,
wanneer je blijft wonen waar je thans woont,
niet ver te loopen. Maar trouw schrijven hoor.
Dag Crocusje.
Lief ZONDAGSKIND. Flink zoo knip de
geschikte plaatjes maar uit en bewaar ze
zorgvuldig. In Mei wordt de kleurwedstrijd
uitgeschreven. Hoe oud is je kleine zus en
hoe heet ze? Gaat ze reeds op de fröbelschool
of is ze nog bij moeder thuis? In je volgend
briefje geef je me maar antwoord op m'n vra
gen. Je hebt dan meteen stof tot schrijven.
Me trouw blijven hoor. Dag Zondagskindje.
Best ZUSJESBESOHERMSTERTJE. Wat
zal je geleerd worden zeg. Eerst alleen En-
gelsch nu ook Fransch erbij. Lijkt het je in de
zesde klas nog gemakkelijker dan in de vijf
de? Heb je ook een aardige onderwijzer? Dat
laatste vind ik fijn voor je. Misschien lijkt
je werk daardoor gemakkelijker. Je gaat nu
met meer pleizier naar school, enz. Doe maar
goed je best zoodat je weer met glans naai
de zevende klas overgaat. Je ouders doe je
er ook een groot genoegen mede. Dag Zus-
j esbeschermstert j e.
Lief HANDWERKSTERTJE. Prettig zeg,
dat jij je in de vacantie zoo goed geamuseerd
hebt. Het weer was gelukkig droog. Je kon
dus volop buitenspelen. Kamertjes scheppen
in het zand, moedertje spelen en poffertjes
bakken. Je weet ook wat prettig spel is. Als
ik tijd had, zou ik vragen ook eens mede te
mogen speien. Wel? Ga je daarom lachen?
Meen je, dat ik het spelen afgeleerd heb?
Neen, hoor ik kan nog best meedoen. Was
het fijn in Velserbeek? 'k Denk van wel. Grap
pig dat ik je nu juist op de thuisreis tegen
kwam. Weet je wat ik dacht toen ik je met je
familie zag? Dat is met recht allemaal op de
fiets. Nog veel prettig cpel. Dag Handwerk-
stertje.
Veel groeten van
Mej, E. VIJLBRIEF.
Hoe een grauwe regendag toch nog prettig
werd. Van een slimmen loopjongen en
een bij-de-hante verpleegster. De
tijd was omgevlogen.
O wat een weer op dien Woensdagmid
dag! Echt op z'n Aprilsch! De regen
kletterde tegen de ruiten en de wind
floot en gierdehuhu
huhu
„Heerlijk weer om een eind te loopen", vond
Jan. die acht jaar was. „Met je muts flink
over je ooren en je cape wapperend om je
lijf, je handen in je zakken en je neus in
den wind tegen den storm optornenfijn,
jö! Mag het, moeder?"
„Heerlijk weer om héél, héél dicht bij den
haard te kruipen, op je buik op de schape-
vacht te gaan liggen, met je beide vingers in
de ooren ën een prachtig boëk voor je
Robinson Crusoë bijvoorbeeld en dan met
je kuif zóó dicht bij het vuur, dat je bijna in
brand vliegt, den heelen dag te liggen lezen.
Fijn jö, en niemand, die iets tegen je zegt of
je wegstuurd om een boodschap te doen!" zei
de negenjarige Wim. Mag het, moeder?"
„Geen sprake van", zei moes tegen allebei
haar jongens tegelijk. „Eén drijfnat, en één
verbrand jongetje? Dank je wel. Kom, Wim,
doe niet zoo vreèselijk lui. Ga fijn wat met
elkaar spelen en laat zus ook meedoen".
„Wat zullen wevroeg Jan, „ballen,
haasje-over. touwtje springen, winkeltje...?"
Moeder was voor 't laaste, rustigste spel.
„Daar kan je bij in de kamer blijven", zei
ze. „En dan krijgen jullie van mij de koop
waar".
Dat was eenig! Zus, die juist met haar
vriendinnetje Mies was komen binnenwaaien
had de laatste woorden opgevangen. Ze riep
al: „O, heerlijk, winkeltje!" en kwam bedrij
vig aanloopen met een stapel kleine schotel
tjes, waarop de kruidenierswaren zouden
worden uitgestald.
Jan moet m'n knecht zijn".
„Maar ik ben de koopman", riep Wim, „en
„Best", zei zus, „dan zijn wij de dames, die
komen koopen".
Tien minuten later was de „winkel" keu
rig in orde. Wim en Kees hadden wel een
stuk of twintig schoteltjes met kruideniers
waren op een tafetlje uitgestald, zooals witte
en bruine suiker, griesmeel, bloem, kleine
stukjes biskwie, een reep in stukjes gesne
den, havermout, bruine en witte boonen,
groene erwten en nog veel meer. Ook een
paar kopjes, waarin melk, thee, suikerwater
en stroop, kwamen er bij te staan.
„Piekfijn voor elkaar, baas", zei Jan. „Nou
nog de weegschaal er bij" en hij zette vaders
brievenweger tusschen de waren in.
„Ja, jö en papier en inkt moet ik ook heb
ben, voor de briefjes", vond Wim. „En dan
een échte bril. O, ik weet al,wat!" Gestom
mel in de speelgoed kast en een minuut la
ter kwam hij terug met een wit schort van
zus voor, een zwart alpinootje, dat een ka-
AAN ALLEN.
In mijn Paaschpraatje vertelde ik je dat
onze heidensche voorouders reeds in dezen
tijd van 't jaar vreugdevuren ontstaken. Maar
niet alleen als vreugdevuur gebruikten ze
het vuur, ook als middel om de roofdieren te
verdrijven maakten ze er gebruik van. Heb
je er wel eens aan gedacht hoeveel gemakke
lijker het voor ons is vuur te maken dan
voor onze voorouders? Zij deden als later Ro
binson Crusoë op zijn eiland, n.l. twee droge
planken tegen elkaar wrijven, net zoo lang
tot ze in brand vlogen. Eerst later, toen men
ook metalen had leeren kennen sloeg men
een hamer zoo lang op een harde steensoort
(vuursteenen), dat de vonken er afvlogen en
die men opving in iets zeer brandbaars b.v.
droge bladeren. Dat vuur in die dagen een
kostbaar bezit was, willen we wel gelooven, en
dat men zooveel mogelijk zorgde het aan te
houden, is ook te begrijpen, want wanneer
het eenmaal uitgegaan was, was het maar
niet zoo een, twee, drie weer te vervangen
door nieuw vuur. Ook te begrijpen, dat men
met vuur zeer mededeelzaam was. Was hier
of daar het vuur uitgegaan, men kon er op
aan, dat de buren, als die er waren, graag
iets van hun vuur afstonden. Eigenaardig, ge
noeg is deze mededeelzaamheid met vuur tot
op den huidigen dag gebleven. Immers wie
rooken wil maar geen lucifers bij zich heeft,
vraagt aan den eersten den besten die hem
rookende tegenkomt om wat vuur en 't wordt
hem zonder mankeeren gegeven. Hoeveel
eeuwen heeft men niet 's avonds het nog aan
wezige vuur onder de asch in den vuurhaard
gestopt om het den volgenden morgen te kun
nen gebruiken om het vuur weer aan te ma
ken. Uit mijn mugd herinner ik me dit nog
hee' goed Een gewone vraag was 's avonds.
„Is het vuur al ingerakeld?" Een andere ma
nier van zich vuur te verschaffen kwam la
ter in gebruik toen het tabakrooken zich niet
lotje moest'verbeelden, op z'n hoofd en een
groote gele zonnebril op. De jongens bulder
den 't uit van den lach.
„Baas, ik ga de étalage maken", kondigde
Jan aan. Hij zette een kleiner tafeltje dicht
bij de toonbank tegen den muur en daarop
twee poppen van zus op stoeltjes, ieder met
een biskwietje op schoot. Op het schoolbord,
dat hij er achter zette, kwam met sierlijke
krulletters te staan: „Wij eten fijne koek,
van baas Bril op den hoek".
Toen gingen de jongens een groot stuk
papier halen en knipten en plakten er net
jes een heelen stapel zakjes van. Nauwelijks
was dit klaar, of de dames kwamen al aan
gewandeld. Ze hadden in de kast met oude
kleeren gegrasduind en zich prachtig toege
takeld met een langen rok, die over den
grond sleepte. Zus, met een witten doek om
het hoofd gedrapeerd was de verpleegster,
en Mies, die een zwart zomerhoedje van moe
der op had, de oude mevrouw. Ze leunde
zwaar op zus haar arm en trok zoo nu en dan
éen echt „ouwelijk" gezicht, om het spel zoo
natuurlijk mogelijk te maken. Baas Bril trok
z'n gezicht in de plooi: „Wat wenschen de
dames?"
„Baas", zei de verpleegster, „wij wenschen
een heel licht verteerbaar maaltje voor me
vrouw. Mevrouw heeft, een zwakke maag,,
ziet u".
„Ja, ja", steunde mevrouw.
Baas Bril krabde zich eens achter het
oor.
„Grauwe erwten dan maar, dames?" vroeg
hij.
„O nee, baas", kreet mevrouw, véél te
zwaar voor m'n maag!"
„Nu, dan weet ik het al", zei baas Bril.
„Een pond fijne havermout en een liter
melk. Dat geeft een heerlijk zacht papje".
Maar de dames konden nog niet direct
besluiten. De verpleegster neusde de toon
bank eens rond. „Een pond chocolaadjes en
een half pond biskwie en een half pond
bruine suiker dan maar. Dat zal mevrouw
echt goed doen".
Baas Bril keek angstig naar zijn waren,
maar de knecht kwam heim te hulp.
„Pardon, dames", zei die,eh.... die
chocola en biskwie zijn voor de reclame
week. Speciaal voor reclame, ziet u. Wie tien
pond bruine of witte boonen, tien pond
grauwe erwten en twaalf pond havermout
koopt, krijgt eheen half ons chocolaad
jes cadeau".
„Juist", zei zus uit de hoogte, „laat ons dat
dan allemaal maar thuis bezorgen, maar
denk er om, de chocolaadjes er ook bij".
„Maar dames, ik dacht, dat de dames
zulke zwakke magen hadden", sprak baas
Bril verbaasd.
„Daar hebt u zich heelemaaL niet mee te
bemoeien. Zorgt u maar, dat we de bood
schappen thuis krijgen. En vlug een beetje",
zei de snibbige zuster.
De baas en de knecht bogen als knipmes
sen en de dames schreden waardig naar
meer bepaalde tot enkel rooken in de toe-
bacshuizen, maar er ook gerookt werd op
straat. Toen moest men natuurlijk steeds
vuur bij de hand hebben of liever zich steeds
van vuur kunnen voorzien. Toen kwam de
tondeldoos met vuurslag in gebruik. De ton
deldoos was een koperen busje, gevuld met
verschroeid linnen. De kunst was nu met een
stuk ijzer 'het vuurslag zoo op een stuk
vuursteen te slaan, dat de vonken er afvlo
gen en die werden opgevangen in de tondel
doos, waarin het linnen dan onmiddellijk be
gon te gloeien en men dus daaraan zijn pijp
kon aansteken, Na gebruik, werd de tondel
doos met een dopje afgesloten en het vuur
er in doofde onmiddellijk uit. Voor huiselijk
gebruik had men natuurlijk hieraan niets.
Moest men thuis voor 't een of ander een
vlammetje hebben, dan gebruikte men een
zwavelstok, dat was een gedroogde planten
stengel, liefst van brandnetel, die met de
beide einden in gesmolten zwavel was gesto
ken. Doch ook deze was slechts te gebruiken,
als men vuur bij de hand had. Denk nu eens
aan de gemakkelijke manier waarop wij vuur
kunnen maken. We strijken een lucifer af en
't vuur is er. Deze gemakkelijke manier van
vuur maken bestaat nog maar ruim honderd
jaar. Het was een Zuid-Duitscher, aan wien
we deze uitvinding danken en wel aan den
heer Kammerer, die van beroep eerst zeef-
maker en later hoedenmaker was. Hij vond
in 1832 den lucifer uit, met fosfor aan den
kop, die aangestreken werd op een stukje ruw
schuurpapier. Eigenlijk was Kammerer niet
de uitvinder, want in Weenen was al een
mijnheer Römer geweest, die lucifers in den
handel gebracht had, doch de manier waar
op deze vervaardigd werden maakte ze duur
en zeer gevaarlijk. Maar ook de lucifer van
Kammerer was niet zonder gevaar en 't is
dus niét te verwonderen, dat men,
nu men eenmaal het groote gemak van
den lucifer had leeren waardeeren, bleef zoe-
liuis. Toen ging Bril aan het afwegen en Jan
nam z'n atuoped en ging de boodschappen
bezorgen met de rekening er bij. Die was erg
hoog uitgevallen. Baas Bril berekende de
grauwe erwten tegen een gulden het pond,
waar maar vijf erwtjes ingingen; de bruine
•boonen kosten 80 cent en de havermout
eventjes 50 cent per pond. Maar er was zoo
waar een klein zakje chocoladeschraapsel-
tes bij voor de reclame en dat vonden de
dames de hoofdzaak.
„De erwten en zoo geven we wel aan onze
geit", legde de zuste uit. En ze betaalde
prompt met groote en kleine knoopen.
Een heelen tijd bleven ze zoo gezellig spe
len. De baas en de knecht merkten al gauw,
dat het zakendoen niet meevalt. Er moest
heel wat worden afgefluisterd om te voorko
men, dat de dames juist de lekkere dingen
kochten en hen met de erwten en boonen
lieten zitten. Bruine suiker kostte weldra 10
gulden per ons, witte suiker was heelemaal
uitverkocht en chocolade en biskwie bleven
„reclame", nu bij dit, dan bij dat artilkel.
Maar de zuster wist altijd wel iets listigs te
bedenken om aan zoetigheid te komen. Ein
delijk kwam ze, na een hevig gefluister met
mevrouw, met een geheimzinnig gezicht, den
winkel in.
„Ik wensch 1 pond bloem, 1 half ons zout,
1 pond boter en 1 liter melk".
„Miaar ehde reclame is vandaag juist
op griesmeel", zei Wim zoetsappig.
„Ik hoop, dat u me verstaan hebt, baas",
zei de zuster strak, „1 pond bloem, 1 half..."'
„O zeker, dame", boog Wim. onderdanig
en hij woog de boodschappen af, terwijl hij
tegen Jan fluisterde, dat de meisjes zeker
wat in haar schild voerden. Nu, de nieuws
gierigheid van de jongens werd al gauw be
vredigd door een zacht gepruttel en een
heerlijken geur, die uit de woning der dames,
de serre, opsteeg.
Mevrouw en de zuster waren ijverig aan
het roeren gegaan en in zus' kleine tooeke-
pannetje op het theelichtje deed een heel
klein, plat en spierwit pannekoelkje zijn best
om gaar te worden, 't Duurde zoowat een
half uur, maar toen waren ook vier panne-
koeken' klaar, en mevrouw noodigde baas
Bril en zijn knecht ten eten, mits ze zorgden
voor een zoet dessertje.
De beide heeren besloten toen meteen
maar om den winkel op te heffen; ze brach
ten voor honderd gulden chocolade en bis
kwie mee.
Een pret, dat ze hadden! Ze schrokken
allemaal, toen de klok vijf uur sloeg en Mies
naar huis moest. En ze beloofden elkaar,
nog eens gauw zoo'n gezellig winkeltje op
te zetten.
R. DE RUYTER-v. d. FEER.
WAAR MOET ZE HEEN?
Waar voert dat heen, wist ik het maar.
Is het Chineesch, potjeslatijn,
Zeg, welke taal zou dat toch zijn?
W. B.—Z.
ken naar een middel om den lucifer gevaar
loos te maken. Professor Boettger te Frank
fort a. d. Main, was de man die deze uitvin
ding deed. Omdat het hout voor deze lucifers
eerst alleen in Zweden werd vervaardigd, gaf
men deze lucifers den naam van Zweedsche
lucifer, 'n Naam, dien ze nog hebben, al wor
den ze nu in bijna elk land van Europa gefa
briceerd. Als we nagaan hoeveel werk er ver
richt moet worden, voor wij het doosje luci
fers in huis hebben, dan is het onbegrijpelijk
hoe ze zoo goedkoop kunnen zijn. Ze worden
hoofdzakelijk gemaakt van populieren- en
dennenhout. Nadat de boom ontdaan is van
takken en bast wordt hij in blokken gezaagd
ter hoogte van een dubbele luciferlengte. De
blokken worden daarna door een schilmachine
rotatiemachine in breede houten vellen
(dunne planken) verdeeld, die de dikte van
een lucifer hebben, die dan weer verdeeld
worden in lange reepen ter dikte van een
lucifer om daarna weer gesneden te worden
in staafjes ter lengte van 2 lucifers, waarna
de uiteinden gedoopt worden in de stof, die
den kop van de lucifer vormt. Dan komt het
pakken aan de beurt in de eveneens in de
fabriek gemaakte doosjes. Dit vervaardigen
is op zichzelf al een kunst. Het hout hiervoor
wordt ter dikte van 0,7 mM. gesneden en
dan ook al weer machinaal op de vereischte
grootte gesneden, gevouwen en beplakt. Mil-
lioenen en millioenen lucifers worden er da
gelijks in de heele wereld gefabriceerd en ver
bruikt. Alleen de Zweedsche fabriek Jung-
köping fabriceert dagelijks 50 millioen luci
fers. In sommige landen o.a. in Frankrijk en
Italië heeft alleen de Staat het recht om lu
cifers te maken In deze landen vindt men
dan ook niet zooals bij ons in elk hotel of res
taurant op ieder tafeltje een doosje lucifers,
maar wie daar een lucifer noodig heeft, moet
die vragen aan den kellne:. die een doosje in
zijn vestjeszak draagt.
W. B.—Z.
ZATERDAG 10 APRIL 1937
bekend spreekwoord krijgt.
,o.t .e.t .h.i. b .s.
Mijn geheel bestaat uit 8 letters en is een:
plaats in Friesland.
1 6 8 is verfrisschend.
2 4 3 2 is een stad in Noorwegen
5 2 3 komt van het schaap.
6 8 6 is een meisjesnaam.
3 2 7 heeft heel weinig waarde.
Deze 4 streepjes stellen 4 boompjes voor.
Zet er zeven bij en dan krijg' je een, Hoe kan
dat?
Mijn geheel is een schuilnaam van 12 let
ters.
I 2 3 4 9 zijn mooie bloemen
5 6 10 ligt voor de deur
T 8 9 is een groote Nederlandsche rivier.
II 12 10 is een meisjesnaam.
3. V* .~jT'k7u* - Kruis-
raadsel.
x
X X X X X X X
X
X 8
X
een klinker
voorjaarsgroente
een meisjesnaam,
een groot dier
wordt dagelijks gelezen
een gewicht
een medeklinker.
De kruisjes moeten van boven naar bene
den en van links naar rechts hetzelfde dier
noemen.
Meester had iets op het bord geschreven.
Een stoute jongen heeft stilletjes de letters
half uitgeveegd. Kunnen jullie nog lezen, wat
meester op bord heeft geschreven?
TL KC C I Cf TF IIUUP
5. (Ingez. door den kleinen Ver
borgen Nederlandsche koloniën.
Maria Parbo. Via Atba. Sera Maks, An Sabg.
Lea Wanb, Sara Bajoe.
6. (Ingez. door Elpenklokje.) Wat verkoopt,
de slager? Fie Bukst; Ada Bomke, Pa Ribl?
Ro Dalei? Fie Bors>
VEILIG VERKEER.
Het aangeven van richtingverandering moet
altijd tijdig gedaan worden, dan kan het
andere verkeer ook tijdig maatregelen nemen,
opdat de richtingverandering veilig kan
plaats hebben. Inhalen of voorbij rijden is
niet toegestaan wanneer daartoe in verband
met het tegemoetkomend verkeer niet vol
doende gelegenheid bestaat.
Voetgangers zijn verplicht aan het
verkeer behoorlijke ruimte tot voorbijgaan
te laten, maar evenzoo is het verkeer v e r-
plicht behoorlijke ruimte aan voetgan
gers, te laten.
(Wordt vervolgd) H. v. E.
UIT DE NATUUR
DE FUUT.
Op de wandeling langs het Zuiderbuiten-
spaarne ontmoetten we dezer dagen een fuut,
die behalve uitstekend zwemmen ook gewel
dig duiken kan, want- zoo had een van het
gezelschap het diertje opgemerkt of het was
ook weer" onder water weggedoken om een
eind verder, soms wel 100 meter, weer even
te voorschijn te komen. De vogel is nogal
schuw uitgevallen maar toch valt hij door:
zijn eigenaardigen lichaamsbouw en bewegin
gen wel op.
Vroeger werd zijn veerenpak gebruikt voor
bontranden aan kleeding, maar tegenwoordig
is het wat uit de mode geraakt, zoodat ze
meer met rust gelaten worden.
De fuut heeft een dikken kop op een slan
ken hals en een sterke spitse snavel. Op den
kop draagt hij twee kastanje bruine pluimen,
die als ooren opstaan en opzij langs den kop
ook een paar van die pluimen. De kleuren
van keel en borst zijn wit en van rug en vleu
gels bruin. Een staart, zooals wij die van an
dere zwemvogels kennen, heeft hij niet. Het
wijfje is iets kleiner en heeft ook kleiner plui
men aan den kop
Het nest maken ze tusschen oeverplanten
en soms dicht bij den kant, maar zorgen toch
ook, dat ze genoeg zwemwater tot hun be
schikking hebben om bij naderend gevaar
vlug uit de voeten te kunnen komen. Hun
jongen hebben witte strepen over het lichaam
en worden met veel zorg en toewijding groot
gebracht en als de kleintjes te koud of te
moe worden, mogen ze dicht bij elkaar gaan
liggen, Moeder Fuut duikt dan geheel onder
en komt weer boven juist onder de wiek waar
de kleintjes op een kluitje bi; elk&ar liggen,
zoodet ze op de moederrug mogen meevaren
en zich in de veeren kunnen warmen.
Bij ons overwinteren deze vogels in de
meren, op de Zeeuwsche stroomenden ook op
de pieren bij IJmuiden zijn ze te zien. Probeer
maar eens of je ze in onze omgeving kunt
ontdekken, met eenden zul je ze zeker niet
verwisselen, maar je moet goede oogen heb
ben, want ze zijn vlug onder water wegge
doken zonder ook maar een rimpeltje achter
te laten en zoo ongemerkt komen ze ook weer
boven. S.