Aftrek gezinsinkomsten
van werkloozen
gewijzigd
- vri^-p
UIT HET VERLEDEN
pTNSDAG '4 MET 1937
Voortaan zullen
daarvoor vaste
bedragen gelden
Ceen (oeslag in verband met
de prijsstijging.
De regeeringspersdienst deelt het volgende
mede
Den minister van Sociale Zaken is van
verschillende zijden verzocht, in verband met
de prijsstijging van eenige levensbehoeften,
den steun voor de werkloozen te willen ver
bogen. Van andere zijde weer werd het ver
zoek gedaan, den brandstoffenbijslag, die
einde Maart, zooals gebruikelijk, afliep, met
bet oog op vorenbedoelde prijsstijging te conl
tinneeren.
De minister heeft deze verzoeken afgewe
zen o.a. op grond van de overweging, dat het
voordeel, dat de ondersteunden van de door
de regeering in distributie gebrachte levens
middelen hebben, financieel van zooveel be-
teekenis is, dat de bedoelde prijsstijging daar
door ruimschoots wordt opgevangen.
In hoeverre deze distributie van financieele
ibeteekenis is, moge uit het volgende staatje
blijken:
In gemeenten, waarin alle producten wor
den verstrekt, heeft, berekend naar de maxi
mum toegelaten hoeveelheden, een gezin van
vijf personen per week een voordeel van:
kleinhan- distribu- voordeel
delprijs tieprijs
Margarine 1 pond f 0.54 f 0.22 f 0.32
Bak- en
braadvet pond f 0.25 f 0.11 f 0.14
Gehakt 3 K.G. f 1.80 f 0.97% f 0.82
Versche
groenten 10 K.G. f 0.80 f 0-30 f 0.50
Blikgroenten 2 bl. f 0.40 f 0 26 f 0.14
Tomaten 2 bl. f 0.56 f 0.26 f 0.30
Zeevisch 4 KG. f 1.40 f 0.72 f 0.68
Totaal voordeel f 2.90 V2
Voor gemeenten, die niet alle producten
afnemen voor personen, die zich niet alle
producten in een week aanschaffen, kan het
bedrag van het voordeel uit de distributie uit
vorenstaand lijstje per product worden afge
lezen.
Bedoeld voordeel wordt ook genoten door
ben, die in werkverschaffing arbeid verrich
ten, en wel boven hun loon.
Wel is der regeering gebleken, dat, nu er
door de opleving in vele bedrijven meer
werkgelegenheid aanwezig is, er aanleiding
is om de bepaling inzake aftrek van inkom
sten, voor zoover deze van inwonende gezins
leden van ondersteunden afkomstig zijn,
eenigermate te wijzigen
Zooals bekend is, heeft de minister van
Sociale Zaken voor eenigen tijd toegezegd
deze quaestie te zullen overwegen.
Uit een daar naar ingesteld onderzoek is
nl. gebleken, dat er zich gevallen voordoen,
waarin het betrokken gezin van het aan
vaarden van werk door den aftrek van 2/3
der verdiensten geen voordeel, zelfs finan
cieel nadeel ondervindt.
Om het werk te kunnen aanvaarden, komt
men nl. voor meerdere uitgaven te staan,
omdat men zich b.v. werkkleeding, zwaarder
schoeisel of een rijwiel moet aanschaffen.
Ook heeft men meer slijtage en is veelal
zwaardere voeding met het oog op het ver
richten van arbeid noodzakelijk.
Teneinde met liet oog op de hui
dige meerdere werkgelegenheid het
aanvaarden van werk door de werk-
looze gezinsleden van ondersteunden
zooveel mogelijk te bevorderen, heeft
de regeering besloten om aan de
hiervoor geschetste bezwaren tege
moet te komen, door de bepaling in
zake aftrek van gezinsinkomsten bij
de berekening van den steun als
volgt te wijzigen.
In den vervolge zal bij de bereke
ning van den bedoelden aftrek wor
den vrijgelaten:
f 2.van de verdiensten van iede-
ren inwonenden minderjarige en
f 4.van de verdiensten van iede-
ren inwonenden meerderjarige.
De heer Frère bij minister Colijn.
De heer Frère, die in opdracht van
den Belgischen minister-president
van Zeeland, de verschillende hoofd
steden bezoekt, ten einde over in
ternationale economische samen
werking te spreken, heeft een bezoek
gebracht aan minister -Colijn, en met
dezen een onderhoud gehad, dat
twee uur gedurud heeft.
GROOT AANTAL AAN'VRAGEEN VOOR
AUTOBUSDIENSTEN AFGEWEZEN.
De commissie, bedoeld in art. 5 van het
reglement autovervoer personen, heeft o.m.
afgewezen de volgende verzoeken om ver
gunning voor de uitoefening van een auto-
busdienst in meer dan een gemeente:
Van N. Sommeling te 's Gravenhage tus
schen 's Gravenhage en Amsterdam; van G.
A. van Zetten te Rotterdam, tuschen Rotter
dam en Amsterdam; van het Nederlandsch
Autobedrijf „N.A.B.", te Amsterdam, tusschen
Amsterdam's Gravenhage en/of Rotter
dam;
van de Lindbergh Touringcars te Amster
dam, tusschen Amsterdam en 's Graven
hage;
van de N.V. „Cebuto" te Amsterdam, tus
schen: A. Haarlem en Dusseldorf, b. Haarlem
eu Brussel.
ONGEVAL DAT GOED AFLIEP.
Een 20-jarige jongen was Maandagavond in
een garage in de Philips van Almondestraat
ie Amsterdam, bezig een motor te probeeren.
«ij was op het zadel gaan zitten en sloeg den
«otor aan. Met vrij groote snelheid reed hij
Plotseling recht vooruit de garage uit en de
straat op.
>De jongeman was weinig bedreven in het
oesturen van een motor, zoodat hij met vrij
sroote snelheid tegen een huis aan de over
zijde botste. Hij werd met het hoofd door de
luiten van de woning geslingerd en is met
«enige snijwonden naar het Wilhelmina gast
huis - -- - -
a -
HflLLE
Er was eens een man genaamd Halle
Die stopte de knallendste balie'
De tribune-meneeren
Kunnen d i t van hem leeren
't Is beter te d o e n dan te bralle'.
Het vergaan van de „Van der
Wyck".
Werktuigkundigen gehoord.
Op peilglazen was te zien, dat het schip
scheef lag.
BATAVIA, 3 Mei (Aneta). De Raad van
Scheepvaart heeft vandaag het onderzoek naai
de ramp van de „Van der Wijck" voortgezet.
Getuige Abdul, stoker op de „Van der Wijck",
verklaarde dat in den nacht van het ongeluk
na halféén nog de derde en de vijfde machi
nist een ronde hadden gemaakt in de machine
kamer. Op dat moment stond in de peilglazen
aan stuurboordzijde der ketels meer water dan
aan bakboord. Het schip lag dus al -eenigszins
scheef.
Getuige Eman, ladingsklerk, antwoordde op
de vraag, of het schip gemakkelijk scheef viel
Ja wel, echter alleen als het leeg was."
Getuige Gerdingh, passagier van de „Van
der Wijck", zeide dat z.i. het schip niet „rank"
was. Getuige zag het roode bakboordlicht tot
het laatste toe. Dat was even voor de „Van der
Wijck" onder water verdween. Het electrisch
licht brandde tot het laatste moment.
Den volgenden getuige, den hoofdwerktuig
kundige van de „Van der Wijck", den heer
Weyhenke, werd de vraag gesteld of hij niet
wat laat gewaarschuwd was, gezien den water
stand der peilglazen. Getuige gaf toe, dat hij
wel eerder gewaarschuwd had kunnen wor
den. Hij meende echter, dat de helling vrij
plotseling was ontstaan.
Een andere werktuigkundige van de „Van
der Wijck", verklaarde dat hij wacht liep van
acht tot twaalf uur. Bij het overgeven van de
wacht meldde hij „dat er niets bijzonders
was". Gedurende de geheele wacht was uit de
tank aan stuurboord circa tien ton olie ver
stookt, terwijl tevens uit de tank aan stuur
boord badwater was gepompt. Getuige heeft
zich echter niet gerealiseerd, dat de „Van der
Wijck" niet recht kwam.
De voorzitter van den Raad kwalificeerde
dit als „een beetje sloom". Overigens achtte
de voorzitter het bevreemdend, waarom niet
om tien uur de pomp is overgezet op de bak
boordtank, daar het gebruikelijk is om iedere
twee uur om beurten van stuurboord en van
bakboord te stoken.
De volgende zitting van den Raad zal plaats
hebben op 5 Mei.
MINISTER GELISSEN TE WARSCHAU.
WARSCHAU, 3 Mei (A.N.P.) Minister Ge-
lissen is hier aangekomen. In een onderhoud
met journalisten verklaarde hij, dat de
jaarmarkt te Poznan op hem en de andere
buitenlandsche bezoekers een diepen indruk
heeft gemaakt.
vervoerd. Na verbonden te zijn kon hij
Baar zijn woning terugkeeren.
NATIONALE OXFORD - BIJEENKOMST TE
UTRECHT.
Het programma van de nationale Oxford-
bijeenkomsten te Utrecht is voor Hemel
vaartsdag aldus samengesteld, dat drie groote
meetings worden gehouden resp. te 10.30 v.m.
en te 3 uur en 7.15 n.m. in de gebouwen der
Troentenveiling einde Croeselaan. Van het
Stationsplein af zal vervoergelegenheid be
staan en aldaar is rechts van den uitgang
van het station een informatiebureau inge
richt.
Sieyès, 1748-1836.
Behalve Mirabeau, aan wien wij de vorige
week een artikel wijdden, werd ook Sieyès
vertegenwoordiger van den derden stand in
de vergadering der Staten-Generaal, zonder
dat hij een man uit de burgerij was.
Mirabeau was een edelman, Sieyès een
geestelijke; Mirabeau en hartstochtelijke le
vensgenieter, Sieyès een rustige geleerde. Mi
rabeau doet denken aan een fel uitslaande,
maar* spoedig gebluschte brand, Sieyès aan
een lamp die slechts dooft door gebrek aan
olie. Mirabeau stierf, 42 jaar oud, toen de
Fransche revolutie nog maar juist was be
gonnen; toen Sieyès, 88 jaar oud, het hoofd
neerlegde was niet alleen de revolutie voorbij,
maar ook het tijdperk van Napoleon, ook de
regeering van Lodewijk XVm en die van
Karei X
Emmanuel-Joseph Sieyès was de zoon van
gegoede burgers uit Frèjus. In zijn kinderjaren
droomde hij van een militaire loopbaan: hij
wilde artillerie- of genie-officier worden.
Maar zijn zwakke gezondheid maakte hem on
geschikt voor het krijgsmansleven en zijn
ouders bestemden hem tot den geestelijken
stand. „Zij bestemden mij er niet toe, zij ver
oordeelden mij er toe", zei Sieyès later. Al
spoedig trok zijn bijzondere scherpzinnigheid
de aandacht van zijn leermeesters, maar hun
genegenheid voor den genialen leerling werd
niet vergroot door zijn streven naar geeste
lijke onafhankelijkheid. En inderdaad moet
men erkennen dat Sieyès voor een Katholiek
geestelijke wel wat uitzonderlijke denkbeelden
had.
Merkwaardig voor een man, die zoo'n be
langrijke plaats heeft ingenomen in de his
torie van zijn land, is zijn afkeer van ge
schiedenis: „Als men dat wat nu is wil gaan
beoordeelen naar dat wat vroeger geweest is.
dan wil men immers het bekende verklaren
uit het onbekende. Men moest liever het ver
leden uit het heden probeeren te verklaren:
maar dan zou men zien dat er van de „histo
rische waarheid" even weinig waar is als van
de zoogenaamde godsdienstige waarheid"
Vooral dat laatste is teekenend.
Sieyès moet een aantrekkelijke persoonlijk
heid zijn geweest, een in gezelschappen graag
geziene gast. Hij was een allergezelligste pra
ter en had een mooie stem. ietwat gesluierd j
in de conversatie, maar welluidend en ex- I
pressief wanneer hij zong. „Wat jammer toch
dat zoo'n alleraardigste man er plezier in
heeft zoo diepzinnig te zijn", heeft een van
zijn kennissen eens van hem gezegd. Een
vrouwelijke kennis natuurlijk.
Voor de revolutie telde de Katholieke Kerk
omstreeks 80.000 Fransche geestelijken. Zij
was niet alleen een rijk, maar ook een mach
tig lichaam, welks vermogen op omstreeks 17f
millioen wordt geschat. De Kerk bezat uitge
strekte domeinen die zij gedeeltelijk ver
pachtte. gedeeltelijk zelf beheerde. Vele abten
en bisschoppen uit dien tijd dankten hun po-
sitie minder aan de neiging zich te wijden aan1
een religieuze taak, dan aan hun adellijke ge
boorte. De Kerk was in vele opzichten bevoor
recht: haar dienaren hadden hun afzonder
lijke rechtspraak, genoten bij tal van be
noemingen de voorkeur en waren vrijgesteld
van de meeste belastingen. Maar de voordee-
len genoten alleen de hooggeplaatste geeste
lijken. Onder de lagere clerus heerschte vaak
de grootste armoede. Schandelijk laag gesa
larieerd leefden vele dorpspastoors te midden
van hun parochianen, de rampzalige, uitge
mergelde plattelandsbevolking. Het is dan ook
heelemaal niet te verwonderen dat velen van
hen afkeerig waren van een Regeering die
tallooze wantoestanden liet bestaan, van een
Hof dat van veel ellende de oorzaak was. In
den strijd voor verbetering vinden wij hen
aan de zijde van het volk, tenminste zoolang
4e Staat zich niet met de interne Kerkelijke
aangelegenheden bemoeit.
Sieyès behoorde niet tot den kring dezer
geestelijken. Niet de harde werkelijkheid, maai
de rustige studie en het gezond verstand heb
ben hem tot een aanhanger der nieuwe denk
beelden gemaakt. Zijn nuchtere kijk op de
dingen maakte dat hij zich bijvoorbeeld ver
zette tegen een indeeling der burgers naar
geboorte. Voor hem is slechts één indeeling
mogelijk, die naar het intellect. „Het hoofd
van een mensch is net een maag. Het wil ge
vuld worden; maar voor sommigen komt het
er niet op aan waarmee. Zoodra hun hoofd
maar vol is met onzin of met wijsheid
zijn ze tevreden". Zoo komt Sieyès tot de
overtuiging dat alleen een betrekkelijk kleine
groep, die der intellectueelen, de wereld kan
verbeteren.
In 1788 stond Frankrijk voor een staats
bankroet. Eén middel om het gevaar af te
wenden kon nog beproefd worden, maar het
was een gevaarlijk middel. Men kon de ver
tegenwoordigers der drie standen, adel, gees
telijkheid en derde stand, bijeenroepen tot een
Staten-Generaal en aan dit lichaam vragen
nieuwe belastingen uit te schrijven. Maar
deze „volksvertegenwoordiging" was sinds 1614,
dat is dus sinds honderd vijf en zeventig jaar
niet bijeen geweest. De menschen begrepen
dus van de verkiezingen slechts één ding:
wellicht zal men nu middelen gaan bedenken
om onze ellende te verzachten. De winter
van 1788 was lang en streng, de nood was hoog
gestegen. In sommige streken begonnen de
boeren al te plunderen. Hier en daar werden
kasteelen in brand gestoken. In Parijs kwam
het tot straatgevechten. De onmondige massa
wist niet hoe ze stemmen moest, ze wist van
niets. Wel verschenen er honderden pamflet
ten en brochures om de kiezers voor te lich
ten, maar die maakten de verwarring eigenlijk
nog grooter.
Toen greep ook Sieyès, die intusschen tot
vicaris-generaal was benoemd, naar de pen.
Zijn geschriftje droeg tot titel: Wat is de Der
de Stand? en begon met de pakkende zinsne
den:
Wat is de Derde Stand? Alles.
Wat is hij tot nu toe in de staatsorde
geweest? Niets.
Wat wil hij worden? Iets.
Wie de brochure van Sieyès thans leest, ver
wondert zich over het succes van dit ge
schriftje, want gemakkelijke kost is het niet.
Onze huidige verkiezingsblaadjes zijn heel
wat eenvoudiger. Ik denk dan ook, dat zij die
voorlichting zochten op het moeilijke politieke
terrein, de theoretische beschouwingen zullen
hebben gelaten voor wat ze waren, maar dat
ze begrepen hun stem te moeten geven aan
een man die schreef: „De Derde Stand is een
sterke, krachtige man, maar zijn armen zijn
nog geboeid. Hij zou alles kunnen, maar hij is
gekluisterd. Niets kan geschieden zonder
hem, maar alles zou oneindig beter gaan zon
der de beide andere standen".
Sieyès wordt gekozen en betreedt de verga
derzaal der Algemeene Staten. Al spoedig is
hij er een leidende figuur. En leiding had men
noodig, want de conflicten bleven niet uit, ja,
rezen zoo hoog dat Koning Lodewijk het noo
dig oordeelde in een officieele vergadering het
standpunt der Regeering nog eens door zijn
minister te laten uiteenzetten. De zaal die
voor deze „Koninklijke zitting" zou worden ge
bruikt, was de gewone plaats van samen
komst voor den Derden Stand. Toen nu de
afgevaardigden zich op 20 Juni 1789 als ge
woonlijk derwaarts wilden begeven vonden zij
er tal van werklui bezig de groote ruimte in
gereedheid te brengen voor de komst des Ko-
nings. Gewapende manschappen bewaakten
den ingang. De opzet was duidelijk: men
wilde den Derden Stand het beraadslagen on
mogelijk maken. Geprikkeld door die tegen
werking zocht men naar een andere plek om
overleg te plegen en vond die in een oude
kaatsbaan, sinds jaren niet meer gebruikt:
vier kale muren zonder eenig meubilair. Men
sleept een tafel en een stoel aan voor den
secretaris. De vergadering wordt geopend. Me
de onder invloed van Sieyès hebben de afge
vaardigden op dienzelfden dag een eed af
gelegd bekend als de eed in de kaatsbaan
dat zij niet uiteen zouden gaan voor zij aan
Frankrijk een grondwet hadden gegeven. Dat
was een revolutionnaire daad van het zuiver
ste water en de eedgenooten hebben dat, ter
wijl zij onder luid gejuich de handen opsta
ken en de gelofte aflegden, ook heel goed be
grepen. Zij begonnen de revolutie, maar de
revolutie heeft hen meegesleurd.
Sieyès werkte in den tijd die nu volgde aan
een geschrift, bekend als „De rechten van
den mensch en van den burger", waarin de
grondslagen van iedere moderne grondwet zijn
neergelegd. Maar intusschen greep de revo
lutie om zich heen: straatgevechten, plunde
ringen, molestaties. „Zij willen vrij zijn, maar
ze kunnen nog niet eens rechtvaardig zijn",
zei Sieyès bitter. Rechtvaardigheid is zijn
ideaal, rechtvaardigheid al is ze hard en
wreed. Als enkele jaren later Lodewijk XVI
voor de volksvertegenwoordiging wordt ge
daagd, beschuldigd van landverraad, eischt
ook Sieyès dat 's Konings hoofd onder de
guillotine zal vallen.
Alle volksvertegenwoordigers beklimmen
beurtelings de katheder, spreken hun oordeel
uit en motiveeren het, sommigen met lange
redevoeringen, anderen met enkele woorden.
Sieyès vertoeft nauwelijks eenige seconden op
het gestoelte. „La mort sans phrase", zegt hij
en klimt af. Hier vond dus een overbekende
uitdrukking haar oorsprong.
Maar weldra verlaat de revolutie het pad
der rechtvaardigheid en Sieyès trekt zich te
rug. In de periode van het Schrikbewind
wordt zijn naam niet genoemd. Toen men
hem later vroeg, wat hij in dien tijd had uit
gevoerd, zei hij glimlachend: „J'ai vécu" teen
onvertaalbaar woordspel: j'ai vécu beteekent
n.l. zoowel: ik heb de menschen leeren ken
nen, als: ik ben aan den dood ontsnapt).
Weldra echter neemt Sieyès weer een be
langrijke plaats in. In 1795 zien wij hem als
afgevaardigde van Frankrijk in Den Haag,
waar de vrede met de „Bataafsche Republiek"
werd gesloten, daarna nam hij opnieuw zit
ting in de volksvertegenwoordiging en zelfs
in het Uitvoerend Bewind van vijf Directeu
ren.
Dan begint een nieuwe ster te rijzen, die van
Napoleon. Aanvankelijk generaal in dienst der
Republiek, werpt hij zich in 1799 op als haar
hoofd. Sieyès sluit zich bij hem aan. Waar
om? Het is niet geheel duidelijk. Wel is be
kend dat de onvermoeide werker een geheel
nieuwe staatsregeling had ontworpen en wel
licht heeft hij gehoopt dat Bonaparte die zou
invoeren. Maar zijn menschenkennis was toch
groot genoeg om in te zien dat zijn invloed
naast een eerzuchtig man als Napoleon nooit
groot zou zijn. En zoo is het ook geweest.
Gunstbewijzen in overvloed. De orde van het
Legioen van Eer zelfs. Maar van macht geen
ABBé SlEYèS.
In 1815 wordt Napoleon naar St. Helena
verbannen en het oude Koningsgeslacht der
Bourbons wordt op den troon hersteld. Het
was Lodewijk XVIII, een broer van den ont
hoofden Lodewijk XVI, die nu over Frankrijk
ging regeeren. Voor Sieyès was toen geen
plaats meer. Hij behoorde immers tot hen die
den vorigen koning ter dood hadden veroor
deeld, hij was een „Koningsmoordenaar".
Sieyès werd verbannen en leefde geheel te
ruggetrokken van de wereld temidden van zijn
boeken in Brussel. Pas na 1830, toen de Bour
bons geheel van het tooneel verdwenen wa-
>:en, kon hij terugkeeren, maar de grijsaard
heeft zich verder met het politieke leven niet
ingelaten. In 1836 stierf hij.
Vreemd en in sommige opzichten onopge
helderd is het leven van dezen scherpzinnigen
Abbé. Actief heeft hij deelgenomen aan den
strijd voor een rechtvaardiger maatschappij
en tenslotte werd hij een aanhanger van den
grootsten militairen dictator, dien de wereld
ooit heeft gekend. Zijn naam is niet zeer be
kend gebleven, maar de mensch van dezen tijd
behoort den ijveraar voor vrijheid van gods
dienst, vrijheid van drukpers, gelijkheid van
allen voor de wet, dankbaar te zijn.
P. H. SCHRÖDER.
ONDERSCHEIDINGEN VAN HET ROODE
KRUIS.
Ter gelegenheid van den verjaardag van
K. H. Prinses Juliana der Nederlanden,
voorzitster van het Nederlandsche Roode
ruis zijn een aantal Roode Kruis-onder
heidingen verleend:
Het kruis van verdienste ontving de heer
F. H. de Graaf te Overveen.
De medaille van verdienste in zilver: J. Ph.
Mok, te Haarlem (bij bevordering) en J.
van der Vecht te Haarlem.