Bij de Hollanders rondom Toronto, Hoe zij oo de been geholpen werden. De Holland-Marsh, waar de selderij groeit. Ik zie hem nog staan bij het open haard vuur in het gezellige vergaderzaaltje van het kampeerterrein bij Field in het hart van het Rotsgebergte. Een lange, slanke figuur; een kaal hoofd, maar een paar tintelende oogen een open hemd en loshangend leeren vestje er over en een lange leeren broek met dik, zwart geitehaar aan den buitenkant. Met een diepe, melodieuze stem zong hij de oude Engelsche liederen mee en zette af en toe een nieuw in, luisterde gretig naar de verhalen van wereld boemelaars, die de schoonheid van Hawaii af wogen tegen die van Bali en vertelde zelf van ranches, boerderijen, waar hij gewerkt had en waar de brievenbus aan het hek precies vijf mijl van de voordeur van het huis af lag. Wij babbelden wat en maakten nader kennis. Met stille verbazing las ik op zijn kaartje Reve rend KSt. Stephens Church. Toronto. Een Engelsche dominéü! „Dus jullie komen bij mij logeeren en dan zal ik je het werk van de Hollandsche boeren rond Toronto laten zien: waren zijn laatste woorden, toen hij den vol genden morgen zijn tentje achter 111 den keu- rigen twoseater geborgen had en wegreed, helaas in andere richting dan wij. Want zul ke mensehen, die in alle kringen thuis zijn. ontmoet je veel te weinig! Toen wij Rev. K. weer zagen, wachtte hij ons voor de pastorie naast de kerk in zijn eenvoudig ambtsgewaad op. De post kwam juist aanwandelen en over handigde hem een stapeltje van een dertigtal brieven, hij merkte mijn vragendèn blik op en zei: „De groote massa komt pas vanavond en morgen. Mijn avondspreekbeurt wordt altijd 's Zondagsavonds door de radio uitgezonden, nu al tien jaar lang en reken maar op vijftig brieven in de week gemiddeld. Verder dan Australië hooren ze mij zelden! En dat weer imet zoö'n vroolijke flikkering in zijn oogen, die het'begrijpelijk maakt, dat deze man, die zoo midden in het gewone leven staat, de juiste woorden, weetje vinden om elke week weer tienduizenden 'te boeien en met onge duld het uur te doen afwachten, waarop de wereldbekende stem van den Herder zal weerklinken, aan zoo menig ziekbed, in me nige hut aan den rand der wildernis, overal waar de radio aan eenzame menschen wat afwisseling brengt in den langen werktijd, verstrooiing, muzikaal genot, maar vooral ook troost van het geloof. Ik heb die duizenden brieven eens doorgekeken en was blij, dezen man ook weer vriend te mogen noemen. Onze eerste dag was gewijd aan de Jaarbeurs, die elk jaar in Toronto gehoüden wordt, die da gelijks door een 200.000 menschen wordt be zocht. Bovendien was het Labour-day, de dag van den werkman, alle zaken gesloten en dus niet veel anders te zien dan menschen, maar daarvoor gaan de meeste menschen ook naar een jaarbeurs toe. En er waren prachtige gras velden, gezellige zitjes en je kon er zien, dat Canada's industrie ook al in staat is om voor een groot deel in de behoefte van een bevol king te voorzien en dat de rest in hoofdzaak met British-made wordt aangevuld. De eeni- ge Hollandsche naam, dien ik vond was die van een firma uit Lisse in de bloemenafdeeling. Wij genoten nog eens na bij den stand van de Nationaal Parken, kregen nog wat inlich tingen over Canadian Pacific en Canadian National Railways en bovendien een aardig idee van de grootte van deze stad, die eens de hoofdstad van het Engelsche Canada was, toen de Franschen nog in Montreal en Quebec huisden. Thans heeft Toronto driekwart mil- lioen inwoners tegen 60.C00 in 1871. Dit laatste cijfer ter vergelijking met Winnipeg, dat 65 jaar geleden goed geteld 241 zegge tweehon derd één en veertig inwoners had tegen nu 250.000. Dit land groeit toch wel ontzettend hard en ik vermoed, dat er op Toronto's jaar beurs ook voor onze industrie nog heel wat te doen zou zijn. En, ik herhaal het, de Hol landers staan hier goed aangeschreven! Ook rondom Toronto, want zoowel ten Zuiden als ten Noorden van de stad liggen belangrijke Hollandsche nederzettingen. Hamilton, een 'dertig mijl bezuiden Toronto, ligt in de zooge naamde Niagara fruit-belt, een streek, die 0111 zijn vruchtboomen-rijkdom vergelijkbaar zou zijn met onze Betuwe en daar verzorgen hon derden Hollanders hun perziken, appels, pe ren, aardbeien enz. Hamilton bezit dan ook een Hollandschen predikant en de kolonie daar behoort zeker tot de oudste van Canada. Benoorden Toronto daarentegen, bij Bradford, ligt de, jongste Nederlandsche kolonie, Ansnor- veld. De Hollanders hebben daar in de buurt vroeger ook wel een belangrijke rol gespeeld, getuige de naam van een ander gehucht; Hol land Landing aan de Holland River en uit het veenmoeras aan oevers van deze rivier is nu kortelings met hulp van onze regeering, met steun van het Canadeesche Gouvernement en van de provincie Ontario een welvarende ne derzetting verrezen, vooral dank zij den Hol landschen consul Nordheimer en een reeds lang ter plaatse werkenden Hollander, den heer Snor. Deze nederzetting heeft een even merkwaar dige als interessante geschiedenis. Om te be ginnen is Holland-landing niet zooals men verwachten kon de landingsplaats van de Hollanders, maar die van een Engelschen ma joor, die Holland heette en werkte bij den landverkenningsdienst van het oude Canada in tijden dat nog. slechts een enkele Indiaan zich af en toe in de moerassen langs de rivier waagde en blanken in deze streek nog niet waren gezien. En toch doet de landstreek sterk aan Holland denken, door zijn groote vlakke uitgestrektheid en den zwarten veen- bodem, waar de voet veerend in weg zinkt. Echt veen is het niet, maar wel zwarte, vette aarde, die voor een zeer groot deel uit half vergane planten bestaat en dus een buiten gewoon goeden bodem voor de cultuur, vooral van groenten, oplevert. De groote waarde van dit land werd een tien tal jarengeleden erkend. Het was in den goeden tijd en het kostte weinig moeite een som van 300.000 dollar bijeen te brengen om het moerasland naar de rivier te draineeren en zoodoende bebouwbaar en zelfs bewoon baar te maken. Allereerst werd een kanaal gegraven van een vijf. en twintig kilometers lang, ruim twee meter diep en 10 tot 20 M. breed, dat het ge- heele moeras dusdanig omringt, dat alle zij rivieren van den stroom, die midden door het moeras heen loopt, worden onderschept. Het kanaal mondt in de hoofdrivier uit, vlak be neden een daarin aangelegde dam, waarbij een electriseh- werkend gemaal is geplaatst, dat de rivier kan leegpompen en daardoor het door een 2 M. hoogen dijk omgeven moeras kan draineeren. Het gemaal begint automa tisch, te werken bij een bepaalden waterstand in de rivier. Op deze wijze zijn thans een kleine 3000 Hectare gedraineerd. Het moeras was oorspronkelijk begroeid met biezen, moe rasgrassen en wat wilgenboschjes. Dadelijk 11a de drooglegging werd het land gebroken met een groote veenploeg, die voren maakte van 65 cM. breed en 15 cM. diep. Daarna ging een zware schijf cultivator 8 a 10 keer over het land heen, maar toen was de grond ook prach tig fijn verdeeld en kon met wat eggen en rol len plantklaar worden gemaakt. Een geringe hoeveelheid kunstmest werd toegevoegd en het planten kon beginnen. Nu, wanneer de crisis niet even plotseling over dit land geko men was als over Europa. Het halfvoltooide openleggen van het ter rein moest worden gestaakt. Er kon niet ge plant en niet geoogst worden, de landrente kon niet worden betaald en het land viel te rug aan de dorpen waaraan het voor de vor ming van het syndicaat had toebehoord. En in deze voorgeschiedenis ligt een heel leelijke voetangel voor de verdere ontwikkeling van de Holland Marsh en het is goed daarop met een te wijzen. Slechts van een klein gedeelte van het land, gelukkig o.a. dat waar onze Hollanders opzitten, staat vast, dat het syn dicaat daar nooit weer rechten op kan doen gelden, maar de onzekerheid van den titel van het eigendomsrecht van het verdere ingedijk te land is hoofdoorzaak, dat verdere ontgin ning moet wachten tot de zeer langdurige, civiele procedure, die er over wordt gevoerd, is afgeloopen. Na de eerste debacle bleven slechts enkele geïnteresseerden in het veen werken, o.a. een zekere Prof. Day, dien ik er ontmoette, vroeger aan een landbouwschool werkzaam en thans bezig zijn eigen theorieën in practijk te brengen en.anderen met zijn moeizaam vergaarde practische en theoreti sche kennis voor te lichten. Verder lag het vlakke land verlaten tussehen de met graan en weiden bedekte heuvels en velen waren van meening, dat men de dijken maar moest doorsteken en het water weer in het moeras toelaten om de wilde vogels er weer gelegen heid tot nestelen te geven. Gelukkig is dat niet gebeurd. De heer Snor, vertegenwoordiger in de .provincie Ontario voor de Stichting Land verhuizing Nederland, die haar kantoren heeft op Bezuidenhout 97 in den Plaag en buiten wiens advies om geen enkele Neder lander in den vreemde werk moest trachten te vinden, deze heer Snor ontdekte de Hol land Marsh, zooals het terrein daar genoemd verd en vond den weg om onder gebruikma king van deze streek een aantal vrijwel ge tonde Hollanders weer op den been te hel den. Al degenen, die vóór de jaren 1928 en '29 aar Ontario waren gekomen, waren, vooral >ok door de goede zorgen van de heeren Jordheimer en Snor volkomen geslaagd. We Izullen bij hem ook nog eens gaan kijken. Maar wie vlak vóór of in de crisisjaren uit kwam had een buitengewoon zwaren dobber, 1 omdat de meeste kolonisten hier immers be- J ginnen met schulden maken om gereedschap, een huis zaai- en pootgoed enz. te kunnen koopen. Meestal kan deze schuld in een paar jaar tijd worden ingelost, maai den emigran ten van 1928 en '29 lukte dat niet. Ze bleven noodlijdend, konden geen rente en zeker geen aflossing betalen en vervielen geleidelijk aan den steun of moesten gesteund werk, wegaan leg en dergelijke helpen verrichten. Dat kwam in Canada veel voor. Dank zij weer beiden ge noemden mannen werd nu het Provinciaal Gouvernement van Ontario bereid gevonden 1 deze menschen op de been te helpen. Men meende per gezin 600 dollar noodig te hebben. Het Canadeesche Gouvernement leende i hiervan 200, de provincie 200 dollar, echter- op i voorwaarde, dat de gemeente er 200 bij zou doen. Toen de gemeenten daarvoor te arm j bleken, ging er een noodkreet naar het moe derland en werd verhoord. Onze regeering stelde per gezin de vereischte 300 gulden be schikbaar, een zeer goede maatregel, daar an ders de kans groot was, dat de gezinnen op regeeringskosten naar Nederland hadden moe ten worden teruggebracht en hier natuurlijk meteen weer aan den steun waren gekomen. Zoo kwam dus de zaak na veel moeite in kannen en kruiken. Achttien gezinnen, hon- derdacht man sterk, kregen elk 600 dollar, die onder het waakzaam oog van den heer Snor en dus van de Stichting Landverhuizing Ne derland ongeveer aldus werden besteed. Twee honderd dollar voor het materiaal om een huis te bouwen, wat ze verder natuurlijk zelf moes ten doen, 100 dollar om een plek van 2 hectare te ploegen, de stompen te verwijderen, met cultivator en eg te behandelen, dus plantklaar te maken; dan een kleine 100 dollar voor zaad, wat kunstmest en kleine gereedschappen (de groote werden gezamenlijk coöperatief aange schaft en gebruikt) en dan bleef nog een 200 dollar per gezin over, bestemd om in kleine maandelijksche betalingen aan de gezinnen te worden vodrgeschoten gedurende de twee jaar, die zouden moeten verloopen voordat de eerste oogst kon worden verkocht. Ge ziet, 'erg dik zal de spoeling niet geweest zijn, maar. onze menschen hebben het gered en dat strekt hun en dus den anderen Hollanders tot eer. Wat dunkt u van een opbrengst van 1250 dol lar voor een halve hectare selderij Een ver dienste van 1000 dollar per Plectare is niet alleen heel goed mogelijk, maar wordt vaak overtroffen en dan begrijpt men hoe al spoe dig naast de zelf gebouwde huizen een een voudig kerkje verrees, waar voorloopig een dei- boeren zelf preekte. Bovendien werd er een jaar geleden een school geopend, ook door de gemeente zelf gebouwd en alle kranten in de provincie wijdden heele kolommen aan dë Hollanders van de Holland Marsh, die daar in zoo korten tijd er in geslaagd waren, niet al leen weer stevig op eigen beenen te komen staan, maar ook al een eigen school te kun nen openen. Het was een groote dag voor de nederzetting. De minister van onderwijs kwam over en constateerde, dat er onder de 25 in geschreven leerlingen, 24 vlasblond waren en één lichte brunette. Het onderwijs wordt in het het Engelsch gegeven en een der jeugdige boeren antwoordde op de vraag van den mi nister of hij Hollander was met: „No sir, Ca nadian". En dat is toch eigenlijk maar goed ook. De kinderen moeten straks leven in een Engelsch land, hun waren brengen naar de Engelsche markt, al hopen we dat ze het moe derland, dat hun ouders toch mede op de been heeft geholpen, niet zullen vergeten. Vol gende week naar Ansnorvelden verder. Dr. v. d. SLEEN FAILLISSEMENTEN. Door de Arrondissements-Rechtbank te Haarlem zijn de volgende faillissementen uit gesproken op Dinsdag 13 April 1937. 1. G. J. Schrijver, winkelier in kruideniers waren, wonende te IJmuiden, gem. Velsen, Evertsenstraat 15. Curator Mr. E. van Tuinen, wonende te Driehuis, Velsen. 2. W. van de Heuvel, slager wonende te IJmuiden, Kanaalstraat 91. Curatrice Mej. Mr. C. H. Deknatel, wonende te Haarlem. 3. C. Stolp, handelend onder de firma Keizer en Stolp cacaofabrikant, wonende te Wormer- veer, Zaanweg 12. Curator Mr. M. van Toulon van der Koog, wonende te Haarlem. 4. R. R. E. Seiler, vroeger kantoorbediende, thans garagehouder, wonende te Santpoort, gem. Velsen, Litslaan 39. Curator Mr. J. O. Baron, wonende te Beverwijk. Rechter-Commissaris in al deze faillisse menten Mr. A. L. M. van Berckel te Haarlem. Wegens gebrek aan actief werd opgeheven het faillissement van: L. Pieters, garagehouder, wonende te Over- veen, gem. Bloemendaal, Zijlweg 12a. Curator Mr. K. A. F. J. Pliester, wonende te Haarlem. Door het verbindend worden der eenige uit- deelingslijst zijn geëindigd de faillissementen van: 1. Wed. M. Jacobi, geb. van Loon, winkelier ster, wonende te Haarlem. Curator Mr. F. J. D. Theyse, te Haarlem. 2. G. J. van Donselaar, depóthouder in bie ren wonende te Santpoort. Curator Mr. A. Beets, wonende te Haarlem. 3. C. L. van Dam, winkelier, wonende te Haarlem. Curator Mr. PI. J. M. Tonino, wonen de te Haarlem. D O NO E K D 'A G IS A P R T11937 Lepelaarskolonie in het Naardermeer. Een bezoek aan den heer A. Burdet. De heer Burdet is op een eigenaardige manier tot het filmen van vogels overgegaan. Voordien maakte hij een bijna volledige serie stereoscopische platen der in Nederland broedende vogels. Een wetenschappelijk probleem echter waaruit een verschil van meening was ont staan tussehen Xavïer Raspail, den bekenden Franschen vogelkenner en den heer Burdet, was de eigenlijke aanleiding. Raspail verkon digde de theorie, dat de koekoekmoeder de jongen of eieren van de pleegmoeder over den rand van het nest werpt. De foto's van den heer Burdet toonden echter aan, dat het koekoekjong dit deed, eenige dagen nadat dit 't ei had verlaten. Zijn foto's werden evenwel door Raspail als „trucs" betiteld. De heer Burdet kwam toen op het idee de handeling van het koekoeksjong op de film vast, te leg gen. Na de koekoekfilm, waaraan de heer Bur det 4 jaar werkte en die hij later nog aan vulde, zijn meerdere films gevolgd, waarmede de heer Burdet onvolprezen werk heeft ver richt. Ieder jaar trekt hij er op uit. Dan treft men hem aan op Texel, dan bij het Naarder-meer of in Limburg. Van de 170 broedende vogelsoorten in ons land heeft hij er 110 gefilmd. De ontbreken de hoopt hij ook nog eens op de filmband vast te leggen. Zijn films vertellen van het leven der vogels, hoe en waar zij hun nesten bouwen, van welk materiaal de nesten ver vaardigd worden, de verzorging van eieren en jongen door mannetje en wijfje, kortom de geheele husihouding der vogels is op den filmband vastgelegd. En als hij ons een en ander vertelt over het filmen van vogels, blijkt met welk eeen groote liefde hij dit moeilijke werk verricht. Zóó film ik vogels. „Soms zit ik uren in een ongemakkelijke houding om een paar meters film te draaien, soms loopt het ook heelemaal op niets uit en moet ik onverrichter zake terugkeeren. Voor het filmen van vogels wordt veel ge duld vereiseht, maar het is een dankbaar en mooi werk. Ik kan de vogels natuurlijk zoo niet naderen. Ik gebruik daar voor 'n schuil- tentje, juist groot genoeg om mijzelf en de camera te bergen. Dit camoufleer ik met takken, groen, mos of iets anders, zoodat het hamonieert met de omgeving. Er zijn vogels, die bang zijn voor het ge ratel van de camera. Daar heb ik iets op be dacht. Ik heb n.l. een apparaatje gecon strueerd, dat ongeveer hetzelfde geluid als de camera voortbrengt. Zijn de vogels die ik wil filmen erg schuw, wél, dan plaats ik het tentje en het rateltje een dag tevoren, opda: de vogels er aan wennen kunnen. „Wilt u eenige films zien?", vroeg de heer Burdet, en vertoonde ons een drietal films. En als hij ons onder het draaien een en ander vertelt, geraken wij in extase en gé' niten dubbel mee van de schoonheid van zijn films. Wij zien achtereenvolgens: De kleine Plevier, een klein vogeltje, dat zijn nest gebouwd heeft tussehen glas, con- servenblikjes en ander afval op een terrein waar de gemeente Amsterdam haar vuilnis neerwerpt. Men treft de kleine Plevier meestal op de heide en aan het strand aan. De Steltkluut, een vogel met zeer lange pooten, vandaar de naam Steltkluut). De Steltkluut broedt zelden in ons land, doch bij de invasie van 1935 slaagde de heer Burdet erin de vogels tefilmen. De Kemphanen werden uit een auto ge nomen. Steeds aanschouwt men gevechten tussehen de mannetjes; dit is echter volgens den heer Burdet spelen. Hij heeft nooit een gewonde vogel aangetroffen of veeren ge vonden. Het mannetje heeft een kraag van stijve veeren, het vrouwtje niét. Ze houdpn hun spiegelgevechten in het bijzonder als er een vrouwtje in de buurt is. De Purper-reiger is een sierlijke vogel. Het voeren der jongen geschiedt op eigenaardige wijze. De moeder komt tussehen het riet aangestapt, doch begint niet direct te voe ren. De jongen hebben echter honger en pik ken naar den langen snavel. Dan komt plots een dunne paling te voorschijn, die één dei- drie jongen in z'n geheel naar binnen werkt. Ieder wacht zijn beurt af. Verder vertoont de film dezelfde vogels een week later. Dan eten de jongen geen palin gen meer, doch heele visschen. Het voer voor de jongen bewaart de reiger-moeder in de maag. Tenslotte zien we de Lepelaars, die even als de purperreigers verblijf houden in het Naardermeer. Zij danken hun naam aan den platten, lepelvormigen snavel. Zij zijn wit en hebben een mooie kuif. Men treft ze in kolonies aan. Op de foto ziet u broedende lepelaars, waarvan de nesten vlak bij elkaar liggen. Dat de vogels in het Naardermeer en op verschillende andere platsen in Nederland rustig verblijf kunnen houden en broeden, dat wij de schoonheid er van ten volle kunnen genieten, hebben wij te danken aan de ..Vereeniging tot behoud van Natuurmonu menten in Nederland", welke vereeniging in 1906 o.a. het Naardermeer ter grootte van ruim 70 H.A., met zijn tallooze schatten op natuur-historisch gebied wij behoeven slechts te wijzen op de bovengenoemde kolonies der lepelaars en der purperreigers heeft aangekocht, toen het gevaar liep aan gewezen te worden als vuilnisbelt der Ge meente Amsterdam. Als wij tenslotte afscheid nemen van den heer Burdet, zijn wij een interessante erva ring rijker geworden en vol bewondering voor liet mooie werk dat de volle aandacht ver dient van 't onderwijs en cultureele instellin gen. A. C. S. Eerste harmgcoiitract-1937 met Rusland. 's-GRAVENIIAGE, 14 April. De reeders- vereeniging voor de Nederlandsche haringvis- scherij heeft heden haar eerste-haringcoiv- tract 1937 met Rusland afgesloten. Deze ver koop betreft 8500 Schotsche tonnen haring van den restant-voorraad-1936. De levering zal plaats vinden vóór den aanvang van het seizoen 1937, t.w. vóór 10 Mei a.s. Vruchtboomenbloei in Zuid- Limburg. De A.N.W.B. meldt: Bij doorgaand gunstig weer zullen in Zuid-Limburg a.s. Vrijdag, Zaterdag en Zon dag de kerseboomen in vollen bloei staan en is te verwachten, dat dan ook reeds voor een groot gedeelte de pruime- en pereboomen zullen bloeien. Uit de Betuwe, de Bangert (Hoorn en om geving) en Zuid-Beveland wordt gemeld, dat daar nog niets van vruchtboomenbloei te zien is en dat dit nog wel veertien dagen zal duren. Noodlottige aardverschuiving. Vijf personen bedolven en omgekomen. BANDOENG, 14 April (Aneta). In het onder-district Tjisaroea hééft een aardver schuiving plaats gehad, waarbij vier man nen en een vrouw zijn bedolven en omge komen. De scheepsbouwindustrie bloeit op Recordcijfer over het eerste kwartaal 1937. LONDEN, 14 April (Reuter). Blijkens de door Lloyd's register of shipping gepubliceer de statistiek bedroeg de totale tonnage der aan het einde van het eerste kwartaal van dit jaar in aanbouw zijnde schepen 2.452.051 ton waarvan 41.4 pCt. in Groot Brittannië en Ier land en 58.6 pCt. in andere landen wordt ge bouwd. Het totaal beteekent een vermeerdering van 200.830 ton ten opzichte van het laatste kwar taal van het vorig jaar en het is tevens het hoogste cijfer sedert September 1930. De in aanbouw zijnde tonnage hi de voor naamste landen bedroeg op 31 Maart j.l.: Groot Brittannië en Ierland 1.014.454 ton, Duitschland 352.938 ton, Japan 246.723 ton, Nederland 201.464 ton, Vereenigde Staten 153.350 ton, Zweden 112.050 ton en Denemar ken 92.675 ton. Koninklijke Hollandsche Lloyd. 21 April uitspraak inzake de homologatie van het accoord der surséance. AMSTERDAM, 14 April. Tijdens de.her. den gehouden zitting der Arrondissements Rechtbank inzake de homologatie van het accoord in de surséance van de Koninklijke Hollandsche Llyod, is door geen der crediteu ren gebruik gemaakt van de gelegenheid om bezwaren tegen deze homologatie in te die hen. De rechtbank zal Woensdag 21 April uit- doen. JHR. DE JONGE EN DE EERSTE KAMER. UTRECHT, 14 April. Naar wij van wel ingelichte zijde vernemen heeft door de Christelijke Historische Statenfracties in de zuidelijke provinciën, Zeeland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg nog geenerlei be spreking betreffende der candidaatstelling voor de Eerste Kamer plaats gehad, terwijl ook in het algemeen daaromtrent nog geen enkele beslissing is genomen. Hieruit volgt reeds, dat een bericht, waar uit zou kunnen worden afgeleid, dat door de zuidelijke groep met jhr. mr. B. C. de Jonge, oud-gouverneur-generaal van Ned.-Indië, besprekingen zouden zijn gevoerd omtrent een candidaatstelling voor die groep, geheel onjuist moet worden geacht. Het Prinselijk Paar te Soestdijk. Bloemenweelde in paleis. BAARN, 14 April. Klokslag twaalf uur is vanochtend het prinselijk paar in een two seater, zonder eenig gevolg, op het paleis Soestdijk aangekomen, waar onmiddellijk de koninklijke standaard werd geheschen. Zij werden op het bordes ontvangen door jhr. J. A. de Jonge van Zwijnsbergen, inten dant van het paleis Soestdijk, waarna de prin ses en de prins, alvorens naar binnen te gaan, de wachtende menigte toewuifden. Uit alle deelen van het land is vanochtend een groot aantal bloemstukken op het paleis bezorgd, o.a. een van de gemeente Baarn, waaraan een oorkonde met het zegel van deze gemeente was bevestigd Nederlandsche oiiderzeebooten naar de West vertrokken. Ter aflossing van de „Johan Maurits van Nassau". DEN HELDER, 14 April. Vanochtend om half twaalf zijn twee Nederlandsche onderzee booten, H. M.'s „O 12" H. M.'s „O 14'; voor hun drie-weeksche reis naar West Indië ver trokken, alwaar zij H. M,'s „Johan Maurits van Nassau" zulflen aflossen. Voor het vertrek had een korte inspectie van de O 12 plaats door den commandant der marine, vice-admiraal Th. L. Kruys, terwijl kolonel Doorman, chef van den marinestaf, de O 14 voor zijn rekening nam. Er werden geentoespraken gehouden. De Vice-admiraal wenschte den opvarenden een voorspoedige reis en een behouden thuiskomst. Wat het vertrek zelf betreft: dit had op het vastgestelde tijdstip plaats. Er was vrij veel belangstelling, zoowel van marine- als van burgerlijke zijde. De commandant van H. M.'s O 12 is luitenant ter zee eerste klasse J- BeckeringVinckers (tevens groepscomman dant). Van de O 14 is commandant luitenant ter zee tweede klasse, G. B. M. van Enkel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 8