(5P HËr T GEZELLIGE WINKELTJE. MlF^r BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Denken jullie aan onze afspraak? Lang niet alle clubleden hebben heden geschreven. A.s. week hoop ik van allen weer schrijven te ontvangen. Met het ontvangen van bezoek hoop ik in Mei te beginnen. Best LELIETJE VAN DALEN. Hartelijk dank ik je voor je felicitatie. Je wilt je ouders en zus zeker ook wel namens mij dank zeg gen? 'k Heb heel prettige dagen gehad. In de vacantie had ik het heel druk. Vier dagen heb ik achter elkaar gecollecteerd en ik was 's avonds wat men noemt erg vermoeid. Na goed geslapen te hebben was ik 's morgens echter weer zoo frisch als een hoentje. Het resultaat is je zeker wel bekend n.l. 2-2059 centen. Schrijf je me weer trouw? Dag Le lietje van Dalen. Lief DOORNROOSJE. Hoe gaat het thans met je zuster? Gaat ze wat vooruit? 'k Be grijp dat je weinig in de gelegenheid was om mij te schrijven. Een zieke heeft verzorging en hulp noodig en daarvoor moet alles wij ken. 'k Hoop echter dat je zuster weer spoe dig geheel hersteld het ziekenhuis verlaat. Het beste met haar. Dag Doornroosje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank ik je voor de teekening en sommen. Je rekent nu reeds tot 100 heb ik gezien. De vol gende keer moet je je cijfers nog wat netter schreven. Fouten heb je niet gemaakt. Speel je ook met „„Kleine Kracht" mede of alleen je zus? Geef me in je volgend briefje maar antwoord op m'n vraag. Dag Teekenaarstertje Best KRULLEKOPJE. 'k Hoop zelf in de gelegenheid te zijn de uitvoering van „Kleine Kracht" bij te wonen. De speelliedjes die op gevoerd worden zijn grootendeels van Jac. Dalcroze en door mij ook vaak op clubjes en op m'n vorige scholen ingestudeerd, 'k Vindt het nu echt leuk eens rustig naar de opvoe ring te kijken en te zien hoe andere dames de bedoeling van den auteur opgevat hebben, 'k Zal 's avonds naar je uitzien. Dag Krulle- kopje. Beste POLLY. Prettig dat je je bed weer hebt kunnen verlaten en ik hoop dat je nu spoedig geheel hersteld zult zijn. Hoe het met de collecte gegaan is? Uitstekend hoor. Vele kleintjes.de rest weet je wel. In totaal zijn er 22059 centen bijeengebracht. Een mooi re sultaat en ik heb geen spijt de collecte geor ganiseerd te-hebben, Ik heb je toch reeds lang geled ejÜ^Bantwóord op je vraag inzake Piet Eekhoorn? Bij gelegenheid zend ik je de blaadjes 'terug en kan je ze thuis op de schrijfmachine tikken. Het beste met je. Har telijk dank voor je geteekend kalenderblad Dag Polly. - Beste BERENDMAN. Je weet toch dat ik zeer veel boomenplaatjes kwijt ben? Zestig heb ik er nu. zeker al wel ontvangen. De kleurwedstrijd wordt pas in Mei uitgeschre ven. Wat een grappig plaatje heb je getee kend. De regen heeft je zeker tot het moois geïnspireerd. De vacantie was anders buiten verwachting goed. Ik dank je voor je teeke ning. Dag Berendman. Best KALFJE. Hoe of het mij gaat? Uit stekend hoor. 'k Heb in de vacantie door de collecte volop van de buitenlucht genoten, b.v. van 's morgens negen tot half een en van twee tot zeven uur. Je weet het de buiten lucht doet ieder mensch goed. Ga je al zoo vroeg met vacantie? 'k Hoop dat je goed weer treft. In 't Gooi valt veel te genieten en hoop ik dat je met je ouders en broers een prettige vacantie zult hebben. Veel genoegen en goed weer. Dag Kalfje. Best CROCUSJE. Jammer dat ik je, toen je langs m'n huis kwam, niet gezien heb. Waar ik 's winters club houd? L.l. winter hield ik het in het Evangelisatiegebouw J P. Coen- straat hoek Vareniusstraat. Dit gebouw ligt meer in 't centrum dan de zaaltjes die ik ver leden en voor verleden winter gebruikte. Bo vendien is het ook veel geriefelijker. Waar schijnlijk zal ik bij leven en welzijn het Evan gelisatiegebouw tegen aa. winter weer voor ons clubwerk huren. Je behoeft dan ook, wanneer je blijft wonen waar je thans woont, niet ver te loopen. Maar trouw schrijven hoor. Dag Crocusje. Lief ZONDAGSKIND. Flink zoo knip de geschikte plaatjes maar uit en bewaar ze zorgvuldig. In Mei wordt de kleurwedstrijd uitgeschreven. Hoe oud is je kleine zus en hoe heet ze? Gaat ze reeds op de fröbelschool of is ze nog bij moeder thuis? In je volgend briefje geef je me maar antwoord op m'n vra gen. Je hebt dan meteen stof tot schrijven. Me trouw blijven hoor. Dag Zondagskindje. Best ZUSJESBESOHERMSTERTJE. Wat zal je geleerd worden zeg. Eerst alleen En- gelsch nu ook Fransch erbij. Lijkt het je in de zesde klas nog gemakkelijker dan in de vijf de? Heb je ook een aardige onderwijzer? Dat laatste vind ik fijn voor je. Misschien lijkt je werk daardoor gemakkelijker. Je gaat nu met meer pleizier naar school, enz. Doe maar goed je best zoodat je weer met glans naai de zevende klas overgaat. Je ouders doe je er ook een groot genoegen mede. Dag Zus- j esbeschermstert j e. Lief HANDWERKSTERTJE. Prettig zeg, dat jij je in de vacantie zoo goed geamuseerd hebt. Het weer was gelukkig droog. Je kon dus volop buitenspelen. Kamertjes scheppen in het zand, moedertje spelen en poffertjes bakken. Je weet ook wat prettig spel is. Als ik tijd had, zou ik vragen ook eens mede te mogen speien. Wel? Ga je daarom lachen? Meen je, dat ik het spelen afgeleerd heb? Neen, hoor ik kan nog best meedoen. Was het fijn in Velserbeek? 'k Denk van wel. Grap pig dat ik je nu juist op de thuisreis tegen kwam. Weet je wat ik dacht toen ik je met je familie zag? Dat is met recht allemaal op de fiets. Nog veel prettig cpel. Dag Handwerk- stertje. Veel groeten van Mej, E. VIJLBRIEF. Hoe een grauwe regendag toch nog prettig werd. Van een slimmen loopjongen en een bij-de-hante verpleegster. De tijd was omgevlogen. O wat een weer op dien Woensdagmid dag! Echt op z'n Aprilsch! De regen kletterde tegen de ruiten en de wind floot en gierdehuhu huhu „Heerlijk weer om een eind te loopen", vond Jan. die acht jaar was. „Met je muts flink over je ooren en je cape wapperend om je lijf, je handen in je zakken en je neus in den wind tegen den storm optornenfijn, jö! Mag het, moeder?" „Heerlijk weer om héél, héél dicht bij den haard te kruipen, op je buik op de schape- vacht te gaan liggen, met je beide vingers in de ooren ën een prachtig boëk voor je Robinson Crusoë bijvoorbeeld en dan met je kuif zóó dicht bij het vuur, dat je bijna in brand vliegt, den heelen dag te liggen lezen. Fijn jö, en niemand, die iets tegen je zegt of je wegstuurd om een boodschap te doen!" zei de negenjarige Wim. Mag het, moeder?" „Geen sprake van", zei moes tegen allebei haar jongens tegelijk. „Eén drijfnat, en één verbrand jongetje? Dank je wel. Kom, Wim, doe niet zoo vreèselijk lui. Ga fijn wat met elkaar spelen en laat zus ook meedoen". „Wat zullen wevroeg Jan, „ballen, haasje-over. touwtje springen, winkeltje...?" Moeder was voor 't laaste, rustigste spel. „Daar kan je bij in de kamer blijven", zei ze. „En dan krijgen jullie van mij de koop waar". Dat was eenig! Zus, die juist met haar vriendinnetje Mies was komen binnenwaaien had de laatste woorden opgevangen. Ze riep al: „O, heerlijk, winkeltje!" en kwam bedrij vig aanloopen met een stapel kleine schotel tjes, waarop de kruidenierswaren zouden worden uitgestald. Jan moet m'n knecht zijn". „Maar ik ben de koopman", riep Wim, „en „Best", zei zus, „dan zijn wij de dames, die komen koopen". Tien minuten later was de „winkel" keu rig in orde. Wim en Kees hadden wel een stuk of twintig schoteltjes met kruideniers waren op een tafetlje uitgestald, zooals witte en bruine suiker, griesmeel, bloem, kleine stukjes biskwie, een reep in stukjes gesne den, havermout, bruine en witte boonen, groene erwten en nog veel meer. Ook een paar kopjes, waarin melk, thee, suikerwater en stroop, kwamen er bij te staan. „Piekfijn voor elkaar, baas", zei Jan. „Nou nog de weegschaal er bij" en hij zette vaders brievenweger tusschen de waren in. „Ja, jö en papier en inkt moet ik ook heb ben, voor de briefjes", vond Wim. „En dan een échte bril. O, ik weet al,wat!" Gestom mel in de speelgoed kast en een minuut la ter kwam hij terug met een wit schort van zus voor, een zwart alpinootje, dat een ka- AAN ALLEN. In mijn Paaschpraatje vertelde ik je dat onze heidensche voorouders reeds in dezen tijd van 't jaar vreugdevuren ontstaken. Maar niet alleen als vreugdevuur gebruikten ze het vuur, ook als middel om de roofdieren te verdrijven maakten ze er gebruik van. Heb je er wel eens aan gedacht hoeveel gemakke lijker het voor ons is vuur te maken dan voor onze voorouders? Zij deden als later Ro binson Crusoë op zijn eiland, n.l. twee droge planken tegen elkaar wrijven, net zoo lang tot ze in brand vlogen. Eerst later, toen men ook metalen had leeren kennen sloeg men een hamer zoo lang op een harde steensoort (vuursteenen), dat de vonken er afvlogen en die men opving in iets zeer brandbaars b.v. droge bladeren. Dat vuur in die dagen een kostbaar bezit was, willen we wel gelooven, en dat men zooveel mogelijk zorgde het aan te houden, is ook te begrijpen, want wanneer het eenmaal uitgegaan was, was het maar niet zoo een, twee, drie weer te vervangen door nieuw vuur. Ook te begrijpen, dat men met vuur zeer mededeelzaam was. Was hier of daar het vuur uitgegaan, men kon er op aan, dat de buren, als die er waren, graag iets van hun vuur afstonden. Eigenaardig, ge noeg is deze mededeelzaamheid met vuur tot op den huidigen dag gebleven. Immers wie rooken wil maar geen lucifers bij zich heeft, vraagt aan den eersten den besten die hem rookende tegenkomt om wat vuur en 't wordt hem zonder mankeeren gegeven. Hoeveel eeuwen heeft men niet 's avonds het nog aan wezige vuur onder de asch in den vuurhaard gestopt om het den volgenden morgen te kun nen gebruiken om het vuur weer aan te ma ken. Uit mijn mugd herinner ik me dit nog hee' goed Een gewone vraag was 's avonds. „Is het vuur al ingerakeld?" Een andere ma nier van zich vuur te verschaffen kwam la ter in gebruik toen het tabakrooken zich niet lotje moest'verbeelden, op z'n hoofd en een groote gele zonnebril op. De jongens bulder den 't uit van den lach. „Baas, ik ga de étalage maken", kondigde Jan aan. Hij zette een kleiner tafeltje dicht bij de toonbank tegen den muur en daarop twee poppen van zus op stoeltjes, ieder met een biskwietje op schoot. Op het schoolbord, dat hij er achter zette, kwam met sierlijke krulletters te staan: „Wij eten fijne koek, van baas Bril op den hoek". Toen gingen de jongens een groot stuk papier halen en knipten en plakten er net jes een heelen stapel zakjes van. Nauwelijks was dit klaar, of de dames kwamen al aan gewandeld. Ze hadden in de kast met oude kleeren gegrasduind en zich prachtig toege takeld met een langen rok, die over den grond sleepte. Zus, met een witten doek om het hoofd gedrapeerd was de verpleegster, en Mies, die een zwart zomerhoedje van moe der op had, de oude mevrouw. Ze leunde zwaar op zus haar arm en trok zoo nu en dan éen echt „ouwelijk" gezicht, om het spel zoo natuurlijk mogelijk te maken. Baas Bril trok z'n gezicht in de plooi: „Wat wenschen de dames?" „Baas", zei de verpleegster, „wij wenschen een heel licht verteerbaar maaltje voor me vrouw. Mevrouw heeft, een zwakke maag,, ziet u". „Ja, ja", steunde mevrouw. Baas Bril krabde zich eens achter het oor. „Grauwe erwten dan maar, dames?" vroeg hij. „O nee, baas", kreet mevrouw, véél te zwaar voor m'n maag!" „Nu, dan weet ik het al", zei baas Bril. „Een pond fijne havermout en een liter melk. Dat geeft een heerlijk zacht papje". Maar de dames konden nog niet direct besluiten. De verpleegster neusde de toon bank eens rond. „Een pond chocolaadjes en een half pond biskwie en een half pond bruine suiker dan maar. Dat zal mevrouw echt goed doen". Baas Bril keek angstig naar zijn waren, maar de knecht kwam heim te hulp. „Pardon, dames", zei die,eh.... die chocola en biskwie zijn voor de reclame week. Speciaal voor reclame, ziet u. Wie tien pond bruine of witte boonen, tien pond grauwe erwten en twaalf pond havermout koopt, krijgt eheen half ons chocolaad jes cadeau". „Juist", zei zus uit de hoogte, „laat ons dat dan allemaal maar thuis bezorgen, maar denk er om, de chocolaadjes er ook bij". „Maar dames, ik dacht, dat de dames zulke zwakke magen hadden", sprak baas Bril verbaasd. „Daar hebt u zich heelemaaL niet mee te bemoeien. Zorgt u maar, dat we de bood schappen thuis krijgen. En vlug een beetje", zei de snibbige zuster. De baas en de knecht bogen als knipmes sen en de dames schreden waardig naar meer bepaalde tot enkel rooken in de toe- bacshuizen, maar er ook gerookt werd op straat. Toen moest men natuurlijk steeds vuur bij de hand hebben of liever zich steeds van vuur kunnen voorzien. Toen kwam de tondeldoos met vuurslag in gebruik. De ton deldoos was een koperen busje, gevuld met verschroeid linnen. De kunst was nu met een stuk ijzer 'het vuurslag zoo op een stuk vuursteen te slaan, dat de vonken er afvlo gen en die werden opgevangen in de tondel doos, waarin het linnen dan onmiddellijk be gon te gloeien en men dus daaraan zijn pijp kon aansteken, Na gebruik, werd de tondel doos met een dopje afgesloten en het vuur er in doofde onmiddellijk uit. Voor huiselijk gebruik had men natuurlijk hieraan niets. Moest men thuis voor 't een of ander een vlammetje hebben, dan gebruikte men een zwavelstok, dat was een gedroogde planten stengel, liefst van brandnetel, die met de beide einden in gesmolten zwavel was gesto ken. Doch ook deze was slechts te gebruiken, als men vuur bij de hand had. Denk nu eens aan de gemakkelijke manier waarop wij vuur kunnen maken. We strijken een lucifer af en 't vuur is er. Deze gemakkelijke manier van vuur maken bestaat nog maar ruim honderd jaar. Het was een Zuid-Duitscher, aan wien we deze uitvinding danken en wel aan den heer Kammerer, die van beroep eerst zeef- maker en later hoedenmaker was. Hij vond in 1832 den lucifer uit, met fosfor aan den kop, die aangestreken werd op een stukje ruw schuurpapier. Eigenlijk was Kammerer niet de uitvinder, want in Weenen was al een mijnheer Römer geweest, die lucifers in den handel gebracht had, doch de manier waar op deze vervaardigd werden maakte ze duur en zeer gevaarlijk. Maar ook de lucifer van Kammerer was niet zonder gevaar en 't is dus niét te verwonderen, dat men, nu men eenmaal het groote gemak van den lucifer had leeren waardeeren, bleef zoe- liuis. Toen ging Bril aan het afwegen en Jan nam z'n atuoped en ging de boodschappen bezorgen met de rekening er bij. Die was erg hoog uitgevallen. Baas Bril berekende de grauwe erwten tegen een gulden het pond, waar maar vijf erwtjes ingingen; de bruine •boonen kosten 80 cent en de havermout eventjes 50 cent per pond. Maar er was zoo waar een klein zakje chocoladeschraapsel- tes bij voor de reclame en dat vonden de dames de hoofdzaak. „De erwten en zoo geven we wel aan onze geit", legde de zuste uit. En ze betaalde prompt met groote en kleine knoopen. Een heelen tijd bleven ze zoo gezellig spe len. De baas en de knecht merkten al gauw, dat het zakendoen niet meevalt. Er moest heel wat worden afgefluisterd om te voorko men, dat de dames juist de lekkere dingen kochten en hen met de erwten en boonen lieten zitten. Bruine suiker kostte weldra 10 gulden per ons, witte suiker was heelemaal uitverkocht en chocolade en biskwie bleven „reclame", nu bij dit, dan bij dat artilkel. Maar de zuster wist altijd wel iets listigs te bedenken om aan zoetigheid te komen. Ein delijk kwam ze, na een hevig gefluister met mevrouw, met een geheimzinnig gezicht, den winkel in. „Ik wensch 1 pond bloem, 1 half ons zout, 1 pond boter en 1 liter melk". „Miaar ehde reclame is vandaag juist op griesmeel", zei Wim zoetsappig. „Ik hoop, dat u me verstaan hebt, baas", zei de zuster strak, „1 pond bloem, 1 half..."' „O zeker, dame", boog Wim. onderdanig en hij woog de boodschappen af, terwijl hij tegen Jan fluisterde, dat de meisjes zeker wat in haar schild voerden. Nu, de nieuws gierigheid van de jongens werd al gauw be vredigd door een zacht gepruttel en een heerlijken geur, die uit de woning der dames, de serre, opsteeg. Mevrouw en de zuster waren ijverig aan het roeren gegaan en in zus' kleine tooeke- pannetje op het theelichtje deed een heel klein, plat en spierwit pannekoelkje zijn best om gaar te worden, 't Duurde zoowat een half uur, maar toen waren ook vier panne- koeken' klaar, en mevrouw noodigde baas Bril en zijn knecht ten eten, mits ze zorgden voor een zoet dessertje. De beide heeren besloten toen meteen maar om den winkel op te heffen; ze brach ten voor honderd gulden chocolade en bis kwie mee. Een pret, dat ze hadden! Ze schrokken allemaal, toen de klok vijf uur sloeg en Mies naar huis moest. En ze beloofden elkaar, nog eens gauw zoo'n gezellig winkeltje op te zetten. R. DE RUYTER-v. d. FEER. WAAR MOET ZE HEEN? Waar voert dat heen, wist ik het maar. Is het Chineesch, potjeslatijn, Zeg, welke taal zou dat toch zijn? W. B.—Z. ken naar een middel om den lucifer gevaar loos te maken. Professor Boettger te Frank fort a. d. Main, was de man die deze uitvin ding deed. Omdat het hout voor deze lucifers eerst alleen in Zweden werd vervaardigd, gaf men deze lucifers den naam van Zweedsche lucifer, 'n Naam, dien ze nog hebben, al wor den ze nu in bijna elk land van Europa gefa briceerd. Als we nagaan hoeveel werk er ver richt moet worden, voor wij het doosje luci fers in huis hebben, dan is het onbegrijpelijk hoe ze zoo goedkoop kunnen zijn. Ze worden hoofdzakelijk gemaakt van populieren- en dennenhout. Nadat de boom ontdaan is van takken en bast wordt hij in blokken gezaagd ter hoogte van een dubbele luciferlengte. De blokken worden daarna door een schilmachine rotatiemachine in breede houten vellen (dunne planken) verdeeld, die de dikte van een lucifer hebben, die dan weer verdeeld worden in lange reepen ter dikte van een lucifer om daarna weer gesneden te worden in staafjes ter lengte van 2 lucifers, waarna de uiteinden gedoopt worden in de stof, die den kop van de lucifer vormt. Dan komt het pakken aan de beurt in de eveneens in de fabriek gemaakte doosjes. Dit vervaardigen is op zichzelf al een kunst. Het hout hiervoor wordt ter dikte van 0,7 mM. gesneden en dan ook al weer machinaal op de vereischte grootte gesneden, gevouwen en beplakt. Mil- lioenen en millioenen lucifers worden er da gelijks in de heele wereld gefabriceerd en ver bruikt. Alleen de Zweedsche fabriek Jung- köping fabriceert dagelijks 50 millioen luci fers. In sommige landen o.a. in Frankrijk en Italië heeft alleen de Staat het recht om lu cifers te maken In deze landen vindt men dan ook niet zooals bij ons in elk hotel of res taurant op ieder tafeltje een doosje lucifers, maar wie daar een lucifer noodig heeft, moet die vragen aan den kellne:. die een doosje in zijn vestjeszak draagt. W. B.—Z. ZATERDAG 10 APRIL 1937 bekend spreekwoord krijgt. ,o.t .e.t .h.i. b .s. Mijn geheel bestaat uit 8 letters en is een: plaats in Friesland. 1 6 8 is verfrisschend. 2 4 3 2 is een stad in Noorwegen 5 2 3 komt van het schaap. 6 8 6 is een meisjesnaam. 3 2 7 heeft heel weinig waarde. Deze 4 streepjes stellen 4 boompjes voor. Zet er zeven bij en dan krijg' je een, Hoe kan dat? Mijn geheel is een schuilnaam van 12 let ters. I 2 3 4 9 zijn mooie bloemen 5 6 10 ligt voor de deur T 8 9 is een groote Nederlandsche rivier. II 12 10 is een meisjesnaam. 3. V* .~jT'k7u* - Kruis- raadsel. x X X X X X X X X X 8 X een klinker voorjaarsgroente een meisjesnaam, een groot dier wordt dagelijks gelezen een gewicht een medeklinker. De kruisjes moeten van boven naar bene den en van links naar rechts hetzelfde dier noemen. Meester had iets op het bord geschreven. Een stoute jongen heeft stilletjes de letters half uitgeveegd. Kunnen jullie nog lezen, wat meester op bord heeft geschreven? TL KC C I Cf TF IIUUP 5. (Ingez. door den kleinen Ver borgen Nederlandsche koloniën. Maria Parbo. Via Atba. Sera Maks, An Sabg. Lea Wanb, Sara Bajoe. 6. (Ingez. door Elpenklokje.) Wat verkoopt, de slager? Fie Bukst; Ada Bomke, Pa Ribl? Ro Dalei? Fie Bors> VEILIG VERKEER. Het aangeven van richtingverandering moet altijd tijdig gedaan worden, dan kan het andere verkeer ook tijdig maatregelen nemen, opdat de richtingverandering veilig kan plaats hebben. Inhalen of voorbij rijden is niet toegestaan wanneer daartoe in verband met het tegemoetkomend verkeer niet vol doende gelegenheid bestaat. Voetgangers zijn verplicht aan het verkeer behoorlijke ruimte tot voorbijgaan te laten, maar evenzoo is het verkeer v e r- plicht behoorlijke ruimte aan voetgan gers, te laten. (Wordt vervolgd) H. v. E. UIT DE NATUUR DE FUUT. Op de wandeling langs het Zuiderbuiten- spaarne ontmoetten we dezer dagen een fuut, die behalve uitstekend zwemmen ook gewel dig duiken kan, want- zoo had een van het gezelschap het diertje opgemerkt of het was ook weer" onder water weggedoken om een eind verder, soms wel 100 meter, weer even te voorschijn te komen. De vogel is nogal schuw uitgevallen maar toch valt hij door: zijn eigenaardigen lichaamsbouw en bewegin gen wel op. Vroeger werd zijn veerenpak gebruikt voor bontranden aan kleeding, maar tegenwoordig is het wat uit de mode geraakt, zoodat ze meer met rust gelaten worden. De fuut heeft een dikken kop op een slan ken hals en een sterke spitse snavel. Op den kop draagt hij twee kastanje bruine pluimen, die als ooren opstaan en opzij langs den kop ook een paar van die pluimen. De kleuren van keel en borst zijn wit en van rug en vleu gels bruin. Een staart, zooals wij die van an dere zwemvogels kennen, heeft hij niet. Het wijfje is iets kleiner en heeft ook kleiner plui men aan den kop Het nest maken ze tusschen oeverplanten en soms dicht bij den kant, maar zorgen toch ook, dat ze genoeg zwemwater tot hun be schikking hebben om bij naderend gevaar vlug uit de voeten te kunnen komen. Hun jongen hebben witte strepen over het lichaam en worden met veel zorg en toewijding groot gebracht en als de kleintjes te koud of te moe worden, mogen ze dicht bij elkaar gaan liggen, Moeder Fuut duikt dan geheel onder en komt weer boven juist onder de wiek waar de kleintjes op een kluitje bi; elk&ar liggen, zoodet ze op de moederrug mogen meevaren en zich in de veeren kunnen warmen. Bij ons overwinteren deze vogels in de meren, op de Zeeuwsche stroomenden ook op de pieren bij IJmuiden zijn ze te zien. Probeer maar eens of je ze in onze omgeving kunt ontdekken, met eenden zul je ze zeker niet verwisselen, maar je moet goede oogen heb ben, want ze zijn vlug onder water wegge doken zonder ook maar een rimpeltje achter te laten en zoo ongemerkt komen ze ook weer boven. S.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 10